Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het mogelijke kwaliteitsverlies in de opleiding Geneeskunde
Verslag
Ik geef even mee dat dit vragen om uitleg zijn die uitgesteld zijn, maar die waren ingediend nog voor de begroting ingediend was. Daarom staan die hier toch op de agenda.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, op 12 oktober publiceerde het Vlaams Geneeskundig StudentenOverleg (VGSO) een persbericht met een aantal bedenkingen over de impact van de verhoging van de instroomquota in de geneeskundeopleiding, naar aanleiding van het besluit van de Vlaamse Regering waarin definitief beslist werd om het startquotum voor de bacheloropleiding in de geneeskunde in 2023-2024 verder op te trekken naar 1600. Die optrekking was ook broodnodig gezien het nijpende huidige en toekomstige artsentekort in Vlaanderen.
De plotse verhoging van een driehonderdtal opleidingsplaatsen zorgt volgens VGSO voor heel wat extra druk op de organisatie van praktijklessen, interactief onderwijs, colleges en zelfs examens. VGSO maakt zich dan ook zorgen om het behoud van de kwaliteit van de opleiding. Zij horen van heel wat geneeskundestudenten dat ze bezorgd zijn en zich afvragen of hun opleiding niet zal inboeten aan kwaliteit als gevolg van de verhoogde instroom van nieuwe studenten.
De Vlaamse Regering maakte na lang onderhandelen 15 miljoen euro vrij als eenmalig overgangsbudget en ze kondigde ook aan dat ze in de schoot van de Septemberverklaring 10 miljoen euro aan recurrente middelen zal investeren in de geneeskundeopleidingen, dit om de artsenopleidingen structureel te versterken.
Maar volgens VGSO zijn er bij de start van het academiejaar in verschillende instellingen al duidelijk gebreken te merken die het gevolg zijn van die verhoogde instroom en de geringe voorbereiding op die meerinstroom. Zo moeten studenten van de eerste bachelor Geneeskunde aan de Universiteit Gent (UGent) minstens een dag per week van thuis uit lessen volgen, omdat er te weinig plaats is voor iedereen tegelijk in het auditorium.
Ministers, hoe evalueert u de bedenkingen en de bezorgdheden van VGSO?
Bent u al in overleg gegaan met VGSO?
Bent u inzake deze problematiek al in overleg gegaan met de geneeskundefaculteiten van onze universiteiten?
In hoeverre hebben de vrij laattijdige eindbeslissing om het quotum voor geneeskunde alsnog op te trekken naar 1600 en de lange onduidelijkheid over de middelen die daar tegenover stonden er mogelijk voor gezorgd dat de geneeskundeopleidingen onvoldoende tijd en/of duidelijkheid hadden om zich adequaat en kwaliteitsvol voor te bereiden op dat extra meeraantal aan startende geneeskundestudenten? Is dat volgens u een mogelijke verklaring voor de bemerkingen zoals geuit door VGSO?
Minister, u hebt zowel eenmalige als recurrente budgetten vrijgemaakt. Hoe zult u er verder voor zorgen dat de kwaliteit van de geneeskundige opleidingen niet beïnvloed zal worden door de verhoging van de kwantiteit? Zal de regering bijvoorbeeld laten controleren of de extra middelen op een kwaliteitsvolle manier worden aangewend en verder op lange termijn bekeken voldoende zijn geweest om die meerinstroom kwaliteitsvol op te vangen?
Hebt u ondertussen ook al zicht of er voldoende extra stageplekken zullen gevonden worden voor dat meeraantal aan geneeskundestudenten?
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter en collega Slagmulder, eerst en vooral dank u wel voor de flexibiliteit en het uitstellen van de vraag.
Collega Slagmulder heeft het inderdaad al goed toegelicht. Ik denk dat we in Vlaanderen vorig jaar de meer dan logische beslissing genomen hebben om het heft wat het artsenquota betreft in eigen handen te nemen en ons niet langer afhankelijk te stellen van de federale overheid. We hebben de juiste beslissing genomen om de instroomquota te verhogen, zodat er in het academiejaar 2023-2024 maar liefst 1598 studenten startten. Dat zijn er 321 meer dan vorig jaar.
