Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over de stappen om kiezers te stimuleren deel te nemen aan de lokale en provinciale verkiezingen
Verslag
Er is een wijziging in de agenda. Er is nog een andere eminente instelling in dit land die straks ook vergadert. Daarom beginnen we met de gekoppelde vragen van Kurt De Loor en Brecht Warnez.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, ik zou in de eerste plaats u en de collega’s willen bedanken voor de kleine maar niet onbelangrijke agendawijziging, zodat ik mij straks kan kwijten van mijn taken in de hoogste vergadering van dit land. (Opmerkingen)
Collega’s, onlangs publiceerde de Universiteit Antwerpen (UA) de resultaten van het INFOPOL-onderzoek naar politieke representatie in Vlaanderen. Aan het onderzoek hebben niet minder dan 1124 raadsleden, schepenen en burgemeesters uit alle Vlaamse gemeenten, steden en districten deelgenomen. De mandatarissen kregen onder meer vragen over de afschaffing van de opkomstplicht voor de lokale en provinciale verkiezingen. Het onderzoek brengt in kaart hoe lokale politici – een maatschappelijke groep die toch zeer direct geconfronteerd wordt met de gevolgen van deze afschaffing – kijken naar de afschaffing en de mogelijke gevolgen ervan.
Ik vond de resultaten toch wel opmerkelijk, en ik niet alleen. Het overgrote deel, namelijk 69 procent van de respondenten, blijkt voorstander te zijn van een opkomstplicht bij de lokale verkiezingen. Liefst 31 procent van hen geeft zelfs aan een groot voorstander te zijn. De tegenstanders van de opkomstplicht zijn bijgevolg schaars: 12 procent is tegenstander of grote tegenstander. De politici geven aan dat ze vinden dat opkomstplicht zorgt voor een meer algemene vertegenwoordiging van iedereen in de maatschappij. Ze geloven ook sterk in het feit dat door de opkomstplicht met meerdere maatschappelijke groepen rekening gehouden wordt in het besluitvormingsproces. Bovendien geloven politici ook sterk dat stemgerechtigden zich door de opkomstplicht meer gedwongen gaan voelen om zich te informeren over de politiek, met een toename van de algemene politieke kennis als resultaat.
Collega’s, ik denk dat dat argumenten zijn die we ook in deze commissie en in de plenaire al heel vaak hebben gehoord.
Minister, de resultaten tonen aan dat er bij de lokale politici blijkbaar geen draagvlak is voor de afschaffing van de opkomstplicht, en dat ze denken dat deze maatregel de politieke representatie niet ten goede zal komen. 69 procent van de ondervraagde politici is die mening toegedaan. Daaronder zijn dus onvermijdelijk ook een groot deel van de mandatarissen van de partijen uit deze regering, die beslist heeft om de opkomstplicht bij lokale en provinciale verkiezingen af te schaffen.
Daarom heb ik een aantal vragen voor u, minister.
Hoe beoordeelt u de resultaten van het onderzoek van de Universiteit Antwerpen bij lokale mandatarissen met betrekking tot de afschaffing van de opkomstplicht?
Het lijdt geen twijfel dat door deze hervorming de opkomst sowieso fors zal dalen. Onze buurlanden tonen aan dat de opkomst voor lokale verkiezingen zonder opkomstplicht laag of zelfs dramatisch laag is. U liet bij de afschaffing weten dat er andere maatregelen genomen zouden worden om kiezers naar de stembus te bewegen. Wat is daar de stand van zaken? Ik heb gelezen dat ook de vraag van collega Warnez daar uitgebreid op ingaat.
Tot slot, hoe zult u ervoor zorgen dat bepaalde bevolkingsgroepen, zoals maatschappelijk kwetsbaren, blijvend betrokken worden en blijven bij het democratisch proces, en dat hun stem blijvend gehoord zal worden?
Ik kijk uit naar uw antwoorden, minister.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega De Loor heeft het al geschetst maar ik denk dat het voor ons geen verrassing meer is. Volgend jaar moeten we niet meer gaan stemmen voor de lokale en provinciale verkiezingen. Het is dan op dat moment onze taak als overheid om mensen te informeren, te sensibiliseren om te gaan stemmen, maar daarnaast is het ook onze taak om het hen mogelijk te maken en in staat te stellen hun stem uit te brengen.
We hebben het hier al een paar keer gehad over die sensibilisering en het mogelijk te maken om makkelijk te gaan stemmen, onder andere in de commissie van 7 februari en 16 mei 2023. Toen hebt u, minister, aangegeven dat u bezig bent met een allesomvattend actieplan met betrekking tot de toegankelijkheid van de gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen. U zei toen dat dat plan tot doel heeft om kiezers te mobiliseren om hun democratisch stemrecht uit te oefenen, om ervoor te zorgen dat de toegankelijkheid verhoogd wordt, dat de drempels zo veel mogelijk worden weggenomen voor mensen die naar de stembus willen en kunnen komen.
U hebt de ambitie geuit om dat actieplan af te hebben tegen oktober 2023 en tijd kent geen genade, minister. We zijn ondertussen oktober 2023, vandaar dat ik de vraag stel. We hebben ondertussen ook al een hoorzitting gehad die dat thema aanraakte, waarbij de heer Windey vanuit het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) ook zei dat zij volop in gesprek zijn met het middenveld om tot objectieve informatieverstrekking te komen en ook zo specifieke doelgroepen zo goed mogelijk te bereiken.
