Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over asielzoekers in jeugdverblijven
Verslag
De heer Brusselmans heeft het woord.
Ik denk dat ik – en veel Vlamingen met mij – de analyse kan maken dat het federale asielbeleid volledig in het slop zit. Minister, uw partijgenote Nicole de Moor, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, krijgt het niet meer opgelost. En eigenlijk is dat hetzelfde credo als de afgelopen decennia. Of het nu Francken, De Block, Mahdi of Nicole is, het motto van de federale asielcatastrofe blijft altijd hetzelfde en luidt: meer, meer, meer. Meer asielzoekers, dus ook steeds meer opvangplaatsen en meer centen, met een hogere asielfactuur voor de Vlaming als gevolg. De asielkosten lopen inmiddels op tot meer dan 1 miljard euro, en de malaise blijft zich gewoon ophopen.
De afgelopen jaren hebben we gezien tot wat voor situaties de ongebreidelde instroom van asielzoekers kan leiden. Mensen, asielzoekers, die bij gebrek aan opvangplaatsen op straat moeten slapen, op hotel worden gestoken of een wanhopige Sammy Mahdi die, bij gebrek aan alternatieven, de Vlaming dan maar opriep om er zelf eentje in huis te halen, alsof het een slogan van Albert Heijn of Delhaize was. Al jaren wordt er daarnaast met lokale besturen omgesprongen alsof het eenvoudige vazallen zijn van een federale overheid die telkens maar weer moeten springen om meer plaatsen te creëren, ongeacht wat het lokale bestuur of de lokale bevolking wil.
Maar zelfs dat wordt moeilijk, want uit een bevraging van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) blijkt nu dat meer dan drie vierde van de lokale besturen niet langer bereid zijn om de miserie van de Moor en de federale Vivaldiregering nog langer op te kuisen. Dan moet Nicole gedacht hebben – en ik kan mij zo inbeelden hoe dat gaat: “In tijden van nood kent men zijn vrienden, dus ik bel eens naar mijn vriend Benjamin.”
Minister, dat brengt ons op het punt van vandaag, want u hebt toegezegd aan uw vriendin Nicole om snel opvangplaatsen bij te creëren in jeugdcentra, die normaal door onze jeugd als kampplaats of polyvalente ruimte worden gebruikt. Niet alleen liet u bij de uitbaters van jeugdverblijven en hostels nagaan wat de mogelijkheden voor de opvang van asielzoekers zijn, maar u gaat ook een stap verder door tijdelijke opvang of noodplaatsen te voorzien binnen het Vlaamse jeugdwerk.
Naar mijn informatie worden er in twee jeugdcentra in Dilbeek reeds enkele weken asielzoekers opgevangen. Daar werd aan de lokale bevolking gezegd dat het om tijdelijke plaatsen ging, zoals een soort trieercentrum, waarna ze naar een ander centrum zouden gaan als er, wonder boven wonder, eens plaats zou zijn. In de realiteit blijkt ondertussen niets minder waar, want die enkele dagen waarover sprake was, zijn ondertussen lang verstreken. Daarnaast wordt op het domein van de Hoge Rielen in Kasterlee ook in twee gebouwen noodopvang gepland, in de periode van november tot eind februari.
Beide domeinen worden volgens u – en spreek me tegen als ik u fout zou citeren – “louter gebruikt als buffercapaciteit” en aangezien de centra niet worden gebruikt op momenten dat ze door jongeren zouden worden gebruikt, ziet u er ook geen graten in. Die bewering is eigenlijk volledig onwaar. Ten eerste kunt u niet garanderen dat het om zogenaamde tijdelijke opvang gaat, als er alleen maar meer opvangplaatsen nodig zijn. We hebben dat riedeltje al gehoord in het verleden. Het is al meermaals gebleken dat dat gewoon niet waar is. Het is niet dat dat probleem in februari plots opgelost zal zijn, tenzij we tegen dan een andere Federale Regering hebben, wat me jammer genoeg geen realistische piste lijkt. Daarnaast stonden er in minstens twee van de verblijven en hostels die zijn aangezocht en hebben toegezegd, wel evenementen, verblijven of gebruik van de polyvalente ruimte gepland voor de huidige periode.
Maar los van die onwaarheden, is het natuurlijk totaal verwerpelijk dat deze Vlaamse Regering de miserie van het federale niveau moet opkuisen, dat ze nota bene te danken heeft aan haar eigen wanbeleid op het vlak van asiel, en vooral dat onze jeugd er ook nog eens voor moet opdraaien. In 2021 stond u hier nog met grote trom te verkondigen dat er, in het kader van het relanceplan, fors werd geïnvesteerd in jeugdinfrastructuur. Toen alloceerde u 15,3 miljoen euro voor de renovatie en klimaatvriendelijke herinrichting van twee verblijven. Weet u welke twee? De Hoge Rielen en Destelheide.
Vandaag, 2023, twee jaar later, worden die domeinen, net die domeinen, als eerste bezet door asielzoekers. Dat gebeurde allemaal met uw goedkeuring. Er komt dus geen investering voor onze jeugd, maar opnieuw een extra segment van de al zo grote asielfactuur.
Ik heb dan ook de volgende vragen.
Eerst en vooral zou ik willen weten hoe die beslissing tot stand is gekomen. In de notulen van de vergadering van de Vlaamse Regering, de week voor de aankondiging, wordt met geen woord gerept over dit initiatief. Nochtans lijkt het mij logisch dat er binnen de Vlaamse Regering op zijn minst een consensus bestaat over het al dan niet depanneren van de Federale Regering in het asieldossier. Mijn vraag is dus of u, voorafgaand aan uw beslissing, overleg hebt gehad met uw collega’s in de Vlaamse Regering. Zo ja, met welk resultaat? Zo neen, waarom niet? Bestaat er intussen binnen de Vlaamse Regering dienaangaande een consensus ?
Kwam er voorafgaand aan uw beslissing officieel een vraag tot hulp van staatssecretaris de Moor? Zo ja, aan wie was die vraag dan wel gericht? Was die aan u gericht als persoon, als individu, als minister? Of was die gericht aan de Vlaamse Regering?
Wat is de impact van deze beslissing op de planning qua activiteiten op deze sites? Het gaat om de twee eerste sites die ik genoemd heb, maar ook, en misschien vooral – want u weet allicht waar ik op doel – op alle andere sites die ondertussen al gecontacteerd zijn en uiteraard hebben toegezegd. Welke reservaties of activiteiten komen hierdoor in het gedrang?
Welke bedragen zijn er op tafel gelegd of aangeboden aan de potentiële partners in het jeugdwerk? Bent u er zich van bewust dat uitgerekend de keuze voor Dilbeek een bijkomende belasting betekent voor de sowieso al zwaar onder druk staande Vlaamse Rand? Hetzelfde geldt trouwens voor Waasmunster – ik zal daar straks nog iets over zeggen –: ook daar hebt u gepland dat er vanaf morgen veertig asielzoekers komen. Mag ik er u even op wijzen dat de regio rond Waasmunster, zijnde Sint-Niklaas en Beveren, vandaag al 75 procent van alle asielzoekers in Oost-Vlaanderen opvangt? Ik vraag mij dus in godsnaam af: waarom die keuze voor Dilbeek, waarom die keuze voor Waasmunster? Drie van de vier asielcentra zijn in Beveren en Sint-Niklaas. Ik zie u kijken, maar ga het gerust na. Je hebt Westakkers in Sint-Niklaas, op de grens met Beveren, je hebt er eentje op de Grote Markt en dan nog eentje in Beveren-centrum. Trouwens, twee van de drie centra zijn in het centrum gelegen. Dat zijn drie van de vier centra die er in Oost-Vlaanderen zijn. Nu komt er een bij in Waasmunster, pal in het centrum. Vraag het maar eens aan de mensen die er wonen, het is totaal ridicuul. Hoe komt u aan die keuze?
