Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het lerarentekort houdt ons al geruime tijd bezig. Het komt regelmatig aan bod, in vele vragen. Het is ook een van de belangrijkste zaken waaraan deze regering werkt. Diverse actoren deden al voorstellen over hoe we dit moeten aanpakken. Minister, ook u hebt al heel wat maatregelen genomen om het probleem aan te pakken. Ondanks al die inzet van iedereen blijft er een tekort. Dat blijft een uitdaging. Dat is niet alleen zo in het onderwijs. Deze vragen komen ook in de commissie Welzijn met de regelmaat van een klok terug. Ik stel vast dat deze vragen ook bij Binnenlandse Zaken, over de politie, aan de overkant van de straat met de regelmaat van een klok terugkomen, maar ook in de horeca en eigenlijk in alle mogelijke sectoren. Alleen is dit in het onderwijs wel altijd sterk zichtbaar, want als de leraar er niet is, dan wordt het studie en dan zien we dat snel. En laten we een kat een kat noemen: ook voor de onderwijskwaliteit is dat uiteraard geen goede zaak.
We moeten er bij die cijfers wel altijd over waken om goed het onderscheid te maken tussen korte vervangingen, bijvoorbeeld naar aanleiding van zwangerschappen, die er voorheen ook altijd waren en waarbij ook niet altijd een vervanger werd gevonden, en volledig openstaande betrekkingen waarvoor echt niemand opdaagt. Bij de getuigenissen van de scholen is dat onderscheid tussen een vervanging voor een tijdelijk tekort, zoals voorheen, en een structureel probleem niet steeds te maken. We zien ook grote verschillen tussen scholen, zelfs in dezelfde onderwijszone. Als ik kijk in mijn omgeving, zijn er daar scholen met grote tekorten en scholen die behoudens een zwangerschap in december vandaag eigenlijk geen tekort hebben. Dat maakt toch een groot verschil. Dat heeft niet altijd te maken met het publiek of de opleidingen die er zijn op een school. Dat is toch ook niet onbelangrijk om te zeggen. Het is niet zo dat de aso-school geen tekorten heeft en de tso- en bso-school achter de hoek wel tekorten zou hebben.
Om te garanderen dat leerlingen de nodige basiskennis krijgen, gaan scholen creatief te werk. Ze passen lessenroosters aan, werken met samengevoegde klassen, zetten gepensioneerde leerkrachten in. Binnenkort, minister, collega’s, zijn er ook flexi-jobs in het onderwijs. Wie had dat gedacht? Ik denk dat de minister is beginnen te vragen naar die flexi-jobs toen hij nog al zijn haar had. Dat is ondertussen iets minder het geval. Minister, ze zijn er. Als ik kijk naar de voorwaarden die Vivaldi daaraan koppelt, weet ik niet of dat een grote aantrekking zal hebben, maar bon, eenieder die we hebben, die hebben we.
Nu lazen we onlangs dat een school het vak Frans voor de tweede graad in het beroepsonderwijs noodgedwongen moet vervangen door een ander vak omdat ze niet voldoende leerkrachten vindt. Een belangrijke kanttekening daarbij is wel dat het vak Frans voor hen geen verplicht vak is en dat de school een bewuste keuze heeft gemaakt om Frans te geven. Die school biedt dus zowel Frans als Engels aan. Beide vakken worden aangeboden als complementair uur. Het is dus jammer dat de school, die de ambitie heeft om leerlingen Frans bij te brengen in de tweede graad, dat vak moet laten vallen omdat ze te weinig leerkrachten heeft en om ervoor te zorgen dat de leerkrachten Frans die ze nog wel heeft, dat vak kunnen aanvatten in de richtingen waar Frans wel een verplicht vak is.
Minister, ik heb dus de volgende vragen. Op welke manier zijn scholen en andere actoren aan de slag gegaan met de diverse maatregelen voor het lerarentekort? Ziet u daar grote verschillen in? Worden al die maatregelen wel al benut?
