Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de Deense stop. De kleine dingen in het leven kunnen soms toch ook, interessant genoeg, het verschil maken. Als we zeggen dat we onze blik op de wereld richten, dan kom je soms tot de vaststelling dat je je afvraagt waarom we daar zelf nooit eerder aan hebben gedacht. Dit is dus niet opnieuw de uitvinding van het wiel, en ten opzichte van de uitvinding van de gsm of de iPhone is dit misschien ook bescheiden, maar het kan inderdaad wel bijdragen tot meer verkeersveiligheid, voor iedereen die zich vandaag als wandelaar of als fietser op het openbaar domein begeeft, maar ook gewoon als automobilist.
We zien inderdaad dat de fiets aan een remonte bezig is ten opzichte van een generatie geleden. Toen was de fiets voor de sukkelaar, vandaag ben je hip, ben je modern, ben je eco-bewust als je je op de fiets voortbeweegt. Je hebt daar ook een hele technologie voor iets wat eigenlijk een heel banaal product is, met de e-bikes en speedpedelecs.
Maar je ziet ook dat door de drukte gevaar ontstaat. Er is de strijd voor een stukje schaarse beschikbare openbare ruimte, dat dan gekoppeld is aan verkeersveiligheid.
In Denemarken, waar wel vaker dingen gebeuren waar we onze radar voor moeten openstellen en afstemmen, en in Kopenhagen, de fietsstad bij uitstek, heeft men wat noemt de Deense stop bedacht. Dat is eigenlijk niets meer dan dat iemand zijn rechterarm opsteekt om te zeggen dat hij gaat stoppen of vertragen. Daardoor krijgt het achterliggend verkeer – of dat nu gemotoriseerd is of niet – het signaal dat men moet opletten, want er gaat iets gebeuren qua snelheid, met mogelijk een of andere draaibeweging. Men moet dus alert zijn. Dat gebeurt eigenlijk gewoon door je arm op te steken. Het is ‘simple comme bonjour’, maar het maakt inderdaad een wereld van verschil. We stellen vast dat er ook in Gent heel veel wordt gefietst. Daar heeft Fietsersbond Gent een pleidooi gehouden voor de introductie van dat handgebaar, de Deense stop. Ook het Vlaams kenniscentrum voor fietsveiligheid, Fietsberaad, is dat idee van die Deense stop zeer genegen.
Minister, we kunnen ons nu verschuilen achter wetenschappelijk onderzoek, maar het gezond verstand vertelt ons dat dit eigenlijk een positieve toevoeging zou kunnen betekenen. Ik heb dan ook enkele evidente vragen.
Kende u het handgebaar Deense stop al? Vindt u dit een goede toevoeging om te komen tot een betere verkeersveiligheid? Staat u ervoor open om hieromtrent beleid te ontwikkelen?
Wenst u te laten onderzoeken – of misschien is dat voor u evident en duidelijk genoeg – om dat handgebaar eventueel te laten opnemen in de verkeerswet? Op die manier zouden fietsers, die nu al de linker- of rechterarm moeten gebruiken als ze afslaan, die Deense stop kunnen gebruiken om te zeggen dat ze gaan stoppen of vertragen. Zo kunnen ze de achterliggers en omstaanders verwittigen.
Minister Peeters heeft het woord.
Bedankt.
Misschien moeten we eens een enquête houden bij de parlementsleden over wie allemaal de Deense stop kent. Blijkbaar zijn het er toch al veel. De volgende vraag is dan wie het allemaal toepast.
Ik ben eind 2021 op werkbezoek geweest naar Kopenhagen. Denemarken is ons gidsland, zeker voor alles wat de fiets aanbelangt. We zien daar inderdaad dat heel veel mensen automatisch hun hand opsteken als ze gaan afremmen, zeker omdat ze ook vaak in grotere colonnes fietsen.
We zien dat bij ons minder gebeuren, maar er is wel een wettelijke basis om het wel te doen, met name artikel 10 van de wegcode. Dat zegt heel duidelijk dat geen enkele bestuurder de normale gang van andere bestuurders mag hinderen door abnormaal traag te rijden wanneer daar geen geldige reden toe is, of door plots te remmen wanneer dit niet om veiligheidsredenen vereist is. “De bestuurder die de snelheid van zijn voertuig aanzienlijk wil verminderen, moet dit voornemen kenbaar maken door middel van de stoplichten wanneer het voertuig ervan voorzien is of, zo niet, en indien mogelijk, door een teken met de arm.”
