Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik wil graag geloven in het principe dat de aanhouder uiteindelijk wint. Dus kom ik graag terug op een dossier waar we het al een aantal keren over gehad hebben, met name de gunstregeling in de erfbelasting voor familiale vennootschappen.
We hebben in deze commissie onlangs een gedachtewisseling gehad met de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL). Het was toen een van de besproken punten. Misschien pro memorie, om het dossier nog eens te schetsen: sinds 2012 bestaat een fiscaal gunstregime in de erf- en schenkbelasting voor activa van familiale ondernemingen en aandelen van familiale vennootschappen. Ik heb altijd heel duidelijk in de verf gezet dat wij dat op zich een goed initiatief vinden, dat ervoor zorgt dat familiale vennootschappen gemakkelijk worden overgeërfd van vader op zoon en van moeder op dochter, en dat we daar voor continuïteit zorgen. Tot daar is iedereen het eens, denk ik.
Maar natuurlijk komt ons ter ore dat dat regime ook gebruikt wordt om constructies op te zetten om erfbelasting te ontwijken, doordat familiale vennootschappen privé-eigendom onderbrengen in die vennootschappen die niets te maken hebben met de economische activiteiten, waardoor ze ook kunnen gebruikmaken van het gunsttarief van 3 procent of zelfs 0 procent als het gaat om een schenking, terwijl een gewone sterveling daar soms tot 27 procent op betalen. Ik hoef het niet uit te leggen. We hebben het daar al over gehad. Dat vinden wij een grote onrechtvaardigheid. Het is nooit de bedoeling geweest, zo staat ook duidelijk in de memorie van toelichting, om toe te staan dat personen privaat patrimonium aan het gunsttarief konden schenken of erven door het in een vennootschap onder te brengen.
De regels daaromtrent zijn echter onvoldoende sluitend. Dat is ook heel duidelijk de mening van VLABEL. Ze hebben dat nog eens in de verf gezet. Zij hebben ooit in een omzendbrief duidelijk gemaakt dat aangetoond diende te worden dat alle onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap aangewend werden voor de economische activiteit. Ze mogen dus geen privaat patrimonium betreffen. Ze kunnen ook alleen maar vaststellen dat de rechtspraak niet duidelijk genoeg is. Ook het Grondwettelijk Hof zegt dat het uiteindelijk een beleidskeuze is, dus aan het parlement, om te kijken dat activa die niets te maken hebben met de economische activiteit van een vennootschap kunnen worden overgeërfd aan het gunstregime of niet.
Ik heb hierover in het verleden zelf al een voorstel van decreet over neergelegd om daar duidelijkheid over te scheppen. Het voorstel was toen: alleen maar patrimonium of activa die rechtstreeks een link hebben met de economische activiteit kunnen aan gunstregime worden overgeërfd. Alle rest van waarde kan dat niet. Dat voorstel van decreet werd hier, ondanks mijn ijdele hoop, weggestemd. Maar ik kan alleen maar vaststellen dat uw eigen administratie echt op dezelfde lijn zit, minister. Ik herinner me uit onze vorige discussie dat u van plan was om iets te doen aan deze onrechtvaardigheid. Daarom de volgende vragen.
Deelt u de conclusie van VLABEL dat er, om fiscaal misbruik tegen te gaan, slechts één oplossing is, en dat is een decretaal initiatief?
Zo ja, bent u van plan om deze onrechtvaardigheid zelf alsnog weg te werken, en daar de nodige decretale stappen te zetten?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Goeman, voor uw vraag. Eerst en vooral: als iemand tegen u zegt dat de aanhouder wint, is dat meestal een excuus om u nog meer geduld te vragen. Wees dus voorzichtig om dat als aanmoediging te gebruiken.
