Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, bedankt dat u de vraag nog voor het reces wil beantwoorden, want eerst was mij gezegd dat de vraag pas nadien kon worden beantwoord. Dat leek mij een beetje vreemd, omdat het meldpunt op dat moment al actief zou zijn en het belangrijk is dat we voordien de discussie voeren.
Grensoverschrijdend gedrag blijft een groot probleem. Dat werd een jaar geleden heel erg duidelijk naar aanleiding van heel wat getuigenissen uit het hoger onderwijs en studenten die een melding gedaan hadden die niet ernstig werden genomen, met proffen die wegkwamen met machtsmisbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag en studenten die geen melding durven te maken. Er moest duidelijk iets gebeuren. Meer dan een jaar geleden, in maart 2022, heeft uw collega-minister Weyts al beloofd dat er een extern onafhankelijk meldpunt zou komen. Sindsdien is het heel erg lang stil gebleven, tot we in januari gehoord hebben dat er wel een centraal meldpunt zou komen.
Er is erg veel rumoer in de zaal. Het is vervelend om zo mijn vraag te moeten stellen.
In januari werd er gezegd dat er toch een meldpunt zou komen maar niet enkel rond het hoger onderwijs. Het zou gaan om een breder meldpunt.
Naast die grote vertraging zijn er toch heel wat kritieken gekomen op die plotse versnelling, die nu klaarblijkelijk onder de radar moet gebeuren en die zou resulteren in een meldpunt dat vanaf september 2023 al actief zou zijn. Dat zijn onder andere kritieken van de studenten die zeggen dat ze vrezen dat zo een extern meldpunt te hoogdrempelig zal zijn. Zij hadden gehoopt op een extern meldpunt met specifieke expertise rond hoger onderwijs. Het blijkt dat het gaat om een meldpunt dat veel breder is, waarvan ze zeggen dat het hoogdrempeliger zal zijn. Zij hopen dat daar mensen zullen zijn met kennis over de problematiek in het hoger onderwijs, die toch wel heel specifiek is. Dat zegt onder meer de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik heb toch vijf minuten om mijn vraag te stellen? (Opmerkingen van de voorzitter)
Er is een andere kritiek, die komt van de personeelsvertegenwoordiger van de KU Leuven. Zo zegt mevrouw De Keyzer in de krant dat naast een laagdrempelig meldpunt er ook een meldpunt moet komen dat de interne procedures op de voet zal volgen en gaat kijken of de meldingen die intern gebeuren, ook goed worden opgevolgd. Zij zegt nogal fel dat het mensenrechteninstituut volledig los komt te staan van die interne meldpunten en tuchtprocedures van de universiteiten. Zij vreest dat het een veredelde praatbarak gaat worden waar melders hun hart kunnen luchten maar waar er niets mee gebeurt. Het zal geen oplossingen kunnen aanbieden, zegt deze personeelsvertegenwoordiger van de KU Leuven.
Naast de kritieken vanuit de onderwijsinstellingen en de studenten- en personeelsvertegenwoordigers zijn er ook heel wat kritieken vanuit het werkveld, zoals u zelf weet. Bijvoorbeeld het platform seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft in januari heel wat kritieken geuit. Zij zeggen onder andere dat men al heel wat meldpunten heeft en ook hulpverlening, maar daar zijn momenteel heel wat wachtlijsten. Zij vinden het dringender dat die wachtlijsten weggewerkt worden en dat er meer middelen gaan naar de hulpverlening, waardoor mensen met hun klachten verder geholpen kunnen worden. Tijdens de laatste Universal Periodic Review (UPR) mid-term report van de mensenrechtenorganisaties was er eveneens heel wat kritiek, zeker op het ontbreken van een juridische en decretale basis.
