Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, in twintig jaar tijd is het aantal zwembaden in Vlaanderen gedaald van 378 naar 298. Dat zijn tachtig zwembaden minder. De belangrijkste oorzaak van die daling is de hoge energiefactuur. Veel zwembaden zijn nog gebouwd in de jaren 70, verwarmen nog op gas en zijn zeer slecht geïsoleerd. Dat is een recept voor torenhoge energiefacturen. Als een renovatie uiteindelijk onvermijdelijk wordt, gooit de uitbater, zeker in kleine gemeenten, vaak de handdoek in de ring. Steden en gemeenten die toch kiezen voor een renovatie of een nieuwbouw, doen dat steeds meer in samenwerking met een private speler, die dan vaak ook instaat voor de uitbating en prijszetting. Dat heeft hogere kosten voor de scholen of de gemeenten tot gevolg. De gevolgen zijn dramatisch, want door het gebrek aan zwembaden of door de hogere prijzen schrappen veel scholen hun zwemlessen, waardoor kinderen niet meer leren zwemmen, terwijl dat toch wel in de eindtermen staat. Ik ben blij dat u niet alleen minister van Sport bent, maar ook minister van Onderwijs. Het is een beetje voor de twee. Dat ze niet leren zwemmen, is niet enkel jammer voor de fysieke gezondheid van deze scholieren, een slechte zwemvaardigheid kan ook fatale gevolgen hebben, zoals we jammer genoeg deze zomer aan de kust een paar keer hebben kunnen zien. Mijn collega, Steve Vandenberghe, heeft hierover aan u in het kader van schoolzwemmen al vragen gesteld in het verleden.
Minister, verwacht u de komende jaren een verhoging van het aantal zwembaden of een verdere daling? Wat zijn de prognoses?
Waarom moeten lokale besturen samenwerkingen aangaan met private spelers? Waar blijft genoeg Vlaamse steun?
Zult u bijkomende middelen vrijmaken om meer zwembaden te voorzien in Vlaanderen? Zo ja, hoeveel en wanneer?
Hoe zult u de toegang tot zwembaden en zwemlessen betaalbaar houden voor de toekomst?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik deel natuurlijk uw verlangen naar nog meer zwemwater. Dat is niet alleen bij woorden gebleven, daar zijn ook daden aan gekoppeld. Maar ik ben niet zo zwartgallig als de analyse die u presenteert. Ik breng toch graag enige nuance aan.
De afgelopen twintig jaar kun je inderdaad spreken over een gestage daling wat betreft het aanbod inzake zwemwater. We zijn erin geslaagd om dat sinds 2019 te doen stabiliseren. Nu werken we aan de weg terug en de weg naar boven.
We zien trouwens ook een evolutie naar grotere zwembaden, wat ook goed is, omdat het dikwijls het resultaat is van een intergemeentelijke samenwerking. Dat is tijdens een vorige regeerperiode net aangezwengeld, wat zeer goed is en leidt tot meer zwemoppervlakte. Dat is natuurlijk het belangrijkste, niet op hoeveel locaties zwemmen wordt aangeboden, maar wat de capaciteit, het aanbod is.
Lokale besturen hoeven helemaal geen samenwerkingen aan te gaan met private partners. Dat is gewoon een beleidskeuze die men kan maken, een beleidskeuze die eerder het resultaat is van begrotingsregels. Een gemeente kan niet wat u en ik als privépartners wel kunnen. Wij kunnen ons huis geleidelijk aan afbetalen wanneer wij dat bouwen en hoeven dat niet in één keer uit te betalen. Gemeenten maken daarom gebruik van pps-formules (publiek-private samenwerking), al dan niet met het meenemen van alle letters van Design Build Finance Maintain (DBFM). Men heeft daar dus keuzes in. De laatste optie heeft de laatste jaren natuurlijk vaak de voorkeur gekregen, gewoon omdat men de kosten zo in de tijd kan spreiden.
Het prijskaartje van de exploitatie van een zwembad gaat natuurlijk ook veel breder dan enkel de energiekosten. Die zijn inderdaad opgelopen, maar de personeelskosten en de personeelstekorten spelen ook de zwembaden parten.
Het schoolzwemmen hangt tot slot niet alleen samen met de prijs voor het zwembad en het busvervoer ernaartoe. Ook de maximumfactuur die is ingevoerd in het basisonderwijs speelt ons daar parten. Je zou de vraag kunnen stellen hoeveel meer schoolzwemmen er zou zijn zonder de beperkingen van de maximumfactuur.
Dit gezegd zijnde: uiteraard hebben wij meer zwembaden, meer zwemwater, nodig. Wij investeren daarin. Want als u vraagt waar de Vlaamse steun blijft, wel, hij is er. We zijn erin geslaagd om de daling tegen te gaan, en nu gaan we investeren in de weg naar boven.
We stimuleren een vernieuwingsgolf in zwembaden, en dat heeft al diverse steuninitiatieven opgeleverd. Sinds 2014 is er jaarlijks via het Vlaams sportinfrastructuurbeleid de mogelijkheid voorzien tot financiële ondersteuning voor de bouw of de renovatie van zwembaden. In 2015 en 2016 werd er specifiek voor zwembaden nog eens twee keer 10 miljoen euro uitgetrokken. Sinds 2017 loopt het generieke decreet Bovenlokale Sportinfrastructuur, waarbinnen dan ook nog eens aanvragen voor bouw of vernieuwbouw van zwembaden kunnen worden ingediend en gesubsidieerd.