Zijn er momenteel al effecten te zien van die maatregelen? Op welke manier volgt u die op? Kunt u dat uit de databanken halen zonder dat we scholen extra planlast moeten opleggen?
Door de vacatures in verschillende scholen hebben leerkrachten nu de kans om ruimer te solliciteren en de school te kiezen waar ze gaan werken. We merken ook wel dat er wat shopgedrag tussen scholen is. Ik zou dan bijna hopen dat de school met een goed, eigentijds hr-beleid daar de vruchten van plukt, wat de andere scholen ertoe aanzet om dat ook te doen.
Ziet u ook een stijging van het verlofstelsel tijdelijke andere opdracht (TAO) om van de ene functie in het onderwijs een andere functie elders te gaan opvullen, zodat met andere woorden op de ene plaats een tekort wordt opgevuld en er op de andere plaats een tekort ontstaat? Ziet u ook meer opzeggingen van vaste benoemingen om die vaste benoeming dan in een andere school te krijgen? Zie u nog bijkomende maatregelen die we nog zouden kunnen nemen? Collega’s, de zijinstroom hebben we daarnet al voldoende besproken, denk ik, maar dat is er zeker een van.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we in de strijd tegen het lerarentekort tig maatregelen hebben genomen. Vorig schooljaar heb ik aan de scholen en schoolbesturen verschillende maatregelen aangereikt die ze kunnen hanteren. Het is intussen zelfs zo erg dat ze zeggen zoveel mogelijkheden te krijgen dat ze niet meer weten hoe ze allemaal te kunnen benutten.
Om direct een finaal antwoord te geven: ik denk dat we scholen op dat vlak de hand moeten reiken via een eenvoudige praktijkgids waarmee we op heel concrete vragen, heel concrete antwoorden kunnen geven. Als er bijvoorbeeld de vraag komt of men bij het invullen van een vervanging budgetten mag gebruiken volgens de 20 procentregel: ja, we hebben daarvoor de mogelijkheid gecreëerd. Ik heb dus de opdracht gegeven aan de administratie om in zo eenvoudig mogelijke taal aan zo’n brochure vorm te geven.
Want het is door de opeenvolgende set van maatregelen, dat sommigen een beetje vergeten zijn welke flexibiliteit ze hebben. Die is echt ongelooflijk, maar je moet er wel mee aan de slag gaan. Ik stel vast dat het bij sommigen enigszins aan kennis ontbreekt om die brede waaier aan mogelijkheden effectief te kunnen benutten. Op dat vlak zie je een groot verschil tussen scholen. Er zijn er die elke maatregel met een grote gretigheid aannemen. Bij het invoeren van de leraar-specialist zien zij meteen mogelijkheden. Zelfs in het basisonderwijs zien ze dat je die middelen kunt gebruiken om een directieteam te vormen, en van die mensen iets meer te vragen, en in ruil daarvoor een bonus te geven. Anderzijds zijn er scholen die puffen bij de komst van weer een maatregel, zich beklagen keuzes te moeten maken. Er is inderdaad een verschil in aanpak. Ik denk dus dat dat echt een weg is die we moeten proberen te bewandelen. We moeten via die praktijkgids proberen heel concrete antwoorden te geven op veel gestelde vragen, in de praktijk dan heel specifiek voor de directie.
Kan ik nu zeggen wat het concrete resultaat is in elke school, elke regio, van zowel de meer generieke als van de tijdelijke maatregelen? Neen, want sommigen zijn ook nog maar net gestart. Wat ik wel kan meegeven, zijn feitelijke resultaten. Wat de zijinstromers betreft: 11.500. Dat is een sterk cijfer. Wat betreft de lerarenbonus geef ik het nieuwe cijfer mee: we zitten nu aan 1400. Voor alle duidelijkheid: dat wil zeggen dat we het aantrekkelijker maken om starten met lesgeven zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs te combineren met de lerarenopleiding volgen, en dat je tot maximaal 3 uur per week vrijgesteld wordt, om die combinatie een beetje behapbaar te maken. Dus 1400 is denk ik ook een positief cijfer.