Hoe definieert u het begrip ‘tijdelijke opvang’? Zoals ik al zei: ik heb hier verschillende voorbeelden van. Uit de praktijk leren we dat dit, zeker in de mond van cd&v-excellenties, een erg rekbaar begrip is geworden. Het gevaar bestaat dan ook dat de asielopvang in de jeugdopvang een permanent karakter zal krijgen. Welke garanties kunt u mij geven dat dat niet zo zal zijn?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
De aanhoudende asielcrisis noopt de Federale Regering in het algemeen en mevrouw de Moor in het bijzonder tot het blijvend zoeken naar oplossingen. De crisis neemt niet af, de instroom neemt niet af, er is federaal blijkbaar geen draagvlak voor een heel breed spreidingsplan. Dus wordt er gekeken naar Vlaanderen, naar onze lokale besturen. Half september kwam plots het bericht dat asielzoekers zouden worden opgevangen in drie jeugdverblijfcentra van de Vlaamse overheid, het is al gezegd: Destelheide, Hanenbos en de Hoge Rielen. Ook organisaties die ressorteren onder het Centrum voor Jeugdtoerisme (CJT) werden gecontacteerd.
Laat me eerst duidelijk stellen dat het ongelooflijk belangrijk is dat we ervoor zorgen dat gezinnen niet op straat slapen. Ik begrijp dat sentiment zeker. Ik begrijp ook dat, als organisaties gebeld worden met deze boodschap, ze gewillig een oplossing willen bieden. Dat de sector zelf positief reageert, is natuurlijk bewonderenswaardig. Ze worden hier opnieuw gevraagd een probleem op te lossen dat niet meteen het hunne is. Hoewel we als fractie de onbaatzuchtigheid van onze jeugdsector bewonderen – die net als in 2015, tijdens het beleid van toenmalig staatssecretaris Theo Francken, bijsprong om mee een crisis het hoofd te bieden – zijn er een aantal andere elementen die ons toch wel vragen doen stellen.
Toen is de samenwerking vlot verlopen. Ik hoop alleszins dat dat nu ook het geval kan zijn. Ook toen was het opzet om gezinnen met kinderen tijdelijk onderdak te bieden. Een gigantisch verschil met toen is natuurlijk de werkwijze. Ondanks het feit dat er toen ook een crisissfeer was, was de Vlaamse Regering wel volledig betrokken. De recente werkwijze heeft in dat opzicht meer weg van paniekvoetbal dan van degelijk bestuur.
Ik had bijgevolg enkele vragen, minister.
Op welke manier is deze beslissing op voorhand besproken binnen de Vlaamse Regering? Op grond van welke regelgeving achtte u dat overleg – indien dat er niet was, en zoals we uit de stukken weten was dat er niet – overbodig? Op welke manier past deze beslissing in het algemene beleid van de Vlaamse Regering?
Is het agentschap Inburgering betrokken bij deze operatie? Waarom wel of niet?
Wie zal bemiddelen indien er problemen ontstaan tussen reguliere bezoekers van deze jeugdverblijfcentra en de opgevangen gezinnen? Het lijkt me logisch dat zoiets op voorhand vastgelegd wordt, en niet ad hoc wanneer zich een incident zou voordoen.
In de Hoge Rielen wordt buffercapaciteit vrijgemaakt tussen november en februari omdat er geen jeugdreserveringen zijn op dat moment. Wat gebeurt er wanneer er toch nog aanvragen van jeugdverenigingen binnenkomen voor die periode? Ik leer hier net van mijn collega dat er effectief boekingen waren.
Het valt te vrezen dat de asielcrisis nog niet meteen ten einde is. Ik denk dat dat zacht uitgedrukt is. Wat zal uw reactie zijn wanneer er vanuit federaal niveau zowel qua duur als qua aantal nog extra inspanningen gevraagd worden van deze jeugdverblijfcentra? Zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de duur van het engagement? Wat zijn de basisvoorwaarden waarover de sector het had in zijn communicatie?
Worden er ook plaatsen vrijgemaakt in CJT-jeugdverblijven en/of onafhankelijke jeugdlogiezen? Zo ja, waar en hoeveel?
Wordt de volledige kostprijs voor de noodopvang doorgerekend naar de Federale Regering? Zo ja, op hoeveel wordt die kost gebudgetteerd en aan wie komen die betalingen ten goede? Die volledige kostprijs wil ik misschien eventjes kaderen. Er wordt aan jeugdverblijven gevraagd om ook te voorzien of zij ook een locatie zijn waar gemakkelijk openbaar vervoer van vertrekt en naartoe gaat. Ik neem aan dat er dan ook voorzien wordt in budgetten zodat die mensen zich kunnen voortbewegen met het openbaar vervoer en dergelijke meer.
Alvast bedankt voor het antwoord.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen, collega's.
Ik weet dat de huidige asielcrisis een heel groot aantal instromers met zich meebrengt, en daar zijn ook veel gezinnen met kinderen bij. Federaal collega de Moor zet alles op alles om ervoor te zorgen dat gezinnen met kinderen die asiel aanvragen, niet op straat moeten slapen. Dat is uiteraard een verantwoordelijkheid van Fedasil en de federale overheid. Maar als Vlaams minister die verantwoordelijk is voor kinderrechten, voel ik me aangesproken op een moment dat je een risico loopt dat asielzoekersgezinnen met kinderen op straat zouden moeten slapen, zonder onderdak.
Ik heb dus effectief gekeken binnen de voorzieningen en instellingen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen, waaronder drie jeugdvoorzieningen die eigendom zijn van de Vlaamse Gemeenschap, en honderden die privaateigendom zijn, om te kijken of daar capaciteit is die niet benut wordt en tijdelijk ter beschikking zou kunnen worden gesteld om gezinnen met kinderen te huisvesten. Ik ben ook fier dat we vandaag kunnen rekenen op de solidariteit van het jeugdwerk. Het jeugdwerk heeft zich in het verleden al vaak solidair getoond, inderdaad ook in de periode van de opvangcrisis, toen federaal staatssecretaris Theo Francken daarvoor verantwoordelijk was. Dat zij dat opnieuw wensen te doen, daarop ben ik trots. Ik apprecieer dit engagement van de jeugdverblijfsector enorm en heb daarom graag extra onder de aandacht gebracht dat zij ook mogelijkheden hebben om met Fedasil te bekijken of zij daaraan kunnen bijdragen.
Ik roep trouwens alle fracties, ook in deze commissie, op die ook beleidsverantwoordelijkheid dragen op verschillende niveaus, ook lokaal, om dezelfde oefening te doen. Ik denk dat je zo’n crisis niet alleen kunt aanpakken, zeker niet als federaal staatssecretaris, maar zelfs niet alleen als federale overheid. Ik denk dat we in dezen een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Wanneer die gezinnen, die kinderen, in Vlaanderen verblijven, dan is dat ook een probleem van Vlaanderen, en niet alleen van de federale overheid.
