Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Scholen moeten vanaf dit schooljaar duidelijke afspraken maken omtrent digitale bereikbaarheid. Zowel voor leerkrachten, directie, leerlingen als ouders is dat belangrijk om de nodige rust te waarborgen. Leerkrachten die ’s avonds laat nog een Smartschoolbericht krijgen over welke leerstof er voor de test van de dag nadien gekend moet zijn, leerlingen die pas last minute vernemen wat ze nog moeten meenemen naar school, ouders die boos zijn omdat de leerkracht of directie niet snel genoeg antwoordt en zo verder: het zijn maar enkele voorbeelden van situaties die langs beide kanten tot frustratie en ongemak kunnen leiden.
Elke school moet nu in het schoolreglement een afsprakenkader opnemen rond digitale bereikbaarheid. Een kleine steekproef leert dat scholen dat effectief ter harte hebben genomen, wat aangeeft dat de nood aan zo’n duidelijk afsprakenkader hoog was. Uit recent onderzoek van IDEWE bleek nog dat leerkrachten hoog scoren op jobtevredenheid, maar dat het risico op burn-out even hoog als gemiddeld is in andere sectoren. Met deze maatregel kunnen we hopelijk het risico verder verlagen.
Minister, ik heb enkele vragen. Een algemeen recht omtrent digitale bereikbaarheid en onbereikbaarheid is er niet, maar elke school is verplicht een afsprakenkader op te maken. Hoe rijmt u dat?
Wat zijn de gevolgen als het afsprakenkader niet wordt nageleefd? Behoort dat ook tot de autonomie van de school? Of kunnen scholen en ouders ergens terecht bij klachten of betwistingen?
Zult u nagaan of alle scholen effectief een afsprakenkader hebben gemaakt? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet?
Plant u deze legislatuur nog verdere acties om het burn-outrisico bij leerkrachten te verlagen?
Minister Weyts heeft het woord.
Een en ander past natuurlijk in onze fantastische Digisprong die wij hebben gerealiseerd, niet alleen een heel grote investering in hardware, maar ook in software en in het equiperen van leerkrachten en scholen om om te gaan met die digitale leermiddelen. Het is dus een heel ruim verhaal.
Daarnaast is ook de discussie losgebarsten, misschien ook vooral in het kader van een federale discussie, over het recht, zogezegd, op deconnectie. Sommigen bepleiten dat om halfvier niemand nog mag worden ‘lastiggevallen’ via digitale weg. Ik heb getracht om buiten het vaarwater van die discussie te blijven en gewoon te proberen, vanuit de vaststelling op het terrein, tot een positief engagement te komen om van die digitalisering ook een succes te maken, ook gewoon vanuit de overweging dat die digitalisering een win-win moet zijn. We gaan namelijk uit van de veronderstelling dat die digitale hulpmiddelen dienen om zowel leerkrachten, directies, leerlingen als ouders te ontlasten en niet extra te gaan belasten. Daarom bieden we een kader om daarover op het terrein ook gewoon concrete afspraken te maken en met elkaar te spreken.
We willen dat er niet enkel overlegd wordt, maar dat men lokaal ook tot echte afspraken komt op maat van iedere individuele onderwijsinstelling, gewoon duidelijke concrete afspraken. Daarom is er bewust gekozen voor een beperkt kader aan voorschriften, alleszins op centraal niveau. Decentraal doet men daar natuurlijk mee wat men wil. Elke school werkt anders. Er is geen ‘one size fits all’. Veeleer dan centraal allerlei verplichtingen op te leggen over wanneer iemand bereikbaar moet zijn, willen we vooral dat er een sterk lokaal beleid wordt uitgewerkt.
Het afsprakenkader dat we hebben opgesteld, schrijft enkel voor waarover er minstens afspraken moeten worden gemaakt, namelijk over het beheersbaar houden van de berichtenstroom, over de timing van het versturen van berichten, en dus ook de timing van het lezen en beantwoorden van berichten, het gebruik van sociale media binnen een professionele context en de communicatie en bereikbaarheid in geval van ziekte, van overmacht, van noodsituaties, van vakanties.
