Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Op 1 juli is het individueel maatwerk van start gegaan in Vlaanderen. Dat is toch wel een belangrijke hervorming, een belangrijke stap in het versterken van het maatwerk en een inclusieve arbeidsmarkt. De Vlaamse Regering heeft met het individueel maatwerk de ambitie om de arbeidsmarkt inclusiever te maken door de tewerkstelling van personen met een beperking bij reguliere bedrijven te ondersteunen. Daarnaast worden ook een aantal bestaande initiatieven gebundeld. Dat zijn twee maatregelen waar wij als Vooruit zeker mee achter staan.
Maar er lijken nu toch een aantal zaken fout of scheef te lopen bij de uitwerking, als wij de signalen vanop het veld mogen geloven. Zo zouden er middelen zijn die wegvallen door het afschaffen van de sociale inschakelingseconomie (SINE) voor doelgroepwerknemers in de lokale diensteneconomie (LDE). Die middelen zouden niet volledig gecompenseerd worden door de middelen van de aanvullende lokale diensten. Dat was immers wel altijd iets wat de minister herhaaldelijk benadrukt heeft wanneer we daar vragen over stelden: dat de LDE-organisaties die zekerheid zouden krijgen. De regering verzekerde altijd dat de LDE-organisaties hun dienstverlening zouden kunnen voortzetten. Toch horen wij van een aantal lokale besturen en organisaties dat zij tot 20 procent van hun SINE zullen verliezen, waardoor hun werking in gevaar komt. Dit heeft veel van deze organisaties in onzekerheid gestort, zeker omdat ze pas sinds eind juni weten hoeveel ze zouden krijgen en het nieuwe kader een aantal weken later al startte.
Minister, bent u op de hoogte van de LDE-organisaties die vaststellen dat ze minder middelen zouden krijgen?
In de begroting werd een bedrag voorzien van 10 miljoen euro, verschoven naar het lokaal dienstenaanbod, om het wegvallen van de SINE voor de LDE’s te compenseren binnen het individueel maatwerk. En als ik het goed voorheb was er nog eens 10 miljoen euro voorzien om het wegvallen van SINE bij collectief maatwerk te compenseren. Kunt u voor de goede orde nog eens toelichten hoe deze middelen exact verdeeld werden? Werden er te weinig middelen verschoven of wordt het budget nu niet volledig benut?Zijn alle LDE’ers met SINE meegenomen in de berekening van de werkingssubsidies?
Minister, als er problemen zijn, zult u deze situatie dan rechtzetten? En zult u verzekeren dat alle organisaties de middelen die ze verliezen door het wegvallen van SINE, gecompenseerd zien via aanvullende lokale diensten?
Minister Brouns heeft het woord.
Sta me toe uw vragen samen te beantwoorden. De maatregelen LDE en SINE zijn inderdaad sinds 1 juli ingekanteld in het individueel maatwerk. De Vlaamse Regering heeft in haar regeerakkoord uitdrukkelijk het engagement genomen dat de lokale diensteneconomie zich verder kan ontplooien binnen individueel maatwerk, en dat een klaverbladfinanciering mogelijk blijft.
We hebben ervoor geopteerd om binnen het individueel maatwerk de lokale diensten op lokaal niveau verder te ondersteunen, onder de vorm van aanvullende lokale dienstverlening. Zo worden lokale besturen ook aangemoedigd om met het kader voor de aanvullende lokale diensten verder in te zetten op de diensten van algemeen economisch belang (DAEB’s), waar de LDE-ondernemingen vandaag ook op geënt zijn. Minstens zo belangrijk is de continuering van de tewerkstellingen bij die hele operatie.
De SINE- en LDE-middelen die daardoor vrijkomen, zijn voor volgende doelstellingen ingezet: de bestaande dienstverlening in de aanvullende lokale dienstverlening verderzetten en de werking van de individuele LDE-onderneming en dus de tewerkstelling na het wegvallen van de SINE-subsidies vrijwaren. Deze twee doelstellingen zijn voor mij uiteraard belangrijk. Het bedrag dat op die manier beschikbaar is, bedraagt 10.396.129 euro. Dit bedrag komt overeen met de som van alle SINE-subsidies die in 2019 gegeven werden aan de LDE-doelgroepwerknemers. In de overgangsfase tussen 2023-2025 zijn deze voor aanvullende lokale diensten herverdeeld aan het lokaal bestuur of het Vlaams beleidsdomein voor wie de LDE-ondernemingen vandaag een opdracht uitvoeren.