Wat onze eigen verblijfscentra betreft – het gaat dan over de Hoge Rielen, Destelheide en Hanenbos – heeft mijn kabinet met hen bekeken wat de mogelijkheden zijn. De directie heeft in nauw overleg met de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme (ADJ) – dat is de vzw die drie centra beheert – geoordeeld dat er voldoende beschikbare plaatsen zijn om asielzoekende gezinnen met kinderen tijdelijk een plek te geven. Het gaat om acute opvang, beperkt in de tijd. Fedasil heeft daarover een overeenkomst afgesloten met ADJ. Mijn rol als minister van Jeugd heeft er zich toe beperkt het contact te leggen tussen de partners.
De beslissing is uiteindelijk een beslissing van ADJ. Het gaat over een beslissing die genomen is door de directie van ADJ, daarin gesteund door de raad van bestuur. Gelijkaardige beslissingen – het gaat over het verhuren van verblijfplaatsen aan gezinnen – worden niet voorgelegd. Denk aan het verhuren aan bedrijven, volwassen of families. Zij vormen samen een aparte categorie binnen de door ADJ omschreven doelgroepen. De verhuur gebeurt aan de gangbare tarieven voor externen buiten het jeugdwerk.
Fedasil heeft al langer dan vandaag contracten afgesloten met vzw’s die gesubsidieerd worden als private jeugdverblijven. De beslissing om al dan niet een contract af te sluiten, ligt telkens bij de vzw’s.
Het agentschap Inburgering – dat was ook een vraag – is geen rechtstreeks betrokken partij bij die contracten. Uiteraard kunnen zij een rol spelen als dat op een moment aangewezen is, maar ze zijn geen partij bij die contracten.
De planning van de jeugdactiviteiten in de centra van Destelheide en Hanenbos blijft ongewijzigd. Het jeugdwerk heeft altijd voorrang. Collega Brusselmans, ik stel vast dat u op sociale media daarover zaken zegt die onjuist zijn, en nu trouwens ook. Het is eigenlijk gewoon regelrechte desinformatie, incorrecte informatie. Het jeugdwerk en de Vlaamse jeugd worden op geen enkele manier in het gedrang gebracht door de beslissingen die hier genomen zijn.
De beschikbare capaciteit voor de opvang van asielzoekers verschilt van week tot week. Alle partners zijn overeengekomen om in de jeugdcentra van Destelheide en Hanenbos in totaal maximaal zestig personen op te vangen. Afhankelijk van de vrije capaciteit – met andere woorden: afhankelijk van de reservaties voor jongeren – worden ze ondergebracht in Destelheide of Hanenbos. In Destelheide gaat het om maximaal één slaapblok, in Hanenbos om maximaal één verdieping. Op die manier blijven de gezinnen voor het grootste deel van de dag gescheiden van de andere gasten. De asielzoekers vinden zo rust, en de andere gasten ondervinden geen hinder van hun aanwezigheid. Noch de reservaties, noch de activiteiten komen in het gedrang. Het zou u sieren, collega Brusselmans, om op dat vlak geen onwaarheden te vertellen.
Het is mooi vast te stellen dat meerdere groepen die in Destelheide en Hanenbos verblijven hun try-outs en toonmomenten hebben opengesteld naar de personen in crisisopvang. Toen ik zelf op bezoek ging met collega de Moor, op een van de eerste dagen van de opvang, was het heel fijn om te zien dat de kunsthumaniora van Laken daar een van haar voorstellingen deed, waarbij ook de gezinnen met kinderen welkom waren. Dat was een bijzonder mooie manier om die gezinnen daar te ontvangen.
Naast de vzw ADJ hebben verschillende jeugdlogiezen een aanbod gedaan. Het Centrum voor Jeugdtoerisme heeft daar een oproep gedaan naar de honderden jeugdverblijven die we hebben, en er zijn er verschillende die daarop zijn ingegaan. Momenteel bekijkt Fedasil welke centra het meest geschikt zijn voor opvang. Het is nog te vroeg om een uitspraak te doen over het definitief aantal toegekende plaatsen. Ik heb aan de diensten van Fedasil gevraagd om ons daarvan op de hoogte te houden.
Ik fronste mijn wenkbrauwen, collega Brusselmans, toen u het had over Dilbeek, want u hebt herhaaldelijk naar Dilbeek verwezen als plaats voor jeugdverblijven. Ik vermoed dat u het heeft over Beersel. In Dilbeek zijn er bij mijn weten geen opvangcentra, wel in Molenbeek, een aangrenzende gemeente. (Opmerkingen van Filip Brusselmans)
Er is met Fedasil een ‘partnerovereenkomst met betrekking tot toekenning van materiële hulp’ afgesloten. Daarin is duidelijk bepaald dat de crisisopvang telkens beperkt wordt tot een periode van twee tot maximaal tien dagen. De gezinnen vertrekken dus na maximaal anderhalve week naar een asielcentrum. Dit betekent dat de opvang in Destelheide en Hanenbos geen gevolgen heeft voor de sociale diensten van Beersel, en evenmin voor de scholen.
We zijn nu een paar weken verder, en de opvang verloopt volgens alle partners zonder problemen. Ook vanuit de buurt zijn er, noch over Destelheide, noch over Hanenbos, klachten gemeld. De directie staat zoals altijd open voor dialoog met de buurtbewoners. Tot nog toe is er niemand die klachten heeft geuit, zo laat men mij weten.
ADJ wil in deze asielcrisis zijn verantwoordelijkheid opnemen. Kinderen en jongeren zijn hun doelpubliek. ADJ wil niet dat kinderen, ongeacht vanwaar ze komen, op straat terechtkomen. De centra van ADJ hebben allen het Quality Label van de Raad van Europa. Naast de professionele werking zijn ook het educatieve luik rond mensenrechten en kinderrechten belangrijke indicatoren. De educatieve diensten werken momenteel een pedagogisch pakket uit dat aangepast is aan de crisisopvang.
Wat Waasmunster betreft, is er geen keuze van mij uit om de locatie te bepalen. CJT heeft een oproep gedaan, op mijn suggestie. Verschillende jeugdbedrijven hebben aangegeven dat zij inderdaad plaatsen vrij hebben, en bereid zijn om met Fedasil te bekijken of daar ook aan asielopvang gedaan kan worden. Het is op basis van die contactnames dat Fedasil vervolgens beslist om al dan niet een overeenkomst te sluiten.
Er is dus geen keuze rond spreiding, wat mij betreft. Wij hebben gewoon het aanbod gedaan. Er zijn verschillende jeugdbedrijven die daar autonoom kunnen op ingaan. Zij hebben juridisch die mogelijkheid, en ik moedig hen ook aan om dat te doen. Dat zou men, denk ik, een win-win kunnen noemen.
