Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, een heel belangrijk project van deze legislatuur is het zogenoemde crossmediaal meetsysteem, zodat alle mediagebruik op alle verschillende mediaplatformen kan worden gemeten. Daardoor kan in kaart gebracht worden hoe mediagebruikers doorheen de dag verschillende mediaplatformen – dus crossmediaal, door elkaar – en mediamerken gebruiken om zodoende een totaalbeeld te krijgen van het mediagebruik. De data die op die manier verzameld worden, kunnen worden gebruikt om de media-ervaringen, inclusief advertenties natuurlijk, van de consument te verbeteren. De ontwikkeling van dit nieuwe meetsysteem werd opgenomen in het Vlaamse relanceplan, waarvoor we u nog altijd dankbaar zijn, omdat u daar ook middelen aan wilt geven. Er werd inderdaad 4 miljoen euro voorzien om dat project op te starten. Omdat die overheidssteun er is, moest het project worden aangemeld bij de Europese instanties, maar die hebben – gelukkig maar – onlangs groen licht gegeven. Ik wilde een paar vragen stellen rond de stand van zaken.
Wat is nu de volgende stap in de uitrol van het project van het crossmediaal meetsysteem, nu de Europese Commissie eindelijk haar goedkeuring heeft gegeven?
Wanneer zou dat systeem dan ooit operationeel kunnen zijn? We moeten natuurlijk nog iets uitvinden, maar hebt u een idee wanneer het operationeel zou kunnen zijn?
En dan heb ik nog een extra vraagje. In Nederland zullen kijkcijfers voortaan met een week vertraging pas gepubliceerd worden, in een poging om zo de nieuwe kijkgewoontes – met het uitgesteld kijken – mee te kunnen vatten in de kijkcijfertabellen. Is ook dat aspect meegenomen in de gesprekken over het nieuwe meetsysteem?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag, mevrouw Brouwers. U weet dat dat crossmediaal meetsysteem voor mij een bijzonder belangrijk project is. Ten eerste, meten is weten. Het is zeer relevant om te weten op welke manier er mediagebruik is en hoe dat geldt voor de verschillende programma’s en uitzendingen. Ten tweede is dat ook voor marketeers bijzonder belangrijk om te weten en daar beter inzicht in te krijgen. Last but not least is dat ook voor de verschillende mediaspelers bepalend om hun strategie vast te leggen. Denk bijvoorbeeld aan de regionale omroepen, die steeds meer evolueren – dat is ook de bedoeling – van een televisieomroep naar een mediabedrijf. Daarbij zijn zij door het huidige systeem van meting en de vergoeding door de distributie- en telecomsector eigenlijk benadeeld, wanneer zij meer naar het digitale gaan. Dat is ook een van de redenen waarom wij die crossmediale meting belangrijk vinden, omdat dat op termijn ook kan betekenen dat men ook gevaloriseerd wordt voor het digitaal lezen en kijken.
Ik heb vastgesteld dat zij die bezig zijn met media in de Europese Commissie zeer opgetogen waren met ons relanceprogramma rond media. Er zijn de verschillende aspecten, en er is ook het element dat men vanuit de media-experten in Europa erkent dat dit de weg te gaan is. Je merkt ook dat er niet zoveel landen in Europa zijn die een uitgebreid relanceprogramma hebben rond media. Dus zij waren daar eigenlijk opgetogen over. Ik heb moeten vaststellen dat de andere mensen bij de Europese Commissie, namelijk deze die bezig zijn met competitie en staatssteun, minder urgentie hebben gegeven aan het behandelen van onze vragen, want het is pas op 8 augustus geweest dat wij eindelijk formele goedkeuring hebben gekregen en dat ons systeem doorgang kan vinden op het vlak van overheidssteun. Dat is eigenlijk wel te betreuren, vind ik. Wij hebben een urgent relanceprogramma vanuit Vlaanderen, alle experten zeggen dat het fantastisch is, en dan moet je jaren wachten vooraleer je de clearance krijgt vanuit de Europese Commissie. Ik betreur dat, ik vind dat jammer, ik denk dat ze beter met elkaar zouden moeten schrijven. Maar dat is een parenthese, dat is uiteindelijk niet in mijn macht om dat vandaag te veranderen.
