Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de fietsrapporten van de Vlaamse steden en gemeenten
Vraag om uitleg over de nood aan betere fietsvoorzieningen die blijkt uit de enquête van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Mijn eerste vraag gaat over beveiligde fietsparkings aan treinstations. Je hebt een fiets gekocht. Tof, leuk. Je gaat ermee naar het station. En dan denk je: ik ga naar mijn eindbestemming. En dan komt de vraag weer of je die fietsen, zeker die elektrische fietsen of die nieuwe fietsen – die kosten redelijk wat geld, vele centjes – veilig kunt achterlaten aan het station. Voor de meeste Vlamingen is het heel simpel: neen. Het gevolg is dat mensen dan toch weer naar de wagen grijpen, of naar een oudere, afgeschreven fiets, zodat het toch minder erg is als daar iets mee gebeurt.
Het gebruik van de fiets is alleen maar aan het toenemen, en dat is heel goed. De duurdere elektrische fietsen winnen ook aan terrein, wat ook goed is. Maar natuurlijk is het dan toch jammer dat je niet duurzaam naar het station kunt gaan, uit vrees voor vandalisme of diefstal.
De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) heeft dezelfde mening. Die pleit dan ook voor meer beveiligde en eventueel betaalde parkeerplaatsen voor fietsen. Ik heb daar geen probleem mee. Vroeger was dat in het station van Dendermonde zo. Ik heb dat nog meegemaakt. Dan gaf je gewoon je fiets af. Je kreeg zo’n elastiekje met iets aan, en de bediende zette die fiets dan in het rek. Zo was dat. Nu is dat helemaal niet meer zo. Die fietsen moeten dus in openlucht staan, en natuurlijk kan daar in het weekend of dergelijke, of ’s avonds of overdag, soms wel iets gebeuren.
We moeten die fietsdiefstallen dus tegengaan en mensen aanmoedigen om hun fiets niet enkel recreatief te gebruiken, maar die ook functioneel te gaan inzetten. Eerder dit jaar werd bijvoorbeeld ook een centraal fietsregister aangekondigd, waarover we het in deze commissie al gehad hebben op 9 februari.
Minister, ik heb de volgende vragen voor u. Bent u op de hoogte van het advies van de CRB? Hoe zult u ermee aan de slag gaan? Zult u contact opnemen met uw federale collega om deze problematiek aan te kaarten? Kunt u een stand van zaken meegeven in verband met het centrale fietsregister om fietsdiefstallen tegen te gaan?
Ik ga dan meteen naar mijn volgende vraag om uitleg, voorzitter, over de fietsrapporten van de Vlaamse steden en gemeenten. Het is een gewoonte geworden, het fietsrapport van de Vlaamse overheid en de Vlaamse Stichting voor Verkeerskunde (VSV). Naar aanloop van de verkiezing van fietsgemeente van 2024 gaven bijna dertigduizend mensen hun mening over het fietsbeleid in hun gemeente. Dat is een stijging ten aanzien van de vorige editie.
Met het resultaat van die bevraging konden fietsrapporten worden opgesteld van 166 Vlaamse steden en gemeenten – niet allemaal, omdat sommige niet aan vijftig inzendingen raakten, wat het minimum was. De algemene conclusie is dat fietsers kritischer zijn geworden. De algemene score daalt van 61 naar 58 procent. Er is een dalende tevredenheid, vooral in de centrumsteden.
Ik heb toch wat bedenkingen bij dat fietsrapport zelf, minister. Hoe werkt dat? Je vult dat in. Ik zie bijvoorbeeld het aantal rapporten dat soms voor een aantal steden wordt ingevuld. Oké, je moet er vijftig hebben, maar de vraag is dan natuurlijk in hoeverre dat allemaal representatief is. Ik verwijs bijvoorbeeld naar mijn eigen stad. Pas op, ik ben helemaal niet kwaad om de score, voor alle duidelijkheid. We zijn stabiel gebleven, dus u gaat mij niet horen zeuren. Maar we hebben bijvoorbeeld 47.000 inwoners en 285 ingevulde enquêtes. Voor een gemeente als Beveren, die zelfs naar de vijftigduizend gaat, waren er maar 180, dacht ik. Dan rijst de vraag naar de representativiteit daarvan.
