Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, soms denkt een mens dat hij nergens van hoeft te schrikken. Al zolang ik aan politiek doe, worden ik en vele anderen geconfronteerd met het feit dat in dit land taalwetten met de voeten getreden worden, vooral in onze hoofdstad.
Op 26 september heb ik moeten vaststellen dat de stad Ronse gedagvaard werd voor de burgerlijke rechtbank vanwege beweringen van enkele Franstalige inwoners die zich identificeren als Renaix Bilingue of Ronse Tweetalig, dat het lokale bestuur de taalwet niet zou naleven. Deze Franstalige inwoners eisen dan ook een schadevergoeding van 13.000 euro per dag omdat het lokaal bestuur volgens hen niet voldoet aan de taalwetgeving. Concreet gaat het om straatnaamborden, wegwijzers en aanduidingen in het stadhuis die niet tweetalig zijn. Waarom hebben onze Vlaamse Brusselaars daar niet eerder aan gedacht?
De stad ondervindt – en dat hebben we hier in het verleden ook al besproken – dat onze steden en dorpen met faciliteiten daarvan heel wat nadelen ondervinden. Dan heb ik het niet alleen over de faciliteiten an sich, maar het feit dat zij in een faciliteitensysteem zitten en daardoor als het ware in een keurslijf zitten. Faciliteitengemeenten kunnen bijvoorbeeld geen fusies aangaan zonder de taalfaciliteiten uit te breiden, waardoor ze door dat niet te kunnen natuurlijk worden uitgesloten van bijbehorende schuldvermindering.
Minister, ondertussen weten we ook dat u inspanningen gedaan hebt voor de echte kleinere faciliteitengemeenten, waarvoor dank. Maar ook in Ronse en Voeren ondervindt men die problematieken en kan men niet van die extra middelen gebruikmaken.
Het is ook niet voor niets dat de gemeenteraad van Ronse in 2008, maar ook later, ik denk in 2017, bij motie het einde van die taalfaciliteiten gevraagd heeft. Het huidige stadsbestuur zit op dezelfde lijn.
Daarom wens ik u volgende vragen te stellen, minister.
In welke mate kunt u de diensten van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) inzetten om de stad Ronse ook juridisch te ondersteunen in deze kwestie, goed beseffende dat de taalwetten in de faciliteitengemeenten over de taalgrens of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest totaal niet worden gerespecteerd? Ik ben de laatste om te zeggen dat, omdat zij het niet moeten doen, wij het ook niet moeten doen – een adagio dat nogal vaak gehanteerd wordt. Maar in dezen vind ik het feit dat de stad gedagvaard wordt met een schadeclaim van 13.000 euro per dag, er echt over. Daarom mijn vraag in hoeverre we hier als Vlaamse overheid facilitair kunnen optreden.
Welke stappen zult u de komende maanden zetten om de afschaffing van de taalfaciliteiten op de politieke agenda plaatsen? Ik denk dat ik het antwoord gedeeltelijk ga kennen, maar ik blijf herhalen dat we dit vanuit Vlaanderen moeten blijven eisen. Welke concrete initiatieven zult u meer specifiek nemen voor de afschaffing daarvan?
Welke bijkomende acties zult u nemen bij de bestuurlijke beperkingen van Ronse? Maar ook voor de andere kleinere faciliteitengemeenten geldt dat, al worden die zoals aangehaald al ondersteund. Welke ondersteuning denkt u nog te kunnen bieden aan Ronse, en eventueel aan Voeren, omdat die niet in dat segment thuishoren?
Ik ondervroeg u al eerder over de Vlaams-federale samenwerking rond fusies. Het ging dan meer specifiek over de politiezones en de hulpverleningszones. Is hier een stand van zaken mee te geven, of is er geen nieuws?
Minister Somers heeft het woord.
Wat uw eerste vraag over het juridisch ondersteunen van de stad Ronse betreft, kan elk lokaal bestuur voor juridische ondersteuning en voor overleg en advies steeds bij mijn administratie ABB terecht.