Wat ADJ betreft en de vraag naar tijdelijke opvang, is in de overeenkomst met Fedasil duidelijk bepaald dat het om tijdelijke opvang gaat. Er is voordien met Fedasil en collega de Moor ook afgesproken dat het gaat over tijdelijke winteropvang, tot maximaal maart 2024. Vanaf de paasvakantie is er een veel grotere bezetting van onze jeugdverblijven en is het niet wenselijk en ook niet mogelijk dit soort opvang te doen. Het gaat inderdaad over tijdelijke opvang. Dit is geen structurele oplossing voor asielopvang. Daar kunnen wij vanuit de jeugdsector geen oplossing voor vinden, maar we kunnen wel een deel van de oplossing zijn voor tijdelijke opvang in de wintermaanden.
Wat de andere jeugdverblijven betreft, zijn er ook heel duidelijke afspraken gemaakt over het einde van de periode. Dit wordt per jeugdverblijf apart vastgelegd in overeenkomsten, maar ook daar geldt: maximaal maart 2024. Fedasil heeft zich in het verleden aan de afgesproken einddatum gehouden, en ook dit jaar hebben de jeugdverblijven op dat vlak absolute garanties gekregen. Dat was voor mij ook een van de voorwaarden naar collega de Moor toe. Mocht er een vraag voor verlenging komen, dan kan dat bekeken worden, maar het jeugdverblijf heeft steeds het laatste woord. Fedasil kan en wil dat niet eenzijdig opleggen.
Dan was er ook een vraag over het bemiddelen wanneer er problemen ontstaan. Tot nu toe zijn er in Beersel geen problemen geweest. Ik denk dat dat in heel veel gevallen dus vlot zal verlopen. Men stelt ook vast dat de jeugdverblijven ervaring hebben met het onthalen van kinderen, jongeren en gezinnen. Zij zijn dus heel goed geplaatst om daar de goede begeleiding te bieden. Fedasil zorgt voordien ook voor een screening op het vlak van fysieke en mentale gezondheid, zodat de personen met fysieke of mentale problemen niet terechtkomen in de jeugdverblijven, omdat daarvoor natuurlijk geen gespecialiseerde zorg voorhanden is.
Maar als er problemen zouden ontstaan, dan zal Fedasil in de eerste plaats bemiddelen. Wanneer gezinnen worden opgevangen in Destelheide en Hanenbos, komen er regelmatig vrijwilligers van Fedasil langs om ondersteuning te bieden. Er is ook beslist dat de opvolging in een van de komende weken zal worden overgedragen aan het Rode Kruis. Dat opent de mogelijkheid tot samenwerking met het goed functionerende asielcentrum van het Rode Kruis in Alsemberg. Collega Brusselmans, u weet misschien dat dat sinds meer dan twintig jaar bijzonder vlot verloopt in Alsemberg.
Destelheide en Hanenbos kunnen ook rekenen op de hulp van een vrijwilliger uit de onmiddellijke buurt die jarenlange internationale ervaring heeft in de humanitaire sector.
Wat de andere jeugdverblijven betreft, zou de opvang hoofdzakelijk plaatsvinden in huizen die volledig leegstaan tijdens de winter. Conflicten tussen reguliere bezoekers en opgevangen gezinnen zijn dus eerder onwaarschijnlijk. Mocht er in grote jeugdverblijven toch beslist worden om jeugdgroepen en vluchtelingen elk een deel van het domein toe te wijzen, zullen daarover goede afspraken gemaakt worden. Uitbaters van jeugdverblijven zijn het gewoon om te bemiddelen, want dat is bij jeugdgroepen soms ook nodig. Bovendien kunnen ze 24 uur op 24 en zeven dagen op zeven een beroep doen op het bestaande asielcentrum waaraan het jeugdverblijf wordt toegewezen.
In de Hoge Rielen zijn er achttien verblijfsgebouwen. Daarvan zijn er twee beschikbaar voor de tijdelijke opvang. Het jeugdwerk heeft, zoals gezegd, altijd voorrang. Als er vragen komen vanuit jeugdwerkinitiatieven voor reserveringen, dan is de verwachting op basis van de winterbezetting in de afgelopen decennia dat er plaatsen kunnen worden toegewezen. In de winter 2022-2023 verbleven er tussen 1 november 2022 en 1 maart 2023 in totaal 202 groepen in de achttien gebouwen op de Hoge Rielen. Daarvan hebben 21 groepen, dus 10 procent, minder dan twee maanden vooraf gereserveerd. Op alle aanvragen kan worden ingegaan. Het is op basis van deze gegevens dat de beschikbare buffercapaciteit is vrijgemaakt.
Tot slot is er het financiële aspect, ook voor mij heel belangrijk. Fedasil betaalt aan ADJ een bedrag van 57,74 euro per dag, per gereserveerde persoon. Die betaling gebeurt rechtstreeks aan ADJ. Het gaat dus om federale middelen van Fedasil die de Vlaamse jeugd rechtstreeks ten goede komen, aangezien ze bij de middelen van ADJ worden toegevoegd. Daarom spreek ik graag over een win-win. Zij gaan eigenlijk vrij beschikbare capaciteit gebruiken voor een tijdelijke asielopvang van gezinnen met kinderen, en worden daarvoor ook zeer correct vergoed.
Andere jeugdverblijven kunnen ook een billijke huurprijs factureren aan Fedasil. Dat hangt af van de zaken die ze aanbieden. Is er bijvoorbeeld voorzien in voeding en drank, worden er warme maaltijden aangeboden, welke begeleiding is er en dergelijke meer? Op basis daarvan heeft Fedasil richtlijnen rond facturatie.
Op basis daarvan heeft Fedasil richtlijnen over de facturatie. Dat wordt ook effectief door Fedasil uitbetaald aan de uitbater van het jeugdverblijf. Om de totale kostprijs te berekenen, moeten we natuurlijk duidelijkheid hebben over het aantal toegekende plaatsen. Ik denk dat we daar ook de komende weken meer duidelijkheid over zullen geven.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik wil twee dingen rechtzetten. Ten eerste gaat het wel degelijk om de regio Dilbeek. Uiteraard liggen de jeugdverblijven in Beersel, maar in Dilbeek is er natuurlijk ook een problematiek. Daar heeft men vanuit Molenbeek een hoop Afghanen, zeer jonge mannen, helemaal naar de grens van Molenbeek geduwd, waardoor die regio nog meer onder druk komt te staan. Het gaat natuurlijk over de regio, die asieldruk stopt niet aan de grens van de gemeenten.
Ten tweede zegt u dat het een leugen is – dat neemt u in de mond – dat het met het jeugdwerk zou interfereren of dat het jeugdwerk op de een of andere manier nadelen zou ondervinden door het feit dat er asielzoekers in onze jeugdcentra zitten. Niets is natuurlijk minder waar. U zegt dat er toch vrije plaatsen zijn die niet worden benut, dus dat er geen interferentie of nadeel is. Dan neemt u de mensen, de Vlaming, toch wel voor dommeriken, als u zoiets durft te zeggen. Stel u voor dat u een hotel hebt en nog vrije kamers hebt, en ik boek vandaag zestig vrije kamers bij u. Dan betekent dat dat de volgende persoon na mij die een reservering wil maken, zestig kamers minder ter beschikking heeft. We weten allemaal dat het jeugdwerk vaak laat nog op zoek moet naar alternatieven, voor dingen die ze al hebben geboekt bijvoorbeeld. Een jaar geleden stelden we hier nog een vraag om uitleg, vlak voor de paasvakantie, over dat er een chronisch tekort was aan kampplaatsen, aan jeugdverblijven, over dat we niet meer wisten waar naartoe. (Opmerkingen)
Dat gebeurt ook in de kerstvakantie. Er zijn minder kampen, maar het is niet zo dat elke jeugdvereniging vandaag al een plaats heeft voor de kerstvakantie. Dat is gewoon niet waar, en iedereen weet dat hier. Doen alsof het een niet met het andere interfereert, is dus nonsens. Als er minder capaciteit is doordat er asielzoekers in zitten, is er ook minder capaciteit voor ons jeugdwerk. Dat is gewoon een feit.
