Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de taalvereisten aan de Vlaamse universiteiten en hogescholen
Vraag om uitleg over de pleidooien van de Vlaamse Interuniversitaire Raad en enkele universiteitsrectoren om de taalregeling in het hoger onderwijs te versoepelen
Vraag om uitleg over de verengelsing van het hoger onderwijs
Verslag
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Uit een rondvraag van de krant De Tijd blijkt dat steeds meer studenten zich inschrijven voor een Engelstalige opleiding in het Vlaamse hoger onderwijs. Vlaamse hogescholen ontvingen dit academiejaar tussen de 10 en 200 procent meer studenten voor Engelstalige opleidingen. Bij de universiteiten is die stijging minder uitgesproken. Vooral de bedrijfsgerichte opleidingen zoals de bachelor internationaal management en bedrijfswetenschappen zijn populair. Bovendien zou het gaan om zowel Belgische als internationale studenten.
Verschillende rectoren en onderwijseconomen klagen de huidige taalregeling in het hoger onderwijs aan en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) pleit in zijn verkiezingsmemorandum voor ‘regelluwe pilootprojecten’ waar de bestaande taalregels niet van toepassing zijn. Die laatste bepalen dat hogeronderwijsinstellingen Engelstalige opleidingen mogen inrichten op voorwaarde dat er ergens in de Vlaamse Gemeenschap een volledig Nederlandstalig equivalent aangeboden wordt. Voorts is er een decretaal plafond vastgelegd van maximum 9 procent anderstalige bachelors en 35 procent anderstalige masters.
Minister, in het verleden liet u verstaan dat een voldoende ruim Nederlandstalig aanbod van cruciaal belang is voor de democratisering en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Verder wees u erop dat het niet de bedoeling kan zijn dat de slinger doorslaat zoals in Nederland, waar er amper nog Nederlandstalige masters te vinden zijn.
Minister, hoe reageert u op het feit dat steeds meer studenten kiezen voor een Engelstalige opleiding?
Blijft u achter de huidige taalregeling in het hoger onderwijs staan?
Hoe staat u tegenover de oproep van de VLIR tot regelluwe pilootprojecten waarin de bestaande taalregels niet van toepassing zijn?
De heer Danen heeft het woord.
Dit voorjaar nog hebben wij in de plenaire vergadering een debat gehouden over het nut en de noodzaak van het inrichten van bachelor- en masteropleidingen in het Engels. Minister, u herinnert zich dat misschien nog. Het probleem dat toen op tafel lag, was het gebrek aan financiële middelen om opleidingen zowel in het Nederlands als in een andere taal in te richten. In het antwoord dat u toen gaf, wees u op de strikte, afgesproken regels waaraan iedereen zich dient te houden. Maar wat de mensen misschien minder hebben opgemerkt, is dat u ook meegaf dat u openstond voor overleg met de verschillende rectoren over de taalregelgeving.
Bij de opening van het academiejaar brak de rector van de KU Leuven dit jaar opnieuw een lans voor een versoepeling van de taalvereisten. Genuanceerd, verbindend en met zin voor perspectief. Dat heeft hij heel uitdrukkelijk op die manier benoemd. Ditmaal niet in de eerste plaats voor het inrichten van opleidingen in een andere taal, maar wel om de taalverplichtingen die opgelegd worden aan internationale professoren te herbekijken. Nu moeten internationale professoren het Nederlands na twee jaar op A2- en na vijf jaar op B2-niveau beheersen. Indien een professor dit niveau niet haalt, stopt het academische verhaal in Vlaanderen. Wie in het Nederlands wenst te doceren, moet de taal op C1-niveau beheersen. Met die laatste eis is de rector het trouwens volmondig eens. Ik trouwens ook.
Volgens de rector heeft de strikte toepassing van de regelgeving een afschrikeffect op zowel jonge, beginnende professoren als senior professoren. De jonge professoren zijn op zoek naar zekerheden in hun leven, en een mogelijke stopzetting van de academische carrière vanwege taalvereisten maakt dat ze vlugger voor een andere regio zullen kiezen, zeker de ‘super high potentials’: zij hebben meerdere ijzers in het vuur. Senior professoren zullen er dan weer weinig voor voelen om hun zekerheid elders, een vaste benoeming, op te geven om te kiezen voor een aanstelling waarvan de vaste benoeming gekoppeld is aan taalverwerving.
Om dit probleem aan te pakken en om te vermijden dat buitenlandse talenten Vlaanderen links laten liggen, lanceerde de rector van de KU Leuven bij de opening van het academiejaar een voorstel: voor een vaste benoeming van junior professoren volstaat een B1-taalniveau, maar op voorwaarde dat de universiteiten zich engageren om de professoren te ondersteunen in een snelle verwerving van het B2-niveau. Het behalen van dit B2-niveau is een vereiste voor de bevordering tot hoogleraar. Voor de senior professoren stelt de rector voor om de koppeling tussen taalverwerving en vaste benoeming volledig los te laten, maar ook hier met het engagement van de universiteiten om de professoren te begeleiden in het behalen van minimum het B1-niveau binnen de vijf jaar.
Naast dit voorstel over de taalvereisten voor professoren pleitte de rector er nogmaals voor om de anderstalige bacheloropleidingen geleidelijk aan uit te breiden. Hierbij werd gedacht aan een uitbreiding van bijvoorbeeld 3 procent per regeerperiode, zodat tegen 2040 18 procent van de bacheloropleidingen in een andere taal ingericht kan worden. Zo wordt het voor internationale studenten interessanter om in Vlaanderen te komen studeren. Dat maakt studentenuitwisseling ook makkelijker. Het is al gebleken dat veel van deze internationale studenten na hun studie, zij het tijdelijk, op de Vlaamse arbeidsmarkt terechtkomen, wat een troef is in deze tijden van krapte.
Voor de masteropleidingen zag de rector niet onmiddellijk een nood tot bijsturing, maar hij pleit er wel voor om dit om de vijf jaar te evalueren en de mogelijkheid te bieden tot herijking.
Minister, dit voorjaar gaf u tijdens het plenaire debat aan dat u openstaat voor overleg met de verschillende rectoren wat betreft het inrichten van anderstalige opleidingen. Hebt u daarover al overleg gepleegd met een of meerdere rectoren of met de VLIR? Wat was het resultaat van dat overleg?