De lokale besturen en de Vlaamse klaverbladen werden ondertussen geïnformeerd over het concrete bedrag dat hen toekomt, en met welke LDE-ondernemingen zij een lopende opdracht voor een lokale dienstverlening hebben. De verdere verdeling van de middelen dient door de lokale besturen en de Vlaamse beleidsdomeinen te gebeuren. Zij zien erop toe dat de lokale diensten beantwoorden aan de voorwaarden van het DAEB-kader en zijn ook, net zoals dat vandaag het geval is, de opdrachtgever voor de dienstverlening. De lokale besturen ontvangen de middelen voor aanvullende lokale diensten via een jaarlijks subsidiebesluit. Met de bevoegde ministers van de Vlaamse klaverbladen wordt dan een samenwerkingsprotocol afgesloten. Mijn administratie blijft in contact met de vertegenwoordigers van de sector, de lokale besturen, de betrokken Vlaamse beleidsdomeinen en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), om de omschakeling naar het nieuwe kader van aanvullende lokale diensten nauw op te volgen.
De helft van deze middelen werd ingezet rekening houdend met de actuele situatie, zodat er continuïteit van dienstverlening is. Die verdelingsmethodiek is ook al schriftelijk bezorgd aan de commissieleden, dacht ik, naar aanleiding van uw eerdere vraag daarover. Hiervoor werden dus ook de bestaande samenwerkingsverbanden tussen de lokale besturen en de Vlaamse beleidsdomeinen en de LDE-ondernemingen in kaart gebracht, dit door de LDE-ondernemingen zelf. Dat gebeurde door middel van een bevraging die door het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) eind vorig jaar werd georganiseerd.
Voor de verdeling van de middelen is gewerkt met de beschikbare authentieke data die het Departement Werk en Sociale Economie ter beschikking heeft op het niveau van iedere individuele LDE-onderneming. Daarnaast werd ook gebruik gemaakt van de informatie die aangeleverd werd door de ondernemingen zelf, in de bevraging die de bestaande samenwerkingsverbanden met lokale besturen in kaart bracht. In 2019 is dan een berekening gemaakt van wat elke LDE-onderneming ontving aan SINE-middelen. Deze bedragen per LDE-onderneming zijn behouden voor 50 procent en zijn vervolgens verdeeld over de lokale besturen en de Vlaamse beleidsdomeinen die voor deze specifieke LDE-onderneming werken, conform de verdeling die de LDE-ondernemingen zelf aangaven in hun bevraging. Deze stap neemt dus in rekening hoeveel SINE-subsidies er voor de onderneming wegvallen.
De verdelingsmethodiek zet een eerste stap richting het nieuwe kader voor de aanvullende lokale diensten, met aandacht voor de continuïteit van de huidige subsidiesituatie van de LDE-ondernemingen. Het kadert dus binnen een overgangsmaatregel naar het nieuwe verhaal: een kader voor maatschappelijk belangrijke lokale dienstverlening, waar die LDE-ondernemingen vandaag op geënt zijn.
Het is dus niet zo dat de SINE- en LDE-middelen een op een zijn toegewezen aan de LDE-ondernemingen die LDE- en SINE-tewerkstelling hadden. We hebben dus met heel wat voorzichtigheid, en toch met heel wat voorafgaand overleg die verdelingsmethodiek gekozen, zo billijk mogelijk.
Toch heb ik mijn administratie gevraagd om de mogelijkheden te bekijken, voor als wij signalen ontvangen dat er door die herverdeling organisaties substantieel in de problemen raken. Het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) volgt dit nauwgezet op en is reeds in gesprek met enkele lokale besturen waarvan we weten dat ze nu minder ontvangen.