Ook positief is de instroom in de lerarenopleiding, voor het eerst. Vorig jaar waren we daar niet euforisch over. We verbaasden er ons toen over dat er niet zoals voorheen een verdere daling is. Er was zelfs een klein knikje omhoog, maar in welke mate kun je gewag maken van een structureel effect, of is dat bijvoorbeeld te wijten aan corona? Mensen dachten misschien dat het tijd was om niet alleen les te geven aan hun eigen kinderen, maar hadden in het lesgeven wellicht ook een job en roeping gevonden. Dat is dus niet het geval, we kunnen gewag maken van een structureel effect.
Nog een ijzersterk cijfer zijn de 208.000, ik denk dat we ondertussen zelfs aan 209.000 onderwijspersoneelsleden zitten. Terwijl de andere sectoren waarnaar u verwijst kampen met een daling van de tewerkstelling, is er bij ons nog altijd een stijging van de tewerkstelling in vergelijking met drie jaar geleden, toen we zaten op 186.000, terwijl we nu op 209.000 zitten. Dat is een ongelooflijke aangroei, gelukkig vooral in het secundair onderwijs, want daar is de nood het grootst. Er blijven absolute noden en tekorten, net zoals die er in andere sectoren zijn, en toch zie je dat wij erin slagen om te zorgen voor extra instroom van nieuwe werkkrachten.
Voor het laatste jaar wil ik niet inzetten op het lanceren van allerhande nieuwe maatregelen. Ik wil vooral inzetten op de mogelijkheden die worden geboden met de gastleraar, en ik ben dankbaar dat de Federale Regering is ingegaan op mijn vraag. Op het Overlegcomité had ik dat trouwens gevraagd. Ik heb toen gezegd dat ik niet begreep dat er voor de zorg flexi-jobs geïntroduceerd kunnen worden, maar niet voor onderwijs. In de federale begroting had ik gezien dat de introductie van flexi-jobs in de zorg zelfs was ingeschreven als een meerinkomst. Dat is niet onlogisch, vanuit de ratio dat bij een schaarste van de arbeidsmarkt, mensen zelfs meer dan 100 procent zouden gaan werken, waardoor ze natuurlijk ook op het vlak van fiscaliteit in een hogere schaal zouden terechtkomen, wat ipso facto meer inkomsten voor de overheid betekent. Waarom wil je dat dan niet introduceren voor onderwijs?
Nu heeft men dat gedaan, en heeft men ook een meerinkomst ingeschreven voor de introductie van die flexi-jobs in de federale begroting. Wel, dat is hen van harte gegund. We gaan er gebruik van proberen te maken om het als een aantrekkelijk iets in de markt te kunnen zetten voor eenieder die vandaag werkzaam is in de privé, of elders, in de ambtenarij, dat maakt niet uit, en wel bereid is om een paar uur per week zijn of haar kennis en expertise te delen met de nieuwe generatie. Ik denk dat best veel mensen daartoe verleid kunnen worden.
Een ander aspect is het figuur van de dienstverleningscontracten. Daarbij zullen mensen die werken in bedrijven die bezig zijn aan een herstructurering – en het gaat dan wel om mensen met een pedagogisch bekwaamheidsbewijs – voltijds ingezet kunnen worden in het onderwijs. Ik geef terzijde nog even mee dat ook wat betreft de gastleraar, het mogelijk is dat die voltijds bij hun bedrijf blijven werken en dus geen contract sluiten met een school, maar dat het contract verloopt tussen de school en het bedrijf in kwestie. Ook dat is een mogelijkheid, dat de school het loon betaalt aan het bedrijf in kwestie. Er is dan geen enkele administratieve rompslomp in hoofde van de betrokken werknemer. Dat maakt dus mogelijk dat bedrijven effectief hun diensten – niet alleen het materiaal – kunnen aanbieden aan scholen. Niet alleen hun diensten en hun materiaal, ze kunnen dan zelfs hun mensen aanbieden aan scholen. Via die weg investeren ze in die scholen die de werknemers van de toekomst opleveren voor dat betrokken bedrijf. Daar wil ik dus echt wel werk van maken, en proberen het volgende jaar te highlighten.
