Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het nieuwe schooljaar is intussen alweer bijna een maand bezig – wat vliegt de tijd als men zich amuseert. Maar helaas was 1 september dit jaar niet voor elke leerling een dag waarop ze weer op school werden verwacht. Er is een hele groep leerlingen die maar al te graag ook naar school zouden gaan, maar dat was voor hen niet mogelijk, omdat er gewoon geen enkele school is of omdat ze geen school hebben gevonden waar nog een vrije plaats was om in te schrijven. Die leerlingen zitten dus noodgedwongen thuis. Het recht op onderwijs blijft voor hen dode letter. Het gaat hier over een heel grote groep leerlingen die op zoek zij naar een plaats in de B-stroom, bij overstap naar het secundair onderwijs.
In Sint-Niklaas bijvoorbeeld ging het op 1 september over 162 leerlingen die geen plaats hadden gevonden. Ook op andere plaatsen in Vlaanderen en Brussel weten we dat er zeker leerlingen zijn die geen plaats hebben gevonden in de B-stroom. Dat capaciteitstekort komt niet uit de lucht gevallen, minister, we hebben het daar in het verleden ook al wel over gehad. Maar ondanks de inspanningen van schoolbesturen – want die zijn er wel degelijk – zien we gewoon dat de wachtlijsten aangroeien.
Ik hoop dat we het erover eens zijn, collega’s, dat het echt een heel groot probleem is dat een Vlaamse overheid er niet in slaagt om een van haar kerntaken te vervullen, met name elk kind een plaats garanderen op een school. We zijn op een punt gekomen dat niet alleen de kwaliteit van ons onderwijs onder druk staat, maar dat het krijgen van onderwijs an sich niet langer een vanzelfsprekendheid blijkt. Ik zeg het, het is sowieso zeer problematisch als kinderen geen plaats vinden op school, maar als het gaat over kinderen die naar de B-stroom gaan, dan gaat het, voor alle duidelijkheid, over kinderen die in het overgrote deel van de gevallen het getuigschrift basisonderwijs niet gehaald hebben. Dat gaat dus over kinderen die de basics niet onder de knie hebben, als het gaat over Nederlands, als het gaat over wiskunde. Het is dus een heel kwetsbare groep, waar we, wat mij betreft, net ongelooflijk op moeten inzetten, in die eerste twee jaar van het middelbaar. Die mogen we dan zeker niet loslaten, want als we er dan niet in slagen om ze weer op de rails te krijgen en de basics bij te brengen, dan weten we gewoon dat ze vaak niet meer goed terechtkomen voor de rest van hun schoolcarrière. Dus die 1B is voor mij ongelooflijk belangrijk, die 1B of die B-stroom.
Ik denk dat we ook echt eens het debat moeten voeren over hoe we dat nu precies zien, maar ik wil het vandaag in eerste instantie hebben over het capaciteitstekort an sich. Daarover heb ik de volgende vragen, minister. Kunt u mij cijfers geven over hoeveel leerlingen momenteel nog nergens zijn ingeschreven omdat ze dus geen plaats kregen in 1B? En misschien kunt u ook zelf eens een analyse maken hoe dat komt? Hebt u er een idee van in welke regio’s de tekorten zich bevinden? Is er een soort van monitoringsysteem om bij te houden waar de tekorten zitten en waar er geweigerde inschrijvingen zijn wegens een tekort aan plaatsen? En dan natuurlijk de belangrijkste vraag: welke maatregelen neemt u om leerlingen zo snel mogelijk te kunnen inschrijven in een school op redelijke afstand van hun woonplaats? Met andere woorden: wat probeert u te doen om meer scholen te overtuigen om ofwel een B-stroom te creëren, ofwel meer plaatsen in de B-stroom? En dan misschien toch ook al een vooruitblik op komend schooljaar: ik denk dat we er alles aan moeten doen om dit vooral te voorkomen, dus welke capaciteitstekorten verwacht u voor volgend schooljaar en welke maatregelen worden hiervoor genomen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat het duidelijk is dat dit probleem enkel gezamenlijk kan worden aangepakt. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Er zijn bijvoorbeeld ten eerste vandaag heel wat schoolbesturen die nog voldoende plaats hebben in de A-stroom. U verwijst naar Sint-Niklaas, ja, daar is nog capaciteit, en dan is het jammer dat schoolbesturen dat niet aangrijpen om die om te zetten naar extra plaatsen voor de B-stroom. Daardoor zou al een groot deel van het probleem kunnen worden verholpen. Daaraan gerelateerd maakt de grondwettelijke vrijheid van onderwijs natuurlijk dat het elke onderwijsaanbieder ook vrijstaat om zelf een onderwijsaanbod te voorzien en ter zake keuzes te maken. Ontslaat dat ons van verantwoordelijkheid van overheidswege? Neen, we trachten net die inrichtende machten maximaal te stimuleren om effectief een afdoende aanbod, ook voor B-stroom, te voorzien. Hoe doen we dat? Enerzijds door ervoor te zorgen dat we extra investeren in infrastructuur: 3 miljard euro hebben we ter zake vrijgemaakt in deze regeerperiode. Anderzijds door de drempels voor het programmeren zo laag mogelijk te houden. Ook dat hebben we gedaan. Het is nu zo dat de B-stroom vrij programmeerbaar is, er is geen aanvraag meer nodig. Tevoren was het zo dat je een procedure moest doorlopen waarbij de Vlaamse Regering uiteindelijk goedkeuring moest verstrekken. Dat is niet meer nodig. Ten derde voorzien we in een hogere omkadering. Voor de centen moet je het dus niet doen, integendeel, of moet je het juist wel doen, het organiseren van de B-stroom. Dat komt neer op een 50 procent extra werkingsmiddelen, denk ik. We voorzien 1,6 uur leraar per leerling in de A-stroom en 2,45 uur leraar per leerling in de B-stroom. Dat is dus gevoelig meer.