Ten tweede vond ik het ook raar dat er een aantal steden zijn die ik ken, die niet zo heel ver van Dendermonde liggen, waar enorm veel maatregelen zijn genomen, tot woede van heel wat automobilisten, waar de score zakt. Er zijn enorm veel fietsstraten bijgekomen, er zijn maatregelen genomen om het fietsen veiliger te maken, en dan zie ik dat die score zakt. Ik vind dat raar. In Aalst stellen we bijvoorbeeld een daling vast. Ik spreek me niet uit over circulatieplannen en dergelijke, maar er zijn toch wel een pak fietsstraten bij gekomen.
Mechelen, dat vorig jaar nog Fietsstad was, zakt terug in de cijfers. Ik vind dat raar en daarom denk ik dat we toch eens moeten gaan bekijken of dat fietsrapport niet op een andere manier moet worden samengesteld. Ik vermoed dat een aantal organisaties ook gaan lobbyen bij hun leden om dat in te vullen en die zijn dan kritischer over andere organisaties. Misschien moeten we het anders gaan bekijken en het laten uitvoeren door experten of een commissie of een samenstelling van mensen die representatiever is. Dat is mijn persoonlijke bedenking.
Ik heb daarbij volgende vragen voor u, minister.
Hoe analyseert u de resultaten van deze bevraging?
Bent u van oordeel dat het fietsbeleid moet worden bijgestuurd door middel van de conclusies die men kan trekken uit de resultaten van de bevraging?
Hoe kunt u deze resultaten vergelijken met die uit de vorige bevraging?
Kunnen de steden en gemeenten met vragen omtrent de bevraging zelf terecht bij de organisatie voor een diepere analyse van die resultaten?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
In de aanloop van de verkiezing van de Fietsgemeente 2024, een organisatie van de Vlaamse overheid en de Vlaamse Stichting Verkeerskunde, gaven bijna dertigduizend mensen hun mening over het fietsbeleid van hun gemeente. Dankzij de massale inschrijvingen kon van 166 Vlaamse gemeenten een fietsrapport worden opgesteld. De algemene conclusie is dat fietsers wel kritischer worden voor het beleid in hun gemeente.
In een vraag om een reactie zei Fietsersbond dat ze de toegenomen kritiek begrijpt. Er wordt immers door beleidsmakers veel aangekondigd, maar fietsers zien op het terrein dat het allemaal erg traag gaat, een opmerking die ook vaak in deze commissie gemaakt wordt. Toch zijn er in het veld heel wat realisaties waar te nemen, maar daarop zegt Fietsersbond terecht dat een fietsroute maar zo veilig is als de zwakste schakel. Je hebt niks aan een paar kilometer van het allerbeste fietspad wanneer je het fietspad enkel via een gevaarlijke rotonde kunt bereiken. Er is dus nog heel veel werk aan de winkel.
Daarnaast kwam ook professor verkeerskunde Johan De Mol van Universiteit Gent (UGent) aan bod in De Standaard en hij haalde aan dat er voor steeds meer fietsers ook nood is aan extra stalplaatsen en aan meer controle op gestolen fietsen. Dat laatste is een federale bevoegdheid, maar parkeerplaatsen is een gedeelde bevoegdheid. Zo was er vorige week nog in de media een oproep van werknemers én werkgeversorganisaties voor meer beveiligde fietsparkings in ons land, onder meer aan stations, en liefst ook niet-betalende.
Daarom had ik graag van u geweten, minister, welke beleidsconclusie u zult nemen op basis van deze enquête? Welke stappen zult u zetten om bijkomende fietsparkings te voorzien bij de haltes van De Lijn?
Minister Peeters heeft het woord.
Ten eerste, wat de fietsparkings en het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven betreft, horen we inderdaad dat er echt nood is aan meer fietsenstallingen ter hoogte van de treinstations, zodat iedereen daar met een gerust hart zijn of haar fiets kan achterlaten en zodoende snel kan overschakelen op de andere vervoersmodi. U weet dat dat een verantwoordelijkheid is van NMBS en we zullen zeker die vraag ook nog eens overmaken, maar ik neem aan dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven dit ook al bezorgd heeft aan collega Gilkinet.
