Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Schoolverlaters vinden steeds sneller de weg naar de arbeidsmarkt. Dat is de belangrijkste conclusie uit het meest recente schoolverlatersrapport van VDAB. Van alle 70.195 jongeren die in 2021 de schoolpoort achter zich lieten, was een jaar later slechts 5,5 procent ingeschreven als werkzoekende bij VDAB. Dat is het beste cijfer sinds de lancering van het schoolverlatersrapport elf jaar geleden. De krappe arbeidsmarkt betekende dus een zegen voor de jongeren. Het betekent dus ook dat de impact van de coronacrisis met een tijdelijke dip is weggewerkt.
Opvallend is dat bepaalde hardnekkige tendensen wel blijven. Hoe hoger het diploma, hoe meer kans op een baan. Van wie zonder diploma secundair onderwijs naar de arbeidsmarkt stapte, had een op de vijf een jaar later nog geen job. Van wie een professionele bachelor of master had, was amper 1,9 procent werkzoekend. Dat bevestigt nogmaals de noodzaak om een diploma te halen. Er worden veel kansen gegeven. Deze moeten ook worden gegrepen.
De STEM-opleidingen (Science, Technology, Engineering and Mathematics) doen het ook opvallend beter. Het duaal leren blijkt bovendien een goede opstap naar de arbeidsmarkt. Van hen was een jaar later maar 4,2 procent werkloos. Dat is natuurlijk ook hoopgevend.
Welke lessen leert u uit het schoolverlatersrapport? Hoe kan het een nuttig instrument zijn om jongeren aan te sporen om een diploma te halen met hogere jobkansen?
Hoe gaat VDAB aan de slag met de kortgeschoolde jongeren die op zoek gaan naar een job? Worden deze jongeren prioritair opgepikt om deze meer intensief naar een job te begeleiden of toe te leiden naar een opleiding?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Claes, ik ben ook blij dat de boeiende zesendertigste editie van het schoolverlatersrapport hier opnieuw de belangstelling kan krijgen die het verdient. Wat betreft de lessen of de conclusies die we daaruit kunnen trekken, delen we volgens mij ook grotendeels elkaars mening. Er zijn enkele opvallende elementen. Dus van de 70.195 schoolverlaters waren er een jaar later nog slechts 5,5 procent zoekend naar werk. Dat is het laagste percentage van de voorbije elf jaar, vorig jaar was dat nog meer dan 6 procent.
Een diploma blijft het beste toegangsticket tot de arbeidsmarkt en de daarbij horende duurzame job en carrière. Dat blijft in de eerste plaats ook de verantwoordelijkheid van het onderwijs, maar ook na het onderwijs blijft VDAB inzetten op opleiding, begeleiding en kwalificatie waar mogelijk.
De krapte creëert natuurlijk enorm veel kansen voor jongeren, maar het is tegelijk ook altijd een valkuil. We moeten er elk jaar opnieuw op wijzen dat de krapte jongeren vroegtijdig van de schoolbanken kan zuigen, en dat is toch absoluut te vermijden. In functie van een duurzame lange loopbaan blijft een diploma cruciaal.
Het werkplekleren is ook een enorm krachtig instrument dat zowel voor VDAB als voor het onderwijs geldt. Dat weerspiegelt zich in de lage werkzoekendenpercentages van schoolverlaters uit een specialisatiejaar in het beroeps- of technisch secundair onderwijs, en opvallend dit jaar ook bij schoolverlaters uit het duaal leren, die we voor een eerste keer grondig onder de loep namen. 4,2 procent is een jaar later nog werkzoekend.
Ook de schoolverlaters uit het hoger beroepsonderwijs (hbo), dat sterk gericht is op werkplekleren, stromen heel vlot door naar de arbeidsmarkt. We hebben dit jaar ook extra de focus gelegd op werkplekleren door het schoolverlatersrapport aan te kondigen in Lummen bij Campina, waar ze heel sterk inzetten op duaal leren, wat hier daarstraks al aan bod is gekomen.