Wat betreft uw tweede vraag over de stappen die ik zal zetten, heb ik in een antwoord op uw gelijkaardige vraag in juni al meegegeven dat de minister-president in oktober vorig jaar een brief heeft gestuurd naar de Federale Regering over een mogelijke structurele oplossing voor taalgrensgemeenten en het verhogen van de bestuurskracht door gemeentefusies van taalgrensgemeenten. Zoals we allemaal weten, is er voor een wijziging van de faciliteitenregeling een bijzondere meerderheid nodig in het Federaal Parlement. In haar antwoord op de brief van de minister-president heeft minister Verlinden dan ook laten weten dat ze niet verwacht dat daarover nog deze legislatuur consensus zal worden bereikt. Ik vermoed dat dat antwoord u niet verbaast.
Wat de fusies van die gemeenten betreft, ben ik tevreden dat minister Verlinden heeft bevestigd dat Vlaanderen bevoegd is om de grenzen van taalgrensgemeenten te wijzigen of te corrigeren, met uitzondering van Voeren. Maar zelfs al zou het Vlaamse Gewest hiertoe bevoegd zijn, dan is het maar de vraag of de taalgrensgemeenten zouden kunnen fusioneren met een gemeente uit het homogeen Nederlands taalgebied zonder dat daarbij wordt geraakt aan het bijzondere taalstatuut. Vlaanderen mag immers geen afbreuk doen aan de taalfaciliteiten van de inwoners van die taalgrensgemeenten. Evident kan dan ook het territoriale toepassingsgebied van de faciliteiten niet worden uitgebreid. Ik heb in juni in deze commissie al aangekondigd dat ik hierover extern juridisch advies zou inwinnen. Eubelius zal dat advies op 20 oktober opleveren.
Wat de bijkomende acties die ik zal nemen, betreft, heb ik in antwoord op een vorige vraag al duidelijk meegegeven waarom vier van de zes taalgrensgemeenten extra middelen ontvangen. Het gaat onder andere om heel kleine gemeenten, met telkens minder dan 2500 inwoners. De stad Ronse behoort niet tot de begunstigden van deze bijkomende tijdelijke werkingssubsidie, onder andere omdat deze stad ongeveer 27.000 inwoners telt. Een volgende Vlaamse Regering zou kunnen beslissen om een structurele financiële compensatie te voorzien voor de taalgrensgemeenten, waarbij ook Ronse en Voeren begunstigden kunnen zijn.
U vroeg eerder al naar de Vlaams-federale samenwerking rond fusies. Ik kan meegeven dat de Vlaams-federale werkgroep fusies haar werkzaamheden voortzet. De meeste federale administraties hebben de analyse van de impact van de gemeentefusies op de federale materies afgerond. Er ontbreken nog enkele impactfiches, en daarover gaat ABB in overleg met de betrokken administraties. Op woensdag 18 oktober komt de Vlaams-federale werkgroep opnieuw samen. De volgende stap is dat de contactpersonen van de federale administraties voor hun bevoegdheden het draaiboek van ABB aanpassen en de nodige aanpassingen aan de regelgeving voorbereiden.
Ik hoop dat ik daarmee een antwoord heb gegeven op uw vragen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Vooreerst begrijp ik dat vanuit de stad Ronse die ondersteuning vanuit ABB niet gevraagd is of nog niet gevraagd is. U zei dat het agentschap telkens optreedt wanneer er hulp of steun gevraagd wordt, maar blijkbaar is dat hier niet het geval. Dat kan. Ik weet het niet, maar dat begrijp ik uit uw antwoord.
Het is net zestig jaar geleden dat de taalgrens vastgelegd is, zestig jaar geleden dat in die gemeenten waar er een grote minderheid van anderstaligen was, de taalfaciliteiten geïntroduceerd zijn, als overgangsmaatregel. Maar we weten heel goed dat in dit land een overgangsmaatregel, toch zeker bij de Franstaligen, niet als een overgang gezien wordt. Maar ik blijf herhalen dat ik het ongelooflijk vind dat, wanneer je een gemeenschap wilt opbouwen, je je dan niet wilt aanpassen aan de taal van de regio waar je gaat verblijven. Ik kan me niet inbeelden dat, mocht ik naar Dinant verhuizen, ik in het openbare leven van de lokale overheden het gebruik van het Nederlands zou blijven eisen. Ik vind het heel absurd.
