Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil een vraag stellen over de aanpak van de dioxine- en pcb-verontreiniging (polychloorbifenyl) door schrootbedrijven, omdat dat probleem al lang aan de orde is, en eigenlijk nog altijd een probleem blijft.
De doelstelling van de Vlaamse milieuwetgeving is het voorkomen en beperken van hinder, milieuverontreiniging en veiligheidsrisico's door hinderlijke inrichtingen. Het Omgevingsvergunningsdecreet en -besluit leggen alleen de procedures vast die met betrekking tot de omgevingsvergunning kunnen worden gevoerd. De inhoudelijke milieubepalingen zijn onder meer opgenomen in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM) II en III.
Ondanks deze milieuwetgeving en de eventueel extra opgelegde bijzondere voorwaarden in de afgeleverde vergunning, blijkt dat er in de buurt van schrootverwerkende bedrijven – en dat zijn er nogal wat in Vlaanderen – nog regelmatig pcb- en dioxinewaarden worden gemeten die de toegestane drempelwaarden overschrijden. U hebt al laten weten dat de huidige best beschikbare technieken (BBT’s) sinds 2007 niet meer geactualiseerd werden en bijgevolg niet meer voldoen om de leefomgeving afdoende te beschermen. Daarom hebt u een nieuwe BBT-studie besteld bij de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).
Om de problematiek van de pcb- en dioxine-emissies aan te pakken, werd er een werkgroep rond dioxines en pcb’s samengesteld. Ik ga dus niet zeggen dat er niets gebeurt. Er gebeuren zeker wel dingen, maar ik heb een aantal vragen om te peilen naar hoe het zit met de werkzaamheden ter zake.
In die werkgroep werkt de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) samen met het Departement Omgeving, het Departement Zorg, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV), omdat we weten dat er in de omgeving van heel wat schrootbedrijven ook aan landbouw wordt gedaan, met emissies op landbouwgewassen en/of veeteelt.
Deze werkgroep formuleerde verschillende maatregelen om in de directe omgeving van schrootbedrijven met shredders de blootstelling aan dioxines en pcb's via verspreiding van lucht verder te verminderen. Dat zijn de volgende maatregelen: het afleiden van een hanteerbare en geactualiseerde toetsingswaarde voor pcb 's en dioxines in depositie; de uitbreiding van de monitoring van de depositie van dioxines en pcb 's in samenwerking met de bedrijven en de sectorfederatie Denuo; verder inzetten op emissiereductie bij schrootbedrijven met shredder, onder andere door de herziening van de BBT-studie schrootverwerking en sloperij en een opvolgingsplicht in de vergunningen van de schrootbedrijven met shredder; het opvolgen van de Waalse humane biomonitoringsmeetcampagne nabij schrootbedrijven met shredders.
U had al aangegeven dat er een herziening komt van de BBT-studie schrootverwerking en sloperij. Maar uit eerdere antwoorden van u aan mij blijkt dat het aantal uitgevoerde inspecties door de afdeling Handhaving bij dergelijke bedrijven jaar na jaar daalt. Een uitbreiding van de monitoring was nochtans ook een van de aanbevelingen van de werkgroep. Dat deze controles hun nut hebben blijkt onder andere uit getuigenissen van gecontroleerde bedrijven, waarbij zij aangeven dat ze actie ondernemen als er een inbreuk werd vastgesteld waarvoor er een proces-verbaal (pv) werd opgemaakt. De redenering is dus dat men zal handelen als men gepakt wordt, in plaats van te voorkomen dat men gepakt wordt.
Uit een recente verklaring van een van de schrootbedrijven blijkt dat de samenwerking met de bedrijven nog niet overal even vlot verloopt. Dat bedrijf stelde boudweg dat de vastgestelde overschrijding van de drempelwaarde in de nabijgelegen woonzone in één maand in 2021 te verklaren was door een fout die werd gemaakt door het labo dat de metingen uitvoerde. Dat is een verklaring die een bedrijf in juli jongstleden gaf. De VMM heeft die bewering een paar weken later weerlegd: er werd geen fout gemaakt, en er was wel degelijk een overschrijding.