De gunstregeling inzake familiale vennootschappen en ondernemingen kwam hier al meermaals ter sprake in deze commissie. Het lijkt me niet aangewezen om de hele regeling en problematiek nog eens uit de doeken te doen. Daar hebt u trouwens afdoende gedaan. Van belang is wel, en dat is ook gebleken uit het debat dat hier al gevoerd is, dat de gunstregeling op zich het best behouden blijft om te vermijden dat familiale vennootschappen en ondernemingen verkocht zouden moeten worden, omdat de erfgenamen anders de erfbelasting niet kunnen betalen. De kmo’s vormen de ruggengraat van onze Vlaamse economie en het zou bijzonder pijnlijk zijn, mochten die noodgedwongen moeten stoppen of verkocht worden. Dat is een beetje een basislijn. De hele regeling is uitgevonden om de hele economische activiteit overeind te houden. Dat mogen we niet in gevaar brengen. Dat maakt het een heel delicate aangelegenheid om hier hard op in te grijpen.
Het voorgaande neemt uiteraard niet weg dat er steeds gewaakt moet worden of een bepaalde gunstregeling, waarover het hier gaat, geen aanleiding geeft tot ongewenste effecten of oneigenlijk gebruik.
Bij de invoering van de maatregel werd daar ook al rekening mee gehouden, zoals u weet. Ik herinner me trouwens nog steeds de debatten die daarover gevoerd werden in de commissie. Zo komen alleen die familiale vennootschappen in aanmerking die een maatschappelijke meerwaarde genereren. Precies daarom is vereist, om in aanmerking te komen voor het gunstregime, dat de vennootschap in kwestie een reële economische activiteit heeft. Er werden twee specifieke drempels ingebouwd aan de hand waarvan wordt beoordeeld of er effectief een economische activiteit is of niet. De belastingplichtigen kunnen hiervan desgevallend nog wel het tegenbewijs leveren.
Het is op het vlak van dat tegenbewijs dat de Vlaamse Belastingdienst het standpunt had ingenomen dat diende aangetoond te worden dat alle onroerende goederen in de vennootschap ook effectief werden gebruikt voor de economische activiteit of, met andere woorden, dat deze niet mochten worden verhuurd.
Recentelijk heeft het Grondwettelijk Hof evenwel geoordeeld dat de aandelen in familiale vennootschappen die weliswaar een reële economische activiteit hebben, maar daarnaast ook terreinen of gebouwen bevatten die niet of slechts gedeeltelijk voor die economische activiteit worden gebruikt, in haar geheel onder het gunstregime vallen. Dus je moet een beetje voorzichtig zijn met het spreken over onrechtvaardigheden. Het grondwettelijk heeft hier natuurlijk een oordeel over geveld, zoals ik u net schetste.
Het hof voegde daar wel aan toe dat de vererving van aandelen in een familiale vennootschap kan worden belast tegen het normale tarief in de mate waarin die vennootschap onroerende goederen bevat die geen verband houden met haar reële economische activiteit, indien kan worden aangetoond dat bepaalde inbrengen in de vennootschap fiscaal misbruik uitmaken. Dat is natuurlijk de cruciale bepaling.
Tijdens de hoorzitting met VLABEL is dan effectief verduidelijkt dat dat fiscaal misbruik in de praktijk niet kan toegepast worden als het gaat om een vererving van een familiale vennootschap, omdat het in dat geval de erfgenamen zijn die de belastingplichtigen zijn en niet de erflater die het fiscaal misbruik dan georganiseerd zou hebben. Ik denk niet dat iemand hier veroordeeld wil worden voor de fouten van zijn voorouders. De erfgenamen zelf hebben met andere worden niets verkeerd gedaan en kunnen dus ook moeilijk aangesproken worden voor fiscale fraude.
In dat opzicht is de conclusie van VLABEL dus terecht dat de piste van fiscaal misbruik bij vererving – in tegenstelling tot bij een schenking van een familiale vennootschap – geen soelaas biedt, en dat er desgevallend decretaal dient ingegrepen te worden.
Bij zo’n decretaal ingrijpen – en dat heb ik ook al gezegd bij een vorige vraag om uitleg –, is het hoe dan ook van belang om omzichtig te werk te gaan. Zo niet creëren we weer andere gevolgen die evenmin de bedoeling kunnen of mogen zijn.
Om u één voorbeeld te geven: u geeft zelf aan dat het niet de bedoeling kan zijn van deze gunstregeling dat mensen hun privaat patrimonium gaan inbrengen in een vennootschap om het zo fiscaal gunstig over te laten gaan naar de volgende generatie. Dat is absoluut niet de bedoeling.