In ieder geval, minister, hoop ik dat de verschillende Vlaamse partijen op die nagel blijven kloppen, zodanig dat ook de toekomst voor die faciliteitengemeenten en de bestuurskracht van die gemeenten kunnen worden verbeterd. Wij hopen dat van alle lokale besturen in Vlaanderen, dus laat ons hopen dat we dat ook vrij spoedig aan die andere besturen kunnen aanbieden.
De heer Aerts heeft het woord.
Minister, in het vorige antwoord eind juni verwees u ook naar een mogelijke oplossing om daar via districtswerking een mouw aan te passen. U zei dat dat een piste was die verder onderzocht werd. Is dat waar het juridisch advies dat binnen twee weken wordt binnengebracht, over gaat? Bijstand geven aan de gemeente Ronse zelf, lijkt me wat moeilijk. Naar ik begrepen heb, wordt de uitspraak eerstdaags verwacht, en is het pleidooi ondertussen al gevoerd. Ik vrees dus dat we op dat vlak te laat zijn om nog bij te springen. Maar wordt de piste van de districten verlaten of is dat waar het juridisch advies over gaat?
De heer Warnez heeft het woord.
Iedereen heeft uiteraard het recht om naar een rechtbank te stappen, maar in alle eerlijkheid denk ik dat dat soort zaken de lokale samenleving in geen geval vooruithelpt, en dat dat meer spanning en polarisering teweegbrengt, maar goed.
Dat gezegd zijnde: de fusie van faciliteitengemeenten is hier al een paar keer aan bod gekomen. We zijn ook blij, minister, dat u goede contacten hebt met uw collega Verlinden en dat u beiden ook altijd de intentie hebt om naar oplossingen te zoeken, ook al zijn die niet evident.
Ik vond het eind juni ook een goede suggestie om alternatieve pistes te bewandelen. Districtsvorming was toen een van de pistes die u op tafel legde of die toen in uw hoofd popte. Ik ben uiteraard ook blij dat u dat opvolgt, we verwachten niet anders.
Maar op 20 oktober, als dat advies er is, zal dat ons wel met zijn allen interesseren. Is dat iets – uiteraard niet op 21 oktober – wat wij als commissie ook kunnen krijgen? Ik denk dat dat misschien ook een basis kan zijn om daar verder over na te denken hier in de commissie.
Minister Somers heeft het woord.
Nogmaals bedankt voor de verschillende vragen. Er zijn nog drie elementen die nuttig kunnen zijn. Eerst en vooral moet ik aanvullen dat we morgen nog met het kabinet van minister Verlinden samenzitten met betrekking tot de politie- en hulpverleningszones. Dus: aan fusies en de inpassing daarvan wordt verder gewerkt, uiteraard in een constructieve sfeer.
Ten tweede is het inderdaad juist dat de stad Ronse geen ondersteuning heeft gevraagd. Dat is de keuze die een lokaal bestuur zelf maakt. De ondersteuning is daar, men weet dat en men kan altijd ABB contacteren voor ondersteuning en juridisch advies en dergelijke meer. Maar ze hebben dat niet gevraagd in dit dossier.
Ten derde, een van de pistes die we bekijken is inderdaad die districtswerking. Daar gaat Beersel zijn antwoord over geven. Ook al is dat inderdaad, mijnheer Aerts, niet meer voor deze legislatuur. Dat zal nu niet meer gebeuren, maar het is wel interessant om te weten wat er naar de toekomst toe mogelijk is met betrekking tot onze faciliteitengemeenten.
Een volgende Vlaamse Regering kan daar misschien ook op bouwen en kan daar misschien iets mee doen, bijvoorbeeld in het kader van een bredere aanpak van het opschalen van lokale besturen. (Opmerkingen van Brecht Warnez)
Na bespreking in de regering krijgt u dat advies. Dat zijn de regels, maar dan gaat u dat zeker krijgen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De slotbeschouwing: het ligt niet aan u, minister, het ligt niet aan deze assemblee, maar zestig jaar is wel degelijk lang.
De vraag om uitleg is afgehandeld.