Die ‘indien mogelijk’ is daar een belangrijk aspect, want dat geldt niet alleen bij het stoppen. Artikel 19.2 en 19.23 doen ook bij het naar rechts of links afdraaien de suggestie dat de fietser dan het beste zijn linker- of rechterarm kan uitsteken om het achteropliggende verkeer duidelijk te maken waar hij naartoe gaat. Al is ook daar telkens de passage ‘indien mogelijk’ bijgevoegd. Want uiteindelijk primeert de verkeersveiligheid nog altijd. Als bijvoorbeeld de staat van de weg niet goed is, of er zijn ander elementen waardoor het niet kan, dan is dat ook geen verplichting. Die nuance is heel belangrijk. Indien de veiligheid niet in het gedrang komt, dan is het goed dat men dat doet, maar een fietser mag zijn evenwicht niet verliezen. Sommige mensen kunnen immers moeilijk met één hand fietsen. Je mag niet uit evenwicht raken en zo meer verkeersonveiligheid creëren.
In die zin denk ik dat de Deense stop nog wat meer kenbaarheid mag krijgen. Doordat we het hier bespreken, is dat ook al zo. Ik weet dat Fietsersbond Gent daar ook vragende partij voor is. Zeker in drukke straten, waar veel fietsers en andere actieve weggebruikers samenkomen met andere vervoersmodi, denk ik dat het inderdaad goed is dat men daar gebruik van maakt.
De heer Keulen heeft het woord.
Bedankt voor het openstaan voor die Deense hand. Misschien kan men het ook ergens een decretale of reglementaire onderbouwing geven, met inderdaad de nuance dat het mogelijk moet zijn. We willen niet van de weeromstuit meemaken dat mensen vallen of dat we verkeersonveiligheid creëren. Ik zou er dus iets robuusters rond creëren, minister, om het ook wat gewicht te geven op het niveau van reglementering en voorschriften, met altijd de nuance dat het de betrokken fietser of omstaanders natuurlijk niet in gevaar mag brengen, de nuance zoals die ook bestaat voor linksaf of rechtsaf.
Ten tweede kan er daaromtrent ook wat campagne gevoerd worden. Want dat is ook weer zoiets dat ingang moet vinden. Dat gebeurt in Vlaanderen traditiegetrouw wat traag, maar dan ineens komt dat in een stroomversnelling en dan kunnen mensen zich nog nauwelijks inbeelden dat er ooit een tijd voordien heeft bestaan.
Ik vraag dus om aandacht te hebben voor de punten die ik heb gemaakt: er wat reglementairs rond voorzien met de bijhorende nuances, en een goede promotiecampagne.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik was van plan om twee dingen te zeggen. Het eerste was dat ik dat zelf al gebruik. Ik gebruik zelf heel geregeld mijn handen om me wegwijs te maken op de fiets, vooral als ik voel dat het heel druk is rondom mij. Links, rechts, even de hand opsteken, dat doe ik al geregeld. Ingeburgerd is het nog niet, maar ik denk dat dat beetje bij beetje zal komen.
Het tweede punt dat ik wou maken, is dat wij geen voorstander waren om hier wetgeving rond te voorzien. Maar blijkbaar staat dat toch al in de wet. Als je wetgeving invoert, moet er immers ook handhaving zijn. En dat lijkt ons wel een stapje te ver, om voor zoiets handhaving in te voeren. Voor ons leek dat dus niet nodig, maar blijkbaar staat het toch al in de wet.
Collega Keulen spreekt over nuancering, maar ik denk dat het wel moeilijk is, als er wetgeving bestaat, dat er dan genuanceerd wordt op die wetgeving. Dat kan een beetje tegenstrijdig zijn. Maar wat ons betreft: zeker promoten en zeker ook campagne rond voeren, zodat meer fietsers hun handen gebruiken om de richting aan te geven of eventueel aan te geven dat ze zullen stoppen.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Het blijkt hier al onmiddellijk hoe verwarrend het is. Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik de goede collega Keulen enorm steun in zijn verzoek om de hand te gebruiken als je als fietser stopt. Ik ben acht jaar geleden ook in Kopenhagen geweest. Het is als je stopt. Wij gebruiken ook de handen om naar links of rechts te gaan. Uit schrik doe ik dat ook, maar dat is volgens mij niet waar het hier over gaat. De fietsstop is als je met een grote sliert achter elkaar rijdt, wat nu meer en meer voorkomt, en iemand wil stoppen, zodat je niet tegen elkaar rijdt. Je ziet hier dus al hoe verwarrend het is. Daarom houd ik ook een pleidooi om ons hier niet te verliezen in te veel wetgeving en bezwaren. Het idee is zeer goed en kan accidenten voorkomen.