En ik moet ook wel erkennen dat dat vruchten afwerpt. In deze regeerperiode hebben we drieduizend extra plaatsen gecreëerd: van 21.200 naar 24.300, in vier jaar tijd. Dat is 15 procent extra capaciteit. Er is inderdaad nog meer nodig, daarom proberen we ervoor te zorgen dat ...
Wat is het meest ideale niveau om dat probleem te tackelen op grond van de ratio van samenwerking? Dat is het niveau van het lokaal overlegplatform (LOP). We hebben vastgesteld dat de totaliteit van het aanbod in de B-stroom voor heel Vlaanderen voldoende is. Er zijn gewoon regionale verschillen. Daarom is het meest ideale niveau het LOP. Daarom heb ik aan de administratie en de LOP’s de opdracht gegeven om de problematiek in kaart te brengen zodat we kunnen gaan focussen op die – en dat is een beperkt aantal – regio’s waar zich een probleem manifesteert. Hopelijk kunnen we via een dialoog binnen het LOP komen tot een verhoging van het aanbod waarbij alle inrichtende machten en onderwijskoepels hun verantwoordelijkheid nemen, want regelmatig wordt deze of gene koepel met de vinger gewezen. In de ene regio is dat de ene koepel die onvoldoende verantwoordelijkheid zou nemen, maar we moeten echt focussen op de regio’s waar de problemen zich manifesteren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat voorkomen altijd beter is dan genezen. Ik vind het absoluut niet normaal dat – ik heb de cijfers onlangs opgevraagd, ik citeer nu uit het hoofd – bijna tienduizend leerlingen elk jaar instromen in 1B. Dat zijn tienduizend leerlingen die niet hun getuigschrift basisonderwijs hebben gehaald. Dat is een ongelooflijk probleem. Daar zijn we het in ieder geval over eens: er moet veel meer geïnvesteerd worden in het basisonderwijs. Daar zit voor mij een groot deel van de oplossing. We moeten er gewoon voor zorgen dat het eigenlijk de standaard is dat een leerling het getuigschrift basisonderwijs haalt. Ik zou daar nog wat meer resultaten willen zien, maar dat is een andere discussie.
We moeten eerlijk zijn: sommige scholen zitten gewoon niet te wachten op leerlingen in de B-stroom. Laat ons ook eerlijk zijn: dat zijn vaak leerlingen die hun getuigschrift niet hebben gehaald omdat ze een hele rugzak meeslepen van een hele resem aan problemen en daardoor hun start dreigen te missen. Vandaar, opnieuw, het belang van die B-stroom om ervoor te zorgen dat ze hun schoolcarrière weer op de rails krijgen. Ik vind dat we niet zomaar moeten aanvaarden dat scholen geen tijd of goesting hebben om daarin te investeren.
Ik ben blij dat u het belang inziet van een goede monitoring. Het lijkt me logisch dat de LOP’s daar in eerste instantie de zaken in kaart brengen, maar ik wil u ook vragen om vanuit de overheid de vinger aan de pols te houden en de puzzel samen te leggen op het niveau van Vlaanderen. Als ik het goed begrepen heb, is dat uw bedoeling. Voor mij is dat net zoals met de centrale toetsen: ik wil ook graag dat de overheid het totaalbeeld houdt om te proberen bij te sturen. Want, heel eerlijk, u zegt – en dat is heel goed – dat de drempels om de B-stroom te organiseren zijn verlaagd, en scholen krijgen daar extra middelen voor, maar dat is blijkbaar nog altijd niet voldoende om scholen die geen goesting hebben, over de streep te trekken.