Maar het toont wel aan dat het nu eindelijk is goedgekeurd en dat het project zowel inhoudelijk als financieel goed in elkaar zit en een grote meerwaarde zal betekenen voor het hele Vlaamse media-ecosysteem. Zodra Europa groen licht gaf, is het dossier verder klaargemaakt om het definitief ter goedkeuring voor te leggen aan de Vlaamse Regering. Het consortium is intussen officieel opgericht, het positief advies van de Inspectie van Financiën (IF) is binnen. Het is nu nog wachten op begrotingsadvies, waarna het dossier in november op de regering zal komen. Na goedkeuring door de Vlaamse Regering zal ik een kick-offmeeting organiseren met het projectteam en de betrokken actoren, die natuurlijk al lang aan het voorbereiden zijn om van start te gaan.
Ik verwacht dat het consortium in december de bouw van het panel zal gunnen, waarna vanaf januari 2024 een periode volgt van opbouw van het panel, testing en controles.
Die periode zal tot twaalf maanden duren. De rapportering van de eerste resultaten wordt verwacht vanaf januari 2025. Daarmee zal het systeem dan ook effectief in productie kunnen gaan. Het kan nu dus relatief snel gaan. We hebben jammer genoeg wat tijd verloren door het uitblijven van een Europese goedkeuring, maar nu zullen we wel snel vooruitgaan.
Wat uw laatste vraag betreft: de kijkcijfermeting, bij ons uitgevoerd door het Centrum voor Informatie over de Media (CIM), omvat vandaag al het uitgesteld kijken: tot zeven dagen na een uitzending worden de cijfers bijgewerkt. Het uitgesteld kijken wordt dus dagelijks gerapporteerd en elke dag toegevoegd aan de kijkcijfers van de specifieke programma’s. Anders dan in Nederland, worden deze cijfers bij ons ook dagelijks publiek gemaakt. Zo krijgt de top twintig van meest bekeken programma’s automatisch een update op de website van het CIM.
Maar om concreet op uw vraag te antwoorden: ja, het meten van uitgesteld kijken en luisteren zit inderdaad ook vervat in de scope van het crossmediaal meetsysteem.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Wij betreuren samen met u dat het zo lang heeft geduurd voordat we een positieve reactie kregen van Europa. Uiteindelijk leeft de vraag hier al van in de vorige legislatuur. Wij hebben minister Gatz nog bestookt met die vraag, op vraag van vooral de regionale omroepen, die inderdaad benadeeld worden als er te veel digitaal gekeken wordt. Dat gaat natuurlijk totaal in tegen de evolutie.
We steunen dit zeker. We zijn blij dat dit er eindelijk zal komen. Maar ik moet wel toegeven dat ik nog een beetje teleurgesteld ben. Misschien moet u nog eens herhalen wat het precies is. In januari zal het panel gegund worden, en zal men toch al kunnen proefdraaien of beginnen te werken. En de definitieve start komt pas in januari 2025. Dat is nog eens een jaar. Heb ik dat juist begrepen? Waarom moet dat nog eens een jaar duren? We hebben al zoveel tijd verloren. Ja, als het zo is, is het zo.
Ik ben geen technicus, met alle respect voor mensen die zoiets totaal nieuws moeten uitwerken. Het bestaat inderdaad nergens in Europa, anders hadden we het al lang gebruikt. Het is een compleet nieuw, innovatief systeem dat men zal uitwerken, waar Vlaanderen zijn reputatie als innovatieve regio hopelijk ook alle eer zal aandoen. Maar wat is eventueel de technische reden waarom het nog eens een jaar zal duren?
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Uiteraard, minister, zijn we zeer opgetogen dat Europa, de Europese Commissie, eindelijk groen licht heeft gegeven voor dit systeem. Dat is heel goed nieuws. Maar we hebben daar twee vragen bij. De regionale omroepen vallen wel onder een ‘must-carryprincipe’ voor kabeldienstverleners, maar niet voor internetaanbieders. Maar we zien dus een verschuiving van klassieke kabel naar internet, en we weten dat Europa zegt dat ‘must-carry’ geldt wanneer een significant deel eindgebruikers ontvangt via het ene of het andere medium.