Schoolverlaters met een zorgdiploma hadden globaal gezien, net als vorig jaar, de beste kansen op een job. De nood aan zorg en de vraag naar zorgpersoneel zullen dus ook niet meteen afnemen. We moeten er wel over waken dat er voldoende instroom blijft in die zorgopleidingen, vooral op secundair onderwijsniveau en dat er dus voldoende doorstroom is naar zorgberoepen. Collega Crevits maakt daar uiteraard hard werk van.
Wat betreft uw vraag over hoe het schoolverlatersrapport een nuttig instrument kan zijn voor jongeren, is het antwoord eigenlijk heel eenvoudig. Dat rapport is een perfecte leidraad aangezien jongeren via een gemakkelijke online toepassing voor alle opleidingen kunnen nagaan hoe de aansluiting met de arbeidsmarkt verloopt en dat ook voor de voorbije vijf jaar.
Sommige opleidingen sluiten minder vlot aan op de arbeidsmarkt, en het schoolverlatersrapport kan jongeren daar bewust van maken. Dat is belangrijk; zo komen die jongeren niet voor verrassingen te staan. Maar daar maken we toch nog altijd twee nuances bij. Ten eerste bepaalt het diploma alleen niet het succes. Ook vakoverschrijdende vaardigheden zijn belangrijk: aanpassingsvermogen, creativiteit, ondernemerszin, noem maar op. Ten tweede, jongeren moeten niet te hoog, niet te laag, maar vooral juist mikken. We zeggen altijd ‘volg jullie hart’, ook daar in die keuzes. Ik denk dat dat nog altijd de beste basis is.
VDAB gaat aan de slag met de jongeren via drie concrete stappen, als je de vraag stelt naar kortgeschoolden en hun zoektocht naar een job. We hadden het hier zeker al in deze commissie over de verschillende stappen. Het zijn er drie: het detecteren, het contacteren en het begeleiden.
Als we spreken over detecteren, dan zetten we via VDAB in op het verspreiden van informatie over de dienstverlening van VDAB naar jongeren. Dat gebeurt via de klassieke kanalen: de provinciale jongerendagen, sociale media, de website ... Kortgeschoolde of ongekwalificeerde schoolverlaters zijn natuurlijk vaak moeilijker te bereiken, ook via de klassieke kanalen. Daar zijn we ons van bewust. Positief is dat er sinds de vorige legislatuur een betere data-uitwisseling is tussen de databanken van VDAB en Onderwijs, waardoor er zicht is op de groep jongeren die de school verlaat.
Wat contacteren betreft: sinds 15 mei contacteert VDAB de jongere nog sneller dan vroeger. In de vernieuwde contactstrategie krijgt de jongere al na één week de opdracht om VDAB te contacteren voor een eerste inschattingsgesprek. De jongere krijgt hier één week de tijd voor. Indien de jongere geen contact opneemt, zal VDAB vanaf dag vijftien van de inschrijving zelf contact opnemen aan de hand van bellijsten. Kortgeschoolde jongeren worden op dat moment meteen toegewezen aan een bemiddelaar voor face-to-face dienstverlening. Jongeren die midden- of hooggeschoold zijn, kunnen de eerste drie maanden van hun tewerkstelling als zelfredzaam worden ingeschat. Er wordt dus inderdaad een differentiatie gemaakt.
VDAB maakte daarnaast ook structurele afspraken met het onderwijsveld, om voor een warme overdracht van het onderwijs naar VDAB te zorgen wanneer de jongere het onderwijs verlaat en niet aan het werk is. Deze jongeren worden bij stopzetting van het schools traject warm overgedragen aan de jongerenconsulenten van VDAB. Naast contacten met scholen hebben deze jongerenconsulenten een sterk netwerk opgebouwd met lokale spelers zoals lokale besturen, instanties voor jongerenwelzijn en tal van partners, om kwetsbare jongeren goed op te vangen en een snelle dienstverlening te bieden.