De berekening was volledig, in tegenstelling tot wat gevreesd werd. Zowel de doelgroepvermindering van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), als de herinschakelingsuitkering van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) en het OCMW maken dus wel deel uit van het totaal te verdelen budget. Enkel de SINE-herinschakelingsuitkeringen die vandaag verdeeld zijn over 76 LDE-werknemers vanuit de OCMW’s, konden, aangezien ze niet beschikbaar zijn op organisatieniveau, niet meegenomen worden in stap 1 van de verdeling. Dat zorgt inderdaad voor een kleine scheeftrekking in de verdeling van de middelen naar een zeer beperkt aantal lokale besturen. We zijn ons daarvan bewust. Mijn administratie is op dit ogenblik bezig met deze scheeftrekking in kaart te brengen. Zij zullen daarnaast ook toezien op een goede opvolging en monitoring van het systeem in zijn geheel. We zijn ons daarvan bewust, het wordt in kaart gebracht. We zullen nu bekijken hoe we dat kunnen remediëren.
Vanaf 2026 voorzien we dus een nieuw structureel kader voor de aanvullende lokale dienstverlening. Afgelopen vrijdag hebben we daarvoor een voorstel op tafel gelegd van de Vlaamse Regering en dat werd dus ook een eerste maal principieel goedgekeurd. Dus waarbij we ook duidelijk de rol van de LDE in de toekomst – ook naar aanleiding van de inkanteling in het nieuw maatwerk – blijven behouden.
In uw vraagstelling legt u tevens de link naar SINE-gerechtigden, werkzaam als doelgroepwerknemer collectief maatwerk in een maatwerkbedrijf. Voor deze groep is het verhaal enigszins anders. Voor een SINE-gerechtigde werkzaam als doelgroepwerknemer collectief maatwerk is de SINE-herinschakelingsuitkering met ingang van 1 juli 2023 eveneens gestopt, en worden de overeenkomstige middelen omgezet naar het collectief maatwerk. Wat dat betreft is er een administratieve vereenvoudiging en dat heeft dus geen financiële consequenties voor de respectievelijke maatwerkbedrijven.
Daarnaast hebben die maatwerkbedrijven ook het aanbod gekregen om SINE-gerechtigden van onbepaalde duur buiten contingent ook budgetneutraal om te zetten naar contingent collectief maatwerk. Deze omzetting vraagt een verschuiving van de overeenkomstige middelen naar de maatregel collectief maatwerk. Die twee ingrepen maken samen een verschuiving van SINE-middelen naar de maatregel collectief maatwerk, zoals u terecht hebt vastgesteld en opgemerkt.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, eerst en vooral dank u voor het uitvoerige en heldere antwoord. Ook bedankt voor de eerlijkheid. Ik verwacht altijd eerlijkheid van een minister, maar bedankt dat u aangeeft dat jullie nog zoeken en nog met een paar heel specifieke situaties zitten, waarbij u ook aangeeft dat uw administratie die tracht in kaart te brengen.
Ik denk dat dat inderdaad essentieel is. De omschakeling naar dat individueel maatwerk is cruciaal voor onze inclusieve arbeidsmarkt en we moeten er echt voor zorgen dat we alle mogelijke kleine of grotere hinderpalen goed in kaart brengen en dat we al die organisaties mee hebben. Ik ben er zeer dankbaar voor dat u aangeeft dat u dat gaat doen.
Ik denk dat er twee elementen zijn wat het opvolgen betreft. U geeft aan dat u met lokale besturen in overleg bent. Ik vernam inderdaad ook dat er met bepaalde lokale besturen al constructief overleg was geweest. Natuurlijk, sommige lokale besturen zijn misschien ook assertiever om u te contacteren dan andere. Daarnaast hebben we natuurlijk ook de lokale organisaties zelf die aan het einde van de schakel zitten, die dus ook via hun lokale besturen dan eventueel contact hebben met u.
Mijn eerste vraag daarbij is of u een manier ziet om de lokale besturen in hun totaliteit nog beter te contacteren, en ook de organisaties zelf. Hoe loopt dat? Zodat die lokale organisaties ook niet uitsluitend afhankelijk zijn van de slagkracht van een lokaal bestuur.