Ik denk dat we nog twee dingen kunnen doen. Ten eerste kunnen we toch wat dwingender zijn ten opzichte van scholen om dit mee te nemen in hun breder verhaal van programmatie en daar wat voorwaarden stellen, bijvoorbeeld dat, als ze één richting willen, ze ook de B-stroom moeten voorzien.
Kunt u afronden, mevrouw Goeman? U bent al ruim over tijd.
Excuus.
Het gaat natuurlijk over zorgbeleid. Het gaat over wat scholen kunnen doen om in die eerste twee jaar een zorgbooster met een individueel traject aan te bieden, en daar merk ik dat scholen volledig op hun tandvlees zitten en absoluut niet de middelen of het personeel hebben om jongeren de zorg te geven die ze verdienen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, ik sluit graag aan, al was het maar omdat het recht op onderwijs voor ons zeer belangrijk is, zeker voor die leerlingen die wat kwetsbaarder zijn. Minister, ik ga helemaal akkoord dat het een gezamenlijke aanpak is. Ik ben benieuwd, want u spreekt over LOP-gebieden. Natuurlijk is er niet in elke regio een LOP. Waar kunnen we daar mensen aanspreken of een platform zoeken waar we de inrichters van onderwijs samenbrengen?
Hoe wordt er gemonitord? Ik leg graag de link met andere opleidingen die voor vol verklaard zijn, want ik hoor ook dat in de hogere jaren, vooral in eerder arbeidsmarktgerichte richtingen, richtingen vol verklaard zijn, bijvoorbeeld mechanica, maar ook andere. Als je dan kijkt naar de ongekwalificeerde uitstroom: kinderen of leerlingen die echt die opleiding willen volgen, krijgen dan het voorstel dat ze ook hout of een andere richting kunnen volgen. Ik denk dat we daar echt gaan moeten monitoren.
Twee, minister, denkt u dat het ook belangrijk is om te weten waarom bepaalde leerkrachten het niet zien zitten om in de B-stroom les te geven en hoe we hen daar ook nog verder in kunnen voorbereiden? Het is toch wel een uitdaging om die jongeren ook mee te nemen met een bepaalde rugzak, zoals collega Goeman aangaf, en om hen sterker te kunnen maken.
De heer Danen heeft het woord.
De collega’s kaarten een heel relevante thematiek aan. Minister, het choqueert me wel dat u zegt dat er scholen zijn die inderdaad nog ruimte hebben in de A-stroom, maar dat om een of andere reden die switch naar de B-stroom moeilijk gaat of ze daar niet voor kiezen. Ja, u kunt ze natuurlijk niet dwingen, maar we moeten eens nadenken hoe we dat toch interessanter kunnen maken.
Ik weet niet of u op de vraag geantwoord hebt hoeveel leerlingen er vandaag zijn die momenteel geen plek hebben. Zijn bijvoorbeeld die 162 leerlingen waarvan sprake in de vraag allemaal terecht? Weten we dat? Want het zou toch niet mogen kunnen dat leerlingen wekenlang ronddolen en moeten zoeken naar scholen. Ondertussen zijn het soms vogels voor de kat. Dat moeten we toch absoluut vermijden.
Minister, weet u nu al of er regio’s zijn waar er procentueel veel meer B-stroomleerlingen zijn dan andere? Weten we dat vandaag al? Als we dat weten, is het toch zaak om te kijken hoe dat komt en wat we daar eventueel aan kunnen doen om dat evenwicht wat beter te kunnen krijgen of te herstellen.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik heb heel kort nog een extra vraagje. Ik heb hier ook een aantal vragen over gesteld in het verleden in de commissie, en in de zomer heb ik hierover een schriftelijke vraag ingediend. Daarin was het antwoord heel duidelijk dat het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) die gegevens niet verzamelt. Dat is het antwoord dat ik gekregen heb op mijn vraag.