De jongeren die nog niet bij VDAB gekend zijn, krijgen ook allemaal een gepersonaliseerde communicatie. Op die manier worden de jongeren persoonlijk aangesproken, en staan de naam en contactgegevens vermeld van die consulent van VDAB die actief is in de regio van de jongere, zodat zij daar snel mee aan de slag kunnen. Deze aanpak werkt. Uit onderzoek blijkt immers dat een persoonlijke benadering en vast aanspreekpunt vertrouwen creëert, wat belangrijk is bij deze moeilijk bereikbare doelgroep.
Voor het derde luik zet VDAB sterk in op samenwerkingen met verschillende gespecialiseerde partners. Zo is er een sterke samenwerking in het kader van de lokale partnerschappen voor jongeren, via een ESF-project (Europees Sociaal Fonds), die inzetten op het verbeteren van de positie van de jongeren in de samenleving en op de arbeidsmarkt, door een partnerschap van lokale organisaties rondom de jongere te creëren.
Om daarnaast ongekwalificeerde of kortgeschoolde jongeren alsnog een kans te bieden om kwalificaties te behalen, kunnen deze jongeren gebruik maken van onderwijskwalificerende opleidingstrajecten (OKOT's) en beroepskwalificerende opleidingstrajecten (BKOT's) in samenwerking met de centra voor volwassenenonderwijs (CVO's). Voor jongeren die niet meer leerplichtig zijn en geen kwalificatie hebben behaald, wordt momenteel het concept van de leerjobs als experiment uitgewerkt.
Natuurlijk staat ook de reguliere dienstverlening van VDAB en partners open voor jongeren, al dan niet gekwalificeerde.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u wel voor het uitgebreid antwoord.
Ik denk dat dat rapport zeker inspirerend kan werken. Ik vind het ook een belangrijk document, omdat het inzichten geeft en bijzondere info over de kansen op onze arbeidsmarkt. Ik denk dat die cijfers ook in het verlengde liggen van onze verwachtingen.
Een diploma verhoogt de kansen op de arbeidsmarkt. Dat is nu duidelijk nog eens bevestigd in het rapport. Bepaalde sectoren zoeken ook volop naar die geschikte arbeidskrachten.
We stellen vast dat 12 procent van de leerlingen de middelbare schoolbanken verlaat zonder diploma. In de centrumsteden ligt dat aantal een pak hoger. Het is ook een bijzonder hoog aantal.
Ik vind het een beetje vreemd dat de leerlingen die hier zoveel kansen krijgen in het onderwijs, deze niet altijd grijpen. Ik weet dat dat enige nuance vraagt. Het is niet alleen de verantwoordelijkheid van de leerlingen. Sommige kinderen en adolescenten hebben niet altijd het geluk om in een stabiele omgeving op te groeien, die die kansen allemaal kan geven. Natuurlijk is dat ook een discussie voor een andere commissie, maar ik wou dat toch eventjes melden.
Ik had hier ook belangrijke vragen genoteerd. De vraag is – en ik volg de minister daar ook in – hoe men aan de slag gaat met deze leerlingen. Heeft VDAB voldoende mogelijkheden om deze jongeren snel aan te klampen en te begeleiden, opleidingen aan te bieden, direct een nieuwe tewerkstelling voor te stellen? Zorgen de scholen voor een warme overdracht naar VDAB? Grijpen de scholen tijdig in? Heeft men een directe lijn naar VDAB om die leerlingen snel door te verwijzen?
Ik heb zonet het plan van aanpak vernomen via uw toelichting. Dat is heel duidelijk. We kunnen enkel successen boeken als we daar kort op de bal spelen.
