Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Collega’s, minister, ik wilde u graag wat helpen bij het stikstofprobleem. Ik las immers dat Wallonië dat probleem niet kent. Dat is begrijpelijk. Wallonië beschikt over ‘betere gronden’ om het probleem aan te pakken. Dat was een pleidooi van een Waalse professor die ervoor pleit om Landbouw weer federaal te maken. Ik zou dat niet doen, we hebben al problemen genoeg inzake België en Vlaanderen. Natuurlijk zijn er wel zaken met kunstmatige gevolgen als we zomaar lukraak een bepaalde grens trekken. Natuur, Omgeving, Landbouw, problemen of opportuniteiten, stoppen niet aan de grens.
Daarbij heeft Wallonië ook meer leemgrond, die beter is voor het vasthouden van stikstof. Het gevolg van deze verschillen is dat er mondjesmaat meer Vlaamse landbouwers naar Wallonië trekken. Ik lees ook regelmatig dat landbouwers zelfs naar het buitenland trekken. Volgens diezelfde professor zou de verhuis van landbouwbedrijven naar Wallonië een oplossing zijn voor het stikstofprobleem in Vlaanderen.
Vandaar mijn vragen, minister. Deelt u de stelling van professor doctor Philippe Baret van de Université Catholique de Louvain (UCL)?
Hoeveel landbouwbedrijven zijn er de laatste vijf jaar verhuisd van Vlaanderen naar Wallonië? Is er ook een omgekeerde beweging? Bestaan daar cijfers over? Het zal dan voornamelijk gaan over fruitteelt. In mijn regio zijn enkele Waalse bedrijven actief in de fruitteelt.
Wordt zo’n verhuis gestimuleerd vanuit Vlaanderen of net niet?
Waarom wordt er niet gedacht aan het gezamenlijk indienen van plannen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB)? Dat vind ik wel een goed idee.
Is er samenwerking met Wallonië op het vlak van landbouw?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega, er is inderdaad een groot verschil in open ruimte tussen Vlaanderen en Wallonië. Ik heb de vraag rond stikstof al vaker gekregen. Helaas voor Wallonië is daar – gelet op de actualiteit – ook een stikstofarrest in de maak. U weet het of weet het niet, er hangt een proces boven het hoofd van een biomassacentrale. Eerst wil ik erop wijzen dat migratie van landbouwgezinnen iets van alle tijden is. In Wallonië, net als in Noord-Frankrijk of Zuid-Nederland, zijn er een behoorlijk aantal landbouwfamilies met typisch Vlaamse achternamen. Het Centrum voor Agrarische Geschiedenis heeft deze historische migratie van landbouwers ook in perspectief geplaatst.
Het kan uiteraard nooit kwaad dat verschillende beleidsniveaus hierover nadenken. Maar zoals u weet is het landbouwbeleid bij uitstek een domein waarvoor we in de Europese Unie ingezet hebben op een eengemaakte markt en beleidskaders. De vrijheid van vestiging om te ondernemen is dan ook een van de basisbeginselen. Je kunt, en ik hoop ook dat u dat niet suggereert, als overheid dus niet bepalen dat zich in Vlaanderen alleen ‘Vlaamse landbouwers’ mogen vestigen, of omgekeerd evenmin in Wallonië alleen ‘Waalse landbouwers’.
Landbouwondernemers die zich in het Vlaamse Gewest vestigen of er stoppen, dienen zich te registreren bij mijn administratie. Maar daar valt niet altijd automatisch uit af te leiden of het om een ‘verhuis’ gaat. Het kan om bijvoorbeeld de overname van percelen of gebouwen/stallen gaan, al dan niet gepaard gaande met overname van een maatschappelijke zetel. Er zijn ook meerdere ondernemingen die onder één maatschappelijke zetel activiteiten hebben in beide gewesten. Het is dus niet zomaar mogelijk om verhuisbewegingen tussen Vlaanderen en Wallonië één op één uit de databank te halen, maar bij benadering kan ik wel stellen dat die in de voorbije jaren beperkt waren.
De Vlaamse overheid voert in de brede economie een actief beleid om investeringen op Vlaams grondgebied aan te trekken, onder meer via het Agentschap Flanders Investment & Trade (FIT).
Rond omgekeerde bewegingen, dus het verhuizen van Vlaamse bedrijven naar elders, wordt geen actief beleid gevoerd, al kunnen beslissingen van ondernemingen om te verhuizen wel het indirecte gevolg zijn van beleidskeuzes of maatschappelijke veranderingen. Dat zal intussen wel duidelijk zijn.
Bij de vijfde staatshervorming werd Landbouw geregionaliseerd. Net zoals voor andere geregionaliseerde beleidsvelden wordt het beleid op gewestelijk niveau geïmplementeerd, rekening houdend met de lokale eigenheid.
De Europese Unie erkent en respecteert de Belgische staatsstructuur in dezen, men verdeelt de Belgische GLB-middelen bij verordening over de gewesten en geeft aan dat er twee aparte GLB strategische plannen worden ingediend.
Het was met fierheid, en met appreciatie van verschillende fracties, dat mijn voorganger kon aankondigen dat België als enige lidstaat in Europa de toelating kreeg om geregionaliseerde plannen in te dienen.
Zoals ik net al zei, zijn er weliswaar interacties tussen Vlaanderen en Wallonië, maar die zijn er eveneens met andere buurregio’s of -landen. Daarom is het zo’n goede zaak dat de voornaamste beleidskaders voor de gehele unie uitgewerkt worden, waarbinnen elke regio volgens de eigenheid gedetailleerde plannen kan opmaken.
Alle belangrijke landbouwdossiers, of regionale wetgevende initiatieven, worden voorafgaand besproken in de schoot van een Permanente Werkgroep van het Intergewestelijk Ministerieel Overleg (PW-IMO).
Daarnaast zijn er heel frequent bilaterale contacten tussen medewerkers van de beide landbouwadministraties.
Algemeen loopt de samenwerking zeer goed. Zelden of nooit hoeven dossiers geëscaleerd te worden naar een interministeriële conferentie van de landbouwministers of het Overlegcomité.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik wilde alleen maar helpen, maar blijkbaar lukt dat niet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.