We mogen ook zeker en vast rechtstreekse overheidscommunicatie niet vergeten, want uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat dat eigenlijk het belangrijkste communicatiemiddel is om mensen te overtuigen om te komen stemmen. Daarnaast speelt ook het middenveld een belangrijke actor maar ook het onderwijs is daar een specifieke partner in.
Ook tijdens de hoorzitting heeft de educatieve dienst van het Vlaams Parlement – na een suggestie van de voorzitter van deze commissie – eigenlijk al gezegd dat ze instrumenten gaan ontwikkelen zoals workshops om op die manier ook mensen te overtuigen, maar daarnaast moeten we natuurlijk ook rechtstreeks in contact staan met het onderwijsveld en de onderwijsactoren zelf. Daarover gaan de volgende vragen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het bevorderen van de opkomstplicht in het licht van de lokale verkiezingen van 2024?
Hoe lopen de gesprekken met het middenveld en welke aanpak voorzien de minister en ABB?
Hoe staat u tegenover rechtstreekse overheidscommunicatie waarin de klemtoon wordt gelegd op het belang van stemmen? Welke rol ziet u hier voor de lokale overheid? Is er al een plan van aanpak?
Ziet u een rol voor de educatieve diensten en het onderwijsveld zelf? Zo ja, is er al contact geweest met minister Weyts om dit te bespreken?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, genade vindt men in het geloof en in de goede werken. Daar kom ik straks op terug. De goede werken zijn evident de voorbereidingen van het mobiliseren van mensen en het overtuigen van mensen om deel te nemen aan het verkiezingsproces.
Laat me beginnen met de vragen van de heer De Loor rond de studie. Het is inderdaad zo dat uit die studie blijkt dat voor nogal wat burgemeesters die veranderingen die zich aandienen en die fundamenteel en structureel zijn – we komen toch in een modernisering van onze lokale democratie – voor wat zenuwachtigheid zorgen en dat is ook normaal. Veranderingen zorgen daar altijd voor.
Het zijn niet de burgemeesters maar de hoogste vergadering van ons land, namelijk het Vlaams Parlement, die uiteindelijk de spelregels decretaal vastlegt. We hebben dat gedaan en hebben daar samen bij meerderheid beslist dat we bij de lokale verkiezingen overstappen op het regime dat in de Europese Unie door 24 van de 27 landen wordt gevolgd. Er zijn er drie die opkomstplicht hebben: dat is Luxemburg, dat is Griekenland en dat is sinds kort Bulgarije. Alle andere landen volgen dat wel en kiezen voor een systeem van stemrecht en niet van opkomstplicht. Dat is ook een systeem waar we ons nu met onze Vlaamse democratie, wat het lokale niveau betreft, op accorderen.
Ik begrijp de burgemeesters omdat het een onzeker klimaat creëert, zeker in de aanloop naar de verkiezingen, waarbij ze zich afvragen hoe ze dat moeten inschatten, wat de gevolgen daarvan gaan zijn op lokaal vlak, hoeveel mensen gaan participeren en wat dat voor hen zelf betekent en voor hun eigen politieke situatie.
Daarbij is het trouwens boeiend dat, wanneer je in de bevragingen de burgemeesters laat antwoorden op de vraag wie er volgens hen zal winnen en wie er zal verliezen, ze dan net het omgekeerde zeggen van wat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt. Ze zeggen dat de grote verliezers cd&v en Open Vld zullen zijn en in iets mindere mate de N-VA, en dat de extreme partijen zullen winnen, terwijl het andere wetenschappelijke onderzoek net stelt dat de extreme partijen zullen verliezen en eerder de partijen met een, hoe zal ik het zeggen, positieve levenshouding en verstand – grapje, grapje, grapje, ik zal het anders formuleren –, de partijen die behoren tot het centrum, zouden kunnen winnen.
Het is al boeiend op zich dat burgemeesters dat anders inschatten dan sommige wetenschappers, die daar eigenlijk de omgekeerde conclusie aan verbinden. Iedereen heeft die rapporten trouwens al gezien.
Maar liever dan die ongerustheid van die burgemeesters, wil ik naar de argumenten gaan. En dan valt het toch opnieuw op dat men zegt dat de opkomstplicht zou leiden tot een socialer of een beter vertegenwoordigd beleid. Als ik naar de inhoud van het beleid ga kijken en ik kijk naar de plejade van verschillende landen, dan zie je toch dat dat heel uiteenlopend is. Er zijn landen die een klassiek linkser beleid voeren en er zijn landen met een klassiek rechtser beleid. Er zijn landen waar de extreme partijen of radicale partijen het zeer goed doen, in andere landen doen die het minder goed. En dat zijn allemaal landen zonder opkomstplicht.
Ik weet niet of wij nu kunnen zeggen dat wij qua democratisch gehalte een beter functionerende democratie zijn dan bijvoorbeeld de Scandinavische landen, of dan Duitsland, Nederland en Frankrijk. Ik weet dat niet. Ik vind het heel gevaarlijk om te zeggen. Als ik naar de indexen kijk die men soms maakt – en die overigens allemaal betwistbaar zijn, je kunt ze allemaal aanvallen –, staan wij op het vlak van democratie of transparantie niet altijd helemaal bovenaan. We doen het heel goed, maar we zijn niet de allerbeste. Landen die voor ons staan, zijn landen zonder opkomstplicht. Vanuit dat perspectief vind ik daar geen overtuigende argumenten voor.