Tot slot, VDAB heeft een aantal projecten lopen voor het bereiken van en begeleiden van de neet-jongeren (not in education, employment or training). Ik vroeg mij af, minister, wat is daar de stand van zaken van? Worden daar ook resultaten geboekt? Op welke manier kan dit de aanpak voor deze jongeren versterken?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik was wat getriggerd door de woorden van collega Claes, die vervolgens wel nuanceerde. “Jongeren.” “Het is jammer dat jongeren niet altijd de kansen grijpen die ze krijgen.” Het is natuurlijk vaak een zeer complex verhaal: ongekwalificeerd, schooluitval, … Het is niet alleen kwestie van de kansen niet te grijpen, maar soms ook van kansen ontzegd te worden, of van de weg niet meer zien, en het is vooral dat waarop ik wil doorgaan. Die schoolmoeheid, we weten dat dat een belangrijk element is. Dan kan ik mij ook voorstellen dat veel van die jongeren niet alleen letterlijk schoolmoe zijn, maar ook begeleidingsmoe. Wanneer zij vervolgens worden gecontacteerd door VDAB, zien zij dat ook weer als iets waarbij ze weer richting begeleiding worden gestuurd, of moeten opdagen. Die jongeren vereisen toch wel een bijzondere aanpak. We hebben het er al vaak over gehad, hier in de commissie, dat VDAB steeds meer wordt geconfronteerd met heel specifieke doelgroepen, die men op een heel eigen manier moet begeleiden. Dus vroeg ik me af hoe men concreet omgaat met die jongeren, waarbij men merkt dat zij eigenlijk het best gebaat zouden zijn bij nog een bijkomende opleiding, maar dat hun schoolmoeheid hun een zodanige afkeer van opleiding bezorgt. Hoe gaat VDAB met die jongeren om? Hoe zorgen we ervoor dat die toch weer die goesting krijgen om eventueel te leren? En als er echt geen zin meer is om te leren, om er toch voor te zorgen dat die ook het traject naar werk als iets positiefs zien. Het is een informatieve vraag: hoe wordt daar binnen VDAB mee omgegaan?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik begin met de vraag rond de neet-jongeren, een stand van zaken. We hebben de doelgroep van VDAB aangepast en kunnen dus op dat vlak de neets nog aanklampender bereiken dan voorheen. We hebben ons daar eigenlijk geënt op de Europese richtlijn, met onder andere de leerjobs voor de jongeren die vroegtijdig uitstromen, om die ook daar een aanbod te kunnen doen. Maar ook het standaardaanbod en de standaarddienstverlening van VDAB is voldoende aangepast om met die jongeren aan de slag te gaan.
Dan wat betreft de VDAB-aanpak van jongeren met schoolmoeheid en begeleidingsmoeheid: er is een aparte aanpak, er zijn ook speciale jongerenconsulenten bij VDAB die daarvoor instaan en die ervaring hebben met de doelgroep. Ze hebben ervaring rond aangepaste maatregelen aan de leefwereld van de jongeren. Men bevestigt mij dat VDAB daar ook wel op kan anticiperen, als men een zekere schoolmoeheid of begeleidingsmoeheid heeft. Maar ik denk ook aan de lokale partnerschappen die wij uitbouwen via het grote project ‘Capacity Building’, dat Vlaanderendekkend moet zijn. Via partnerschappen moeten we met specifieke projecten heel specifiek inzetten op die kwetsbare jongeren, zoals dat vandaag al in tal van mooie, grote Vlaamse steden gebeurt; met experts ter zake, heel ‘outreachend’, om op maat van die jongeren trajecten uit te zetten, om hen uiteindelijk ook toe te leiden naar werk.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ja, oké, dit rapport was een zeer goed rapport, als ik het zo mag zeggen. Natuurlijk hoop ik dat we volgend jaar die trend kunnen verderzetten. Het is nog altijd alle hens aan dek, natuurlijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.