Intussen bereiken ons steeds meer verontrustende berichten van bezorgde burgemeesters, van bezorgde lokale schepenen en bezorgde burgers over nieuwe locaties die worden ingepalmd, uitgebaat door het Rode Kruis, bezet door asielzoekers. Inderdaad, in Waasmunster, waar wij aanstaande vrijdag ook samen met de buurtbewoners zullen betogen en waar we een duidelijk signaal willen geven aan de Federale Regering en aan u, minister Dalle, de minister van vreemde jeugd.
Ik zou u eigenlijk eens een bericht willen laten lezen dat ik daarover binnenkrijg, ook van bezorgde ouders. Het zal verdikke uw kind maar zijn die met de jeugdvereniging in een jeugdverblijf, in een hostel, op verdieping 2 verblijft, terwijl het op verdieping 1 of in een gebouw verder krioelt van jonge mannen op militaire leeftijd wier seksuele voorlichting en consensus vaak louter bestaat uit het blindelings willen navolgen van de eigen oncontroleerbare impulsen, of voor wie de gelijkheid tussen man en vrouw enkel acceptabel is zolang de vrouw gehoorzaamt. Het zal uw kind maar zijn. Ik zou het verdikke niet meer durven toe te laten dat ze nog op kamp gaan.
Voor zij die daar dan gechoqueerd over doen: zoek op Google de twee termen ‘vluchteling’ en ‘verkrachting’ maar eens op. U zult zien wat voor gortigheid – ook in Vlaanderen en Brussel bijvoorbeeld, ook in Limburg zijn er al gevallen geweest – u te zien krijgt. U speelt regelrecht met de veiligheid van onze jongeren.
Nu wordt er gezegd dat het gezinnen zijn: gezinnen en kinderen. Maar ook in Waasmunster hebben we dat riedeltje al eens meegemaakt. Dat is daar al eens gebruikt. Men heeft toen nagenoeg dezelfde brief naar de inwoners opgestuurd als nu. Er werd gezegd dat het om veertig gezinnen ging, toen waren het er net iets minder. Het gaat vandaag over veertig gezinnen met jonge kinderen, die bleven tien dagen.
Weet u wie er na die tien dagen kwamen? Irakezen en Afghanen. Kom hier dus niet vertellen dat het alleen gaat over gezinnen, want zo werkt de asielcarrousel niet. U speelt met de veiligheid van onze jongeren, en ik beloof u dat als er daar iets gebeurt, wij u persoonlijk verantwoordelijk houden.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Sta mij toe eerst te zeggen dat ik mij wens te distantiëren van de uitspraken van mijn collega. Ik ga een aantal heel andere vragen stellen, die toch wel erg pertinent zijn, minister. U haalde aan dat u zich aangesproken voelde, en ik begrijp dat, ik begrijp dat sentiment zeer zeker. Het gaat om gezinnen met jonge kinderen. Als minister van kinderrechten, als ouder voelt u zich natuurlijk aangesproken. Maar dat was helemaal niet de vraag die ik stelde. De vraag die ik stelde was hoe men u gecontacteerd heeft. Heeft men u gecontacteerd, of was dit uw eigen initiatief?
Wat zo mogelijk nog belangrijker is dan de manier waarop de vraag bij u terechtkwam: op welke manier hebt u hierover met de Vlaamse Regering overlegd? Hoe fantastisch nobel het ook is om zich vanuit het jeugdwerk opnieuw ten bate te stellen van de maatschappij, het is niet zuiver aan hen en het is niet zuiver aan u als minister om die jeugdverblijven zomaar toe te wijzen. Het gaat ook om die burgemeesters, de burgemeesters die via uw collega Somers ingelicht hadden kunnen zijn, maar in de plaats daarvan ingelicht zijn door journalisten.
Het gaat om zoveel meer dan alleen de jeugdverblijven zelf. Het gaat om het volledige Vlaamse beleid dat hierop toch wel enigszins afgestemd mag worden. Het gaat inderdaad ook om het opvangen van een asielcrisis, en ik begrijp dat u zegt dat het aan iedere overheid is om deze plicht op zich te nemen. Zeker en vast voelen zij zich aangesproken, minister, maar het is de plicht van het federale niveau om dat te structureren en te organiseren. Dan vraag ik mij af op welke manier dat is gebeurd, minister. Waarom is hier geen overleg gepleegd?
Ik hoor dat dat de samenwerkingsovereenkomsten heel erg degelijk afgesproken en gesloten zijn en dat er een beperking in de tijd is en zoveel meer. Is er echter ook voorzien dat een jeugdverblijf kan zeggen dat ze deze samenwerking eerder wenst te beëindigen dan voorzien omdat er iets anders op hun pad is gekomen? Hebben zij de vrijheid om te zeggen dat niet alles was hoe zij dachten dat het zou verlopen, dat er veel meer komt bij kijken dan ze gedacht hadden, dat ze zich vergaloppeerd hebben? Kunnen zij dan nog terug?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Collega's, minister, ik heb er begrip voor dat er vragen gesteld worden, vragen om verduidelijking over hoe deze beslissing tot stand is gekomen. Minister, ik denk dat u die verduidelijking gebracht hebt en dat dat getuigt van een goed samenwerkingsfederalisme. Het hoort in een moderne federatie thuis dat wanneer het federale niveau met een uitdaging geconfronteerd wordt, er ook vanuit de regio’s wordt gekeken hoe zij, binnen hun eigen bevoegdheden, mee naar een oplossing kunnen zoeken. U hebt dat gedaan.
Waar ik echter geen begrip voor heb, is voor die foutieve informatie die hier verspreid wordt, mijnheer Brusselmans. Ook daar, minister, ben ik heel blij dat u dat goed hebt kunnen weerleggen. Ik heb zeker geen begrip voor de teneur van de vraagstelling en uw woordgebruik, mijnheer Brusselmans. Want wat ik mij afvraag: wat is uw probleem? We zien hier een enorme uitdaging op het vlak van opvangplaatsen, we zijn nog nooit geconfronteerd geweest met zoveel mensen op de vlucht die bescherming zoeken en waarvan gezinnen met kinderen dan op straat dreigen te komen. Wat we ook zien, is dat de minister van Jeugd mee wil helpen voorkomen dat die gezinnen met kinderen op straat terechtkomen en daarom enkel maar een vraag heeft doorgespeeld naar de jeugdsector en de jeugdverblijven. De vraag was of zij in tijdelijke opvang kunnen voorzien voor gezinnen met kinderen. De jeugdsector heeft zich daar onmiddellijk heel solidair getoond en noodplekken voorzien, zonder dat de eigen werking, collega Brusselmans, in het gedrang komt. Als u een probleem hebt, mijnheer Brusselmans, met oplossingen die vermijden dat gezinnen met kinderen op straat moeten slapen, zegt dat enorm veel over uw mensbeeld, een mensbeeld dat mijlenver van het mijne staat.