Maar wat er wél moet gebeuren – en dat is een tweede punt – is dat we meer ons best moeten doen. En dat is misschien waar sommige burgemeesters een beetje bezorgd over zijn. We zullen niet meer alleen moeten gaan aankloppen aan de deur en zeggen: “Stem voor mij, want ik ben de schoonste, de slimste, de beste”, maar we zullen ook moeten zeggen: “Je moet gaan stemmen, want stemmen op zich is belangrijk. Zelfs als je niet voor mij stemt, ga toch uw stem uitbrengen, want dat is een voorrecht dat wij hebben en dat is tegelijkertijd een burgerplicht. En als je gaat stemmen, informeer u.” En als kandidaat zul je evident informatie geven en zul je proberen te overtuigen dat je de beste bent en dat jouw programma het meest voordelige is. Maar je zult ook mensen moeten motiveren om te gaan stemmen. Dat vind ik een heel belangrijke taak, waar politici, kandidaten voor de gemeenteraad, voor het burgemeesterschap, voor het schepencollege zich ook daadwerkelijk voor zullen moeten inzetten.
In elke partij, op elke plaats is men daar trouwens over aan het nadenken. Hoe zullen we dat doen? Wat moeten we doen om mensen naar buiten te krijgen, hoe kunnen we mensen naar dat stemhokje krijgen? Op zich is dat een verrijking van de democratie en ook de overheid heeft daarin een rol.
Mijnheer Warnez, daarom heb ik inderdaad aangekondigd dat er een actieplan zal komen. Dat actieplan bestaat uit drie lijnen, drie pijlers: eerst en vooral rechtstreekse overheidscommunicatie, daarna acties om kiezers te bereiken en te informeren die moeilijker de weg vinden naar de stembus en ten slotte ook acties met de focus op toegankelijkheid.
Wat de eerste pijler betreft, rechtstreekse overheidscommunicatie, willen we een inclusieve overheidscampagne lanceren die erop gericht is zoveel mogelijk mensen te bereiken. Momenteel bereidt het Agentschap Binnenlands Bestuur de overheidsopdracht voor om een creatief bureau met expertise onder de arm te nemen om met de juiste toon, vorm en stijl in 2024 de burgers aan te spreken. Daarbij moeten we goed de timing voor ogen houden, want we hebben in juni natuurlijk eerst nog federale, Vlaamse en Europese verkiezingen. Dus als we die campagne bijvoorbeeld in het voorjaar starten, zal dat mogelijk mensen in verwarring brengen, het zal hen misschien op het idee brengen dat de verkiezingen waarvoor ze worden opgeroepen over iets anders gaan.
Dat doet me terugdenken aan de eerste campagne waarbij ik zelf kandidaat was, in 1994. Toen stond ik heel hevig en begonnen wij al in februari-maart alle Mechelaars bezoeken, en gingen wij in maart huis aan huis. Ik weet dat ik toen elke dag rondging. Ik legde toen ongeveer 45.000 huisbezoeken af. Op een zeker moment zeiden de mensen: “Ja mijnheer, u ziet er precies een brave jongen uit, maar het zijn Europese verkiezingen in juni, geen lokale verkiezingen.” Het was niet gemakkelijk om dan de boodschap te brengen dat ik al voor oktober kwam.
Nu, zo veel jaren later, zitten we wat in eenzelfde scenario. Als we nu campagne voeren voor de gemeenteverkiezingen, zullen we ons een beetje moeten inhouden, zeker in de maanden of weken voor de Europese, Vlaamse en federale verkiezingen. We mogen dan niet te veel over de lokale verkiezingen praten, want dan zullen mensen die een beetje door elkaar halen. Maar die overheidsopdracht wordt dus in de markt gezet.
Een tweede pijler van het actieplan is gericht op mensen die moeilijker de stembus vinden. Die mensen moeten gericht bereikt worden met informatie over het belang van het uitbrengen van hun stem. We moeten drempels daartoe zoveel mogelijk wegwerken.
Mijn kabinet en administratie hebben al overleg gepleegd met experten, onder andere professor Sofie Marien, om een beter inzicht te krijgen in hoe we deze doelgroepen het best kunnen bereiken. Volgens mij zijn er drie doelgroepen. Ten eerste zijn er de senioren, mensen op leeftijd die soms moeilijker ter been zijn en het niet altijd gemakkelijk vinden om te stemmen en zich daarom afvragen of ze dat nog wel zouden doen. Ik denk dat het belangrijk is dat we die mensen motiveren. Dat zal sommigen als muziek in de oren klinken. Een tweede doelgroep zijn de eerste kiezers, jonge mensen die voor de eerste keer gaan stemmen. We moeten hen duidelijk maken waarom het belangrijk is dat ze hun stem uitbrengen en hen begeleiden in het democratische participatietraject. Een derde doelgroep zijn mensen in armoede en mensen in kwetsbare situaties. Voor hen is er onder andere het tijdschrift ‘Wablieft’ waarin in heel begrijpelijk Nederlands wordt uitgelegd waarom het belangrijk is om je stem uit te brengen. Dat zijn de drie doelgroepen waarrond we volgens mij moeten werken.