De rector van de KU Leuven lanceerde een voorstel om de taalvereisten voor anderstalige professoren te versoepelen, op een geleidelijke manier. Hij zei ook dat zijn visie en die van u verzoenbaar zijn, minister. Dat kan toch alleen maar goed nieuws zijn? Hij formuleerde het zo: “Met een zachte evolutie en wederzijds begrip komen we al een heel eind.” Hoe staat u tegenover dat voorstel? Bent u het met de rector eens dat zijn en uw visie verzoenbaar zijn?
De rector pleitte ook voor het geleidelijk optrekken van het aanbod anderstalige bacheloropleidingen tot 18 procent in 2040. Hoe staat u tegenover dat voorstel?
Momenteel mag 35 procent van de masteropleidingen anderstalig zijn. De rector vraagt om dat aanbod elke vijf jaar te evalueren en waar mogelijk te herijken. Hoe staat u tegenover dat wat mij betreft redelijke voorstel?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, bij de opening van het nieuwe academiejaar klonken er inderdaad vanuit verschillende universitaire hoeken nog maar eens stemmen om de taalregelgeving in het hoger onderwijs te versoepelen en meer ruimte te laten voor Engelstalige opleidingen.
Allereerst was er het memorandum van de VLIR, waarin men onder andere stelt dat de maximumpercentages inzake het aanbod van anderstalige opleidingen alsook de equivalentieverplichting te strikt zijn. Volgens de VLIR is de huidige regeling een remmende factor in de strijd om talent. De raad pleit voor regelluwe proeftuinen waar de taalregels niet gelden en waar dus geëxperimenteerd kan worden, om zo buitenlands talent gemakkelijker naar het Vlaamse hoger onderwijs te trekken.
Kort daarna kwam rector Luc Sels van de KU Leuven in zijn rede bij de opening van het academiejaar met een reeks versoepelingsvoorstellen op de proppen. Vlaanderen heeft volgens de rector vandaag te veel barrières om enerzijds jong talent en anderzijds professoren met een grote merite aan te trekken. Hij deed daaromtrent een aantal voorstellen. Collega Danen verwees er al naar, dus ik ga die niet herhalen.
Het betoog van de rector werd ook nadrukkelijk gesteund door andere prominenten uit het hoger onderwijs, onder andere door de rector van de UGent, Rik Van de Walle, die eerder ook al een van de drijvende krachten was in de oproep om de equivalentieregeling te laten vallen in het kader van ingenieursstudies.
Minister, hoe evalueert u het voorstel uit het VLIR-memorandum rond die regelluwe proeftuinen? Hebt u die piste al besproken met de VLIR? Zo ja, wat waren de conclusies? Is daar al verduidelijkt wat de VLIR daar concreet mee zou willen doen?
En dan heb ik nog enkele vragen met betrekking tot de voorstellen van rector Sels. De taalvereisten voor anderstalige docenten werden onder deze regering al wat aangescherpt. Het lijkt me dus logisch dat de regering niet meegaat met rector Sels op dat punt. We zagen ondertussen dat bepaalde coalitiepartners al wat begonnen terug te komen op die aanscherping, dus vandaar mijn vraag: blijft de voltallige Vlaamse Regering achter die aangescherpte maatregelen inzake de taalvereisten van anderstalige docenten staan?
Dan is er het voorstel tot optrekking van de maximumpercentages in het aanbod aan anderstalige bachelors. Dat is in het begin van deze legislatuur al opgetrokken van 6 naar 9 procent, een wijziging die ook door onze fractie goedgekeurd werd, omdat daar vooral aan de hogescholen een duidelijke en gerechtvaardigde nood aan was. Maar blijkbaar is dat nog niet genoeg. In hoeverre is volgens u een mogelijke optrekking van dat percentage nodig of wenselijk? In hoeverre is er hier volgens u eventueel nog marge voor een verdere optrekking? Of is de regering van mening dat de optrekking naar 9 procent ruim voldoende is geweest?
Wat tot slot de equivalentieverplichting bij masteropleidingen betreft, hebt u eerder dit jaar in het kader van de discussie rond de Engelstalige masteropleidingen burgerlijk ingenieur al duidelijk laten horen dat aan deze regeling niet kan worden geraakt. Kunt u namens de voltallige Vlaamse Regering bevestigen dat het eerder geuite engagement om die equivalentieverplichting te behouden, verzekerd blijft en voor de regering dus effectief een rode lijn is?
De heer Warnez heeft het woord.
Ik denk dat de collega’s de problematiek en de context al vrij goed geschetst hebben, zodat ik die hier niet hoef te herhalen. Het is ook een thema dat heel regelmatig opduikt in het parlement. We hebben in maart nog maar het heel specifieke dossier rond de burgerlijk ingenieurs besproken, waar toen de vraag naar voren kwam om de masteropleiding ingenieurswetenschappen in heel Vlaanderen enkel nog maar in het Engels aan te bieden. U vond dat, net als onze fractie, geen goed idee. Daar kwam heel wat kritiek op. U hebt toen gezegd dat u met de rectoren ging samenzitten om op zoek te gaan naar oplossingen voor hun vraag.
Ik merk ook dat niet alle academici op een lijn zitten. Als je de media wat las, dan zag je in De Standaard bijvoorbeeld een onderzoekster, mevrouw Verbergt, die zei dat er Nederlands onderzoek is dat aantoont dat Nederlandstaligen opleidingen in het Engels laten volgen, nefast kan zijn voor de onderwijskwaliteit. We hebben ook een aantal waarschuwingen gezien in de media voor Nederlandse situaties, waar we eigenlijk een omgekeerde beweging zien. We zien dat men daar nu vaststelt dat er heel wat buitenlandse studenten zijn, vanwege de Engelstaligheid die er sterk aanwezig is in Nederland. De betaalbaarheid van het hoger onderwijs komt in Nederland onder druk te staan vanwege die buitenlandse krachten. Ze zijn daar een beetje de omgekeerde beweging aan het doen. Men is daar in de Tweede Kamer aan het discussiëren om de schroeven weer wat harder vast te draaien. Om dan te zeggen dat wij het hier in Vlaanderen wel goed doen, omdat wij wat strenger zijn dan zij.