Dan ben ik heel trots, minister, dat u als minister van Jeugd niet wegkijkt van dit probleem, maar ook aandacht hebt voor de kinderrechten, ook van kinderen die hier niet geboren zijn, en dat hun rechten ook gewaarborgd worden. U hebt mee een oplossing gezocht. Ik ben heel trots dat wij een jeugdsector en jeugdverblijven hebben die zich onmiddellijk solidair hebben getoond. Tegelijkertijd, collega Brusselmans, schaam ik mij voor de harteloosheid van u en uw partij.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de woorden van collega Van de Wauwer. Voor collega Brusselmans heb ik bijkomend twee opmerkingen.
Ten eerste, als je ‘verkrachting’ intypt in Google zonder ‘asielzoeker’, dan vermoed ik dat de resultaten even walgelijk zullen zijn. Ik heb het nooit geprobeerd, maar u mag het eens naast elkaar leggen.
Ten tweede, ik weet niet of het bij de nieuwe filosofie van uw partij past om een soort ‘salonfähigkeit’ te ontwikkelen door zeer omfloerst te zeggen wat u denkt, maar zeggen dat asielzoekers wat minder seksueel opgevoed zijn en zo de link leggen tussen asielzoekers en verkrachters, dat vind ik walgelijk. (Opmerkingen van Filip Brusselmans)
Walgelijk. En ik neem aan dat een verkrachting door een lid van het Vlaams Belang even walgelijk is als een verkrachting door een asielzoeker, en dat we dat allebei zullen veroordelen. Ik hoop dat u in het vervolg gewoon zegt waar het op staat. Zeg de haat gewoon hardop, en dan weten we waarover het gaat. Die omfloerstheid is snel ontmanteld.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega's, ik sluit me eerst en vooral aan bij de laatste twee sprekers. Ik heb eveneens een probleem met hoe er naar mensen – het zijn nog altijd mensen – wordt gekeken, en hoe er etiketten op gekleefd wordt. Dat is inderdaad een manier van kijken naar de mens en de maatschappij die ook op mij alleszins niet van toepassing is.
Ik wil eigenlijk op drie elementen ingaan.
Wat ten eerste de oproep betreft, minister, wil ik u eveneens danken. Er komt vanuit de federale overheid, maar zelfs eender welke overheid, algemeen de oproep dat ze een probleem hebben. Ze zeggen dat ze alle mogelijke oplossingen graag zouden horen. Op dat moment is het belangrijk dat we samen tot oplossingen komen. Ik wil u danken dat u dat geluid gehoord hebt en in overleg stappen hebt genomen.
Vanwaar het signaal dan precies komt, kan mij eigenlijk niet zoveel schelen, of het dan effectief vanuit de jeugdsector zelf komt of niet. Zij hadden misschien een oplossing, en wilden daarmee in actie komen, of u hebt als minister de stap genomen. Ik vind het gewoon bijzonder belangrijk, en chapeau daarvoor minister, om de mensen bij elkaar te brengen om in overleg te kijken welke oplossing ze mee kunnen bieden om zulke menselijke drama’s te voorkomen. Ik noem het inderdaad menselijke drama’s, zeker als ook kinderen op straat moeten slapen. Dus bedankt, en graag meer van dat elan en misschien wel op meerdere terreinen.
Wat ten tweede de problemen betreft die zouden kunnen ontstaan bij boekingen bij jeugdverblijfcentra zeg ik het volgende. We moeten dan uiteraard kijken of men dat kan en of de regelgeving dat toelaat, maar ik begrijp heel duidelijk dat die afweging gebeurd is. Maar het is eveneens belangrijk om te kijken of we daar eventueel andere groepen mee afstoten waar de gebouwen initieel voor bedoeld waren. Die infrastructuureigenaars en -uitbaters zijn niet van gisteren. Het is niet het eerste jaar dat zij boekingen doen. Dat zijn uitbaters die al gigantisch veel ervaring hebben, die al heel wat jaren die boekingen doen en dus een zeer goed zicht hebben op hun agenda. Zij weten zeer goed welk soort groepen wanneer naar die uitbatingen komen en weten met andere woorden dus hoe ervoor te zorgen geen conflicten te hebben. Ik vind het dus ook belangrijk, minister, dat u daar in de afspraken heel duidelijk rekening mee gehouden hebt.
Ik wil eindigen, want ik weet dat ik anders te lang aan het spreken ben. Wat betreft de verantwoordelijkheid en de manier waarop het lokaal wordt ontvangen nog dit: het is uiteraard belangrijk dat er gehoor is naar potentiële problemen die zouden kunnen ontstaan, maar ik moet wel vaststellen dat de wijze waarop ook dat overleg georganiseerd wordt, hoe men daarmee omgaat, ook ongelooflijk belangrijk is om alles in goede banen te leiden. De manier waarop gecommuniceerd wordt met de lokale burgers, dat er overleg en bereikbaarheid is als er eventueel knelpunten zouden zijn, zodat er heel veel op te lossen is op het terrein zelf. Met andere woorden: ook wij hebben hier een ongelooflijk belangrijke rol op te nemen in hoe we omgaan met dergelijke initiatieven. We kunnen het op de spits drijven, we kun er vuurwerk van maken, bij wijze van spreken nog meer ‘vuurke stook’ gaan doen, of we kunnen mee nadenken hoe we zoiets in goede banen moeten en kunnen leiden. We kunnen nadenken over hoe we op knelpunten, als die er zijn, reageren en er zo snel mogelijk een oplossing voor bieden. Ik wil iedereen oproepen om voor dat laatste te kiezen, zijnde: gezamenlijk in structureel overleg te gaan, en te zien hoe we het in goede banen kunnen leiden.
Minister, ik heb van u begrepen dat er nog geen problemen gemeld zijn. Maar de vraag is of u het gevoel hebt dat er bijgestuurd moet worden in het overleg en/of het begeleiden van de initiatieven. Of zijn er op dat vlak momenteel geen signalen?
Ik wens zelf nog even kort aan te sluiten. Het is niet zozeer een vraag, maar eerder een statement, dat geef ik zelf toe. Mijnheer Brusselmans, ik walg van uw tactiek van ontmenselijking. Iedereen die bezig is met alles wat te maken heeft met seksueel grensoverschrijdend gedrag, zal u zeggen – ik heb hier zelfs de website van Sensoa openstaan – dat de pleger bij minderjarigen in de meeste gevallen een bekende is. Daarvan is 25 procent van de plegers een familielid of huisgenoot, 24 procent een kennis, 13 procent een ex-partner, 7 procent een vriend of vriendin, 6 procent een klasgenoot of medestudent en een kleine 6 procent een leerkracht, begeleider, hulpverlener of geestelijke – zeer actueel. In slechts 16,6 procent van de gevallen is de pleger een onbekende.
Wat u hier doet, is doen alsof het 100 procent van de gevallen betreft. De realiteit is dat, helaas, seksueel grensoverschrijdend gedrag en iets verschrikkelijks als verkrachting in alle rangen en standen voorkomt, en dat racistische uitspraken dus helemaal geen enkel belang hebben voor wie er slachtoffer van wordt. Dat u dat hier gebruikt als een politiek spel om uw ranzige uitspraken te doen om mensen op te zetten tegen families die u niet eens kent, daar wil ik vandaag even op reageren.