Minister, u zegt wel dat u constant in gesprek gaat met de betrokken partners, maar als ik al die kritieken hoor, dan vraag ik me af of dat enkel gaat om luisteren en of u die kritieken van mensen die vandaag met die problematiek bezig zijn, ook ter harte neemt. Door onvoldoende in overleg te gaan en niet samen te werken met die organisaties zorgt u voor nog meer versnippering. Dat maakt natuurlijk dat die meldpunten hoogdrempeliger gaan worden. U koos er al voor om met de Vlaamse Regering uit Unia te stappen. U bent zelf een eigen mensenrechteninstituut gestart waar men meldingen kan doen, maar als men gaat kijken naar het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI) kan men daar enkel klachten indienen die betrekking hebben op de Vlaamse bevoegdheden. Ik hoop dat u beseft dat heel wat burgers niet weten wat de bevoegdheden precies zijn en dat men daar enkel melding kan maken van grensoverschrijdend gedrag in de tram maar niet in de trein en wel in het onderwijs maar niet op de werkvloer. Dat zorgt voor heel wat versnippering. Door niet samen te werken met het werkveld gaat u zorgen voor nog meer versnippering.
Ten tweede gaat het om de decretale basis. Vandaag bestaat er blijkbaar een non-paper waar heel wat informatie over het meldpunt in staat. Ik had nog nooit van een non-paper gehoord, maar als ik kijk naar wat dat betekent, is dat iets informeels waar de indiener zich niet aan moet houden en dat geen juridische basis heeft, waardoor er ook geen rechten aan ontleend kunnen worden. De vraag is toch vooral of er een decretale basis komt, of er juridisch advies is ingewonnen en wanneer we daar een ontwerp van decreet van kunnen zien binnenkomen.
U zegt ook dat u binnen dat meldpunt zelf voor hulpverlening gaat zorgen.
Mevrouw Vandecasteele, uw vijf minuten zijn nu wel om, hoor.
Ik heb zelf mijn timing bijgehouden en ik zit nog niet aan vijf minuten. Ik heb nog dertig seconden.
Dan hebt u waarschijnlijk een Russisch horloge of zo, maar ik heb een Amerikaanse en ik zit ondertussen aan twintig seconden. Rond zeer snel af, alstublieft.
Ik heb dan nog een vraag. Ik moet zeggen dat het in het begin niet zo gemakkelijk was om mijn vraag te stellen wegens al het rumoer hier in de zaal.
Minister, het gaat hier ook om hulpverlening. Zoals gezegd, bestaat er al heel wat hulpverlening die eigenlijk wacht op extra middelen en die nu al werkt met wachtlijsten. De vraag is dus de volgende. Wie zal er bij het meldpunt terechtkunnen? Hoe gaat het helpen? Hoe zal de samenwerking verlopen met de andere middenveldorganisaties?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, mevrouw Vandecasteele, voor deze zeer terechte vraag. Het meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag is volgens mij, zeker voor slachtoffers, bijzonder belangrijk. Ik kan u meegeven dat er effectief een decretaal kader wordt voorzien voor het meldpunt. De juristen van het Agentschap Justitie en Handhaving zijn dat volop aan het voorbereiden. Naast de opdrachten, bevoegdheden, werkwijze en positionering van het meldpunt zal er in het decreet ook een regeling rond de verwerking van persoonsgegevens worden voorzien. Ook zullen de medewerkers die instaan voor de operationele werking van het meldpunt, natuurlijk gebonden zijn aan het beroepsgeheim. Ik denk dat het belangrijk is om dat comfort aan de slachtoffers te kunnen bieden. De medewerkers zullen ook onafhankelijk en onpartijdig optreden bij de behandeling van dossiers, zonder inhoudelijke inmenging vanuit de hiërarchie. Dat wordt expliciet bepaald in het decreet. In de tussentijd werken we op basis van instemming van het slachtoffer. Bij de Genderkamer, toen nog afhankelijk van het parlement, werd voor de bijkomende middelen die ze had gekregen om rond grensoverschrijdend gedrag te werken voor cultuur en media, ook gedurende een tweetal jaar op die basis gewerkt, en dat voor alle Vlaamse sectoren. Daarenboven is er al het wettelijk kader van het Vlaams Mensenrechteninstituut waarop een beroep gedaan kan worden wat intimidatie en seksuele intimidatie betreft en het wettelijk kader van het Agentschap Justitie en Handhaving wat de bijstand aan slachtoffers betreft.