Aan Vlaamse kant zetten we op andere manieren in op veilig fietsparkeren en dit, onder andere, op onze Hoppinpunten maar ook op onze haltes van De Lijn. U weet dat er ruim 1900 Hoppinpunten geselecteerd werden en die worden ook heringericht conform de Hoppinwijzer, waarin ook de focus ligt op die fietsenstallingen.
Verder hebben we ook een nieuwe oproep voor het Pendelfonds gelanceerd en ook in het kader van het Pendelfonds kan men subsidies krijgen wanneer men inzet op fietsenstallingen.
Mijnheer Meremans, het fietsregistratiesysteem, het MyBikesysteem, is een verhaal dat gegroeid is binnen de interministeriële conferentie (IMC) waarbij we met de verschillende mobiliteitsministers van Wallonië, Brussel, het federale niveau en mezelf gingen kijken om dat breder uit te rollen. De Raad van State heeft daaromtrent een negatief advies gegeven, wat u waarschijnlijk al gezien hebt. De raad blijft erop hameren dat het een puur federale bevoegdheid is en dat we daar als dusdanig weinig marge hebben. We zijn nu aan het bekijken of we daar toch niet tegenin moeten gaan en kijken of er al dan niet een mogelijkheid is, zoals we ook op de IMC gezegd hebben.
En dan wat betreft de enquête Fietsstad/Fietsgemeente. Misschien eerst even voor de duidelijkheid: wij organiseren die niet vanuit de Vlaamse overheid zelf, die wordt door de Vlaamse Stichting Verkeerskunde gefaciliteerd. En ja, dertigduizend mensen die deelnemen aan die fietsenquête. Anderzijds, als je zegt dat vijftig of voor de grotere steden honderd enquêtes moeten worden ingevuld, kun je als het ware de oppositie gaan mobiliseren om ervoor te zorgen dat je een slecht rapport krijgt, of je kunt de meerderheid gaan mobiliseren om te bekomen dat je hopelijk een goed rapport krijgt. Dus op zich is er wel iets te zeggen over die methodologie en over die representativiteit. In die zin moet je op termijn gaan bekijken – en die boodschap heeft de VSV zelf ook al wel begrepen – of ze daar geen andere methodologie rond moeten hanteren, zeker omdat we zien dat die fietsrapporten, die soms op maar enkele enquêtes gebaseerd zijn, dan breed uitgesmeerd worden in de pers. Iemand die misschien wel veel geïnvesteerd heeft, krijgt dan finaal een slecht rapport. We willen mensen of lokale besturen die veel investeren, niet op die manier ontmoedigen. Ik denk dat dat zeker verder moet worden bekeken.
Finaal krijg je per categorie – centrumsteden, kleine en grote gemeenten – dan telkens drie genomineerden, dus negen die in overweging genomen worden, en daaromtrent wordt dan wel een objectief verhaal door een extern bureau gemaakt, om te bekijken wie finaal de winnaar wordt in welke categorie. Misschien moet het eerst omgekeerd en zou er eerst op een objectieve manier een selectie moeten worden gemaakt van wie in aanmerking komt. Maar dan zou de workload natuurlijk ook wel groter zijn.
We moeten hier ook wel kijken naar wat initieel de basis was. Het was eigenlijk lokale besturen aanmoedigen om te zorgen dat ze inzetten op fietsbeleid, die fietsambitie als het ware aanwakkeren. Ik denk dat vandaag al heel wat lokale besturen daar ook effectief mee bezig zijn en in die zin is het zeker goed dat men dat gaat bekijken.
Ten slotte nog de laatste vraag van mevrouw Fournier, maar die zat eigenlijk ook al bij de andere vragen: de fietsenstallingen bij de Hoppinpunten. De Hoppinpunten moeten standaard uitgerust worden met een fietsenstalling. Daar is tegelijkertijd ook al de opdracht gegeven om te kijken naar buitenmaatse fietsen – denk aan de bakfietsen en dergelijke –, zodat daar ook de nodige ruimte voor voorzien is. Ik hoop dat daarmee alle vragen van de baan zijn.