U weet zeer goed dat wat u doet, laakbaar is, maar u blijft het elke dag doen. En dat is het verschil tussen een democratische partij en een partij die racisme en ‘ondemocratie’ als basis heeft. Die tactiek van de ontmenselijking wil ik hier even heel duidelijk maken, want verkrachting is te erg om op die manier misbruikt te worden voor een politieke ideologie die alles en iedereen tegen ‘de vreemdeling’ wil opzetten.
Bij volwassenen zijn de meeste daders trouwens ook bekenden. En als u het dan toch wilt veralgemenen: de overgrote meerderheid zijn mannen tussen 15 en 45 jaar. Ik denk niet dat u het zo leuk zou vinden mocht u plots in die categorie van verkrachter gezet worden. Nochtans is dat wat u doet met andere groepen. Dus ik wil dat hier als voorzitter, maar ook gewoon als democraat even specifiek zeggen. Dit wordt gelivestreamd, en er zijn misschien mensen die het niet weten en denken dat wat u vertelt, waar is.
Het zou u goed doen om die feiten, die op websites zoals Sensoa staan, als basis te nemen, in plaats van een riedeltje dat ranzig racisme als uitgangspunt heeft. Het is zoals ik zei, en dit zeg ik echt als feministe, als vrouw die al heel haar leven met die thematiek is bezig geweest: seksueel grensoverschrijdend gedrag is te ernstig om er op die manier spelletjes mee te spelen. Het is een van de redenen waarom er bij zoveel groepen taboes zijn om erover te praten, in alle rangen en standen.
Het tweede dat ik wil zeggen – en dat wil ik vandaag toch wel opmerken, net zoals u al hebt opgemerkt, minister – is dat ik verdomd fier ben op ons jeugdwerk, omdat dat het hart op de juiste plaats heeft en omdat dat deel wil zijn van een oplossing. In een debat dat zo verschroeiend en polariserend is, willen zij nadenken hoe die plaatsen, die nu open zijn, kunnen bijdragen aan de oplossing, hoe ze contact kunnen leggen met andere jongeren, hoe zij er rijker van kunnen worden en hoe zij ervn kunnen leren.
Ik hoef me niet uit te spreken over de verhoudingen binnen de meerderheid en welk overleg wel of niet gevolgd is, die luxe heb ik dan als oppositielid, mevrouw Perdaens, maar dat wil ik hier wel zeggen. Ze hebben misschien niet de grootste budgetten, niet de grootste kaders, maar ze hebben wel het hart op de juiste plaats.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik zal eerst antwoorden op de vragen van collega Perdaens, over hoe deze gang van zaken tot stand is gekomen. Ten eerste hebben wij in het kader van de Oekraïnecrisis in de schoot van de regering bekeken welke de verschillende opties waren om extra capaciteit te creëren voor erkende vluchtelingen uit Oekraïne. In dat verband heeft mijn kabinet toen gewezen op de mogelijkheden binnen de jeugdverblijven en de capaciteit die daar voorhanden is. In de taskforce is dat ook bekeken en is dat als een interessante optie achter de hand gehouden, maar uiteindelijk is het op dat moment niet toegepast, onder meer vanwege de tijdelijkheid van de opvang die noodzakelijkerwijs binnen de jeugdverblijven wordt aangeboden in de maanden dat er capaciteit over is, behoudens uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld een tijdelijk gesloten verblijf of een verblijf dat verkocht wordt. Dat was toen een reden om dit niet te gebruiken.
Toen duidelijk werd dat federale collega de Moor alles op alles moest zetten om gezinnen met kinderen nog te huisvesten, heb ik met haar contact opgenomen om te bekijken welke mogelijkheden er waren en wat er denkbaar was. We hebben inderdaad contact opgenomen met onze jeugdverblijven om te kijken of daar opties waren. Op die manier is het tot stand gekomen.
Ik heb ter zake eigenlijk geen beslissing genomen. Ik heb wel het initiatief genomen. Dat is duidelijk. Maar de beslissingen die genomen worden, zijn telkens beslissingen van de optredende vzw’s, directies of raden van bestuur, naargelang het geregeld is in de statuten. Het zijn dus geen beslissingen van de Vlaamse Regering, zelfs geen beslissingen van mij. Het zijn beslissingen van de vzw’s, weliswaar op suggestie van mezelf. Ik heb inderdaad die oproep gedaan, en die oproep is vrij succesvol gebleken.
Ik heb geen kopie van al die overeenkomsten, maar het is zoals bij alle contracten: je kunt een bijvoegsel goedkeuren waarbij ook de termijn wordt aangepast als dat in wederzijds overleg is. Ik weet ook dat men er bij Fedasil erg voor openstaat om daarover te spreken. Dat is een dialoog, en men zal nooit dwingen om bepaalde zaken te doen wanneer daar geen akkoord over is met de optredende vzw of het jeugdverblijf. In onderling akkoord kunnen termijnen altijd aangepast worden, als de twee partijen dat op die manier goed vinden.
Collega Brusselmans, ik herhaal dat u moet stoppen met onwaarheden te verkopen over de Vlaamse jeugd die zou lijden onder deze beslissing. Dat is gewoon totale nonsens. Dat is wat men klassiek fake news noemt. Het jeugdwerk heeft gegarandeerde voorrang in onze jeugdverblijven. Het is zo dat er geen enkele activiteit, geen enkele bosklas, geen enkele jeugdactiviteit niet kan doorgaan door deze beslissing. Er wordt ook voor gezorgd dat toekomstige reserveringen mogelijk blijven. Zeker bij Destelheide gaat het over korte opvang en is er telkens een dialoog tussen Fedasil en Destelheide, waarbij de directie van Destelheide doorgeeft wat de concrete capaciteit is. Op geen enkel moment worden er activiteiten van het jeugdwerk in het gedrang gebracht.
Ik heb nog een laatste punt daarover. Ik sluit me helemaal aan bij wat collega Almaci heeft gezegd. Van hetgeen u daarnet hebt gezegd, moet ik eerlijk gezegd walgen. De associatie die u maakt tussen asielzoekers – gezinnen met kinderen – en verkrachting, is gewoonweg degoutant. Als u enige intentie hebt om op een degelijke en betrouwbare manier aan politiek te doen, denk ik dat u dat op die manier compleet verkwanselt. Het is werkelijk ontstellend hoe u deze groep van mensen ontmenselijkt.
Ik was zelf op bezoek met collega de Moor in Destelheide. Ik heb daar kennisgemaakt met een aantal van die gezinnen, met hun kinderen. Dat zijn vluchtelingen van overal ter wereld, die een bijzonder zwaar traject achter de rug hebben, die even tot rust kwamen in die jeugdverblijven. De link met wat u hier zegt, is totaal afwezig. Ik moet zeggen dat ik de manier waarop u hier spreekt, werkelijk ranzig vind.
Een laatste punt misschien is dat ik vaststel dat er in het debat over de opvang soms warm en koud wordt geblazen en dat er soms enige schijnheiligheid ter zake is bij een aantal partijen. Ik wil met name wijzen op de verantwoordelijkheid van de Franse Gemeenschap ter zake, die zichzelf Fédération Wallonie-Bruxelles noemt, waarin een aantal partijen zitten die in de federale overheid ook verantwoordelijkheid dragen en collega de Moor steeds wijzen op haar verantwoordelijkheid.