Op basis van de inzichten die we daarover hebben, gaan we een projectoproep starten. Het doel is om zoveel mogelijk kiezers te enthousiasmeren. De oproep richt zich tot organisaties en instellingen die specifieke ervaring hebben met het bereiken van deze kiezers.
Ik wil benadrukken dat onpartijdigheid en onafhankelijkheid hierbij heel belangrijk zijn. We gaan hiervoor geen ideologische actiegroepen financieren, daar is geen sprake van. De informatie moet objectief en neutraal zijn.
De samenwerking met lokale besturen is hierbij belangrijk. Ik zie ook een belangrijke rol weggelegd voor de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), voor alle duidelijkheid, waarmee we al in contact zijn.
Tot slot voorzie ik in het actieplan nog een derde pijler die zorgt voor het fysiek toegankelijk maken van alle stembureaus. Ook deze drempel willen we absoluut wegwerken. Hiervoor werken we intensief samen met het agentschap Inter.
Mijnheer Warnez, u verwijst naar het onderwijsveld. Ik denk dat dat ook een belangrijke speler is, een belangrijke actor om mensen te mobiliseren en te sensibiliseren. Daarom heeft mijn Agentschap Binnenlands Bestuur ook overleg met de collega’s van het departement Onderwijs. Het belang van verkiezingen en alles rond democratie is een onderdeel van de sleutelcompetentie burgerschap. Dat is opgenomen in de eindtermen en het departement Onderwijs is bevoegd om die te bepalen. Scholen beslissen echter autonoom hoe ze concreet invulling geven aan deze sleutelcompetentie. Mijn administratie bekijkt alleszins de mogelijkheid om educatieve pakketten die de educatieve dienst van het Vlaams Parlement zal ontwikkelen, ter beschikking te stellen van de scholen, bijvoorbeeld via het platform ‘KlasCement’. Dat is een portaalsite van de Vlaamse overheid waar educatief materiaal kan worden gedeeld. Scholen kunnen daar vrij gebruik van maken.
Dat is de huidige stand van zaken. Ik denk dat ik daarmee de contouren heb geschetst van de manier van aanpakken om zoveel mogelijk mensen te overtuigen om hun burgerplicht te vervullen en in oktober te komen stemmen, gemotiveerd en geïnformeerd.
De heer De Loor heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. U verwijst altijd naar de bevraging van de burgemeesters, maar die bevraging was veel ruimer en was ook gericht op raadsleden en schepenen. U verwijst ook naar zenuwachtigheid. Ik denk dat het heel weinig met zenuwachtigheid te maken heeft. Ik heb wel oor naar de bekommernissen van die raadsleden, van die mandatarissen, bekommernissen die u blijkbaar opnieuw in de wind slaat. U blijft opnieuw Oost-Indisch doof voor de argumenten die worden aangehaald, argumenten die uit dit onderzoek blijken maar die ook overduidelijk in deze commissie bij de hoorzittingen en bij de discussie over het decreet aan bod gekomen zijn.
U zegt dat we de mensen zullen moeten motiveren om naar de stembus te trekken. Maar eerlijk gezegd, minister: als je als politicus vandaag al niet tracht om mensen te overtuigen en te motiveren om te stemmen, om die politieke kennis bij te brengen, dan denk ik dat je beter een andere job zoekt. Ik denk dat dat echt geen argument is.
Het actieplan is gebaseerd op drie pijlers. Ik denk dat dat goede uitgangspunten zijn. Alleen blijft u alweer steken in algemeenheden. Ik hoor weinig concrete zaken, bijvoorbeeld op het vlak van de timing. We staan op een jaar van die lokale en provinciale verkiezingen. Die timing is wel belangrijk. Dat is vorige week ook aan bod gekomen in deze commissie naar aanleiding van de kiesdecreten die worden aangepast, zodat we weten in welke wedstrijd we spelen en met welke middelen.
Minister, de tijd dringt dus echt wel. Ik wil u dus aanmanen om enkele tandjes bij te steken zodat dit op heel korte termijn veel concreter wordt.
Tot slot onderstrepen wij ook het belang van het middenveld, want ook zij lieten zich niet onberoerd naar aanleiding van de afschaffing van de opkomstplicht. Ik herinner mij nog een open brief die rondgestuurd werd door zowel Beweging.net, het ACV, de KAJ (Kristelijke Arbeidersjongeren), het Minderhedenforum, Okra, De Wakkere Burger, Femma, en noem maar op. Zij wezen op het fundament van onze democratie, dat het lokale niveau het dichtst bij de burgers staat, en ook het meeste vertrouwen geniet. Door het afschaffen van de opkomstplicht wordt die band nu ook doorgeknipt. Met het versterken van die lokale democratie heeft dat dus niks te maken. Het is alsof dit een politiek niveau is dat minder belangrijk is geworden.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega De Loor, ik denk dat we vandaag vooral in een situatie zitten dat de beslissing rond de opkomstplicht is genomen. Dat is gebeurd binnen de context van een regeerakkoord, en dat zal ook niet meer veranderen, u weet dat ook. Ik denk dat we nu vooral moeten focussen op hoe we mensen kunnen overtuigen en stimuleren. Als het voor u en uw partij echt belangrijk of cruciaal is, dan denk ik dat u nu gewoon moet zeggen dat uw partij niet in een volgende regering stapt als die opkomstplicht niet opnieuw wordt ingevoerd. Als dat echt belangrijk is, dan denk ik dat u dat nu moet zeggen.