De onderwijskwaliteit is van in het begin eigenlijk al een zorg van de universiteiten, en terecht. Daarom is er ook een jaarlijkse structurele verhoging beloofd van 10 miljoen euro extra in artsenopleidingen en een eenmalige investering van 15 miljoen euro.
Nu was het wat contradictorisch dat het Vlaamse Geneeskundige StudentenOverleg alsook de universiteiten aan de alarmbel trokken want zij vrezen, aldus de brief, voor kwaliteitsverlies. Ze geven aan dat er te weinig grote auditoria beschikbaar zijn om de hoge instroom de baas te kunnen. Ze geven aan dat de werkdruk bij het personeel groeit. VGSO geeft aan dat de belasting zich vooral uit op het vlak van praktijkuren, administratie, infrastructuur en evaluatiemomenten en dat dat ook de reden kan zijn voor kwaliteitsverlies. De voorbeelden uit de UGent werden al aangehaald: een dag afstandsonderwijs voor nieuwe studenten en het aantal evaluatiemomenten werd ingekrompen.
Minister, hebt u zicht op de effecten van de grotere groep studenten bij de start van het academiejaar?
Geven de instellingen aan dat er lokalenproblemen zijn?
Hebt u weet van het invoeren van meer afstandsonderwijs of andere maatregelen?
Hebt u al overleg gehad met VGSO, de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en/of de faculteiten?
Is er overleg geweest met de onderwijsinstellingen zelf? En wat leert u daaruit?
Hoe zult u ook de verdeling van de extra middelen aanpakken, zowel de eenmalige als de structurele investeringen? Op welke manier zult u dat bedrag objectiveren? Voorziet u ook een evaluatie van het toegekende bedrag?
Hoe zult u de instellingen en de studentenvoorzieningen (stuvo’s) blijvend ondersteunen om kwaliteitsverlies te voorkomen door de gegroeide groep studenten?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we zonet wat bakens hebben verzet met de stemming over het decreet rond grensoverschrijdend gedrag, maar ook in dit dossier hebben we de afgelopen jaren toch ongelooflijke bakens verzet. Sinds 1996 boksten we op tegen een federaal opgelegd quotum dat enkel door Vlaanderen werd gerespecteerd en niet door onze Franstalige vrienden.
Wel, we hebben eindelijk komaf kunnen maken met die situatie, in die zin dat we erin geslaagd zijn om onze eigen weg te gaan en dat we een paradigmashift tot stand hebben gebracht waarbij we zelf onderbouwd en verantwoordelijk de quota bepalen.
We hebben een eigen Vlaamse Planningscommissie in het leven geroepen en we hebben eigen subquota aangeduid die echt nodig waren.
Recent heeft minister Vandenbroucke eindelijk te kennen gegeven dat hij bereid is om ook de ruwe data met Vlaanderen te delen, zodat we gefundeerd onze eigen planning en planningswerkzaamheden op punt kunnen zetten. Zo kunnen we nog veel meer een behoefteanalyse maken en op grond daarvan het quotum vastleggen.
Dat heeft ertoe geleid dat we, in vergelijking met het afgelopen jaar, een toename hebben van 25 procent bij het aantal startende artsen. Ik vergelijk even met de periode waarin ik gestart ben: voor het academiejaar 2018 was het 1102 voor de artsen, vandaag zitten we inderdaad op 1600. Dat is plus 45 procent. Voor de artsen is het zelfs plus 61 procent. Dat zijn ongelooflijke stappen vooruit.
En ja, aangezien we willen dat de onderwijskwaliteit wordt geborgd, brengt dat wel wat uitdagingen met zich mee. Net daarom hebben we zowel eenmalige middelen toegekend, 15 miljoen euro, als ook recurrent 10 miljoen euro, wat toch ruim moet volstaan om de extra noden te lenigen.