Wat collega Keulen zegt, er eerst campagne rond voeren en het duidelijk maken, is stap één. Je handen gebruiken, is niet wat er hier bedoeld wordt met de fietsstop.
Ik denk dat we daar enkel maar medestanders voor kunnen vinden, minister. Ik kan mij niet inbeelden wie daar tegen zou kunnen zijn, om duidelijk te signaleren dat je zult stoppen en daarom je hand in de lucht steken.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik heb al meerdere handgebaren gezien van fietsers, en ook van automobilisten. Meestal zijn die niet informatief, maar geven die een uitdrukking voor een bepaald gevoel, hetzij positief, hetzij negatief. Ik heb de Deense stop ook moeten gebruiken in het leger, bij vordering, in stilte. Dat was bij de infanterie. Ik was ingedeeld namens mijn capaciteiten.
Dat geheel terzijde, is het dus wel zo dat ik het een beetje raar vind van Fietsersbond. Telkens wanneer wij iets zeggen over snelheid, helmen, of iets anders, dan hoor ik Fietsersbond zeggen dat we dat niet mogen doen, omdat we mensen gaan belemmeren om nog de fiets te gebruiken. Nu gaan ze zeggen dat men een extra gebaar moet stellen. Vergeet ook niet dat oudere mensen met een elektrische fiets rijden, om dan nog eens het stuur te moeten lossen om een bepaald gebaar te stellen, dat is niet al te eenvoudig.
Wat Gent betreft: die stad ken ik zeer goed. Ik denk dat je daar als automobilist zeer voorzichtig moet zijn, want in Gent komen fietsers langs alle kanten, zeker de studenten. Die rijden vaak in rechte lijn, maar vaak ook niet. Je moet dat allemaal goed in het oog houden. Ik begrijp dus wel wat de collega van Vooruit zei: dat het goed is dat groepen of wielertoeristen weten dat de eerste zijn hand opsteekt omdat anders iedereen als een accordeon tegen elkaar fietst. Ik vind dat dus oké en fijn als extra middel, maar we moeten toch opletten om daar meer een officieel karakter aan te geven, want het is niet zo eenvoudig of eenduidig. Links of rechts afslaan, dat gebaar is al ingeburgerd. Ik zou er dus voor pleiten om er voorzichtig mee om te gaan. Het kan gepromoot worden, maar van het ogenblik dat je iets gaat promoten, en het gaat sensibiliseren, en er gebeurt iets, dan kan de tegenpartij zeggen dat die fietser zijn Deense stopgebaar niet heeft gemaakt.
Het zijn allemaal wat floue dingen. Het is dus fijn als mensen het kunnen doen, waardoor je het kunt zien. Maar het allerbelangrijkste tussen fietsers en andere weggebruikers blijft het oogcontact. Men moet kijken of er een fietser is, of er een automobilist is, dat vermijdt nog steeds de meeste ongelukken.
De heer Bex heeft het woord.
Dank u wel, collega Keulen, voor de vraag. Ik vind dat we wel heel duidelijk moeten zijn. Wanneer een fietser vertraagt, dan moet de auto die daarachter rijdt er altijd voor zorgen dat hij genoeg afstand heeft gehouden om te kunnen stoppen. Dat is heel belangrijk. Ik zie vaak situaties waarbij een auto, een bus, of een vrachtwagen zeer kort op een fietser rijdt. Dat is bijzonder onveilig, en je voelt je als fietser dan ook bijzonder onveilig. Ik begrijp dat die beweging vooral dient voor wanneer men met verschillende fietsers op een goed fietspad – zoals het er in Kopenhagen vol van ligt – gaat vertragen om af te slaan. Dat men dan een teken geeft, lijkt mij zinvol. Ik denk dat we de verantwoordelijkheid niet moeten verleggen van bestuurders van auto’s en grotere voertuigen, richting de fietsers zelf om de veiligheid van de fietser te garanderen.