Het is ook een thema dat heel sterk leeft onder de studenten. Vorige week kreeg ik nog, vlak voor de commissievergadering, een bericht van een studente. Zij volgde officieel een Nederlandstalige opleiding, en ze had de oproep van haar rector – het was aan de KU Leuven – gehoord. Zij klaagde dan dat ze wel een Nederlandstalige opleiding volgt, maar eigenlijk zijn al haar vakken in het Engels. Het cursusmateriaal was volledig in het Engels. Laat ons zeggen dat ze vrij cynisch was over de oproep die de rector deed, want ze vond eigenlijk dat ze de Nederlandstalige opleiding al in het Engels aan het volgen was. Het is dus een thema dat overal wel leeft, en daarom heb ik ook een aantal vragen, minister.
Welke oplossingen kwamen naar voren tijdens het overleg rond de master ingenieurswetenschappen?
Bent u, met het oog op de publieke verklaringen, van plan om opnieuw in gesprek te gaan met de hogescholen en universiteiten? Zo ja, welke timing voorziet u hiervoor?
Hoe evalueert u de huidige, reeds doorgevoerde verengelsing binnen het hoger onderwijs?
Bent u tevreden over het niveau van afgestudeerde studenten binnen een Engelstalige opleiding? Verschilt dat niveau met de afgestudeerden binnen de Nederlandse variant van dezelfde opleiding?
U hebt ook in het verleden al duidelijk gemaakt geen voorstander te zijn van de versoepeling van het taalbeleid. Gaat u mee in de visie van onder meer rector Sels om het taalniveau van de professoren te versoepelen?
Denkt u dat de versoepeling van het taalniveau een invloed zal hebben op het niveau van afgestudeerde studenten binnen Engelstalige opleidingen?
Wat vindt u dat we kunnen leren van de Nederlandse situatie? Hoe kunnen we in Vlaanderen vermijden dat buitenlandse studenten naar hier komen louter en alleen vanwege de lagere inschrijvingsgelden?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik lees inderdaad dat ik zogezegd tegen Engelstalige opleidingen zou zijn, als geborneerde flamingant. De waarheid is dat ik vooral tegen een ontnederlandsing ben van ons hoger onderwijs. Ik denk dat de regeling zoals die vandaag bestaat een redelijk evenwicht beoogt tussen enerzijds het garanderen van een kwalitatief, hoogstaand, democratisch en toegankelijk onderwijs, en anderzijds ook internationalisering.
Want wat is een Nederlandstalige opleiding? Een Nederlandstalige opleiding is een opleiding die minstens voor de helft in het Nederlands wordt gegeven. Dat wil dus zeggen dat een Nederlandstalige opleiding vandaag eigenlijk al voor de helft Engelstalig kan zijn. Daarbovenop is er nog eens de mogelijkheid om 9 procent van de bacheloropleidingen en 35 procent van de masteropleidingen in het Engels aan te bieden, volledig in het Engels. De enige vraag die we dan stellen, is dat er een Nederlandstalig equivalent van moet zijn. Maar zelfs daarvan kan worden afgeweken. Dat systeem lijkt mij afdoende. Daar ging het debat over. De aanleiding van het debat was niet de vraag of er Engelstalige opleidingen bij die ingenieurs zouden worden afgeschaft. De vraag was wel dat er een Nederlandstalig equivalent zou worden afgeschaft, en dus dat wij Nederlandstaligen het recht zouden ontzeggen op een Nederlandstalige opleiding tot burgerlijk ingenieur. Nu, opnieuw, Nederlandstalig: die opleiding zou maar voor de helft Nederlandstalig moeten zijn.
De Engelstalige masteropleidingen zijn er vandaag, en ze zullen er morgen ook nog zijn. Deze discussie gaat over de vraag of de Nederlandstalige masteropleidingen moeten uitsterven, en dus niet over de studenten die graag een opleiding volgen in het Engels. Zij worden nu al bediend, en zij hoeven ook niks te vrezen. Het gaat over de studenten die graag een opleiding in het Nederlands zouden willen volgen. Worden zij morgen nog bediend?
Mijn visie is duidelijk: we moeten in ons onderwijs net meer aandacht hebben voor het Nederlands, van in de kleuterschool tot in het secundair onderwijs, en dus ook in het hoger onderwijs. Voor mij is het evident dat we moeten waken over een democratisch, toegankelijk, en dus ook Nederlandstalig hogeronderwijsaanbod.
De huidige regelgeving rond anderstalige opleidingen lijkt voor sommigen misschien streng. Opnieuw: als je dat bekijkt, vind ik dat absoluut niet streng. Het gaat uit van een zorgvuldig evenwicht, met aandacht voor internationalisering, onderwijskwaliteit en democratisering. Dat staat niet los van elkaar. Ik wil inderdaad niet dat de slinger doorslaat. Mijn collega Dijkgraaf, waar ik regelmatig contact mee heb, kijkt inderdaad naar Vlaanderen. Want in Nederland is de slinger ver doorgeslagen, met alle gevolgen van dien. Een jacht op buitenlandse studenten, ik denk niet dat dat de ambitie moet zijn van ons hoger onderwijs. Dat heeft nu ongelooflijke implicaties in Nederland op heel het stedelijke sociale weefsel. Dat is onder andere zo op de woningmarkt, waarbij er nu al in Vlaanderen heel wat nood is. Om dan te gaan zeggen dat iedereen van heinde en verre welkom is … Dat heeft natuurlijk implicaties. Dat geldt niet alleen voor de universiteit, maar ook voor de samenleving in globo.
Wat de kennis van het Nederlands bij docenten betreft, vind ik dat we van docenten in het Vlaamse hoger onderwijs mogen verwachten dat zij het Nederlands voldoende machtig zijn. De bestuurstaal van onze instellingen is immers nog steeds het Nederlands. Waarover gaat het eigenlijk? Heel concreet vragen wij van professoren na vijf jaar het taalniveau B2. Dat is het taalniveau van een 17-jarige die uitstroomt uit het secundair onderwijs. Sommigen vinden dat we van een hooggeleerde seniorprofessor niet meer kunnen verwachten dan taalniveau B1 na vijf jaar. Dat is hetzelfde taalniveau dat wij verwachten van pakweg een Afghaanse vluchteling. Wat we vragen van gewone werkmensen, zouden we toch ook mogen vragen van grote intellectuele academische geesten.