VGSO was op het moment van hun communicatie en het lanceren van hun persbericht niet op de hoogte van de toekenning van die 10 miljoen euro recurrente extra middelen. Achteraf pas heeft men daar kennis van gekregen via mijn kabinet.
In ons Vlaamse hoger onderwijs, en ik denk dat dat vrij uniek is in de wereld, kunnen studenten vrij kiezen in welke universiteit ze zich inschrijven. De instellingen kunnen geen inschrijvingsstop invoeren, dat kan niet. Het zijn de studenten zelf die kiezen waar ze hun opleiding gaan volgen. Wij kunnen een quotum vastleggen, maar dat is Vlaanderenbreed, niet per instelling. Ik weet ook niet of er pleidooien zijn in die richting. Wij leggen het quotum vast en vervolgens kiezen studenten zelf tot welke instelling ze zich zullen richten. Dit academiejaar blijkt de Universiteit Gent heel populair bij de studenten geneeskunde.
In het begin van het academiejaar heeft men daar alles in het werk gesteld om meer opleidingscapaciteit te voorzien. De decaan liet mij weten dat men inderdaad een beetje gepuzzeld heeft, maar dat men het kan bolwerken, dat het goed verloopt. Ook bij de KU Leuven en de andere universiteiten zeggen ze dat ze een kwaliteitsvol aanbod kunnen garanderen, allemaal.
Er stelt zich dus geen Vlaanderenbreed probleem. Aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB), de Universiteit Antwerpen (UAntwerpen) en de Universiteit Hasselt (UHasselt) zijn er zelfs nog plaatsen vrij voor studenten.
Ik geef ook nog graag mee dat we bij de verhoging van de startquota opnieuw verantwoordelijkheid aan de dag leggen. We doen dat niet zo kwansuis, we doen dat in overleg met en na advies van de Vlaamse Planningscommissie waarin ook de Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding (VASO) vertegenwoordigd is.
We gaan ook altijd in overleg met de decanen – ik doe dat ook zelf – en zij lieten ons weten dat de bijkomende middelen voldoende zijn om de huidige en de toekomstige groei aan studenten op te vangen en even kwaliteitsvol onderwijs te voorzien, inclusief de stages, ook al is dat pas voor later.
Uiteraard zullen we dit verder opvolgen in overleg met de universiteiten en de studenten. Bovendien heeft men een onderlinge overeenstemming bereikt over de verdeling van die middelen tussen de instellingen. Daarbij is men uitgegaan van een sokkel van 10 procent van het budget en een verdeling op grond van het aantal studenten voor de resterende 90 procent van het budget.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Met mijn vraag om uitleg wou ik nogmaals wijzen op het feit dat er toch wel wat bezorgdheden zijn op het vlak van het behoud van de kwaliteit van de opleiding Geneeskunde. Dat kwam ook al aan bod in de plenaire vergadering en dat persbericht uit september toont dat ook aan. Er zijn bezorgdheden en problemen en in de praktijk zijn die er al. Zo zijn er bijvoorbeeld die zogenaamde stationsproeven waar geneeskundestudenten getoetst worden op hun klinische vaardigheden en competenties. Daarover heb ik vernomen dat er al minder geëvalueerd zou worden: er zijn nog slecht drie in plaats van vijf stations in bepaalde universiteiten. Dat is misschien toch al een teken dat er aan kwaliteit zou kunnen worden ingeboet. Zo zijn er ook signalen waaruit blijkt dat vooral de anatomiezalen tegen hun grenzen aanbotsen. De universiteiten zullen dit academiejaar creatief moeten omspringen met hun infrastructuur. De vraag die zich hier dan stelt, is: wat met de komende academiejaren? Hoelang is dat eigenlijk allemaal houdbaar?