Dat is volledig correct en dat wordt in feite ook vermeden met die drempels die zijn ingebouwd. Alleen, bij de casus van de slagerij die aan de grondslag ligt van de recente rechtspraak, was dat ook niet wat er was gebeurd. Er zijn hier trouwens collega’s in de commissie die daar toen heel nadrukkelijk op hebben gewezen. Dat heeft zich niet voorgedaan. Ik vind het jammer dat anderen dat wel laten uitschijnen, terwijl dat gewoon niet waar is.
Die slager had helemaal geen privaat patrimonium in zijn vennootschap ingebracht. Het was de vennootschap zelf die die onroerende goederen had gekocht als investering. Er was dus helemaal geen sprake van een inbreng of van een bepaalde constructie door de slager. Het ging in feite gewoon om een belegging door de vennootschap zelf. Een belegging die bovendien ook de gevolgen droeg van het feit dat ze door de vennootschap was gebeurd en niet door de natuurlijk persoon zelf. Zo werden bijvoorbeeld de huurinkomsten volledig belast in de vennootschap en zouden ook de meerwaarden bij een verkoop belast worden in de vennootschap. Dat zijn toch twee opmerkelijke verschillen met vastgoed dat wordt aangehouden door een natuurlijk persoon, want die laatste zou daar in de twee gevallen, zowel op de meerwaarden als op de huurinkomsten, niet op belast worden. In die zin moet je daar dus voorzichtig mee zijn. Had men belegd in financiële producten of wat dan ook, dan zouden ze daar ook de normale belastingen op geheven hebben, maar ging dat ook in die vererving anders gaan.
Het voorgaande voorbeeld maakt natuurlijk duidelijk dat er een groot verschil is tussen vennootschappen enerzijds, en ondernemingen, eenmanszaken, anderzijds. Maar laat het nu net dat onderscheid zijn waarvan het Grondwettelijk Hof heeft gezegd dat dit op zich geen probleem is, dat dit het gevolg is van de gekozen rechtsvorm.
Willen we niettemin toch decretaal ingrijpen, dan is enige omzichtigheid dus wel geboden. Het is een complexe problematiek die nu eenmaal geen eenvoudige oplossingen kent, zeker niet als we de continuïteit van onze familiale ondernemingen en vennootschappen willen blijven bewaken. Dat is voor mij een ‘condicio sine qua non’. Als we dat niet kunnen verzekeren, zullen we niet ingrijpen.
We hebben de administratie, en indien nodig enkele externen, dus een diepgaand onderzoek gevraagd van de hele regeling, om na te gaan of en hoe een en ander kan bijgestuurd worden, want anders riskeren we het kind met het badwater weg te gooien, en dat is wel het laatste wat we willen. Maar dat wordt dus op dit moment nog bekeken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: niemand, ook wij niet, stelt het principe van een gunstregeling voor overerving van familiale vennootschappen in vraag, wegens de redenen die ikzelf en u aanhaalden. We willen namelijk dat kleinere of grotere bedrijven hun activiteit kunnen overdragen aan de kinderen omdat we dat een meerwaarde vinden voor ons landschap.
Het is wel een principekwestie waar ik graag van u als minister duidelijkheid over krijg. De vraag is eigenlijk: als men een familiale vennootschap heeft waar een reële economische activiteit is, zoals in de hoeveslagerij waar het over ging, mag dan het geheel van activa in die familiale vennootschap aan het gunstregime worden overgeërfd? Volgens de rechtbank van eerste aanleg in Gent wel. Het Grondwettelijk Hof zegt ook dat het niet onredelijk is om de aandelen van de familiale vennootschap als geheel in aanmerking te laten komen voor de toepassing van het gunstregime, maar geeft ook aan dat het een beleidskeuze is.
Want wat is de andere keuze, en dat is natuurlijk veel meer de lijn waar wij op zitten? Wij zeggen dat het goed is dat er een gunstregeling is, maar ons lijkt het niet meer dan logisch dat alleen maar de activa die een directe link hebben met de economische activiteit van de familievennootschap, kunnen worden overgeërfd, omdat dat altijd de idee was. Je hebt een hoeveslagerij, je wil die overerven aan je kinderen zodat die kippen kunnen blijven slachten of wat dan ook, het maakt me allemaal niet uit. Dat vind ik een heel goede zaak.