De rector van de KU Leuven pleitte ook voor het geleidelijk optrekken van het aandeel anderstalige opleidingen. Dat pleidooi volg ik niet. De contingenten van de academische bacheloropleidingen en de masteropleidingen zijn vandaag zelfs nog niet helemaal ingevuld. Daar is zelfs nog ruimte voor het bijkomend inrichten van anderstalige opleidingen. Ik heb trouwens ook de speech van de rector gehoord. Als de taalregeling zo streng is, hoe komt het dan dat 21 procent van alle studenten aan de KU Leuven internationale studenten zijn, dat 54 procent van de doctorandi internationale studenten zijn, dat 30 tot 35 procent van de aanwervingen van het zelfstandig academisch personeel gaat over internationale professoren, en dat de universiteiten hoog scoren in internationale rankings?
Mijn visie is duidelijk: ik vind dat elke student het recht moet hebben om in Vlaanderen in het Nederlands te kunnen studeren. Ons hoger onderwijs moet democratisch blijven. Wetenschappelijk onderzoek wijst ook uit dat studenten die les volgen in een andere taal, meer studietijd nodig hebben, en dat ze slechtere resultaten boeken. Ik vraag mij af of we zeker zijn dat lessen van Engelstalige proffen het beste onderwijs zijn voor onze Vlaamse jongeren.
Men argumenteert dat er meer internationale docenten nodig zijn. We moeten er dus voor zorgen dat we buitenlandse docenten kunnen blijven aantrekken. Maar ik heb net gewezen op de regeling zoals die vandaag bestaat. Tel dus even mee: 35 procent van de masters kunnen in het Engels worden gegeven, en dus door buitenlandse docenten, en 50 procent van de Nederlandstalige opleidingen kunnen ook in het Engels worden gegeven. Dat wil dus zeggen dat eigenlijk twee derde van de opleidingen in het Engels kunnen worden gegeven. En dat is nog niet genoeg? We hebben toch Nederlandstalig talent en kwaliteitsvolle professoren en docenten genoeg in Vlaanderen en Nederland? Wat belet trouwens – stel het je eens voor, beeld het je eens in – anderstaligen om in het Nederlands te doceren in Vlaanderen? Of hebben we daar een al te sterk ontwikkeld minderwaardigheidscomplex voor? Hoeveel Vlaamse proffen doceren niet in het buitenland in de taal van dat betrokken gastland? (Opmerkingen)
En kunt u zich inbeelden dat een prof die vijf jaar in Frankrijk doceert, geen Frans kent op niveau B1 of B2? Ik weet niet wat het probleem is.
Tot slot: er is meer dan Engels alleen. Als Vlaming waren we vroeger trots op onze talenkennis en legden we een sterke focus op onze basistaal, het Nederlands. Maar daarnaast spreken we nog, gelukkig, diverse andere talen.
Ik blijf dus in dialoog met de rectoren. Ik heb er inderdaad een geprononceerde visie op, maar ik hoop wel dat het uitgangspunt, namelijk het optimale evenwicht, gerespecteerd zal blijven. Zorgen voor internationalisering, maar dat wil niet zeggen dat we moeten jagen op zoveel mogelijk buitenlandse studenten, maar dat we moeten garanderen dat er een democratische toegang gegarandeerd blijft tot het Nederlandstalig onderwijs.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik zou willen beginnen met in de discussie één ding toch wel voorop te stellen. In tegenstelling tot wat er te lezen viel en in tegenstelling tot wat sommigen lieten uitschijnen, gaat het niet over een keuze tussen enerzijds het Nederlands en anderzijds het Engels. Uiteraard is internationalisering superbelangrijk, uiteraard heeft Engels een plaats in het hoger onderwijs net zoals verschillende andere talen, met het oog op een goede aansluiting op de arbeidsmarkt. Niemand ontkent dat. Het is ook realiteit vandaag de dag. Vandaag de dag kunnen hogeronderwijsinstellingen Engelstalige opleidingen aanbieden en is er ruimte voorzien voor Engelstalige vakken binnen Nederlandstalige opleidingen. Minister, u zei daarnet dat twee derde van de opleidingen in het Engels kunnen worden gegeven.
Maar er zijn een aantal veiligheidsmechanismen ingebouwd. Waarom? Om te voorkomen dat de slinger doorslaat, om te voorkomen dat we in een situatie terechtkomen zoals in Nederland. Er zijn taalvoorwaarden voor onderwijzend en academisch personeel uit het buitenland. Er is een zogenaamde equivalentievoorwaarde en het aantal anderstalige bachelor- en masteropleidingen is geplafonneerd. Dat is allemaal in het belang van de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
Iedereen weet dat de kennis van het Nederlands bij de Vlaamse leerlingen achteruitgaat. Het is hier al uitvoerig besproken en gedocumenteerd in deze commissie. Ik heb het vorige week in deze commissie nog gehad over het feit dat de taalvaardigheid bij beginnende Brusselse studenten tanend is. Iedereen was het erover eens dat een goede kennis van het Nederlands een enorm belangrijk aandachtspunt is. We kunnen het ons in deze tijden niet permitteren om de teugels te vieren. De focus moet in de eerste plaats liggen op het Nederlands, dit vanaf de kleuterklas tot in het hoger onderwijs.
Collega Warnez en de minister hebben al verwezen naar een Nederlandstalige studie waarin staat dat Nederlandstalige studenten in Engelstalige opleidingen over 50 procent minder woordenschat beschikken dan hun medestudenten in een Nederlandstalige opleiding. De kennis die ze hebben, is ook oppervlakkiger. Zowel het overbrengen als het inoefenen van de leerstof verloopt nu eenmaal stroever in een vreemde taal. Ook gaan er belangrijke nuances verloren.
Het is belangrijk dat het hoger onderwijs toegankelijk blijft voor iedereen. In Brussel is het Engels de vierde of de vijfde taal. Voor heel veel jongeren is deze taal nog een moeilijke taal. We moeten vermijden dat we nog extra drempels introduceren en opleggen. Het is zaak om de democratisering van het hoger onderwijs, waarvoor we zo lang hebben gestreden, te blijven beschermen.
Minister, ik sluit af met een vraag. Rector Sels pleitte in zijn openingsrede voor een verdubbeling van het percentage anderstalige bacheloropleidingen, van 9 naar 18 procent tegen 2040. Uit cijfers die ik voor de zomer schriftelijk bij u heb opgevraagd, bleek echter dat het huidige plafond nog niet is bereikt. U bevestigde dat ook in uw antwoord. Van de cijfers die ik bij u opvroeg, waren die van het afgelopen academiejaar nog niet gevalideerd. Zou u kunnen aangeven hoeveel ruimte er nog is voor verengelsing? Alvast dank voor uw antwoord.