Het feit dat het bedrijf communiceerde dat de vastgestelde overschrijdingen gestoeld waren op een fout die werd gemaakt door het labo, was misschien ingegeven door het feit dat het bedrijf volop in een hervergunningsprocedure zit. Het is een steeds terugkerende vaststelling dat schrootverwerkende bedrijven bij een nieuwe vergunningsaanvraag of bij een vernieuwing van de bestaande vergunning aangeven dat zij die vergunning echt nodig hebben om te kunnen voldoen aan de emissienormen. Dat is wat mij betreft een beetje de omgekeerde wereld.
Ik wil u daarover een aantal vragen stellen.
U hebt aangegeven dat u een nieuwe BBT-studie voor schrootverwerking en sloperij hebt besteld bij VITO. Werd er een tijdshorizon afgesproken waarbinnen de nieuwe BBT afgerond moet zijn? Wanneer is die oplevering voorzien?
Bedrijven getuigen zelf, onder andere in de media, dat zij de nodige technische aanpassingen pas uitvoeren nadat er een inbreuk werd vastgesteld en/of er een pv werd opgesteld. Ik vind dat een nogal bijzondere manier van werken. Daarom is mijn vraag op welke manier er voorkomen kan worden dat bedrijven pas stappen ondernemen om de inbreuk weg te werken, nadat een inbreuk door de inspectie werd vastgesteld?
Schrootbedrijven worden vanaf 2024 verplicht om de luchtkwaliteit zelf te meten. Is dat een concrete uitvoering van een van de maatregelen die de werkgroep heeft geformuleerd? Werd die verplichting besproken met de schrootverwerkende bedrijven en sloperijen en de sector? Zijn de bedrijven klaar om deze metingen zelf uit te voeren? We zien immers vaak dat bepaalde zaken tegen een bepaalde tijd gevraagd worden. Als die tijd dan dichterbij begint te komen, zegt men dan dat men nog niet klaar is, en wordt er uitstel gevraagd.
Zal de VMM – minstens tijdelijk – parallelle controles blijven uitvoeren ter controle? Ik denk dat dat wel nodig is. Wie zal de kwaliteit van de zelfcontroles controleren, en wat zal de frequentie daarvan zijn?
Bedrijven geven regelmatig aan dat een nieuwe omgevingsvergunning nodig is om zich in regel te kunnen stellen met de milieuwetgeving. Voor het verlenen van deze vergunning kan er enkel beroep worden gedaan op de BBT-studie van 2007. Dat is ondertussen al zestien jaar geleden. Over welke middelen beschikt u om in nieuwe vergunningen strengere bijzondere voorwaarden te laten opnemen?
Bent u van plan om, in afwachting van de nieuwe BBT, strengere normen te laten opleggen?
De werkgroep formuleerde ook de maatregel ‘Afleiden van een hanteerbare en geactualiseerde toetsingswaarde voor pcb's en dioxines in depositie’. Wat is daar de stand van zaken van? Werd er al uitvoering gegeven aan die geformuleerde maatregel?
Een andere maatregel die geformuleerd werd, was het opvolgen van de Waalse humane biomonitoringsmeetcampagne nabij schrootbedrijven met shredders. In Wallonië zitten ze vanzelfsprekend met dezelfde problematiek. Is die Waalse humane biomonitoringsmeetcampagne afgerond? Liggen de verkregen resultaten van de Waalse humane biomonitoringsmeetcampagne in lijn met de resultaten van de biomonitoringscampagne die in Genk-Zuid werd uitgevoerd, een jaar of tien geleden? Waren er significante verschillen?
Minister Demir heeft het woord.
De BBT-studie is opgestart en een eerste startoverleg met het begeleidingscomité heeft plaatsgevonden begin juni 2023. Het afronden van de studie is voorzien in de loop van 2025.
In uw tweede vraag verwijst u naar een artikel in Het Belang van Limburg. Mijn administratie heeft een verzoek tot bijstelling van de vergunningsvoorwaarden geïnitieerd van alle vergunningen van schrootverwerkende bedrijven die metaalafval behandelen in shredders met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag. Dat zijn de zogenaamde GPBV-bedrijven (Geïntegreerde Preventie en Bescherming van Verontreiniging). Dat voorstel tot aanvulling van de vergunningsvoorwaarden omvat voor de betrokken bedrijven, naast een monitoringsverplichting van de depositie van dioxines en PCB’s, ook een verplichting tot onderzoek bij overschrijdingen van de jaargemiddelde drempelwaarden. Dat onderzoek omvat onder meer een oorzakenonderzoek, een evaluatie van de gebruikte technieken voor het beperken en behandelen van de emissies en een voorstel voor aanvullende maatregelen met tijdslijn om dioxine- en pcb-depositie terug te dringen.