Maar de appartementen aan zee en alle vastgoed waar je in geïnvesteerd hebt, maar die geen enkele link hebben met de economische activiteit van een hoeveslagerij, moeten niet onder een gunstregeling vallen om de economische activiteit van de hoeveslagerij in stand te houden. Dat is ook het standpunt van VLABEL. Zij zeggen duidelijk dat het alleen gaat over de onroerende goederen die worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap. Ze vragen zelfs dat er duidelijkheid over wordt geschapen, want ze stellen vast dat er in de praktijk eerder gebruik van wordt gemaakt op de manier waarop de rechtbank van Gent het nu heeft geïnterpreteerd.
Mijn vraag is in eerste instantie wat u nu zelf vindt. Vindt u, ook als er geen link is met de reële economische activiteit van een hoeveslagerij, dat alles mag worden overgeërfd, of zoals wij in ons voorstel van decreet hadden voorgesteld, alleen de activa die een directe link hebben met de economische activiteit? Wat wilt u doen om uw eigen interpretatie ook in de wetgeving te verduidelijken?
Ik heb nog een laatste vraag. Ik hoor dat er een onderzoek wordt gevoerd, ik neem aan door uw diensten. Is dat dan door VLABEL zelf? Ik vind het wel goed en interessant dat we daar de experts hun licht over laten schijnen. Tegen wanneer mogen we dat verwachten? Ik vrees immers dat het voor deze legislatuur alweer te laat is.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
We hebben dit debat de voorbije maanden drie of vier keer gevoerd. Er was nog een heel interessante hoorzitting van VLABEL hierover. Mevrouw Goeman, het is jammer dat u die gemist hebt. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Dat kan altijd gebeuren. Dat is geen verwijt.
Daar hebben zij heel duidelijk aangetoond dat het hier gaat over de voortzetting van familiale ondernemingen, en ze hebben heel erg benadrukt dat familiale vennootschappen eigenlijk de juiste benaming is, omdat het echt gaat over het voortzetten van een economische activiteit. Dat is ook wat wij altijd hebben gezegd. Ik wil dat nog eens herhalen. Het gaat hier niet over achterpoortjes. Het gaat hier niet over iets in de duik doen. Het gaat hier niet over misbruik. Het geval van de slager, zoals de minister heel terecht heeft beschreven, toont het ook aan. Die wordt hier neergezet als een halve crimineel. Dat is dus echt niet zo. Het gaat hier over de voortzetting van een economische activiteit. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Ik vind het wel goed wat de minister aangeeft. Je hebt een antimisbruikbepaling. We moeten kijken hoe de werkwijze in lijn moet worden gezet met een aantal uitspraken, en wat er eventueel kan worden versterkt om flagrant misbruik tegen te gaan. Uiteraard is daar niemand tegen. Maar de regeling ‘as such’? VLABEL heeft bevestigd dat die echt wel gericht is op de voortzetting van de familiale vennootschappen en dat zouden we het liefst zo houden.
De heer Rzoska heeft het woord.
Vanuit mijn fractie wil ik misschien toch even duidelijk maken dat wij heel dicht op de lijn zitten van de collega’s van Vooruit. We hebben er geen enkel probleem mee om ervoor te zorgen dat economische activiteit binnen een familiale vennootschap moet kunnen worden verdergezet. Ik doe geen uitspraken over, en ik zal ook geen concrete voorbeelden gebruiken van zaken die al dan niet al in de media en voor een rechtbank zijn geweest. Het belangrijkste voor ons is toch duidelijk dat de economische activiteit moet kunnen worden doorgezet, en die mag voor ons zonder enig probleem onder een gunstregime vallen. Maar we hebben het er toch ook wel wat moeilijk mee – en ik besef dat het complexe wetgeving is – dat je dat soort van regelingen kunt gebruiken om een volledige totaliteit van zaken, die weinig of niks te maken hebben met de economische activiteit, onder een gunstregime te kunnen vererven.