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil eerst aangeven dat er toch een aantal valse tegenstellingen in de ruimte gegooid worden, bijvoorbeeld alsof aandacht voor het Nederlands tegengesteld zou zijn aan wat hier gevraagd wordt. Dat is toch helemaal niet zo. Nederlands blijft een onderwijstaal. Het blijft een academische taal. De absolute meerderheid van docenten, professoren, studenten zal Nederlands spreken, en dat zal allicht zo nog een hele tijd blijven. Ook alsof de democratisering van het onderwijs al in het gedrang komt als op de vraag van de rector ingegaan wordt, ook al maar ten dele: dat zijn allemaal valste tegenstellingen. Dat is echt niet waar het hierover gaat. Ik betreur dat een beetje.
Minister, u zegt dat we in Vlaanderen en in Nederland talent genoeg hebben. Dat is niet zo. Op bepaalde domeinen hebben we in Nederland en in Vlaanderen niet het talent dat we nodig hebben om op bepaalde gebieden outstanding te zijn. Het gaat niet alleen over letterkunde of over een aantal algemene disciplines. Het gaat over topdisciplines waarvan de rector en de rectoren unisono zeggen dat, als we hier willen blijven uitblinken, we dan absoluut internationaal talent moeten aantrekken. Dat gaat niet als we hen verplichten om binnen vijf jaar perfect Nederlands te spreken. Het gaat niet over iemand van Duitsland of van Frankrijk. Het gaat over Chinezen, Pakistanen, Afghanen of Indiërs.
Je schrikt hen af als ze outstanding zijn – want daar gaat het over, het gaat niet over mensen die eenvoudige taken gaan doen aan de universiteit, het gaat over topspecialisten – als je hun vraagt om binnen vijf jaar perfect Nederlands te spreken.
Stel u eens voor dat iemand van ons astrofysicus zou zijn en die zou gevraagd worden om in India te gaan lesgeven. Denk je dat India gaat vragen om binnen vijf jaar perfect Indisch te spreken of de taal die ze daar spreken? Nee, dat zal niet het geval zijn. Daar zal Engels gesproken worden. Ik daag u uit dat hier niemand in staat zal zijn – alleszins ik niet – om binnen vijf jaar perfect Indisch te spreken. Dat kun je niet vragen. B2 is zo goed als perfect, dat is zoals een 17-jarige die afstudeert, dat is op een behoorlijk niveau de taal spreken. Ik vind niet dat je dat op die manier aan die mensen kunt vragen, vooral niet omdat dat mensen zijn die zeggen dat het geen probleem is: dan gaan ze wel ergens anders werken. Daarover gaat het.
Minister, u zegt dat u naar de speech geluisterd hebt. Ik denk dat u hem gehoord hebt, maar ik betwijfel of u echt geluisterd hebt, want de nuances die de rector gelegd heeft zijn pertinent, en ik zie daar heel weinig van terug in uw antwoord. Ik wil u vragen om met hem en met hen in gesprek, want hun vraag was genuanceerd, verbindend en met zin voor perspectief. Ik zou u echt willen vragen om over de meeste van hun vragen ten minste een deftig gesprek aan te gaan.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik ben het volledig met u eens dat we niet op jacht moeten gaan naar zoveel mogelijk extra buitenlandse studenten. Wat in de openingsrede van rector Sels telkens terugkwam, was de bewering dat de internationalisering nu eenmaal een trend is in het Vlaams hoger onderwijs en dat beleidsmakers zich aan die veranderende realiteit moeten aanpassen. Daarom zouden onder andere de taalvereisten Nederlands voor academici met de lesopdrachten afgezwakt moeten worden.
Die internationalisering is volgens de rector een proces dat steeds verder groeit. Dat klopt wel, maar slechts gedeeltelijk want die internationalisering wordt ook in de hand gewerkt door een bewust beleid, omdat faculteiten en onderzoeksgroepen aan de KU Leuven bij toekenningen van doctoraatsonderzoeken en nieuwe aanwervingen informeel worden aangezet om vooral te kiezen voor internationale academici. Dat is wat wij vernemen uit interne bronnen.
Collega’s, begrijp me zeker niet verkeerd: internationalisering die een meerwaarde biedt, is niet slecht. Maar ik vind het totaal niet correct dat er extra druk gezet wordt op die taalvereisten omdat die zogezegd niet meer van deze tijd zouden zijn en dat tegelijk de internationalisering van het personeel doorgedrukt wordt als – ik zal het cru zeggen – verborgen aanwervingsagenda.
Minister, ik roep u op om hier zeker de vinger aan de pols te houden en transparantie te eisen van de hogeronderwijsinstellingen, zodat voorkomen kan worden dat de instellingen in hun aanwervingsbeleid enkel zouden internationaliseren om te internationaliseren, louter en alleen om hoger te scoren op bepaalde internationale rankings, waardoor jonge, beloftevolle Vlaamse academici minder kans krijgen op een onderzoeksopdracht. Bent u bereid om dat van naderbij te monitoren?
Ik heb in deze commissie al meermaals gewezen op de problematiek van de zogenaamde spookopleidingen. Voor de zomer zei u dat u de regeringscommissarissen de permante opdracht gegeven hebt om spookopleidingen op te sporen. Ik heb u er toen op gewezen dat er toch enige discrepantie bestaat tussen het feit dat de regeringscommissarissen blijkbaar amper spookopleidingen lijken te vinden, en dat wij toch andere geluiden horen. Het is natuurlijk een probleem als regeringscommissarissen spookopleidingen moeten detecteren en aan banden moeten leggen, terwijl er geen gedegen definitie is van wat nu een volwaardige spiegel- of spookopleiding is. Dan zit je daar met een grijs gebied. Dan kun je je afvragen of de regeringscommissarissen hier voldoende objectief naar kunnen kijken. Minister, daarom mijn volgende vraag: moeten er volgens u niet wat meer handvatten gegeven worden aan de regeringscommissarissen? Moet er hier geen duidelijker beoordelingskader opgesteld worden?