Minister, collega Keulen, ik heb ook nog een andere beweging, dat is de ‘Dutch reach’. Daarbij gaat een autobestuurder – voor hij of zij uit de wagen stapt – met de rechterhand naar de deur reiken, waardoor die automatisch over de schouder kijkt. Zo kan de chauffeur zien of er een fietser komt die eventueel tegen de openslaande autodeur kan rijden. Vanuit het veiligheidsoogpunt voor de fietsers lijkt mij dat een belangrijkere maatregel. Minister, ik wil nog eens vragen of u al in het verkeersreglement hebt gevonden hoe we de autobestuurder daartoe zouden kunnen responsabiliseren.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik ga toch nog eventjes terug naar wat we in het begin hebben gezegd. Ik denk ook dat mevrouw Fournier het heel duidelijk stelde: sommigen doen dat eigenlijk al vaak spontaan, als je in een drukke omgeving fietst en je weet dat er veel achterliggend verkeer is – of het nu een auto, een bus, een fietser of een voetganger is – en je moet plots stoppen, dan steek je je hand op om een signaal te geven aan het achterliggend verkeer.
Dat is ook wettelijk voorzien in de wegcode. De wegcode voorziet – zowel voor het links als voor het rechts afslaan – dat je je voornemen het best kenbaar maakt met de arm, maar voorziet dat ook om te stoppen. In die zin hebben we sowieso een juridische basis voor de Deense stop in onze wegcode.
Maar er staat wel heel duidelijk een nuancering bij: ‘indien mogelijk’. Want ik zeg opnieuw dat als iemand moeilijk met één hand kan fietsen, je die niet moet verplichten om met één hand te fietsen om een stopteken te maken, of om een rechtsafbeweging te maken. Dus dat is vooral belangrijk.
Het is niet afdwingbaar, anders zit je straks ook weer met de vraag over wat er met handhaving moet gebeuren. Gaan we straks processen voeren omdat iemand geen hand heeft opgestoken, of geen hand heeft uitgestoken bij het rechtsaf draaien? Vandaar de duidelijke passages – zowel bij artikel 10 als bij artikel 19 van de wegcode, zowel bij het stoppen als bij het links of rechts afdraaien – dat je indien mogelijk door een teken van de arm je voornemen kenbaar moet maken. Dat staat dus als dusdanig in de wegcode en kan dus ook toegepast worden. Ik moet wel eerlijk zeggen dat we in onze fietsbrochure de links- en rechtsafbeweging wel expliciet hebben vermeld, de stopbeweging niet, maar in principe wordt iedereen ook geacht de wegcode te kennen.
Dan wat de Dutch reach betreft, mijnheer Bex: die staat niet als dusdanig in de Wegcode, maar daarover hebben we al meer besprekingen gehad. Bij de rijopleiding wordt daar nu wel aandacht aan gegeven, en ook bij het terugkommoment, omdat het juist een aspect is dat het veiliger maakt voor de andere weggebruiker. Je mag je deur normaal gezien maar openen als je geen andere weggebruikers in het gedrang brengt. Door die Dutch reach ga je juist meebewegen en kijk je ook meer naar het verkeer dat zich in je buurt begeeft.
Dus in het kader van de nieuwe Wegcode zijn we wel nog aan het bekijken of we dat er toch ook niet expliciet in kunnen opnemen. Je kunt alles opnemen in een wegcode, maar als het qua handhaving heel moeilijk is, zitten we daar ook maar mee. Dus vandaar: indien mogelijk moet je je voornemens kenbaar maken aan het omliggend verkeer, en je focussen op de andere weggebruiker. Dat is en blijft natuurlijk de boodschap.
De heer Keulen heeft het woord.
Heel kort. We hebben het succes van de fietsstraten, waar je heel veel gemengd verkeer hebt. Dat zie je overal in steden en gemeenten verschijnen. We hebben het verhaal van de verschillende snelheden van e-bikes, speedpedelecs, ten opzichte van de gewone fietsers. Dus ik denk dat het belangrijk is. Ik denk ook dat we het niet verder moeten reglementeren, maar wel verder moeten promoten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.