Het is goed – en VLABEL heeft dat hier ook toegelicht – dat daar een onderzoek naar gebeurt. Het is ook goed dat er wordt gemonitord hoe het zit met een eventueel – en ik druk mij voorzichtig uit – misbruik, want ik zal hier ook niet beginnen over criminelen of geen criminelen, daar gaat het mij niet over. Het gaat mij wel over een rechtvaardige fiscaliteit die je moet kunnen uitleggen aan alle belastingbetalers in dit land. En dan lijkt mij de opzet zeer goed; die regeling bestaat al even, maar we moeten toch wel opletten dat ze niet voor dingen wordt gebruikt die ook – denk ik – volgens mij niet door de decreetgever in 2012 met dat idee zijn opgezet. Tenzij ik mij daar vergis, minister, tenzij ik mij daar vergis.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik ben in elk geval al blij dat ik hier hoor dat iedereen het eens is dat het kind niet met het badwater mag worden weggegooid. De essentie is en blijft dat die familiale onderneming verder kan.
Maar voor mij is er toch nog een tweede punt. Ik heb het moeilijk met het feit dat parlementairen gaan bepalen hoe een onderneming haar winst moet gaan gebruiken. Want als de winst wordt uitgekeerd, prima, dan is ze uit de vennootschap en zal ze niet geschonken kunnen worden, want dan is ze uitgekeerd. Maar als ik mijn winst op een spaarboekje zet, dan mag die meetellen in de schenking, want dan staat ze nog altijd in de vennootschap. Als ik nu denk dat dat spaarboekje toch weinig opbrengt – en jullie partijen vinden dat ook – en dat ik dat dus zal gebruiken als een investering, waarbij mijn rendement hoger is dan dat van mijn spaarboekje, en ik koop met name onroerend goed … (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Dat is wat die slager heeft gedaan. Mevrouw Goeman, ik zeg het nu juist: iedereen zegt dat dat spaarboekje mag worden overgedragen en mee in de schenking zit. Als ik nu meer rendement wil halen en ik zet het in een huis in plaats van op een spaarboekje, en ik schenk het, dan mag het niet meer. Dus wij gaan bepalen wat er met de winst mag gebeuren, en daar ben ik nu fundamenteel tegen. Omdat die bedrijfsleider verstandig is en een beter rendement wil van de winst die hij heeft gemaakt, moet hij worden gestraft en kan het niet worden meegenomen in de schenking. Dat is verkeerd. Wat niet kan, is dat hij op het einde van zijn leven denkt dat hij zijn villa nog bij in zijn vennootschap duwt en ze zo goedkoop schenkt. Dat kan niet, daar ben ik het ook mee eens. Dat is iets heel anders.
Daarmee ben ik heel blij, minister, met uw voorstel, of met wat u al hebt gedaan, om een diepgaand onderzoek te vragen. Ik hoop dat daar een voorstel uitkomt dat het kind niet met het badwater weggooit, maar ook – fundamenteel voor mij – niet zal beslissen over wat een bedrijfsleider met zijn winst zal doen of niet zal doen in functie van die schenking.
Collega’s, als u mij toestaat, zou ik vanop mijn plaats een kleine, eerder politieke, tussenkomst willen doen. Als het gaat over ondernemers die ondernemen en daardoor winsten maken en die aanwenden voor economische activiteit en uitbreiding en diversificatie daarvan, zegt de linkerzijde altijd dat iets een economische activiteit is, maar dat als iemand gaat handelen in vastgoed of verhuurt, dat eigenlijk geen economische activiteit is. Als een privépersoon of vennootschap dat doet, moet die daar uiteindelijk ook belastingen op betalen.
Mijn vraag is dan of dat geen economische activiteit is als je daar belastingen op moet betalen. Volgens mij dus wel. Onze voorbeeldige slager van daarstraks heeft zijn economische activiteit per definitie uitgebreid met vastgoed. De vraag is dan wat je daar dan mee doet. Als je dan zegt dat dat eigenlijk niet mag … dat is een houding die men aan de linkerzijde nogal eens wil gebruiken, namelijk dat het ene wel ondernemen is, en het andere niet. Dat is iets waar ik niet mee eens ben.