Vandaag, vanuit ons perspectief, denk ik dat wij nu moeten zeggen dat we gaan werken aan een actieplan, met die drie lijnen. Minister, daarom ben ik ook wel blij met uw antwoord. Ik denk dat dat drie goede lijnen zijn. Ik heb daar uiteraard wel nog enkele vragen over. Het budget van dat actieplan interesseert mij wel. Ik weet niet of er een zitting mogelijk is over die drie lijnen, maar goed.
Daarnaast vraag ik mij af of die rechtstreekse overheidscommunicatie iets is dat u volledig via Vlaanderen ziet gebeuren, of zijn de lokale besturen daar ook mee aan zet? Waarom vraag ik dat? Omdat dat zeker en vast ook wel wat discussie gaat opwekken. Wat als het ene lokale bestuur zich heel hard inzet om de mensen te overtuigen, en het andere doet dat niet? Dan is er die burgemeesterscommunicatie: er komt een uitnodigingsbrief, wat mag een burgemeester daar allemaal in zetten? Mag hij mensen daarin uitnodigen, ja of neen? Je weet dat dat tot klachten kan leiden, enzovoort. Ik denk dat het wel belangrijk is om daar toch voor een stuk helder te zetten.
Wat de specifieke oproepen betreft, denk ik dat u drie heel correcte doelgroepen hebt gekozen: senioren, eerste kiezers, en kwetsbare mensen. Ik vind dat een verstandige keuze. Mag ik dat zien als een projectoproep waar dan verschillende projecten uit voortvloeien, en er dus verschillende actoren aan zet komen? Ik denk niet dat dat aan één actor zal worden toegewezen. Wie kan daaraan meedoen? Ik denk uiteraard aan het middenveld, als die onafhankelijk en neutraal zijn, maar kunnen bijvoorbeeld de onderwijsactoren daar zelf ook aan meedoen? Dat kan vanuit de koepels of vanuit scholengemeenschappen. Kunnen zij daar ook op intekenen om daar werk van te maken?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel, minister, de koppeling tussen de afschaffing van de opkomstplicht en de deelname aan de volgende regering lijkt mij toch wel een beetje overdreven, maar bon.
Los daarvan merk ik inderdaad wel dat er heel veel ongerustheid is bij sommige collega’s, maar ik probeer dat – net als u – op een positieve manier te bekijken. Zoals u dat ook mooi formuleerde, zullen we mensen niet alleen moeten proberen te overtuigen om op de goeie partij te stemmen, maar moeten we ze nu ook overtuigen om überhaupt te gaan stemmen. We moeten ze overtuigen van het belang van het democratisch systeem. In tegenstelling tot collega De Loor ben ik er niet van overtuigd dat je mensen van dat belang kunt overtuigen door hen te forceren om te gaan stemmen. Ik denk dat dat ook blijkt uit de cijfers: als je het verplicht, is er nu al 10 procent van de mensen dat het niet doet. Ik denk dus niet dat dat de juiste weg is. Ja, het zal een speciale stembusgang zijn voor ieder van ons, maar ik probeer het niet zo negatief te bekijken. Ik probeer – net als iedereen – de meerwaarde van die stem te mogen uitbrengen duidelijk te maken.
Wat betreft de vraag van collega Warnez, herinner ik mij een vorige discussie over dit onderwerp. U zei dat uw kabinetsmedewerker zich had uitgesloofd om in de voorbereiding te spreken over een allesomvattend plan, waarmee uw medewerker heel hoge verwachtingen heeft gecreëerd bij collega Warnez. Daarom stelt hij dan ook heel vaak die vraag aan u. Uiteraard zitten we allemaal op hete kolen om te zien hoe uw administratie dat in daden zal omzetten.
Ik ben ook benieuwd naar de kostprijs van dit alles. Ik ben ervan overtuigd dat het belangrijk is dat de overheid participeert in het overtuigen van de mensen, maar dat hoeft op zich geen miljoenen euro’s te kosten. Hebt u daar zicht op?
De heer Tommelein heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen, collega's, en minister, voor uw antwoord.
Er is geen twijfel over mogelijk: de uitdaging om bij de komende lokale verkiezingen de kiezer ervan te overtuigen om te komen stemmen, is heel belangrijk en uitdagend. Dat gebeurt trouwens in de meeste andere landen vandaag. We zijn een van de laatste samenlevingen die de opkomstplicht had behouden, zonder daar de laatste tijd evenwel sancties voor uit te spreken. Dat het dus een uitdaging is om de kiezer op te roepen om te komen stemmen en hem ervan te overtuigen dat te doen, mag geen enkele reden zijn om die opkomstplicht als een van de laatste samenlevingen te behouden.