Ik wil erop wijzen dat de Fédération Wallonie-Bruxelles ook hetzelfde kan doen als ik. Ik heb ook collega Bertieaux, bevoegd voor de jeugd, gevraagd om dat te doen. Ik stel vast dat ook de Franstalige kinderrechtencommissaris aan de ‘delegué générale’ die oproep doet. Ik wil alle instanties – ook de Franstalige instanties – oproepen om hetzelfde te doen wat ik heb gedaan. Ik roep, zoals gezegd, ook alle fracties in deze commissie op die ergens beleidsverantwoordelijkheid opnemen om ook te bekijken wat zij kunnen doen om deze noodsituatie te verhelpen in het belang van de rechten van alle kinderen die in Vlaanderen aanwezig zijn.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Eerst en vooral valt het toch altijd op – over welk onderwerp het hier ook gaat – dat als je de mening van de modale Vlaming vertolkt in het parlement, zeker de traditionele partijen heel nerveus worden. Ik verwijs naar de laatste peiling die ik heb gezien en niet per se naar de partijscores, maar kijk eens naar de vraag die werd gesteld aan de Vlamingen over of zij meer of minder migratie willen. De overgrote meerderheid van dit land wil hier geen asielzoekers meer, of op zijn minst minder, niet meer opvangplaatsen, maar minder. (Opmerkingen van Tine Rombouts en Orry Van de Wauwer)
Ik weet het, ik weet dat dat soms moeilijk is om die wil van het volk ook te vertolken in het parlement, maar dat is nu eenmaal zo. Er is maar één humane oplossing trouwens, en ik ben het erover eens dat het niet kan dat er iemand op straat slaapt, dat is inhumaan. Dus, er is maar één humane oplossing, en dat is ervoor zorgen dat ze de oversteek niet maken, dat is het afraden en de grenzen sluiten.
Ik heb u ook laten uitspreken, mevrouw. Ik heb al twee porties cd&v gekregen, dan mag ik toch wel één portie antwoorden. (Opmerkingen)
Ten tweede, wat betreft seksuele misdrijven hoort u natuurlijk wat u wilt horen. Ik heb niet gezegd dat dat uit één hoek komt. Jammer genoeg is dat inderdaad in alle lagen van de samenleving aanwezig. We hebben het nog gemerkt met de kerk, en we merken het alle dagen op andere gebieden ook. Jammer genoeg komt het ons meer en meer ter ore. Het is misschien goed dat het meer en meer naar boven komt, maar niet dat het gebeurt.
Wat ik heb gezegd, is dat er in bepaalde culturen natuurlijk anders aan voorlichting wordt gedaan, en dat bepaalde culturen ook anders kijken naar vrouwen. Gelooft u dat niet, ga dan eens praten met mensen die werken in een asielcentrum. Ga eens met hen praten, hoor hoe ze bespuwd, bepoteld en betast worden. Dat is dagelijkse realiteit. Maandelijks spreek ik met mensen die werken in asielcentra. Zij maken dat dagelijks, wekelijks mee. Kom dus niet met een moreel vingertje wijzen. U hoort wat u wilt horen. Ik ben het met u eens en hoop dat iedereen bekijkt wat hier wordt gezegd. Uiteraard heb ik niet gezegd dat alles uit één hoek komt. Maar van sommige zaken is er wel een oververtegenwoordiging. Dat kunnen we zien in onze gevangenissen. Kijk op de Europese kaart waar het meest verkrachtingen gebeuren, en trek daar vooral zelf conclusies uit.
Tot slot doe ik nog een oproep aan de partners van cd&v in deze regering. Het is natuurlijk niet alleen uw verantwoordelijkheid, minister. Het is vooral de verantwoordelijkheid van uw partners, en zeker die van de N-VA in het bijzonder. Ik had enkele dagen geleden – eergisteren, mevrouw Perdaens – een debat met onder andere uw collega Theo Francken voor het Liberaal Vlaams Studentenverbond (LVSV) Leuven. Daar zei hij aan 750 studenten dat hij het eigenlijk helemaal niet eens is met wat het jeugdwerk vandaag doet. Dat is niet wat u vandaag zegt. U zegt dat het goed is, maar dat de communicatie en de manier waarop beter kunnen. Nochtans zijn er andere stemmen binnen uw partij die zeggen dat dit niet kan, dat dit geen juiste aanpak van het migratieprobleem is.
Ik hoor allemaal graag hoe hij straf zit te toeteren en tweeten, soms zelfs straffer wil zijn dan het Vlaams Belang. Ik hoor graag dat jullie aan de kiezer beloven het allemaal anders te zullen doen, ondanks het feit dat jullie tussen 2014 en 2018 de kans hebben gehad. Maar als ik moet vaststellen dat er niemand in de Vlaamse Regering eens op tafel heeft geklopt en minister Dalle heeft gezegd dat hij zijn beslissing moet terugdraaien of tegenhouden, dat dat geen regeringscrisis waard is voor de N-VA maar dat jullie er gewoon mee instemmen. Dan vraag ik me echt af wat de N-VA in deze regering zit te doen. Voeg eindelijk daad bij woord, geef de jeugdverblijven terug aan onze jeugd in plaats van aan asielzoekers, stop met het voeren van een ‘eigen jeugd laatst’-beleid. Voor het Vlaams Belang geldt, en zal altijd gelden: eerst onze mensen, en dus ook eerst onze jeugd.
Mijnheer Brusselmans, dank u voor de debatfiche.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Opvang in jeugdverblijven is natuurlijk niet de oplossing voor de asielcrisis, daarin heeft Theo overschot van gelijk. Dat de Vlaming gelijk heeft en inderdaad aanvoelt minder instroom te willen, erken ik ook absoluut. De opvangproblematiek zal blijven aanslepen zolang de instroom niet ingedijkt wordt. Maar het probleem is wat het probleem is. Hier zijn momenteel gezinnen met kinderen die opgevangen dienen te worden. In dat kader is het nobel dat jeugdverblijven die kinderen opvangen.
Vind ik dat het allemaal juist gelopen is? Absoluut niet, en dat heb ik heel duidelijk en beleefd gesteld. Ben ik het daarentegen op een of andere manier eens met de manier waarop mensen die hier toekomen, weggezet worden? Ook absoluut niet, en met mij mijn partij. Wat dat betreft: dat is dat.
Iets waarmee ik het ook niet eens was, is de manier waarop staatssecretaris de Moor bezorgde burgemeesters wegzette als hysterische dwarsbomers die de boel oppoken. Ik heb het ongelooflijke voorrecht voor burgemeester Willy Segers gewerkt te hebben als persoonlijk medewerker. Ik weet niet of hij het oké zou vinden dat ik dit deel, maar ik doe het lekker toch. Zijn bijnaam bij de lokale jeugd is ‘Chilly Willy’, en dat is zo omdat hij de kalmste, rustigste, meest vredelievende, integere en oerdegelijke mens is die je je kunt voorstellen. Zo’n fake news van de staatssecretaris hoefde dus ook absoluut niet. Want net dat pookt de hele situatie mee op.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.