Wat de adviezen van de verschillende adviesraden betreft: die zullen we uiteraard nog vragen op het voorziene moment in het legistiek traject. Ik denk dat dat ook een van uw vragen is. Maar in de voorbereiding van het meldpunt zijn we natuurlijk al in nauw overleg met de verschillende sectoren op het terrein waarop het meldpunt van toepassing zal zijn en nemen we die zaken sowieso al mee. We zijn niet alleen in overleg met Sport, Cultuur, Media, Jeugd, Welzijn, Onderwijs, we zijn ook in gesprek met Child Focus, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, leden van de vroegere Genderkamer, Sensoa, het middenveld zoals lotgenotengroepen seksueel geweld en de vertegenwoordigers van de studenten. We gaan dus niet over één nacht ijs. Dit moet grondig gebeuren. Het is niet omdat er geschreven wordt dat er niets zou gebeuren dat er achter de schermen niet wordt doorgewerkt, want een meldpunt kun je effectief niet zomaar oprichten. Daar gaat heel veel werk aan vooraf. Dat vraagt de nodige afstemming, zoals u zelf terecht aangeeft. Aangezien het toepassingsgebied heel breed zal zijn, over alle sectoren heen, nemen die zaken ook tijd in beslag.
Het is op basis van die gesprekken dat we het aanbod van het meldpunt hebben opgesteld. Het gaat dan om grensoverschrijdend gedrag in de sectoren waarvoor Vlaanderen bevoegd is zoals Sport, Cultuur, Onderwijs, Welzijn, Jeugd. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen minderjarigen en meerderjarigen. Een minderjarig lid dat in de sportclub wordt aangerand door een trainer, kan bijvoorbeeld ook terecht bij het meldpunt. De Vlaamse Regering heeft deze scope bepaald en minister Somers en mezelf het mandaat gegeven om het meldpunt op die basis verder uit te werken.
Als het meldpunt een melding binnenkrijgt, volgt er altijd eerst een vraag- en aanbodverheldering. Samen met het slachtoffer gaan we kijken waarnaar hij of zij op zoek is. Zijn er al trajecten lopende binnen het intern meldpunt? Is er een intern meldpunt binnen de sector, maar was het slachtoffer daar bijvoorbeeld niet van op de hoogte? Loopt het intern traject spaak? Heeft het slachtoffer nood aan een erkenningsgesprek? Wil het slachtoffer in bemiddeling gaan met de organisatie waar het gedrag heeft plaatsgevonden, of met de dader?
Het is naar aanleiding van dat gesprek dat men verder zal bekijken of het meldpunt het aanbod zelf kan bieden. Dan gaat het effectief om erkenningsgesprekken of herstelgesprekken, bemiddeling, de geschillenkamer, kortdurende therapeutische trajecten, juridisch advies, en ondersteuning en begeleiding bij sectorale procedures.
Dat zijn zaken die op dit moment niet tot het takenpakket van de reguliere hulpverlening behoren. Of is het slachtoffer bijvoorbeeld op zoek naar doorgedreven hulpverlening, bijvoorbeeld via een centrum algemeen welzijnswerk (CAW), naar gerechtelijke bemiddeling via een moderator, of naar een aanpak door het Kinderrechtencommissariaat? Het slachtoffer zal sowieso altijd bepalen welk traject men zal volgen.
Het aanbod van het meldpunt staat dus naast het hulpverlenende aanbod binnen de bevoegdheid van Zorg en Welzijn, waar een melder nadien of gelijktijdig een beroep wil of kan op doen. Bovendien gaat het meldpunt verder dan een hulptraject, in die zin dat het meldpunt ook aanbevelingen zal doen naar de verschillende sectoren toe, om tot verbetertrajecten te komen met betrekking tot een aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Om het meldpunt te bemannen voorzien we 15 voltijdsequivalenten (vte’s). Om welke profielen gaat dat dan? Dat zijn dossierbehandelaars, bemiddelaars, psychologen, een jurist en een coördinator. De aanwerving van de medewerkers gebeurt conform de vereiste procedures en de medewerkers zullen ook gebonden zijn aan de deontologische codes en kwaliteitskaders die vooropgesteld worden voor de functies waarvoor ze werden aangenomen. We hebben intussen al een vijftal mensen kunnen aantrekken. Naast deze personele middelen moeten ook structurele middelen voorzien worden voor onder meer logistiek, een dossieropvolgingssysteem, telefonie, chat enzovoort.