Ik heb nog een bijkomende vraag, minister. Nu er een verhoogde instroom is, zal dat finaal ook een verhoging teweegbrengen in de subquota? Mij lijkt het alleszins logisch van wel, maar de vraag is of er ook iets zal worden gewijzigd aan de verhoudingen tussen bepaalde specialisaties.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. U hebt gezegd dat er deze legislatuur bakens zijn verzet. Ik zeg het niet zo veel, maar ik denk dat u zich wel wat sterker mag uitdrukken. Ik denk dat het zelfs historisch is, wat deze legislatuur is gebeurd. Vlaanderen krijgt door de maatregelen van deze regering nu eindelijk wat het verdient. Het geeft de Vlaming ook wat het nodig heeft – voldoende artsen – maar zonder dat blind te doen, met onderbouwing, en het vooral ook allemaal in redelijkheid te doen. Ik heb begrepen uit uw antwoord dat er eigenlijk vooral wat verwarring en miscommunicatie was, dat de Septemberverklaring nog niet doorgedrongen was tot bij die organisatie. Voor mij is dat een voldoende antwoord, dank u wel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik heb hier in het verleden namens onze fractie al heel wat vragen over de artsenquota gesteld. Maar ik erken wat mijn voorgangers – met dokter Louis Ide en zeker ook Ben Weyts, dacht ik, in het verleden in de Kamer en ook heel wat andere collega’s daar – zeggen over de manke verhouding in het kader van de artsen tussen Vlaanderen en Wallonië. Ik kan het niet genoeg herhalen: ik denk dat wij in Vlaanderen al meer dan twintig jaar onze verantwoordelijkheid nemen daarin. Eindelijk, met deze Vlaamse Regering en met deze minister, hebben we gesteld dat wij nu echt gaan werken aan de noden die Vlaanderen kent op het vlak van artsen en tandartsen. Dat gaan we doen op een onderbouwde, beredeneerde manier door het contingent op te trekken. Niet blind, niet laissez-passer, ook niet zoals men in Wallonië doet waar alles en iedereen dat krijgt, neen: gericht, opgebouwd en in overleg. Dat heeft nu geleid – zeer goed – tot een grotere instroom artsen en tandartsen.
Ik onderken met onze fractie absoluut dat dat voor de instellingen hoger onderwijs een uitdaging is. Ik denk dat we daar niet flauw over moeten doen. Die komen erbij, dat is een uitdaging. Ja, toen dat budget als eenmalig was gecommuniceerd, begrijp ik de instellingen hoger onderwijs als ze zeggen dat dat er maar één keer komt, terwijl de studenten blijven. Meer zelfs, dat is opgetrokken en die schuiven door. Vandaar dat ik aansluit bij wat collega Warnez zegt. Het is goed, minister, dat u er bij de begrotingsopmaak voor gekozen hebt om structureel een stevige injectie – gericht, geoormerkt – voor die opleidingen Geneeskunde te voorzien.
Ik wil langs deze weg zowel de opleidingen, de decanen, maar ook de opleiders en iedereen die erbij betrokken is, minister, maar ook de artsen-specialisten in opleiding danken om hun inzet om dit waar te maken. Want ja, wij beseffen dat dat niet een-twee-drie geregeld is. Ja, er moeten wellicht nog bijsturingen gebeuren, maar ik geloof ook wel dat zij kwalitatief kunnen werken. Het is niet zo dat een opleiding Geneeskunde een opleiding is van één jaar. Men heeft zes jaar om eventueel nog met zaken te schuiven in opleidingsonderdelen, als er bij de opstart zaken niet volledig gegeven zouden zijn volgens wat men zelf gewild zou hebben. We denken dus dat daar de juiste maatregelen genomen zijn.
De heer Danen heeft het woord.
Ook onze fractie vindt het een goede zaak dat de quota opgetrokken zijn. Minister, ik heb de ins en outs niet op dezelfde manier meegemaakt als u, ik denk dat niemand daar zo over kan meespreken als u en misschien enkele medewerkers. Ik betreur toch dat dit op een heel erg gepolariseerde, conflictueuze, op-de-borstkas-kloppende manier gebeurd is. Kan het in de toekomst misschien wat harmonieuzer verlopen? Of hanteert u het conflict als model om binnen te halen wat u hebt binnengehaald?