We hebben dat afsprakenkader gemaakt om te vermijden dat leerkrachten, directeurs en andere personeelsleden ’s avonds laat, in weekends of in de vakantie onder druk worden gezet om berichten te beantwoorden. Maar omgekeerd is dat afsprakenkader ook wel zinvol ten bate van leerlingen en hun ouders. Het kan in de kering ook niet de bedoeling zijn dat leerkrachten ’s avonds nog opdrachten doorsturen die de dag daarna moeten worden ingediend.
Het is natuurlijk niet mogelijk om voor elke school apart na te gaan wie welke invulling heeft gegeven aan dat afsprakenkader. Scholen hebben de autonomie om in te grijpen als dat afsprakenkader niet wordt nageleefd. Het is wel zo dat wij hebben afgesproken dat dat afsprakenkader ook als bijlage moet worden toegevoegd aan het schoolreglement en aan het arbeidsreglement. Ik stel ook vast dat dat gebeurt, dat er goede afspraken over gemaakt zijn en dat die ook terdege worden gecommuniceerd.
Daarnaast hebben we nog een aantal andere initiatieven, als het gaat over maatregelen rond stress en burn-out bij onderwijspersoneelsleden. Ik organiseer al enkele jaren opleidingen en supervisies voor vertrouwenspersonen op dat vlak. We hebben ook ingezet op een versterking van het welzijnsbeleid in scholen. Er is de planlastcalculator die we op poten hebben gezet, alsook de communicatie richting de scholen over welke administratieve lasten wij vanuit de Vlaamse overheid genereren, maar welke ook niet. Ik hoop dat er nog een beetje meer reclame wordt gemaakt rond die campagne van ‘Wat vraagt Brussel niet?’ Het leerlingvolgend dossier, dat vragen wij niet. Dat leggen wij niet op. Wij leggen niet op dat er een gedetailleerd verslag moet worden gemaakt van van alles en nog wat.
Ook op het vlak van de onderwijsinspectie hebben we nu limitatief opgesteld wat wordt gevraagd en welke formulieren en welke data moeten worden bijgehouden, en niet meer of niet minder dan datgene wat wij hebben opgenomen in de omzendbrief. We hopen dat ook dat er enigszins toe zal leiden dat administratieve lasten die worden opgelegd, wat worden verminderd en dat zodoende ook de druk op de schouders van de leerkrachten wat afneemt en zij zich meer kunnen concentreren op hun kerntaak: lesgeven.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik heb drie opmerkingen. Ik ben eerst en vooral heel blij met dit initiatief. Het is een goed initiatief, maar het is ook noodzakelijk. De spanning loopt soms hoog op. Leerkracht zijn is een mooie maar veeleisende job. Er zijn mensen die knappen. Mensen hebben niet enkel fysieke rust nodig, maar ook mentale – trouwens niet alleen leerkrachten, maar ook leerlingen. We moeten goed in het oog houden dat de digitalisering het werk vergemakkelijkt en niet moeilijker maakt.
Ik ben, ten tweede, zeer tevreden met het digicharter of het afsprakenkader. Ik denk dat het heel goed is dat het op lokaal vlak gebeurt, al was het maar omdat elke situatie anders is. Ik hoop ook dat zowel leerlingen als leerkrachten inspraak krijgen bij het opstellen van die regels.
Ten derde, ik had eerlijk gezegd gehoopt op een cijfer. U weet hoe dat gaat. Ik hoop dat scholen en directies de noodzaak inzien om dat op te stellen. Misschien – en ik wil zeker de werklast van de inspectie niet verhogen – kan de inspectie toch nagaan of het afsprakenkader is gemaakt. Dat hoeft niet inhoudelijk, maar via de planlastenmonitor en de planlastcalculator van de school hebben ze dit toch reeds in hun vizier.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kan u geen cijfers geven, anders zouden we elke school moeten bevragen en dan gaan we weer administratieve lasten opleggen. Dat afsprakenkader is in een goede sfeer tot stand gekomen. De vakbonden waren vragende partij, en ik weet zeker dat zij nauwgezet zullen toezien op de afspraken om dat afsprakenkader te maken. Ik heb vooralsnog geen signaal dat die afspraak niet gehonoreerd zou worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.