Het is juist dat we als mandatarissen – en niet alleen de burgemeesters, maar ook de schepenen en gemeenteraadsleden en zelfs de oppositie – extra moeite zullen moeten doen om de mensen naar de stembus te krijgen. Samen met mijn fractie ben ik ervan overtuigd dat dit burgers dichter bij de politiek brengt dan vandaag. Uiteraard moet dat samen met de overheid gebeuren, en ook met het onderwijsveld. Op zich ben ik wel benieuwd naar de informatiecampagne die u samen met het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) voorbereidt. Zoals u aangeeft zal deze ook rekening moeten houden met de federale en Europese verkiezingen. De vraag is wanneer daar meer duidelijkheid over zal zijn. Er zal ook een projectoproep komen om senioren, mensen die in armoede leven en mensen die voor een eerste keer gaan stemmen, te informeren, en er ook voor te zorgen dat deze personen effectief hun stem zullen gaan uitbrengen. De oproep gaat – lijkt me ook logisch – naar organisaties die reeds specifieke ervaring hebben met het bereiken van kiezers.
U geeft zelf aan dat het belangrijk zal zijn om de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid in de gaten te houden. Dat is inderdaad een zeer belangrijk aandachtspunt, als je het mij vraagt. De vraag is of er bepaalde acties of bepalingen zijn om ervoor te zorgen dat de geselecteerde organisaties effectief onafhankelijk en onpartijdig te werk zullen gaan.
Dan heb ik nog een laatste vraag. In onze stad hebben we een schepen van Toegankelijkheid. Ik ben er trots op dat we als bestuur die stap hebben gezet. Die schepen kijkt er nauwgezet op toe dat alles wat toegankelijk is ook effectief bewaarheid wordt. Ik ben ook tevreden dat u reeds contact hebt met Inter om de stembureaus toegankelijk te maken. Wij zijn al begonnen aan het creëren van stemhokjes voor mensen die een toegankelijkheidsprobleem hebben. Mijn vraag is wanneer we hierover informatie mogen verwachten.
De heer Aerts heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter.
Als 69 procent van de lokale mandatarissen, waaronder burgemeesters en schepenen, aangeven dat ze die afschaffing geen goed idee vinden, betekent dat niet dat de beslissing hier in een-twee-drie wordt teruggedraaid. De argumenten die ze aanhalen – meer algemene vertegenwoordiging, meer maatschappelijke groepen – is ook wat in de hoorzittingen aan bod gekomen is.
En minister, ik was eigenlijk verrast door uw antwoord. Niet omdat u de afschaffing van die opkomstplicht nog steeds verdedigt, maar door de manier waarop u over de burgemeesters sprak. U bent altijd de pleitbezorger van sterker lokaal bestuur, van de burgemeesters. Vandaag heb ik u horen zeggen dat burgemeesters misschien bang zijn van de uitslag en ze daarom tegen de opkomstplicht zijn, dat de burgemeesters het misschien niet plezant vinden omdat ze meer moeite moeten gaan doen. Dat zijn niet de antwoorden die zij gegeven hebben. Ik ga ervan uit dat zij er lokaal allemaal ‘vollenbak’ voor zullen gaan om hun inwoners te betrekken. Ik hoop dus dat u dat hier kunt rechtzetten en wel meer vertrouwen hebt in onze lokale mandatarissen dan uit uw antwoord daarnet naar boven leek te komen. Ik hoop dat ik het verkeerd gehoord heb, en dan geef ik u alle ruimte om dat nog recht te zetten.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de verschillende beschouwingen. Eerst en vooral – en ik herhaal het gewoon – ben ik het oneens met zij die zeggen dat er een kwalitatievere democratie is wanneer er opkomstplicht bestaat. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. Denemarken, Zweden, Noorwegen… zijn democratieën die in alle indexen op vlak van transparantie, inspraak, participatie en democratie hoog boven ons staan, die in de rankings altijd hoog boven ons staan. Zij kennen geen opkomstplicht. Nederland heeft haar opkomstplicht enkele decennia geleden afgeschaft. Zijn al die landen dan landen waar er een rechtser beleid bestaat, om het even in de clichés te vertalen die sommigen erover vertellen? Dat is absoluut niet waar. Sommige landen hebben een economisch linkser beleid, andere hebben een economisch rechtser beleid, en sommige hebben een beleid dat op dat van ons land lijkt. Dat varieert trouwens ook in die landen. Het is niet dat een land met een opkomstplicht altijd eenzelfde stembusuitslag heeft, gelukkig maar. Dat is de kracht van een democratie dus dat argument klopt niet.
Zijn de partijen met een meer radicale overtuiging slachtoffer van een systeem waar geen opkomstplicht bestaat? Neen. Er zijn landen zonder opkomstplicht waar partijen met een zeer radicale overtuiging zeer goed scoren. Er zijn andere landen waar ze slecht scoren. Dat is gewoon een vaststelling, een feit. ‘It’s a fact.’