De meetverplichting van GPBV-shredderbedrijven voor het monitoren van de dioxine- en pcb-depositie in de omgeving van het bedrijf is een actie die rechtstreeks afkomstig is van de werkgroep dioxines en pcb's. Zoals in antwoord op vraag 2 al werd vermeld, werd een aanvulling van de vergunningsvoorwaarden van de betrokken bedrijven geïnitieerd, waarbij bijzondere voorwaarden worden opgelegd om de monsterneming en analyses te laten uitvoeren door een geaccrediteerd of erkend labo. De daarvoor in aanmerking komende labo’s werden door de VMM in maart 2023 op de hoogte gebracht en werden gevraagd om daarvoor de nodige voorbereidingen te treffen.
De bedrijven zullen dus zelf geen metingen uitvoeren, maar alles uitbesteden. Die onafhankelijke labo’s worden ook extern gecontroleerd, in functie van hun accreditatie en erkenning, door VITO of door de Belgische Accreditatie-instelling (BELAC). Op die manier wordt de kwaliteit van de metingen ook gewaarborgd. De VMM zal zelf die meetresultaten ontvangen en controleren. Bij twijfel kan de VMM ook beslissen om dan ad hoc controlemetingen uit te voeren. Om de continuïteit van de metingen te behouden, zal de VMM de nodige inspanningen leveren om op de meest kritieke plaatsen de metingen in 2024 zelf te blijven uitvoeren.
Artikelen 73 en 74 van het Omgevingsvergunningsdecreet voorzien dat een omgevingsvergunning kan worden afgeleverd onder bijzondere milieuvoorwaarden, zodat bijkomende maatregelen kunnen worden opgelegd die noodzakelijk zijn voor de bescherming van mens en milieu tegen onaanvaardbare risico’s.
Artikel 3.3.0.3 van VLAREM II bepaalt dat met het oog op het behalen van een milieukwaliteitsnorm of ter bescherming van mens en milieu strengere bijzondere milieuvoorwaarden moeten of kunnen worden opgelegd dan de voorwaarden die haalbaar zijn door gebruik te maken van BBT. Op basis van de vermelde artikelen worden momenteel de vergunningsaanvragen voor schrootverwerkende bedrijven bijgestuurd of worden er bijkomende bijzondere milieuvoorwaarden opgelegd. Uiteraard behoort ook het weigeren van een vergunning tot de mogelijkheden.
Bij de herziening van de BBT-studie inzake schrootverwerking en sloperijen zullen zowel BBT-maatregelen als maatregelen die verder gaan dan de BBT, onderzocht worden, en dat uiteraard op basis van de kennis die op dat moment beschikbaar is.
De opdracht ‘Toetsingswaarden voor depositie van dioxines en dioxineachtige pcb's’ werd door de VMM gegund aan VITO en ging op 16 januari 2023 van start. Het project heeft een duurtijd van dertien maanden.
De Waalse humane biomonitoringsmeetcampagne ten slotte is nog lopende. De resultaten worden dit najaar verwacht.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat op het vlak van emissies heel wat bedrijven ontegensprekelijk stappen vooruit hebben gezet, maar sommige sectoren zijn op dat vlak nogal hardleers. Ik denk aan sloop- en shredderbedrijven, ik denk aan asfaltcentrales en sommige andere sectoren. Ik denk wel dat we hier kunnen zeggen, ik wil ze niet allemaal over dezelfde kam scheren, maar toch wel een heel aantal van hen en ik betreur dat een beetje. Ik hoor ook dat de arbeidsomstandigheden van mensen die daar werken, niet altijd van die aard zijn om er vrolijk van te worden. Dat is een bevoegdheid die aan de overkant van de straat ligt, maar dat zijn toch ook wel zaken waar we ons zorgen over moeten maken. Het gaat niet alleen om mensen die daar in de omgeving wonen maar ook mensen die daar natuurlijk hun brood mee verdienen, of mensen die in de omgeving werken en aan een vervuilende uitstoot onderworpen zijn.