Ik geloof sterk dat deze mensen het verschil voor slachtoffers zullen kunnen maken. Zowel zij, minister Somers als ik, hebben in dezen maar één doel voor ogen: ervoor zorgen dat een melder van grensoverschrijdend gedrag weet waar zij of hij terechtkan en garanties heeft dat haar of zijn melding ook een gevolg krijgt, een gevolg waarvan het slachtoffer zelf aanduidt wat zij of hij voor ogen heeft.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, minister. Er is wel nog heel wat werk aan de winkel, lijkt mij. U zegt inderdaad dat het grondig moet gebeuren, en dat we dat niet zomaar kunnen oprichten. Er is veel werk dat je vooraf moet doen. Maar als ik het goed begrijp, zal het meldpunt dan nu effectief vanaf september volledig actief zijn? Zijn alle aanwervingen dan vandaag gebeurd? Met heel het traject dat u nu beschrijft – van aanmelding, begeleide aanbodverheldering, hulpverlening opstarten – begrijp ik het goed dat dat vanaf september volledig actief zou moeten zijn?
U zegt dat er nog wel een decretale basis komt. Wanneer mogen we zo’n decretale basis dan verwachten? U zegt dat we in tussentijd de toestemming van het slachtoffer nemen. Maar daarom is er juist juridisch advies nodig, waarbij er gekeken wordt wat er in het belang is van elk slachtoffer, elk slachtoffer apart. Men kan toch moeilijk zelf beslissen of het belangrijk is in zijn of haar geval of de gegevens gedeeld worden of niet? Ik vind het een beetje vreemd dat dat nu afhangt van het slachtoffer, terwijl er eigenlijk toch juridisch advies zou moeten komen, en op zijn minst een decreet.
En dan zegt u dat u advies gaat vragen van de adviesraden op het voorziene moment. Maar het lijkt mij ook daarbij logisch dat er toch advies gevraagd wordt. Dat gebeurt toch in alle andere zaken voordien, voor je van start gaat, zodat je daar rekening mee kunt houden. Wanneer gaat u dan precies die adviezen van de adviesraden vragen?
U zegt dan dat we dat allemaal in nauw overleg gaan doen. Maar zoals ik juist gezegd heb, is er op dit moment toch al heel wat kritiek gekomen, zowel van de studenten als van de vertegenwoordigers, over bijvoorbeeld de verhouding met de interne meldpunten. Er is ook de sector, die zegt dat u nieuwe hulpverlening zult starten, maar dat zij nu al met heel wat wachtlijsten werken. Het lijkt mij dan toch ook opportuun dat, als je een nieuw meldpunt start, je ook in die andere hulporganisaties investeert, zodat zij de wachtlijsten kunnen wegwerken, en dat mensen die een melding doen, effectief goed doorverwezen kunnen worden. Want dat is net het probleem vandaag: dat mensen niet kunnen worden doorverwezen vanwege de problemen met wachtlijsten. Bent u van plan om ook daar te gaan investeren, zodat elke melding ook effectief volledig kan worden verholpen, ook voor de hulpverlening?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik heb dezelfde vraag als mevrouw Vandecasteele. Vooruit was voorstander van een apart meldpunt voor hogescholen en universiteiten. Er is nu gekozen voor één extern meldpunt, maar dan is het wel heel belangrijk dat er bij dat externe meldpunt heel snel kan worden doorverwezen naar de juiste expertise, omdat de situatie in de ene sector toch wel heel erg verschilt van die in de andere sector.
Minister, hoe zult u garanderen dat dit externe meldpunt volledig operationeel is tegen de start van het academiejaar zodat de hogescholen en universiteiten niet alleen hun eigen procedures en instanties opnieuw kunnen aligneren op dit externe meldpunt, maar ook hun communicatie klaar kunnen krijgen voor een nieuwe generatie van studenten en hun personeel?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, dit onderwerp komt natuurlijk niet voor de eerste keer aan bod in de verschillende commissies. We spreken ongeveer om de twee weken over dit meldpunt. Tijdens vorige vergaderingen in de commissie Binnenlands Bestuur werd er door minister Somers heel uitgebreid antwoord gegeven op heel wat verschillende vragen. Het kwam al aan bod in de commissies Onderwijs, Binnenlands Bestuur en verschillende keren in de commissie Justitie.