Dan is er nog een laatste, misschien wat technisch element. U verwees naar de berekening die op basis van de data van 2019 is gebeurd. Zou het kunnen dat er sinds de berekening van 2019 – we zijn intussen 2023 – mogelijk nog verschillen zijn opgetreden, of is dat in het proces ingecalculeerd, doorheen de verzameling bij de organisaties zelf?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik sluit graag aan bij deze vraag van de collega, want wij geloven ook heel sterk in het individueel maatwerk. Op 1 juli is het grote startschot gegeven. Ik heb ook getwijfeld om eventueel een vraag te stellen, maar we zijn nu ongeveer dertien dagen later denk ik, dus dat is misschien nog een beetje te snel om al een groot verschil te realiseren op die korte tijd. Maar ik ben er zeker van dit de komende maanden wel een issue gaat blijven en dat het zeker nog op de agenda van deze commissie zal terugkomen.
De inkanteling van de LDE en de SINE vormde een van de grootste uitdagingen voor het individueel maatwerk. Dat is hier ook duidelijk aangegeven. Ik weet ook dat de sector de afgelopen jaren en maanden alles met argusogen heeft opgevolgd. Het is een ingrijpende hervorming, en dat gaat sowieso ook gepaard met onzekerheid en met twijfels. Er is overleg gepleegd, zoals u al hebt aangegeven, minister, maar ik ben vooral benieuwd of die organisaties voldoende op de hoogte waren van de impact op het terrein. Hebben zij de juiste inschattingen kunnen maken? Ik denk dat dit nu wel een antwoord biedt op hun bezorgdheden, en dat er wat meer duidelijkheid komt over wat er gebeurd is, waar we nu staan, en waar we naartoe willen gaan. Dat is inderdaad verhelderend.
Ik denk dat we ook eerlijk moeten zijn, het is onvermijdelijk dat een nieuwe maatregel nog wat kinderziektes heeft. Ik denk dat we ervoor moeten zorgen dat, als er toch dingen mislopen, of als er uitdagingen of moeilijkheden zijn, we dan kort op de bal spelen. Mijn belangrijkste vraag over dit thema is dan ook: zijn VDAB en de administratie voldoende voorbereid om eventueel kort op de bal te kunnen spelen, gesteld dat er toch nog uitdagingen zijn op dat vlak?
Minister Brouns heeft het woord.
Mijn antwoord geldt voor de twee vragen, die van u, mevrouw Claes, en die van collega Verbeurgt. Er zijn webinars georganiseerd, iedereen is heel goed geïnformeerd, we zitten er heel kort op en we hebben heel nauw overleg via de koepels, de LDE-koepel en de VVSG, om te vermijden dat er organisaties, via kleine lokale besturen, uit de boot zouden vallen als er problemen zouden zijn. Dat stelt ons ook in staat om dit de komende maanden te monitoren. Iedereen kijkt er inderdaad naar en is vol verwachting en hoopvol. Wij volgen dat dus heel nauw op.
Wat het budget betreft, hebben we gekozen voor het scenario van 2019. Dat was het meest voordelige. Toen hadden we de meeste SINE-middelen. Als we dat zouden actualiseren naar nu, met de coronajaren, dan was dat niet echt voldoende representatief, dus hebben we 2019 aangehouden en niet 2023, gewoon vanwege het feit dat we meer middelen ter beschikking hadden in 2019. Ik denk dat dat duidelijk is. We volgen dit inderdaad samen heel nauw op, en gaan ervan uit dat het een succesverhaal mag worden.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat het iets is wat we heel nauw moeten opvolgen, minister. Collega Claes heeft terecht aangehaald dat het een grote hervorming is die een grote impact heeft, en waarbij er altijd kinderziektes zijn. De zeer krappe timing bij de invoering en het uitrollen ervan helpt natuurlijk niet. Ik vermoed inderdaad dat dit na het reces meteen een van de eerste zaken zal zijn die terug bevraagd worden. We gaan dan ook al vrij snel zien of er nog bijkomende zorgen naar boven komen. Ik denk dat het inderdaad onze taak is om dat heel kort op te volgen, net om ervoor te zorgen dat kleine ergernissen, hindernissen, uitdagingen en problemen in al hun variaties zo snel mogelijk worden geremedieerd, om van het individuele maatwerk een succes te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.