Ik bedank u voor uw antwoord. Ik denk wel dat daar eten en drinken in zit. Natuurlijk, voor de oppositie duurt dat allemaal veel te lang. Als er tegen 2025 iets ligt waarmee stappen vooruit worden gezet, is het misschien de moeite waard om te wachten. Natuurlijk, in afwachting daarvan moeten we ervoor zorgen dat de huidige normen toch niet overschreden worden. Ik denk niet dat ze moeten kunnen rekenen op bepaalde gunsten. Ik denk niet dat u een minister van de gunsten bent, dus wat dat betreft hoop ik dat u ook op dat vlak voet bij stuk houdt.
Ik wilde hierover een bijkomende vraag stellen. Ook in deze sector is er vaak zelfcontrole aan de orde. Het is bekend dat de shredderbedrijven soms zaken binnenkrijgen die niet conform zijn. Ik vraag me dan af of vuiligheid niet hoort bij de normale werkzaamheden van een shredderbedrijf? Er gaat dan een procedure van start om daarmee om te gaan, daar moet een soort registratie gebeuren. Maar ik heb begrepen – ik heb die vraag ook schriftelijk gesteld – dat de inspectie daar wel op controleert, maar dat niet registreert. Ik maak me daar zorgen over, want de vraag is wat er allemaal in dat soort installaties verwerkt wordt. We weten dat niet altijd goed.
Ik zou dus willen vragen om op dat vlak wat alerter te zijn. Ik weet dat de inspectie onafhankelijk werkt, maar ik denk wel dat ze de middelen moeten hebben om ook dat soort zaken beter te kunnen controleren. Zoals het met veel dingen gaat: vertrouwen is goed maar met dit soort sectoren is controle, denk ik, veel beter. Mijn vraag is of u op het vlak van zelfcontrole ook wat tandjes wilt bijsteken, omdat ik denk dat het echt wel nodig is. Zeker in sectoren die op tal van manieren aangeven dat zij goed bezig zijn, want we weten eigenlijk allemaal dat dat niet overal het geval is.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel. Ik moet misschien meegeven, collega Danen, dat we dit ook zullen agenderen op de interministeriële conferentie (IMC). Misschien is het wel nuttig dat we ook dat wat breder bekijken, ook op het vlak van arbeidsomstandigheden bijvoorbeeld.
Ja, het lijkt me oké dat we hier ook aandacht zullen hebben voor handhaving. Ook die zelfcontroles neem ik sowieso mee. Ik ga ervan uit dat we dat zullen doen.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel. Het is duidelijk dat het dioxineachtige pcb’s in de omgeving van de schrootverwerkende bedrijven een aandachtspunt blijven. In de buurt van waar wij wonen is dat bijvoorbeeld aan de orde, maar op tal van andere plaatsen in Vlaanderen is dat ook het geval. Het probleem is dat het al heel lang zo is. Ik maak me natuurlijk wel zorgen, zoals in mijn vraagstelling aangegeven.
Blijkbaar is het vaak zo dat men hoopt geen controle te krijgen, en als men toch controle krijgt, zal men wel bijsturen waar het nodig is. Ik zou echt wel willen oproepen – maar dan zou er echt handhaving moeten zijn – dat bedrijven ook preventief werken en dat ze ervoor zorgen dat er geen inbreuken zijn. In bepaalde sectoren zijn inbreuken schering en inslag , niet alleen bij shredderbedrijven, maar ook bij asfaltbedrijven en andere. Dat zijn sectoren die bijzondere aandacht verdienen en dat kunnen we uit maatschappelijk oogpunt echt niet langer blijven aanvaarden.
Ik hoop dat die beste beschikbare technieken er inderdaad snel zullen zijn en dat de sectoren zelf – ik weet dat ze in die werkgroepen zitten – inzien dat het zo niet langer kan. Er moeten echt wel bijkomende milieuvoorwaarden worden opgelegd. Vroeger hadden ijzermarchands een zeker sympathiek imago, maar vandaag moeten we wel zorgen dat ze aan de strengste milieuwaarden voldoen. We kunnen daar echt niet nog veel langer mee wachten.
Ik heb uw antwoorden beluisterd, minister, en ik merk dat u inderdaad ook stappen vooruit wil zetten. Ik hoop dat dit het komende jaar ook het geval zal zijn en ik hoop vooral ook dat de meetresultaten die elk halfjaar worden bekendgemaakt, van nabij worden opgevolgd en u de nodige maatregelen neemt als dat nodig is. Ik vrees dat dat nodig zal zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.