Even terzijde: ik begrijp absoluut dat men zegt dat we te veel focussen op de zijinstromer. Mijn antwoord daarop is dat we wel moeten, want de vijver is gewoon te klein. Als je vandaag iedereen met een pedagogisch bekwaamheidsbewijs zou tewerkstellen, heb je nog altijd een lerarentekort. We moeten dus creatief en flexibel zijn, het ruimer bekijken, en dat doen we ook, via zijinstroom en de lerarenbonus.
Daarnaast ligt een versterking van de lerarenopleiding op de plank. We zijn de gesprekken aan het voeren, hebben het daar ik denk vorige week over gehad in deze commissie. Ondertussen ligt er heel wat op straat, onder andere de master in het basisonderwijs. Ik wil alleszins ook daar de klemtoon leggen dat we zorgen voor een versterking van de lerarenopleiding. Ik wil dat we meer instroom krijgen, en ook een kwalitatievere instroom.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Eerst en vooral sluit ik graag aan bij datgene waarmee u bent geëindigd, namelijk die lerarenopleiding. Niet langer geleden dan deze middag zat ik samen met een aantal directeurs. Zij zeiden dat de reden voor de uitstroom van beginnende leerkrachten die net van de schoolbanken komen, verband houdt met klasmanagement. Onze aanvangsbegeleiding is niet anders dan hoe je je klas in de hand moet houden. Dat zit te weinig in de lerarenopleiding, die is te veel gericht op – sorry, ik ga het toch zeggen – welbevinden, en te weinig op het aanbieden van structuur, te weinig op hoe je dat moet aanbrengen, te weinig op hoe je met een klasgroep pubers tot leren kunt komen.
Dat is een heel duidelijk appel. Dat is iets wat we met de N-VA-fractie altijd hebben gedaan. Als je als leerkracht vakkennis hebt, vakdidactiek, je weet hoe je het kunt brengen en je weet hoe je met een klas kunt omgaan, dan kan er veel. Maar als een van die drie componenten ontbreekt, als je die niet hebt geleerd tijdens de drie jaar durende lerarenopleiding en je komt als 22-jarige voor een klas van 14- à 15-jarige pubers te staan? Wel, ‘bonne chance’ om daarin te overleven. Wie deel uitmaakte van een jeugdbeweging heeft daar meestal wel nog wat vaardigheden ontwikkeld, maar dat zou toch echt in de lerarenopleiding aan bod moeten komen. Dat is absoluut nog een wingewest.
Collega’s, ik moest even aan de cijfers denken. Vandaag zijn 209.000 mensen actief in het onderwijs. 11.500 daarvan zijn zijinstromers. Dat is gigantisch. Dat kunnen we alleen maar als een succes omschrijven als we die mensen ook kunnen houden. Dan is een goed hr-beleid om die mensen goed te ontvangen zeker nodig.
U verwees naar de gids en u gaf de kant van de scholen weer, om een kompas te hebben, en dat is goed. Maar ook aan de kant van de leerkracht is het belangrijk om die zekerheid te hebben. Heel vaak zeg ik aan leerkrachten dat ze naar het werkstation moeten bellen, om te weten of wat men zegt, ook klopt, of het juist is. Er wordt immers van alles verteld, in vele gevallen niet te kwader trouw, maar op het einde van de rit gaat het wel over de centen van de mensen, over hun loon en hun tewerkstelling en dan is het goed dat er geen tegenstrijdige berichten komen. Het is dan ook belangrijk dat die gids ook bij de leerkrachten terechtkomt.
Je kunt zeggen dat die lerarenbonus van 1400 euro niet zo veel is. Collega’s, elke maatregel die ervoor zorgt dat leerlingen les krijgen en die ervoor zorgt dat we in de toekomst een leerkracht hebben, is voor onze fractie een goede maatregel, élke maatregel. En dan kunnen we zeggen dat het over aparte maatregelen gaat, ja, maar voor de N-VA is dat een goede maatregel, want elke leerkracht extra die we aantrekken, betekent zoveel leerlingen minder die in de studie zitten.