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik vind dat u gelijk hebt. Het systeem is vandaag afdoende. Ik heb zelf in aula’s gezeten en aula’s gezien waar de prof vooraan Engels praat en Nederlandstalig is en ook alle studenten Nederlandstalig zijn. Ik ben zelf student geweest, tien jaar geleden, en heb ook les gekregen in het Engels. Je voelde gewoon dat de kwaliteit minder sterk was, omdat dat Engels niet hetzelfde is als het Nederlands. Dat is niet abnormaal.
Het doel mag niet zijn om te jagen op studenten en docenten, ook vanuit het buitenland. Engels is inderdaad zeer belangrijk, in heel wat contexten, het is noodzakelijk. Maar voor mij blijft Nederlands de essentie. Ik vind niet, collega Danen, dat u gelijk hebt, want als men grotendeels in het Engels les krijgt, gaat het niveau van het Nederlands achteruit. Als ik de studenten van vorige week hoor, die een Nederlandstalige opleiding sociologie volgden en grotendeels in het Engels les kregen, blijkt dat hun Nederlands achteruitgaat. Ik denk niet dat dat een valse tegenstelling is, maar een correcte. (Opmerkingen van Johan Danen)
Dan hebben we elkaar verkeerd begrepen.
Ik heb zelf tal van masterproeven en werkstukken gelezen. Als je dat als docent leest, mag je vandaag niet meer kwaad worden als daar taalfouten in staan. Dat is een beetje normaal geworden. Ik ben zeker geen taalpurist en maak zelf zeker ook dt-fouten, maar soms is het niveau van het Nederlands abominabel slecht. Daar moeten we echt absoluut heel veel aandacht voor hebben. (Opmerkingen van Johan Danen)
Dan hebben we elkaar verkeerd verstaan, in het Nederlands.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik denk dat de oproep van de rectoren zelf er een was – anderen hebben zich daarbij aangesloten – van: kom alstublieft uit die valse tegenstelling. Ik heb geen enkele rector van een universiteit horen pleiten om het Nederlands los te laten, laat staan om het geen belangrijke plaats te geven. Wat ik wel heb gelezen, is de opmerking dat een universiteit meer is dan een klaslokaal. Een universiteit is ook een onderzoeksinstelling, en misschien zelfs in de eerste plaats een onderzoeksinstelling. Als je vandaag op het vlak van onderzoek mee wilt en wereldtop wilt zijn – dat is de realiteit, of je dat als geborneerde Vlaams-nationalist leuk vindt of niet –, heb je academisch Engels nodig. Daar verkrampt over doen, zet ons gewoon twee stappen achteruit.
Ik heb al meerdere malen gelezen – dat vind ik een klein beetje ironisch – dat het vlaggenschipproject van deze Vlaamse Regering Flanders Technology & Innovation is. Dat is Engels hé! Ik weet niet of jullie dat weten! Dat is geen Nederlands, dat is Engels. (Gelach. Opmerkingen)
Waarom is dat Engels? Omdat wij ons als klein land, als kleine regio, in Vlaanderen op die hele wereld richten. Waarom richten wij ons op de wereld? Omdat we daar beter van worden. Dan doen we dat in het Engels.
We verschillen hierover van mening, we gaan daar niet urenlang over discussiëren. We verschilden hierover van mening bij de regeringsvorming, minister. Toen hebben de liberalen gevraagd om naar 12 procent te gaan, u had het liefst niet te veel. We zijn uiteindelijk ergens halverwege terechtgekomen, bij 9 procent. Nu vragen de rectoren om dat tegen 2040 te laten verdubbelen aan een ratio van 3 procent extra per jaar. Van ons mag dat sneller gaan. Dat zal u niet verwonderen. Dat zal zijn wat wij desgevallend op de tafel zullen leggen. We hoeven niet te wachten tot 2040. Ik zou zeggen: ‘no time to waste’.
Maar ten gronde mijn vragen dan, want ik had ook een andere mening in voorgaande discussies – die komen regelmatig terug, dit zal ook niet de laatste keer zijn. U hebt gezegd dat u met de rectoren aan de tafel zou gaan over dit onderwerp. U hoeft niet met ons ‘par personne interposée’ – om dan geen Engels woord te gebruiken – te praten over dat soort dingen. Zij vragen, met rector Sels op kop, een zeer genuanceerd, rustig en gemodereerd debat waarin ze duidelijk willen maken wat de positie van onze universiteiten is. Aangezien hersenen en kennis zowat de enige grondstof zijn die we hebben, denk ik dat we daarop moeten inzetten. Minister, bent u al met hen aan de tafel gaan zitten? Of gaat u opnieuw beloven om dat te doen?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, het is geweten dat Vooruit in dit dossier, en in vele andere trouwens, de nuance centraal stelt. Laat ons duidelijk zijn: op heel veel vragen is het antwoord ‘ja’. Is ons hoger onderwijs internationaal? Ja. Moet het internationaal blijven? Ja. Moeten we aantrekkelijk zijn voor buitenlandse onderzoekers? Ja. Is dat de voorwaarde om internationaal competitief te blijven? Ja. Zitten wij in Vlaanderen in een bijzondere situatie waar wij met een klein taalgebied toch wel echt moeten waken over de kwaliteit van die taal? Absoluut ja. Staat het Nederlands in ons hoger onderwijs onder druk? Ja. Dat zijn allemaal ja’s, en dat maakt het dus complex. Nog complexer is de tegenstelling democratisering-internationalisering. Die bestaat niet als dusdanig, want als je vandaag internationaliseert, is dat ook een aspect van democratisering. Als je immers niet internationaliseert als hoger onderwijs, dreig je studenten de kans te ontnemen om een opleiding te volgen die hen klaarstoomt voor een internationale arbeidsmarkt, dan drijf je studenten naar Engelstalige opleidingen in het buitenland. Anderzijds, als je enkel democratiseert en geen oog hebt voor internationalisering, daalt ook de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van bepaalde opleidingen. Dat maakt het dus allemaal zeer complex. Daarenboven, wat hier nog niet aan bod gekomen is – zoals een Engels nummer ooit zei: ‘It’s all about the money, money, money’ –, wanneer in het hoger onderwijs de financiering onder druk staat – een ander debat –, dan is de neiging om extra internationale studenten aan te trekken zeer verleidelijk. We mogen aan die druk ook niet ten volle toegeven, anders dreigen we daarmee de deur open te zetten voor het massaal aantrekken van veel betalende internationale studenten, wat toch ook niet de opdracht is. Het is dus een complex verhaal waarbij evenwichten essentieel zijn, een evenwicht tussen internationalisering en toch ook wel democratisering: zorgen dat onze Vlaamse studenten een kwalitatief Nederlandstalig aanbod aangeboden blijven krijgen, zeker op een bachelorniveau.