Dan stel ik me de vraag: wat is significant? Dat is natuurlijk een heel rekbaar begrip, en ‘must-carry’ is misschien vanuit marktopzicht minder interessant voor dienstverleners. Dat zou mensen in de verleiding kunnen brengen om in te zetten op zoveel mogelijk middelen, zodat geen enkel middel significant is, en ‘must-carry’ dus gewoon vervalt. Wat is volgens u de horizon waartegen een omroep voornamelijk via een internetaanbieder tot bij de eindgebruiker komt?
Ik heb nog een tweede vraag. Binnen het consortium zien we vooral veel grote spelers. De regionale omroepen zijn eerder de kleine broertjes en zusjes, zoals u daarnet al aanhaalde. Maar daaronder zitten nog heel wat spelers: lokale radiozenders, maar ook influencers, die soms op verschillende sociale media actief zijn. De vraag is: is het op termijn ook mogelijk om het meetsysteem ook naar hen uit te breiden, om het voor hen ter beschikking te stellen?
De heer Slootmans heeft het woord.
Dank voor de zeer belangrijke vraag, mevrouw Brouwers. Het is inderdaad positief dat er nu eindelijk groen licht is vanuit Europa. De advertentiemarkten en de regionale zenders vragen hier al zeer lang om, om evidente redenen. Ik was iets te laat. Ik heb begrepen dat men zal testdraaien in 2025. Maar ik heb geen concreet antwoord gehoord op de tweede vraag van mevrouw Brouwers: wanneer zal dit nu eindelijk operationeel zijn?
Minister Dalle heeft het woord.
Wat de timing betreft, heb ik gezegd dat er in december in principe een gunning komt van het panel en dan heb je heel het jaar 2024 om een aantal technische controles te doen en een aantal zaken toe te passen. Als u wilt, ik heb hier een paginalange opsomming van alles wat moet gebeuren dat jaar. Ik ben er technisch ook geen expert in, maar ik stel wel vast dat dat redelijk omvangrijk is. Ik vermoed dat dat de snelste manier is om het te doen, en dat dat wel nodig is. We hebben uiteindelijk nu toch al twee jaar, ongeveer, gewacht op Europese clearing. Inderdaad, tussen de start en de effectieve rapportering duurt het een jaar, maar dat betekent natuurlijk niet dat er gedurende dat jaar geen output zal zijn. Men zal beginnen te werken, er zullen ongetwijfeld ook al momenten zijn om een stand van zaken te geven. Als u wilt, kan ik zeker de gedetailleerde planning ter beschikking stellen van het commissiesecretariaat, dat is geen probleem. Dat geeft ook aan wat er allemaal moet gebeuren. Men zit niet zomaar een aantal maanden te dralen of zo.
Wat de vragen betreft van collega Van Werde, weet ik niet of ik alles goed heb begrepen. De Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) heeft dat bepaald. Nieuwe netwerken worden bepaald door de Vlaamse Regering op advies van de Vlaamse Regulator voor de Media. In overleg met de netwerken en dienstverleners werkte de Vlaamse regulator in 2009 een rapporteringsmodel uit, dat als input moet dienen om advies uit te brengen. Er werd toen beslist om het aantal eindgebruikers te relateren aan het aantal huishoudens in hun dekkingszone. Sommige huishoudens zijn geabonneerd op verschillende platformen. Zo worden dubbeltellingen vermeden. Op basis van een vorige beslissing van de VRM en richtsnoeren van de Europese Commissie heeft de VRM beslist om 25 procent als marge te hanteren om uit te maken welke netwerken voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om omroepprogramma’s te ontvangen. Het is dus wel degelijk de Vlaamse Regering die dat vastlegt, niet de VRM.
Op 21 mei 2019 heeft de Vlaamse Regering van de VRM het volgende advies ontvangen: de VRM adviseert de Vlaamse Regering de netwerken van Telenet en Nethys te beschouwen als netwerken die voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om omroepprogramma’s te ontvangen. Dat advies is ook gebaseerd op een gedetailleerde tabel.
Dat zijn een aantal elementen. Ik weet niet of ik uw vragen daarmee beantwoord heb?
Collega Slootmans, in mijn antwoord op de vraag van collega Brouwers is eigenlijk gezegd dat het echt operationeel worden voor januari 2025 is, in principe.
Januari 2025. Na de verkiezingen …
De vraag om uitleg is afgehandeld.