Minister, ik heb een bijkomende vraag over die dienstverleningscontracten. Daar komt immers een hoop paperassen bij kijken. Is het een optie om dat vanuit het departement of vanuit het Departement Werk en Sociale Economie (DWSE) meer te faciliteren? Het gaat immers over twee sectoren. Als we het meer begeleiden, wordt het voor zowel bedrijven als scholen makkelijker: “We hebben hier iemand die het wil doen en dit is het bedrijf. Kan dat geregeld worden?” Soms gaat het immers over een kmo die niet noodzakelijk een grote hr-dienst heeft en ik stel vast dat er op dat vlak toch nog af en toe problemen zijn.
De heer Danen heeft het woord.
Op de vraag of er nog bijkomende maatregelen mogelijk zijn, zou ik twee suggesties willen doen. We hebben hierover al heel vaak van gedachten gewisseld.
Een eerste suggestie is het versterken van het hr-beleid of het beleid rond peoplemanagement van scholen. Ik zie en hoor vandaag nog steeds scholen die een hr-beleid toepassen zoals dat dertig jaar geleden ging. Anciënniteit is alles, hoe ouder je bent in de organisatie, hoe meer je mag en kan: klassen kiezen, vakken kiezen en zo verder, en iemand die nieuw is, moet maar pakken wat er overblijft. Dat is geen goed hr-beleid, dan kun je daar evengoed een computer op zetten of een technocratisch iemand. Op dat vlak valt er volgens mij heel wat winst te halen, ook bij mensen die vandaag uitstromen en die dat misschien doen wegens het hr-beleid. Dat zal uiteraard niet iedereen zijn, je kunt zeggen dat die cijfers wel meevallen, maar als we op die manier de helft minder uitstromers zouden hebben, is het probleem opgelost. Dat is mijn eerste voorstel.
Het tweede voorstel gaat over de starters. Iemand die vandaag in het onderwijs start op 22 of 23 jaar moet in de meeste gevallen nog altijd vakken aan elkaar rijgen, uurtjes aan elkaar rijgen, van school naar school hoppen, met een contract dat stopt bij aanvang van de vakantie en weer begint te lopen na de vakantie. Vandaag, anno 2023, in tijden van het lerarentekort is dat nog altijd aan de orde. Ik wil u vragen om maatregelen te nemen om starters op de een of andere manier meer zekerheid te geven. Ooit hadden we het lerarenplatform. Ik weet wel dat dat duur was en dat het niet perfect werkte, maar ik zou u toch willen vragen om uit te zoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat starters die aan hun leven willen beginnen vandaag meer zekerheid krijgen in ons onderwijs. Er is immers een tekort en op die manier kun je heel wat goede krachten aan boord houden.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik heb nog een klein vraagje over die flexi-jobbers. Stel dat je ergens zes uur per week mag gaan lesgeven. Hoe gaat u vermijden dat die mensen met een verkeerd beeld vertrekken of beginnen? Want zes uur lesgeven, dat is ook zes uur voorbereiden, vaak nog verbeteren, klassenraden, toezicht en zo verder. Hoe gaat u dat vermijden, dat men daar een verkeerd beeld van heeft en dan misschien ontgoocheld vrij snel gaat stoppen?
Hebt u zicht op waar flexi-jobbers meestal zullen worden ingezet, of waar ze meestal op willen mikken?
Ik heb nog een punt, minister.
We hebben als parlementair de mogelijkheid om een schriftelijke vraag te stellen en we doen dat met z’n allen wel vaker. Zo zijn er in het verleden ook al vragen rond zijinstromers gesteld. Ik verwijs graag naar schriftelijke vraag 781, die beantwoord werd op 22 september 2023. Dat was een vraag die ik indiende, die over het aantal zijinstromers ging. Daar antwoordde u dat er 4697 zijinstromers waren. Nu hoor ik u zeggen dat het er 11.500 zijn. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
In het totaal? Over de hele legislatuur, bedoelt u? (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Oké, cijfers zijn cijfers natuurlijk, waardoor het belangrijk is dat we ze analyseren.