Minister, indien u nu kunt werken, met de toestemming van het slachtoffer, wil ik u vragen om niet te wachten op een decretale basis om aan de slag te gaan en die slachtoffers hulp te bieden via het meldpunt dat er zal zijn. Indien we echter moeten wachten op alle adviezen en de volledige decretale basis, zullen we tijd verliezen om te doen waar dit meldpunt écht om draait, namelijk hulp verlenen aan de slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag.
Collega Vandecasteele, u weet ongetwijfeld dat het Vlaams Mensenrechteninstituut een paraparlementaire instelling is en dus ook afhangt van het parlement. Collega’s, laten we dan ook absoluut vragen om jaarlijks een evaluatie te krijgen van het VMRI. Als het van onze fractie afhangt, moet dat meldpunt een heel belangrijk thema en onderwerp zijn van het debat dat we daar zullen voeren. We moeten het meldpunt dan ook evalueren. Ik denk dat er daar voor ons, parlementsleden, een heel belangrijke taak is weggelegd.
Minister Demir heeft het woord.
Het meldpunt zal eind september actief zijn. We werken momenteel op de manier waarop de Genderkamer twee jaar heeft gewerkt, op basis van toestemming. Dat werkte toen redelijk goed.
De decretale basis wordt in tussentijd effectief opgesteld. De adviezen bij de adviesraden worden na een eerste principiële goedkeuring gevraagd, namelijk in september. De kritieken van de verschillende sectoren dateren nog van januari. In tussentijd zijn er heel wat gesprekken gevorderd.
De vraag over de wachtlijsten bij de hulpverlening is een vraag voor de bevoegde minister. Ik wil wel duidelijk zeggen dat het meldpunt natuurlijk niet hetzelfde traject inhoudt als dat van de hulpverlening, want anders zou het parlement ook niet hebben gevraagd om een meldpunt te installeren.
Zoals ik al zei, zijn de vacatures lopende. De draaiboeken met verschillende sectoren worden op dit moment afgewerkt. Er gaan opleidingen van start, er wordt een website opgesteld. Onze administratie zet deze zomer nog alles in het werk om ervoor te zorgen dat we eind september operationeel zijn.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, u probeert hier snel vooruit te gaan, en daar heb ik alle respect voor, maar ik vind het bijzonder jammer dat dat reeds een jaar geleden werd beloofd, dat het dan een jaar stil was en dat er nu plots heel snel wordt geschakeld. Dit moet inderdaad gaan over een goede en correcte hulpverlening aan slachtoffers. Daarom mogen we geen stappen overslaan en is het belangrijk dat er effectief een goede begeleiding komt binnen een correct juridisch kader, en een goede samenwerking met de sector.
U zegt dat die kritieken van januari dateren, maar dat klopt helemaal niet. De UPR is nog maar van juni, toen er heel wat kritieken waren op het ontbreken van een juridisch kader. De personeelsbegeleider van de KU Leuven heeft nog in mei in de krant een lezersbrief geschreven waarbij zij waarschuwt voor de problemen en belangrijke struikelblokken ziet voor dit grote meldpunt dat niet beantwoordt aan wat de studenten en de onderwijsinstelling vandaag hebben gevraagd. Het klopt niet dat die kritieken dateren van lang geleden.
Ik ben absoluut voor een snelle vooruitgang in zo’n meldpunt, maar dan moet het gaan over een goed functionerend meldpunt, minister, en niet zodat u zo snel mogelijk een rood lint kunt doorknippen, want daar lijkt het nu wel op.
Er wordt gezegd dat het al verschillende keren werd besproken in de commissie, maar dat komt natuurlijk wel door kritiek. Het wordt niet voorgelegd met een decreet, het wordt hier niet enkel besproken als het op tafel wordt gelegd.
Ik betreur deze gang van zaken en maak mij voornamelijk ongerust over een gebrek aan samenwerking met het werkveld en een gebrek aan advies dat vandaag werd gevraagd aan de organisaties vooraleer zo’n meldpunt vorm krijgt. Een meldpunt zou vorm moeten krijgen in samenwerking met de organisaties die al lang rond dat thema werken, en dat is vandaag overduidelijk niet gebeurd. Dat is in het nadeel van de slachtoffers van vandaag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.