Minister, er is een oproep of een vraag vanuit het hoger onderwijs om daar het gesprek over aan te gaan. Ik denk – collega’s, we moeten daar niet flauw over doen – dat het met deze legislatuur ook niet zal eindigen. De volgende legislatuur dient zich aan, het debat wordt opnieuw gevoerd. Het voorstel van mijn fractie is: laat ons in de schoot van deze commissie – het moet niet morgen zijn – daar eens een hoorzitting over organiseren met vertegenwoordiging vanuit het hoger onderwijs. Ik denk bijvoorbeeld aan professor Kris Versluys. Dat is een professor Engelstalige literatuur. Hij is onderwijsdirecteur van UGent en kent de programmatie zeer goed, maar was bijvoorbeeld ook lid van de Commissie Beter Onderwijs, de Commissie-Brinckman, en kent dus de gevoeligheden. Ik denk dat er in het hoger onderwijs stemmen genoeg zijn die daarover genuanceerd kunnen debatteren en die ons ook kunnen voeden waar het eventueel nodig is om het beleid en het decreet daarrond te finetunen – om een mooi Nederlandstalig woord te gebruiken. Het voorstel vanuit onze fractie is dus om op de agenda van deze commissie een hoorzitting rond het Engelstalig aanbod en het rekruteren van Engelstalige studenten en docenten te plaatsen.
Dank u wel, mijnheer Verbeurgt. In elke commissievergadering krijgen we drie à vier voorstellen voor hoorzittingen. Dat is voor de regeling der werkzaamheden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ja, het parlementaire jaar is nog keilang.
Mijnheer Danen, u zegt dat het een verkeerde tegenstelling is, daarin gevolgd door collega Rutten, die zegt dat het Nederlandstalig onderwijs niet onder druk staat en dat Nederlandstalige opleidingen niet onder druk staan. Maar daarover ging net het debat. De vraag van de rectoren inzake de opleiding burgerlijk ingenieur ging net over het schrappen van Nederlandstalige masters burgerlijk ingenieur. Het ging dus wel degelijk over het stoppen met Nederlandstalig onderwijs. Daar ging dat over, niet over het aanbod Engelstalig, over het aanbod Nederlandstalig. Ik heb dan gezegd: neen, ik vind dat geen goed idee.
U zegt dat we moeten erkennen dat we in Vlaanderen geen talent genoeg hebben, dat we internationale docenten en internationale onderzoekers naar Vlaanderen moeten halen. Ja, dat is juist. Maar de mogelijkheden die vandaag bestaan om internationale onderzoekers en docenten naar Vlaanderen te halen, zijn ruim. De Nederlandstalige opleidingen mogen voor 50 procent in het Engels worden gedoceerd. Daarbovenop heb je nog eens 35 procent van de opleidingen die volledig in het Engels gedoceerd mogen worden. Dan heb je toch al voldoende ruimte voor je Engelstalige of Indische astrofysicus, of voor je andere specialisten. Maar dat is een theoretisch maximum, zo kom je tot een theoretisch maximum van zelfs twee derde Engelstalige proffen. Ik weet wel: in de praktijk niet, maar theoretisch. Er is dus toch ruimte. Mijn punt is dat er een evenwicht is. Ik vind niet dat je constant dat evenwicht opnieuw in vraag moet stellen.
Ten tweede zegt u dat we geen taalkennisvereisten mogen vragen. We mogen dat wel vragen van inburgeraars, maar we mogen dat niet vragen van proffen. We mogen dat wel vragen van een laagopgeleide Afghaanse vluchteling, maar we mogen dat niet vragen van een academicus, die natuurlijk hoogopgeleid is. Een Duitse prof, daaraan mogen we dat niet vragen. Dat vind ik niet consistent. Ik vind dat we dat daaraan wel mogen vragen. Ik vind dat we wel een minimale kennis van het Nederlands mogen vragen, om maar te functioneren, om te kunnen praten, om te kunnen communiceren met studenten en met niet-academisch personeel bijvoorbeeld. Of om na vijf jaar – vijf jaar – gewoon te functioneren in onze Vlaamse samenleving.
Ik heb daar al regelmatig met de rectoren over gesproken. Ik heb hun ook mijn mening kond gedaan, namelijk dat ik ervan overtuigd ben dat we vandaag een goed evenwicht hebben. Ik heb hun ook gezegd dat ze een punt hebben als het gaat over de verwarring en discussie die de afgelopen jaren zijn ontstaan rond de definitie van het Nederlandstalig equivalent. In de loop der tijden is daar een andere interpretatie ontstaan, wat een beetje raar is. Ik denk dat dat een beetje komt door decretaal haastwerk, waarbij wordt geïnterpreteerd dat het Nederlandstalig equivalent wel volledig Nederlandstalig moet zijn en dus niet moet beantwoorden aan de andere definitie die we aan Nederlandstalige opleidingen geven, namelijk dat je daar 50 procent marge hebt. Hierdoor schieten we onszelf in de voet, want zo maak je dat Nederlandstalig equivalent nog minder aantrekkelijk en geven we nog meer aanleiding om dat Nederlandstalig equivalent net niet aan te bieden. Die discussie wil ik dus wel beslechten. Ik denk dat daar de correcte interpretatie moet zijn dat het Nederlandstalig equivalent beantwoordt aan de definitie van een Nederlandstalige opleiding zoals we die ook elders in ons hoger onderwijs kennen.
Het is wel zo dat wij de regeringscommissarissen de opdracht hebben gegeven om dat evenwichtig geheel nauwgezet te controleren. Zij spelen erg kort op de bal en controleren heel streng, en dat is niet tot grote blijdschap van de hogeronderwijsinstellingen. Dat was vorige legislatuur absoluut niet zo. Ze dwingen de instellingen dus echt om per misstap of overtreding op te treden. Voor de taalregeling van docenten hebben we een nieuw, strenger taalcontrolesysteem uitgerold. Dat heeft er ook toe geleid dat dit thema nu zo leeft, omdat net die controle tot enige ergernis leidt bij sommige vertegenwoordigers van ons hogeronderwijslandschap.