De heer Meremans heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister.
Wat betreft die fietsparkings, dat blijft essentieel. Ik weet ook wel dat dat eigenlijk een federale bevoegdheid is – NMBS. NMBS is bezig om parkings overal betalend te maken, de autoparking. Ik kan daarin meegaan, maar dan moet er natuurlijk ook wel iets zijn om die veilig te stallen. Het is die reflex die ook de verantwoordelijken van NMBS toch moeten maken. Ik weet dat er op het terrein goede wil is, maar bovenaan schort het er af en toe wel een beetje aan.
Wat betreft een fietsregistratiesysteem, dank u wel om dat op te volgen en te bekijken hoe we daar een mouw aan kunnen passen, aan die uitspraak.
Voor die fietsrapporten ben ik blij dat u zegt dat VSV er ook over nadenkt om een andere methodologie te hanteren. Ik kan met een redelijk gerust gemoed straks terug naar mijn stad.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik heb niet echt bijkomende vragen, maar gewoon nog een bedenking. Het feit dat er inderdaad ongeveer dertigduizend mensen hun mening geven, bewijst toch ook wel dat er veel meer fietsers zijn. Dat is een goede zaak. Het feit dat de mensen kritischer worden, dat zien we ook op alle andere domeinen. We kunnen ons de vraag stellen of dit wel een goede zaak is. Soms wel, maar soms ook niet. Wij hebben ook bedenkingen bij de manier waarop die fietsenquête ingevuld werd of aangepakt werd. We vragen ons ook af of dat representatief is, als er maar vijftig fietsers in een gemeente van dertig-, veertigduizend inwoners een enquête invullen. Dan kunnen we inderdaad de vraag stellen of dat nog representatief is.
Nu, ik denk wel dat daar terechte opmerkingen bij zijn, bij die fietsenquête, en dat we daar maximaal rekening mee moeten houden. We zeggen soms: meten is weten. Die enquête is ook wel een soort meten, waar we bepaalde zaken toch kunnen uitzoeken en die we ook kunnen gebruiken om het verkeer fietsveiliger te maken. Voor de rest heb ik geen bijkomende opmerkingen.
De heer Bex heeft het woord.
Ik denk dat de uitdagingen rond de fietsparkings en het feit dat de resultaten van die fietsenquête niet altijd even positief zijn als lokale bestuurders verwachten naar aanleiding van hun inspanningen, misschien wel wat samenhangen. Er komen steeds meer fietsers en die mensen worden dus ook meer veeleisend voor het comfort dat ze krijgen vanwege de overheid.
Alleszins wat betreft fietsparkings aan de NMBS zijn wij ook vragende partij – minister Gilkinet werkt daar ook aan – om die fel uit te breiden. Om u daar een idee te geven: bij de start van de plannen voor de heraanleg van Gent-Sint-Pieters zat men aan een idee van ongeveer 5000 fietsenstallingen, vandaag zijn dat er al 17.000 en we verwachten dat dat te weinig zal zijn. Die fietsbeweging is enorm en we moeten daar ten volle op inspelen.
Nog met betrekking tot de MyBike-initiatieven, minister. Ik wist persoonlijk niet dat daarrond een negatief advies was van de Raad van State, maar ik wil u alleszins ook aanmoedigen om daarrond met uw collega’s aan de slag te gaan en toch te bekijken hoe dat zo snel mogelijk kan worden uitgerold. Ik wil u daar alleszins toe aanmoedigen. Het is nog niet het moeilijkste advies van de Raad van State dat deze regering krijgt, denk ik. (Gelach)
Minister Peeters heeft het woord.
Ja, heel kort. Ik kan alleen maar zeggen dat de Raad van State hier zonder meer zegt dat de federale overheid bevoegd is en dat wij daar dus geen bevoegdheid hebben. Het is in die zin een moeilijk advies, maar we bekijken wat we kunnen doen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.