Wat betreft de hoorzitting met VLABEL … Er wordt hier gedaan alsof dat een geweldig groot probleem is. Ik heb dan ook tijdens de hoorzitting met VLABEL gevraagd of die 21 dossiers waarover het diepergaand onderzoek gaat, hoe we dat moeten afzetten tegen andere? Ik heb de cijfers er weer bijgehaald. In schenkingen gaat het over om en bij de duizend dossiers per jaar, en in erfenis over ongeveer 250. Het gaat dus om 21 dossiers op 1250 dossiers waar er diepgaander onderzoek nodig is. Beste collega’s, ik daag u uit om eens te kijken of je bij andere vormen van belastingen en subsidiëringen aan zulke cijfers, met relatief weinig misbruik, kunt komen. Wat mij en mijn fractie betreft, neemt dat niet weg dat elk misbruik aan te vechten is. Maar ik gruwel van het idee dat wij, als wet- of decreetgever, moeten bepalen welke economische activiteiten onder activiteiten van ondernemingen mogen vallen en welke niet.
Minister, in dat kader heb ik een vraag. Moeten wij het niet eerder beschouwen dat, als onze slager op een bepaald moment vaststelt dat de zaken goed gaan en hij een deel van zijn activiteit uitbreidt naar vastgoed, dit een diversificatie is van de activiteiten van de betrokken ondernemer?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik denk eerst en vooral dat we au fond op dezelfde lijn zitten, maar het heeft natuurlijk veel te maken met hoe je bepaalde activiteiten en rechtshandelingen ziet, en wat daar de finaliteit van is. Dat maakt het moeilijk. Mijnheer Rzoska, ik moet eerlijk zeggen dat het lang geleden is – en ik ben ook niet in de handelingen gaan kijken of zo –, maar ik meen me wel te herinneren dat dit in de Quinten Metsijszaal besproken geweest is met Kris Peeters, toenmalig minister-president, maar ook minister van Economie 2009-2014. Dit is toen specifiek aan bod gekomen, maar dat woog toen niet op tegen het belang dat toen gehecht werd aan het verderzetten van die economische activiteiten. Daardoor is die regeling verdergezet. Maar goed, ik zeg het met groot voorbehoud omdat het lang geleden is.
Ik sluit me volledig aan bij de collega’s die zeggen dat het niet zo evident is om te kijken wat die economische activiteit nu is. Eerst en vooral: als dit echt een manier is van ontduiken, waarom zijn er dan niet meer particulieren die hun onroerend goed onderbrengen in ondernemingen en vennootschappen? Dat gebeurt niet veel, omdat die daar natuurlijk nog meer belastingen op moeten betalen. Huurinkomsten als particulier zijn in België nog altijd niet belast. Als vennootschap zijn die huurinkomsten wel belast. Hetzelfde met de meerwaarden. Waar onroerend goed vandaag de dag – of minstens tot twee jaar geleden, ik weet niet goed dat nu zit – nog altijd een goede belegging is, daar worden die meerwaarden belast als die in het vennootschap zitten. Dus dat zijn allemaal redenen om het niet te doen.
Mevrouw Goeman, wat je hier ziet, is een vennootschap dat een bepaalde winst maakt en kan kiezen waar ze dat geld in stopt: in een financieel product, een spaarboekje of wat dan ook. Dan blijft dat altijd onder diezelfde voorwaarde zitten. Sommigen beslissen om dat in onroerend goed te steken. In theorie is het zelfs perfect mogelijk dat een slager – of een bakker, om een ander voorbeeld te nemen – beslist om zijn winst in een appartement te steken, en dat appartement een paar jaar later als hypotheek gebruikt voor de bouw van een tweede bakkerij die hij opent, en waar hij opnieuw vijf of zes mensen te werk kan stellen.