Ik vind het evenwicht zoals het vandaag bestaat, dus wel goed, weze het dat ik op grond van het debat met de rectoren vind dat we die discussie moeten beslechten met betrekking tot de definitie van het Nederlandstalig equivalent.
Tot slot is het inderdaad zo dat het evenwicht dat momenteel bestaat en de mogelijkheid om 9 procent van de bacheloropleidingen en 35 procent van de masteropleidingen in te vullen met anderstalige – maar in de praktijk Engelstalige – opleidingen … Mevrouw Tavernier, als ik terugkijk op het afgelopen academiejaar, dan kan ik u de cijfers geven. Voor de professioneel en academisch gerichte bacheloropleidingen samen, gaat het om een theoretisch contingent van 9 procent, dat ingevuld is voor 7, 4 procent. Als het gaat over de masteropleidingen, is er een theoretisch maximum van 35 procent, dat voor nog geen 22 procent is ingevuld, terwijl er dus wel die mogelijkheid tot verruiming tot 35 procent is.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoorden. Het standpunt van onze fractie is duidelijk. Wij staan achter de huidige taalregels, en het huidige systeem is afdoende. Ik denk dat de cijfers voor zich spreken. Er is zelfs nog ruimte voor verhoging, dus dan vraag ik me af waarover we hier eigenlijk spreken. Ik hoorde hier ook zeggen dat wij er een bekrompen visie op nahouden. Dat kan ik ook tegenspreken. Het Engels heeft een belangrijke plek in ons hoger onderwijs. Wij zijn voor internationalisering en willen dat internationale onderzoekers en docenten naar ons kunnen komen. Maar wil dat zeggen dat we de teugels moeten vieren? Nee. Wil dat zeggen dat dit alles afbreuk mag doen aan ons Nederlands? Nee. Laat ons nu net dat Nederlands vooropstellen en laten we het zo belangrijk achten, want het is dit dat zal leiden tot de bescherming van onze onderwijskwaliteit en de toegankelijkheid en democratisering van ons hoger onderwijs.
De heer Danen heeft het woord.
Dit thema is voer voor een veel ruimer debat, maar ik wil graag nog iets meegeven: niemand pleit voor lessen in abominabel Engels. Heeft iemand daar ooit voor gepleit? Natuurlijk pleit niemand daarvoor. Daarover ging het debat hier niet, maar het is een paar keer aangehaald en dus wil ik dat ten zeerste tegenspreken.
De hoofdvraag van de rectoren ging over de taalvereisten voor het internationaal toptalent. Denkt u nu echt dat wanneer bedrijven als Bayer, INEOS of ENGIE internationale procesingenieurs naar hier halen, zij hun vragen om binnen een paar jaar Nederlands te kennen? Dat is helemaal niet het geval. Als ze dat zouden doen, zouden ze veel minder mensen uit het buitenland kunnen aantrekken dan nu het geval is.
Minister, ik wil u vragen om universiteiten in Vlaanderen hetzelfde level playing field te geven als de meeste buitenlandse universiteiten en internationale bedrijven. We moeten het niet doen voor de mensen die hier dan niet kunnen werken, maar als we die taalvereisten niet een beetje soepeler hanteren – ik pleit er niet voor om ze helemaal los te laten en ook de rector pleit daar niet voor – laten we heel wat talent verloren gaan, en dat is bijzonder jammer, vooral omdat die mensen in vele gevallen hier blijven hangen en best wel goed Nederlands leren. De vraag is alleen of we hun moeten vragen om binnen vijf jaar B2 te halen. Daarover gaat het.
De rectoren lijken mij allemaal redelijke mensen te zijn. Zij vragen niet het onmogelijke. Zij vragen een genuanceerd en verbindend verhaal. Ik wil u echt vragen om toch met hen in gesprek te gaan en een zekere openheid van geest aan de dag te leggen. Ik denk immers dat uw visie en die van de rectoren niet per definitie heel erg tegengesteld hoeven te zijn, iets wat zij zelf ook al hebben aangehaald, al begin ik daar vandaag wat aan te twijfelen. (Applaus van Gwendolyn Rutten)
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik vind het jammer dat u niet hebt geantwoord op mijn twee bijkomende vragen. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ik zal ze dan nog eens schriftelijk stellen.
U hebt ook niet geantwoord op mijn vraag of al uw coalitiepartners op dezelfde lijn zaten. Collega Rutten heeft dat dan maar in uw plaats gedaan, waarvan akte. (Opmerkingen)
Ik denk dat daarover het laatste woord nog niet zal zijn gezegd.
Wij van het Vlaams Belang wijzen sowieso de oproep af om het aantal anderstalige opleidingen tegen 2040 te verdubbelen en om bijvoorbeeld de taalvereisten voor buitenlandse professoren te versoepelen. Die plannen zullen volgens ons niet leiden tot meer internationaal talent, maar zullen zorgen voor een aantasting van de status van het Nederlands in ons hoger onderwijs.
U weet dat wij ons al langer zorgen maken over de verengelsing. Studenten moeten wat ons betreft te allen tijde de garantie hebben dat ze hun basisopleiding in het Nederlands kunnen blijven volgen. Het morrelen aan bijvoorbeeld die equivalentieregeling zet de deur open voor meer verengelsing van ons hoger onderwijs, en dat is voor ons sowieso een rode lijn.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil graag nog even repliceren op de twee collega’s Danen en Rutten. Persoonlijk vind ik dat er soms twee dingen op een hoopje worden gegooid. We vragen vandaag niet aan onderzoekers om Nederlands te leren. Een toponderzoeker kun je perfect naar hier halen, dat is geen probleem. Aan de koffiemachine in een universiteit staat het vol met onderzoekers die enkel Engels kennen.
Het gaat over onderwijs. Het gaat over de vraag of die onderzoekers waaraan je vraagt om ook les te komen geven, Nederlands moeten kennen. Moet je de studenten het recht ontnemen om in het Nederlands les te krijgen, ja of neen?
De deal is dat we de stok in twee doen. We zeggen tegen de studenten dat zij voor de helft moeten tegemoetkomen, dat ze voor de helft les zullen krijgen in het Engels. En omgekeerd moet de helft van die onderzoekers – als je er dan toch echt allemaal buitenlandse zou moeten hebben – Nederlands kennen. Dat lijkt mij een faire deal: de helft van de inspanningen komt van de studenten, de helft komt van die onderzoekers.
En onderzoek in het Engels is nog perfect mogelijk. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.