Ten tweede, mijnheer Aerts, ik heb niet gezegd dat die burgemeesters bang zijn. Ik heb gezegd dat die burgemeesters zenuwachtig zijn. Wie niet zenuwachtig is in de aanloop naar een verkiezing, mag dringend iets anders gaan doen want die is dan, volgens mij, te weinig betrokken bij het engagement dat hij heeft. Iemand die zich in de lokale politiek, trouwens in de politiek in het algemeen, kandidaat stelt, doet dat uit engagement, die wil iets realiseren, iets veranderen. Het is evident dat dat voor zenuwachtigheid zorgt. Bij uw dienaar is er zenuwachtigheid. Ik heb net vernomen van de voorzitter dat er een zekere zenuwachtigheid is, bij hem meer dan bij mij, om begrijpelijke redenen, maar, bon, die zenuwachtigheid is er. Dat is een logisch iets, dat is logisch. Het is evident dat dat een stuk onzekerheid creëert; elke verandering creëert onzekerheid. “Het ongemak van een status quo is altijd gemakkelijker dan de onzekerheid van de verandering.” Het is een sociaal-democraat uit Nederland die dat ooit heeft gezegd. Ik citeer hem enigszins vrij. (Gelach)
Het is een sociaal-democraat uit de jaren 90 die dat heeft gezegd: “Het ongemak van een status quo is altijd …”(Gelach)
Zoek het op. Hij gaat het vinden, daarvoor zit hij hier trouwens. Hij moest het al opgezocht hebben. Dat is een slecht punt. Hij is niet de man van het alomvattend plan, voor alle duidelijkheid. (Gelach)
Dat valt steeds meer op. Ten tweede, als ik zeg dat partijen minder inspanningen doen, mijnheer De Loor, in een systeem met opkomstplicht om mensen te overtuigen van het belang van de verkiezingen, dan zeg ik dat niet. Dat zegt de universiteit van Cambridge, die daarvoor een uitvoerig onderzoek heeft gedaan bij landen waar vandaag de opkomstplicht bestaat tegenover landen waar de opkomstplicht niet bestaat. Zij zijn tot die conclusie gekomen, dat heeft helemaal niets te maken met een gebrek aan respect. Altijd die grote woorden! Neen, dat is een feit, dat is een wetenschappelijk onderzoek van de universiteit van Cambridge en dat is ook te begrijpen.
Uw dienaar, die toch al heel wat campagnes gedaan heeft, voelt niet de aandrang om tegen mensen, wanneer hij aan hun deur komt, te zeggen dat ze moeten gaan stemmen. Die gaat aan de deur zeggen waarom hij denkt dat hij de beste kandidaat is en probeert dat met argumenten uit te leggen, zoals we dat allemaal doen. Niemand van ons moet in een systeem met opkomstplicht dat eerste belangrijke doen: de democratie an sich verdedigen, het belang van gaan te stemmen an sich verdedigen, uitleggen dat het belangrijk voor de mensen is, dat ze het verschil kunnen maken door te gaan stemmen. Dat is wat de universiteit van Cambridge heeft vastgesteld. Dat is wat we nu allemaal aan het doen zijn. Trouwens, in alle partijen is men vandaag de dag bezig met na te denken over met welke technieken, op welke manier, op welke wijze ze mensen kunnen motiveren om te gaan stemmen. Dat is een goede zaak. Dat is wat we moeten doen, dat stut de lokale democratie.
Ten derde, de projectoproep gebeurt tegen het einde van de maand, mijnheer Warnez, en het plan zal klaar zijn begin 2024. Ik stel voor dat onze administratie op dat moment dat plan komt toelichten, maar dat is aan de wijsheid van de commissie, dat heeft een minister niet te bepalen. Ik vind het heel belangrijk, zeker in een verkiezingsproces, dat iedereen ziet dat dit een objectieve campagne is. Dat is niet alleen voor mij belangrijk, ook voor jullie is dat belangrijk. ‘Justice has to be done but also be seen to be done’. Dus ook hier is het heel belangrijk om dat te doen.
Ondertussen heeft mijn medewerker gevonden van wie die spreuk is: Marcel van Dam. Kent u die grote Nederlandse sociaaldemocraat, Marcel Van Dam? Dat is van vóór uw tijd, mijnheer De Loor. Ik betreur het dat u de geschiedenis van de sociaaldemocratie in Nederland onvoldoende in de vingers hebt.
De projectoproep gebeurt dus aan het einde van de maand en begin januari is het plan er.
De kostprijs zou 1 miljoen euro bedragen. U zegt dat het geen miljoenen hoeft te kosten, en u hebt gelijk: we voorzien daar 1 miljoen euro voor.
Ik kan de opsplitsing hier nog niet maken, mijnheer Warnez, dat zullen we te gepasten tijde doen. We zullen 1 miljoen euro investeren in het plan. Naast de overheid zelf, kijken we ook naar bijvoorbeeld de regionale zenders, omdat we denken dat dat een interessant kanaal kan zijn om onze oudere kiezers te bereiken. We overwegen dus om de regionale televisiezenders in te schakelen, maar dat is een voorafname onder voorbehoud.
Er was nog een belangrijke vraag in verband met de informatiecampagnes: wat gebeurt er op het gemeentehuis, op het stadhuis? Wat kan een burgemeester dan doen? Wordt het niet gevaarlijk dat, als die te veel oproept, die eigenlijk al campagne aan het voeren is? Daar zijn regels rond. We zullen die nog eens heel helder communiceren in aanloop naar de verkiezingen, namelijk dat ze in een bepaalde sperperiode terughoudend moeten zijn. U weet dat de communicatiebladen van een gemeente een voorwoord van de burgervader of burgermoeder bevatten. Dat is ook logisch, maar we hebben altijd al de afspraak gehad dat het eigenlijk niet meer kan dat daar maanden voor de verkiezingen foto's in staan van verkozen mandatarissen, omdat dat kan worden gezien als propaganda die men aan het voeren is in aanloop naar de verkiezingen. Ook de communicatie die vanuit een gemeentehuis zou komen om mensen te motiveren om gaan te stemmen, moet dus zeer neutraal gebeuren. Het kan dus niet dat dat bijvoorbeeld gebeurt met een brief van een burgemeester die kandidaat is en de mensen vraagt om zeker te komen stemmen voor het goede beleid dat hij tot nu toe in die gemeente heeft gevoerd en waarvan hij hoopt dat te kunnen voortzetten na de verkiezingen. Dat is dan heel duidelijk een verkiezingsuitgave.