In mijn ogen maakt dat appartement op dat moment wezenlijk deel uit van uw economische activiteit. En u zegt dat dat niet zo is, omdat het toevallig ook bewoonbaar is. Ook verhuren kan een wezenlijke economische activiteit zijn, dus je hoeft dat niet uit te sluiten. Je moet dat alleen doen, als er sprake is van misbruik. Dat moeten we kunnen achterhalen, en daarvoor moeten we een speurneus vinden, maar dat is niet zo gemakkelijk. De cijfers die de voorzitter net citeerde, tonen heel duidelijk aan dat het maar om een heel klein aantal gaat.
Mijnheer Vande Reyde, wij doen zelf geen onderzoek. VLABEL heeft dat in regie heeft, zeg maar, maar dat zal natuurlijk wel door externen gebeuren.
Eerst en vooral wil ik het niet overroepen. Er mag hier niet worden gedaan alsof er hier een fundamentele onrechtvaardigheid in het systeem zit, want dat is niet zo. Dat is niet zo, integendeel zelfs. Het Grondwettelijk Hof heeft dat heel duidelijk gezegd: er zit geen heel duidelijke onrechtvaardigheid in het systeem, integendeel.
Ten tweede heeft iedereen hier zijn steun uitgesproken voor het uiteindelijke doel van die regeling, en dat is die economische activiteit overeind houden. Alleen is er wat discussie over wat die economische activiteit precies is. Verhuren kan daar voor sommigen een wezenlijk deel van uitmaken, voor anderen is dat niet het geval.
Ten derde zullen we kijken of we voor dat heel klein deeltje waar er mogelijk iets mis zit, en waar je dat misbruik moet herkennen, iets kunnen vinden om dat te doen zonder dat het gros van die regeling – waarvan we absoluut de finaliteit willen behouden – in vraag wordt gesteld of in de problemen wordt gebracht. Dat is de opdracht waar we voor staan, en wat we zullen bekijken. In alle eerlijkheid: ik zie het op dit moment niet. Ik zie het ook niet als een heel groot probleem. Het is niet gigantisch, anders zou je dat veel meer hebben. Maar we zullen kijken of we dat toch kunnen uitschakelen, omdat dat natuurlijk onze plicht is. Maar daarvoor is dat onderzoek nodig. Dat was het ongeveer, dank u.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Kijk, ik denk dat we het eens zijn over het initiële doel van dat decreet, en dat is inderdaad de continuïteit van familiezaken; de slagerijen, de bakkerijen, de schoenmakers, die hardwerkende mensen die allemaal onze economie mee doen draaien. Daar zijn we het over eens.
Ik ben blij dat ik er nog eens met u over kan babbelen, en niet gewoon met parlementsleden onder elkaar, over ons voorstel van decreet. (Opmerkingen en gelach)
Ik verwacht ook van de minister decretaal initiatief. Het is goed dat ik de discussie nog eens kan voeren met u erbij, want ik vind dat de discussie tenminste het voordeel geeft van de duidelijkheid.
We zijn het namelijk gewoon in principe niet eens. Wat wij zeggen, is dat activa – en zeker vastgoed – dat een rechtstreekse link heeft met de economische activiteit van een familiebedrijf overerven aan een gunstregime, een absolute ‘ja’ is. Maar alle vastgoed, alle activa – en zeker vastgoed – dat geen rechtstreekse link heeft met de economische activiteit van uw hoeveslagerij – uw appartementen aan de zee of in uw eigen gemeente –, daarvan zeggen wij ‘nee’. Dat vinden jullie blijkbaar prima, dat vinden jullie een deel van de reële economische activiteit van de familiale vennootschap. Voor jullie is het oké dat dat tegen een gunstregime wordt overgeërfd, terwijl wij zeggen dat wij dat fundamenteel oneerlijk vinden ten opzichte van hardwerkende mensen, andere ondernemers zonder familiale vennootschap, die wel de volle pot betalen als ze beslissen om te investeren in een appartementje aan zee om huur op te incasseren.
Daar gaat het over. Ik kan uit onze discussie alleen maar concluderen dat jullie het oké vinden om de gunstregeling – die inderdaad alles in de familiale vennootschap laat overerven tegen een gunstregime, tegen gunsttarief – te laten voortbestaan. In deze legislatuur gaan we in ieder geval geen einde zien aan die praktijk. Maar ik kijk uit naar het onderzoek van VLABEL.
De vraag om uitleg is afgehandeld.