Daarnaast hebben we specifiek in deze zomer ook een oproep gedaan voor energiebesparende investeringen in zwembaden. Daarbij kennen we 60 procent subsidie toe, wat toch ook vrij uitzonderlijk hoog is voor energiebesparende maatregelen, die dus ook een rendement hebben voor zowel de korte als de lange termijn. Dat project is nog lopende, men kan hiervoor zelfs nog een aanvraag indienen tot medio deze maand.
Uiteraard geven we ook het goede voorbeeld wat betreft onze eigen zweminfrastructuur, dus de centra van Sport Vlaanderen. Ook daar schonken we aandacht aan de zwembaden. Meer bepaald zijn we bezig rond Hofstade-Zemst, waar we gaan voor een 50 meterzwembad in plaats van het vroegere 25 meter. Daardoor verviervoudigt de zwemoppervlakte.
Ik ben daar dus waakzaam. We moeten natuurlijk attent zijn voor alle maatschappelijke effecten, maar ik ben optimistisch. Ik plan ook nog extra initiatieven om het aantrekkelijker te maken, zeker voor lokale besturen, om te investeren in zweminfrastructuur. Op dat vlak is het aangewezen dat zij dat samen doen met andere gemeenten en dat ze minder oog hebben voor de toeters en bellen, en dus meer gaan focussen op de basisinfrastructuur die nodig is om echt te gaan zwemmen, zonder allerhande glijpartijen, glijbanen en andere faciliteiten. Dat is ‘nice to have’, maar brengt ook een kost met zich mee, ook op langere termijn, naar exploitatie toe.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel voor het uitvoerige antwoord, minister, en voor uw optimisme dat het aan het beteren is. Laat ons hopen dat de kinderen weer leren zwemmen en dat ze niet zelf dure zwemlessen moeten nemen.
Maar ik heb toch een paar opmerkingen en vragen wat betreft de maximumfactuur. Het is hier niet de plaats om daarop in te gaan, maar als de zwembaden ook minder ver zouden liggen, zou er ook geen geld moeten gaan naar openbaar vervoer dat er niet is – maar die discussie is voor in een andere commissie, denk ik.
Eerder werd in de pers inderdaad bericht dat u 10,5 miljoen euro vrijmaakt voor investeringen in energiebesparende maatregelen in zwembaden. Wij vinden dat een zeer goede maatregel. Ik ging u vragen of het geld reeds verdeeld is, maar ik heb begrepen dat het nog lopende is en dat u daarop dus niet kunt antwoorden. Dat ga ik dus even parkeren.
In het kader van de begroting 2024 vonden wij in het centenboekje een bedrag van 8 miljoen euro terug voor sportinfrastructuur, met de focus op zwembaden. Kunt u wat meer toelichting geven bij die 8 miljoen euro? Hoeveel daarvan zal gaan naar nieuwe zwembaden? Volgt er daarvoor binnenkort een projectoproep of gaat u het geld op een andere manier verdelen? En dan heb ik ook nog een bedenking: het kost eigenlijk meer dan 8 miljoen euro om ook maar één nieuw zwembad te plaatsen. Zal die 8 miljoen euro dan eigenlijk vooral naar renovatie gaan? En is dat niet te weinig, wetende dat we eigenlijk extra en nieuwe zwembaden nodig hebben?
De heer Muyters heeft het woord.
Eigenlijk heel kort, want volgens mij is alles al gezegd. We hebben in mei actuele vragen gehad in de plenaire vergadering. Ik zie ook niks dat veranderd is, ik zie weinig of geen nieuwe informatie, maar ik veronderstel dat de actualiteit maakt dat dat nog altijd actueel is. Dat zal volgende maand wellicht ook zo zijn. En ik zie ook niet veel nieuwe antwoorden, buiten de 8 miljoen euro extra. Maar ik veronderstel dat het nog wat vroeg is om al antwoorden te geven op het wat en het hoe daaromtrent. Ik heb dus niet echt extra vragen, wel een beetje de vraag van: je kunt die vragen blijven stellen volgens mij, zowel schriftelijke vragen als actuele vragen. Het zijn er echt veel. Als je die allemaal bekijkt, waren alle antwoorden al gegeven.
Minister Weyts heeft het woord.
De curiositeit met betrekking tot de 8 miljoen euro is terecht, maar sta me toe om daaromtrent nog wat denkwerk te verrichten. Alleszins denken we dat we die ook richting zwembadinfrastructuur kunnen aanwenden, maar de vraag is hoe je dat het meest optimaal doet.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
In tegenstelling tot mijn zeer gewaardeerde collega ben ik heel blij dat we weer praten over het tekort aan zwemwater, want we praten deze middag ook ‘opnieuw’ over het stikstofdossier. Er waren wel wat nieuwe ontwikkelingen, ware het maar die nieuwe 8 miljoen euro, waar ik vol verwachting kijk hoe die besteed zal moeten worden. Want ik wil toch benadrukken dat het voor Vooruit zeer belangrijk is dat ieder kind kan zwemmen. Niet elk kind heeft een eigen zwembad of volgt privélessen die de ouders al of niet kunnen betalen. Ik ga om de zoveel tijd wel opnieuw vragen om te blijven investeren in voldoende zwemwater. Er gebeuren ook jammer genoeg om de zoveel tijd accidenten die vermeden zouden kunnen worden als kinderen echt leren zwemmen zoals ik. Ik ben al een beetje de oude garde hier. Wij gingen elke week zwemmen, vroeger, met een zwemleraar. Ik heb dat voor 0 euro van mijn ouders kunnen leren op school. Dat is het beeld waar we, denk ik toch, met velen weer naartoe willen. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.