U haalde ook aan dat onderwijs complex is. Dat klopt natuurlijk. Er is heel wat flexibiliteit. Men weet soms niet wat wel of niet mogelijk is. Uit onderzoek dat ik zelf ook deed, blijkt dat er heel wat directeurs wisselen. Dan kun je wel zeggen dat die kennis ook niet altijd met die directeurs meekomt en ze die opnieuw moeten opdoen. Ik vraag daarom ook blijvende aandacht om schooldirecteurs goed te ondersteunen, om dat beleidsvoerend vermogen op die manier ook te ondersteunen.
U had het al over de zijinstromers en de lerarenbonus, maar hebt u ook al cijfers over de leraar-expert? Als u hier cijfers geeft over de lerarenbonus, dan zijn die er misschien ook wel over de leraar-expert.
Wat de lerarenopleiding betreft, denk ik dat het inderdaad belangrijk is om daar de focus te leggen. We hebben daar al heel veel over gezegd dat we die moeten versterken. Maar voor onze partij blijft het belangrijk om op langere termijn te gaan nadenken, over alle punten heen, zodat we weten wat het kompas is en waar we naartoe rijden. Dat blijft voor ons belangrijk.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de zijinstromers betreft, hebt u data gekregen van één jaar. Maar als u meerdere jaren bekijkt, gaat het over 11.500, en is dat een heel fijn, mooi succes dat inderdaad ongezien is.
Wat betreft de in- en uitstroom en de profielen, moet ik nog eens verwijzen naar de studie van professor De Witte, die we dit najaar mogen verwachten.
Waar hebben starters volgens mij het meest nood aan? Aan een soort EHBO-pakket, de eerste hulp bij onderwijs, en vooral tips en tricks die gaan over klasmanagement en didactiek. Dat is de vaststelling. Antwoorden op de vraag hoe ze moeten reageren wanneer een klas hen op de proef stelt. Ik denk dat dat heel veel mensen, zeker zijinstromers, van dienst zou kunnen zijn. Dat wilde ik nog meegeven, omdat ik dat belangrijk vind.
U zegt dat we startende leerkrachten meer zekerheid moeten geven. Ja, we hebben een lerarentekort. Ik ken die voorstellen wel waarbij men uiteindelijk mensen die starten 100 procent zou betalen, maar dat ze bijvoorbeeld maar 80 procent zouden moeten presteren. We hebben een lerarentekort, dus dan gaat men de miserie nog met 20 procent verhogen. Dat gaat het nu toch niet oplossen? Daarenboven, op een bepaald moment ga je ook die maatregelen moeten stopzetten. Dan zit je daar in één keer met grote miserie. Dan zegt een leerkracht dat hij altijd het voorrecht kreeg om 100 procent betaald te worden, terwijl hij maar 80 of 75 procent moest werken, en dat dat plots stopt. Dan verschuif je de problemen. Dat klinkt als ‘une bonne idée’, maar ‘une fausse bonne idée’ denk ik dan.
Wat het hr-beleid betreft, daar volg ik inderdaad. Dat is hetgeen dat ik daarnet ook in de andere vraagstelling opperde, dat je moet vaststellen dat we vandaag een heel grote complexiteit aan hr-mogelijkheden bieden, maar dat daarvan veel te weinig gebruik wordt gemaakt. Dan moet je inderdaad trachten om directies daar met een praktijkgids meer van te doordringen.
Een andere oplossing zijn ook de middelen voor nascholing die we nu hebben verhoogd. Die gaan nu ongeveer aan de scholen worden overgemaakt. De verhoging komt neer op een verdubbeling van de nascholingsmiddelen voor het basisonderwijs en plus 50 procent voor het secundair onderwijs. Wat mij betreft, kan dat zeker niet alleen gaan naar versterking op het vlak van Nederlands en wiskunde – scholen zijn daar vrij in –, maar ook naar de versterking van de skills van directies op het vlak van hr-beleid. Dat is absoluut ook een mogelijkheid en een aanrader.