We gaan daarover goed op voorhand en duidelijk communiceren wat kan en wat niet kan. Het gezond verstand maakt heel snel duidelijk wat kan en wat niet kan. In het verleden is er daarover hier en daar discussie geweest, maar ook mijn voorganger heeft ter zake altijd duidelijke richtlijnen gegeven en ik ben van plan om mij in die traditie in te schrijven.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw bijkomende antwoorden en ook voor de informatie over de sociaaldemocraat uit Nederland. Het heeft mijn nieuwsgierigheid geprikkeld.
Collega's, ik ben altijd onder de indruk hoe sommige mensen en sommige partijen kunnen hinken op twee benen. Enerzijds schaffen zij mee de opkomstplicht af en anderzijds moeten alle zeilen worden bijgesteld om een maximaal aantallen mensen naar de stembus te halen. Ik ben niet jaloers over dat hinken op twee benen, alleen is het een kunst die ik niet onder de knie heb en ook niet onder de knie wil krijgen.
Minister, zoals ik daarnet al heb gezegd, vind ik die drie pijlers uit het actieplan inderdaad belangrijk. Het zal ook meer dan noodzakelijk zijn. U hebt gezegd dat u zult voorstellen om dat toe te lichten in januari. Ik hoop dat er dan ook nog voldoende tijd is – want die speelt nu echt wel in ons nadeel – om daar de nodige bijsturingen te doen als die noodzakelijk mochten zijn, zodat dat niet in algemeenheden blijft steken, maar dat het ook heel concreet wordt. Want alle wetenschappelijke onderzoeken, collega's, spreken u minister, en ook de Vlaamse meerderheid tegen. En dat blijkt nu ook nog uit die bevraging van de mandatarissen, de bevraging van de Universiteit Antwerpen.
Het is Johan Ackaert die er zijn levenswerk van heeft gemaakt om drempels voor politieke participatie te onderzoeken en te verlagen. Daaruit blijkt dat de doelgroepen die u daarnet hebt opgenoemd, mensen die het moeilijker hebben in onze samenleving, minder snel hun weg zullen vinden naar de kieslokalen. Enfin, dat zijn bekommernissen die we zeker moeten meenemen. Het grootste gevaar bij het afschaffen van die opkomstplicht is dat hun bekommernissen of belangen veel minder zullen worden verdedigd mochten zij als eersten afhaken.
Minister, collega’s van de meerderheid, in het verleden heb ik het zo nog genoemd: de afschaffing van de opkomstplicht is een grote fout. Het is een historische fout van deze politieke generatie. Wat Vooruit betreft, is democratie op z’n sterkst – schrijf het ook op, minister, als quote – als er zoveel mogelijk mensen aan deelnemen. De opkomstplicht is de beste garantie daartoe. Vandaar ons voorstel van decreet dat we ter uitbreiding daarvan hadden ingediend voor een stemrecht vanaf 16 jaar. Als dat kan worden uitgebreid, en een maximaal aantal mensen eraan kunnen deelnemen, dan maakt dat onze democratie op z’n sterkst.
Om af te ronden, collega’s, wil ik misschien nog terugkeren op de opmerking van collega Warnez. Ik spreek heel voorwaardelijk, maar mocht Vooruit aan de onderhandelingstafel van de volgende Vlaamse Regering zitten, dan zal het herinvoeren van de opkomstplicht met heel veel kracht op de tafel worden gelegd.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, toen ik in het parlement stapte, zei een West-Vlaamse minister van mijn eigen partij tegen mij dat als er een bedreiging is in de politiek, je daar een opportuniteit van moet maken. Ik heb daar al dikwijls aan gedacht, en nu moet ik daar ook aan denken. Ja, er zijn heel wat bedreigingen die naar voren worden geschoven, maar we moeten daar nu een opportuniteit van maken. We moeten daar de opportuniteit van maken om mensen te overtuigen waarom het belangrijk is om in hun stad of gemeente te gaan stemmen. Dat kan zijn vanwege personen: een burgemeestersstrijd. Dat kan zijn vanwege een heel specifiek dossier: het openen of sluiten van een zwembad, of het verkeersvrij maken van een markt. Het inhoudelijke debat dat daarover gevoerd kan worden, als we daardoor meer mensen kunnen overtuigen, dan zal dat alleen maar de lokale democratie ten goede komen. In dit geval is het dus de boodschap om van een bedreiging een opportuniteit maken.
Dank u om ook hier de wijze woorden van een cd&v-minister te citeren. Collega’s, ik wil zeggen dat het citaat van die socialistische voorman zelfs ooit door Guy Verhofstadt is gebruikt. (Opmerkingen van minister Bart Somers. Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.