Uiteraard is er informatie bij de LOP’s aanwezig, maar het lijkt me wel belangrijk dat dat centraal verzameld wordt, zodat we als overheid wel een zicht krijgen op waar de pijnpunten zich situeren. Ik heb recent nog een aantal LOP’s gecontacteerd. Ik krijg daar toch wel het signaal dat er weinig initiatief is vanuit AGODI om scholen en gezinnen te helpen in de zoektocht naar een plaatsje. Wanneer leerlingen moeten uitwijken naar een regio buiten het eigen LOP-gebied, is er helemaal geen zicht meer op wat er met die leerlingen gebeurt, of ze inderdaad wel een plekje hebben in een school, waar ze terechtgekomen zijn. Het is toch belangrijk voor ons om te zien hoe het met deze leerlingen afloopt. Ik doe dus een extra oproep om inderdaad vanuit AGODI toch een goed zicht te houden op de situatie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, vanuit onze fractie willen we absoluut onderschrijven wat u zegt. Bij 1B zijn we eigenlijk al te laat. Dat zijn leerlingen die op het vlak van Nederlands en wiskunde, veelal op die vlakken, te weinig achtergrond hebben om een goede start te kunnen maken. Collega’s, zes jaar – of moet ik zeggen negen jaar – onderwijs waar ze dingen niet gehad hebben, trek je niet recht op één jaar en niet op twee jaar. Dat blijf je voelen. Iedereen die met die leerlingen gewerkt heeft, blijft dat voelen. Dat krijg je niet ingehaald. De oproep die u gedaan hebt en die we volledig onderschrijven om in het basisonderwijs, als de nieuwe minimumdoelen er zijn, de focus op Nederlands en wiskunde te leggen, is dus absoluut cruciaal.
Ik kan u ook meegeven dat het in sommige scholen heel snel duidelijk is in 1B van welke lagere school leerlingen komen. Sommige lagere scholen leiden blijkbaar meer 1B-leerlingen op – en nu zeg ik het wat straffer – dan andere lagere scholen met eenzelfde profiel. Ik denk dat dat toch ook op sommige vlakken wat introspectie zou moeten teweegbrengen bij die scholen lager onderwijs die blijkbaar met hetzelfde profiel leerlingen meer leerlingen 1B genereren dan andere leerlingen. Ik denk dat we daar belangrijke stappen kunnen zetten, zoals u gezegd hebt, in het lager onderwijs.
Minister Weyts heeft het woord.
Het dwingende optreden botst natuurlijk snel op de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. Ik denk dat elke sanctie snel daarop zal sneuvelen. Daarom geloof ik meer in een aanpak op het niveau van de LOP’s.
Mevrouw Vandromme, ik denk dat dat wel een en ander zal dekken. Ik stel vast dat het vooral gaat om een tekort aan aanbod van B-stroom in de grootstedelijke en centrumstedelijke gebieden. Dat is zo volgens onze informatie. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
U mag zo dadelijk repliceren.
Dat is alleszins de informatie die wij ter zake krijgen. Maar als u daar andere informatie over hebt, deel het dan vooral met de groep. Gooi het erin! Responsabilisering is op dat niveau het meest aangewezen, m niet te spreken over ‘blaming’ en ‘shaming’. We moeten de verantwoordelijkheden kunnen benoemen. Dan kun je heel duidelijk in kaart brengen welke koepel al dan niet tekortschiet in het aanbod.
Het is mij niet duidelijk of er enig verband is met een tekort aan leerkrachten in de B-stroom of met een bereidheid om les te geven in de B-stroom. Dat zie ik niet, want daarvoor hebben we natuurlijk wel mogelijkheden. Ik denk aan de leraar-specialist en aan de extra middelen die we geven aan het secundair onderwijs voor de nascholing. Dat zou dit wel kunnen verhelpen.
Conclusie: op het niveau van de LOP’s gaan we na waar in concreto de problemen zich situeren. Zodoende kunnen we desgevallend met enige bemiddeling op het hogere niveau komen tot een afdoende aanbod, waarbij eenieder zijn verantwoordelijkheid opneemt.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het recht op onderwijs en een plaats op school voor elk kind is toch het minimum minimorum dat jullie vanuit de Vlaamse overheid zouden moeten kunnen garanderen. U zegt dat de LOP’s dit moeten monitoren. Dat vind ik op zich een goed idee, maar er zijn inderdaad niet overal LOP’s. U zegt dat u denkt dat het alleen maar een grootstedelijk probleem is. Maar ik vind dat eerlijk gezegd een uitspraak een minister van Onderwijs onwaardig. Wat is dat nu voor een nattevingerwerk? U komt hier beweren dat u aan ‘evidencebased policy’ wilt doen, maar u hebt geen idee wat er met de kinderen die op 1 september geen plaats kregen op school is gebeurd. U zegt: “Ik denk dat dat wel goed zal gekomen zijn maar ik weet het eigenlijk niet.” Ik wil hier van u horen dat AGODI daarin een trekkersrol zal opnemen en dat ze wel antwoorden op vragen over hoeveel kinderen in de B-stroom geen plaats hebben gevonden, ook tegen het nieuwe telmoment in februari. Voor mij is dat alleen maar een reden te meer om te werken met een centraal meldingssysteem in Vlaanderen, want dan weten we het onmiddellijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.