Ik ben vergeten te noteren wat de precieze vraag was over de dienstverleningscontracten. (Opmerkingen van Johan Danen)
De verwachtingen zijn natuurlijk volledig afhankelijk van de bedrijfswereld. We hebben het hier over grotere bedrijven en niet over enkele individuele gevallen. Er zijn grotere bedrijven, bijvoorbeeld banken, die in herstructurering zitten en aan hun personeelsleden die beschikken over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs een meer solide toekomst willen bieden in plaats van hen af te danken en nog wel uit te betalen. Ze willen hun een nieuw perspectief bieden via een job in het onderwijs.
Mijn vraag ging over de flexi-jobbers. Zouden zij geen verkeerd beeld kunnen hebben over wat het inhoudt om zes uur les te geven?
Daarom proberen we bijvoorbeeld om zoveel mogelijk mensen naar de openscholendagen te trekken, die precies daarvoor bedoeld zijn. ‘Het leven zoals het is: het onderwijs’. Kom er eens van proeven, kom er eens in meelopen. Ik weet niet hoeveel concreter je nog kunt zijn. We hebben ook brochures en campagnes, zoals ‘Les geven is alles geven’, waarin we ook aangeven dat dit niet voor iedereen weggelegd is. We zeggen heel duidelijk dat niet iedereen voor de klas kan staan, het vergt specifieke gaven en talenten om te kunnen lesgeven. Maar voor wie over die gaven beschikt, is het wel een fantastische job.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat wat de minister naar voren heeft geschoven, die ‘ondersteuningspraktijkgids’ of dat ‘wegstromingsdiagram’ – noem het zoals je wilt – nog extra handvaten kan geven aan scholen en aan mensen die leerkracht willen worden. Ik hoop dat ook de vakorganisaties en de koepels dat als een pluspunt zien voor de zijinstroom, omdat hiermee ingegaan wordt tegen potentiële miscommunicatie en tegen verwachtingen die niet ingelost worden dat het beroep van leraar voor iedereen weggelegd is. Zo waren er in het verleden een aantal mensen die dachten dat ze meer loon zouden krijgen en dat bleek dan niet zo te zijn, wat toen wel op wat weerstand botste.
Ik wil collega Danen bijtreden inzake een punt dat ik zelf al heel veel heb aangehaald: het hr-beleid in scholen zelf zorgt er soms voor dat er in bepaalde scholen een lerarentekort is en in andere scholen niet. Voor wie gaat werken is ook de sfeer onder collega’s heel belangrijk. Onlangs bezocht ik nog een school in de rand van Antwerpen met een leerlingenprofiel om u tegen te zeggen op het vlak van socio-economische status (SES), onderwijskansarmoede-indicator (OKI) en dergelijke. Er was een lange lijst van uitsluitingen, ongewettigde afwezigheden enzovoort. Je zou denken dat dat niet direct een school is waar leerkrachten graag blijven. Wel, ik kan u zeggen dat die school, met een lerarenaantal van bijna 220, vandaag slechts twee vacatures niet ingevuld krijgt. Dat zijn dan vacatures voor leerkracht godsdienst, vacatures die bijna geen enkele school momenteel ingevuld krijgt. Dat geeft toch aan dat daar een beleid gevoerd wordt waardoor leerkrachten, als ze er zijn, hoe moeilijk het publiek ook is, er toch willen blijven. Ik denk dat we dat toch moeten durven zeggen: kijk niet altijd naar de overheid, naar de minister of naar de koepel maar kijk ook naar het eigen beleid.
Dan kom ik tot mijn laatste punt, minister, dat van de exitgesprekken. Waarom vertrekken leerkrachten? Waarom blijven ze niet? Dat zijn toch cruciale vragen waarop een school het antwoord moet willen kennen. Soms wordt gezegd dat daar geen tijd voor is omdat men bezig is met het zoeken van nieuwe leerkrachten. Ja, maar als men iemand langer kan behouden, dan is dat minder nodig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.