Ik heb ook een vraag over de toegekende middelen. Er is inderdaad eenmalig 15 miljoen euro toegekend en recurrent 10 miljoen euro. Zijn die middelen geoormerkt? Of mogen de universiteiten die middelen aanwenden zoals ze dat zelf wenselijk achten?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat we niet tot deze realisaties zijn gekomen door rond het kampvuur met de gitaar Kumbaya te zingen. Het ging soms gepaard met felle discussies tot op het niveau van het Overlegcomité, waarop ik ook een en ander aanhangig heb gemaakt. Maar het resultaat mag er wezen. Voordien, de afgelopen 27 jaar, heeft men inderdaad altijd getracht consensueel de flinkste leerling van de klas te zijn, met alle gevolgen van dien. Nu zijn we wel gekomen, zij het met wat horten en stoten, tot een resultaat dat gezien mag worden. Uiteindelijk krijgen de Vlamingen binnenkort datgene waar ze recht op hebben, namelijk meer artsen en meer tandartsen. Die moeten de opleiding evenwel nog vervolmaken, dus dat zal nog wel even duren.
We hebben daarvoor extra middelen toegekend: eenmalig 15 miljoen euro en recurrent 10 miljoen euro voor een zeshonderdtal extra studenten. Omgerekend is dat per student best veel. Men erkent ook dat dat wel dekkend is voor de extra investeringen die moeten gebeuren.
Zoals ik zonet gezegd heb, leggen we dat quotum vast voor heel Vlaanderen, maar vervolgens kiezen de studenten zelf hun universiteit. De universiteiten moeten dus afwachten hoeveel extra studenten zich aanmelden. Pas daarna kan men desgevallend schakelen, al is men natuurlijk wel voorbereid en houdt men rekening met het aandeel van het verleden. Op grond daarvan zorgt men voor extra capaciteit, maar er kunnen zich altijd verrassingen voordoen. Nu bleek bijvoorbeeld de Universiteit Gent wat populairder te zijn. Ik geef even de percentages mee, want die verschillen enorm. In vergelijking met het academiejaar 2022 is er in het academiejaar 2023 aan de Vrije Universiteit Brussel een stijging met 103 procent, bij de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven met 17 procent, bij de Universiteit Gent met 18 procent en de Universiteit Hasselt met 89 procent. Die stijgingen verlopen dus vrij ongelijk. In dezen was dat natuurlijk niet zo eenvoudig te voorspellen. Voor de VUB is er een stijging met 61 tot 120 studenten, bij de Universiteit Gent gaat het om meer dan vijfhonderd studenten. Die percentages vertekenen het relaas dus misschien een beetje.
Ik denk dus dat we goede beslissingen genomen hebben. Dra gaan we nieuwe quota en subquota vastleggen. We zijn daarover in overleg met de Vlaamse Planningscommissie. Normalerwijze gebeurt dat altijd in december. Dit jaar zullen we ongeveer hetzelfde tijdschema gebruiken.
De middelen zijn toegekend met de doelstelling om ze daaraan te spenderen. Ze zijn niet formeel geoormerkt, maar wel op grond van een afspraak die we gemaakt hebben.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik vind het zeker goed dat er dit academiejaar meer geneeskundestudenten kunnen starten, maar er moet natuurlijk ook gegarandeerd kunnen worden dat al die toekomstige artsen over de nodige klinische vaardigheden en competenties beschikken. De kwaliteit moet gegarandeerd blijven. Dat zullen wij met onze fractie alleszins blijven opvolgen.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil nog kort reageren op de eerste opmerking van collega Danen over het conflictueuze karakter. Mijn eigen praktijkervaring – die voor alle duidelijkheid maar vier jaar lang is – leert dat ik er ook enkele keren op moeten wijzen heb bij mijn federale partijgenoten – ministers en parlementsleden – dat dit nodig is. Mochten we niet heel hard op de nagel geklopt hebben, mochten we niet vanuit de Vlaamse Regering een serieus statement gemaakt hebben, dan was er echt niets gebeurd. Ik vind dat geen borstklopperij. Het was echt nodig om duidelijk te maken waar de grens ligt. Ik denk dat dat nu gebeurd is en dat dat een heel belangrijk en noodzakelijk statement was.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.