Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, we hebben het vandaag al een paar keer gehad over media, over mediaconsumptie en over het versturen van media. We hebben het ook al gehad over videoplatformdiensten. U vermeldde onder andere de Digital Services Act, die videoplatformdiensten aan bepaalde regels houdt. Ik denk dat dit ongelooflijk relevant is binnen de commissie Media. Het gaat om meer dan alleen televisie, kranten en dergelijke. Het gaat natuurlijk ook over de videoplatformdiensten en de gebruikers van die videoplatformdiensten. Want wanneer je met een druk op de knop meer dan 500.000 mensen kunt bereiken, dan is dat toch al wel wat, zeker ook in mediatermen.
Een tijdje geleden werden we geconfronteerd met een nogal controversiële videopost op een van die videoplatformdiensten van een vrij bekende YouTuber. De video resulteerde in een reeks bedreigingen en intimidaties door onbekenden aan het adres van mensen die genoemd werden in die video. Het is natuurlijk een laakbare praktijk om die mensen op te jagen en te bedreigen. Maar tegelijkertijd is het ook een twijfelachtige praktijk om feiten die geen feiten zijn en dus leugens te verspreiden. Dat zijn toch zaken waarbij je vraagtekens kunt zetten. Het videoplatform YouTube vond dat zelf ook en sloot het kanaal van de YouTuber in kwestie toen tijdelijk af. Ik heb het dan over het tweede kanaal, want het eerste werd om soortgelijke redenen ook al afgesloten.
Het Mediadecreet stelt duidelijk dat omroepdiensten en videoplatformdiensten, zoals YouTube, zich aan algemene gedragsvoorwaarden moeten houden. Maar voor gebruikers van videoplatformdiensten die inhoud genereren is het wat minder duidelijk wat de regels zijn en zitten we dus met een probleem. Bij de bespreking van de omzetting van de AVMD-richtlijn (audiovisuele mediadiensten) heeft onze fractie gewezen op deze grijze zone. Ik heb het in het verleden al enkele keren aangehaald: we kunnen videoplatformdiensten, ook via internationale regelgeving, wel houden aan een set regels maar voor de gebruikers ligt dat een pak moeilijker. Kunnen we die gebruikers beschouwen als omroeporganisaties? Het antwoord op deze vraag is natuurlijk heel erg van belang om te bepalen hoe we moeten omgaan met de inhoud op die videoplatformdiensten, zeker als die inhoud schendingen van het Mediadecreet lijkt in te houden. Ik spreek natuurlijk in de voorwaardelijke wijs.
We zien trouwens dat de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) gebruikers van videoplatformdiensten in het verleden al waarschuwingen heeft gegeven op basis van de vaststelling dat ze als televisiedienst zouden opereren en zich dus zouden moeten houden aan de regelgeving rond commerciële communicatie. Dat is heel erg specifiek en heel erg relevant. Uiteraard is het gevolg daarvan dan ook dat ze zich aan alle voorwaarden voor televisiediensten moeten houden.
Mijn vragen hierover zijn de volgende, minister.
Op welke wijze worden kanalen zoals datgene waarvan hier sprake is gevat door het Mediadecreet? Worden deze video’s beschouwd als ‘door gebruikers gegenereerde inhoud’ of als programma’s die onderdeel vormen van een televisiedienst? Hebben we het hier over een omroepdienst met bijhorende redactionele verantwoordelijkheid? Zo ja, waarom?
De algemene kamer van de Vlaamse Regulator voor de Media krijgt de taak de lijst van televisieomroeporganisaties op te maken gespecifieerd in artikel 150/1 §4/2. Op welke wijze bepaalt de VRM of en wanneer een gebruiker van een videoplatformdienst functioneert als omroeporganisatie? Waar houdt de VRM een geactualiseerde lijst bij?
Artikel 38 van het Mediadecreet bepaalt algemene gedragsvoorwaarden voor omroepactiviteiten, artikel 176/4 doet dit voor videoplatformdiensten. Welke maatregelen kunnen er genomen worden tegen gebruikers die inhoud genereren of omroepdiensten die deze voorwaarden schenden?
De VRM heeft er na de omzetting van de AVMD-richtlijn twee voltijdsequivalenten (vte’s) bij gekregen om de nieuwe taken inzake videoplatformdiensten te helpen beheren. Dat is best wel belangrijk, dat zijn heel wat extra taken die erbij komen en dus ook twee vte’s die erbij komen. Is dat voldoende om al die taken effectief te kunnen behartigen?
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt voor uw vraag, collega Perdaens. Activiteiten van influencers die bestaan in het aanbieden van bewegende beelden, al dan niet met geluid, of van een reeks van klanken of geluiden, bijvoorbeeld video’s en podcasts, zijn wel degelijk omroepactiviteiten. Voor omroepactiviteiten geldt dat zij niet mogen aansporen tot haat en geweld en niet publiekelijk mogen aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf. Dat is nogal basis, uiteraard.
De Kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen van de VRM kan op verzoek van de Vlaamse Regering of na een officiële klacht, die ingediend moet worden ten laatste de vijftiende dag na de uitzending door een omroepdienst van het programma en blijk moet geven van benadeling of belang, beslissen tot het geven aan een Vlaamse omroepdienst van een waarschuwing, met eventueel het bevel om de overtreding stop te zetten, en het bevel om de uitspraak uit te zenden.
Omroepdiensten vormen een engere categorie binnen de bredere noemer ‘omroepactiviteiten’. In artikel 2, 26°, van het Mediadecreet wordt omroepdienst als volgt gedefinieerd: “Een dienst als vermeld in artikel 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid van een omroeporganisatie, waarbij het hoofddoel van de dienst of een losstaand gedeelte daarvan bestaat uit audiovisuele of auditieve programma's leveren voor het algemene publiek, ter informatie, vermaak, educatie of met culturele inslag door middel van elektronische communicatienetwerken. Omroepdiensten zijn radiodiensten of televisiediensten.” Een YouTubekanaal kan dus beschouwd worden als een omroepdienst, indien het voldoet aan die bovenstaande voorwaarden.
Met redactionele verantwoordelijkheid wordt de uitoefening bedoeld van effectieve controle op de keuze van video’s en de organisatie ervan in een catalogus. Als men zelf kan beslissen of de video’s geplaatst kunnen worden op een profiel of een kanaal, dan is er sprake van effectieve controle. Een groot aantal kanalen van Vlaamse contentcreators en influencers lijken onder die definitie te kunnen vallen en kunnen dus beschouwd worden als omroepdiensten. Er is sprake van een economisch karakter van een bepaald YouTubekanaal wanneer er geld verdiend wordt, of wanneer er een ander economisch voordeel wordt behaald, bijvoorbeeld bij gratis gekregen producten of opname van reclame in en rond de content.
Of dat ook geldt voor een specifiek kanaal, zal steeds geval per geval onderzocht worden door de VRM. Sinds december 2022 heeft de algemene kamer van de VRM negen officiële beslissingen genomen betreffende Vlaamse contentcreators die een omroepdienst aanbieden.
De VRM werkt met een interne lijst van meer dan tweeduizend Vlaamse profielen en accounts op YouTube, Instagram, TikTok en Twitch en houdt daarnaast een lijst bij van televisieomroeporganisaties die regelmatig geactualiseerd wordt en bezorgd wordt aan de Europese Commissie.
Op 18 december 2020 hebben we met de Vlaamse Regering beslist om goedkeuring te hechten aan de aanpassingen van het personeelsplan van de VRM. Dat heet het PEP. De Vlaamse Regering verleende ook haar goedkeuring aan de personeelsuitbreiding met twee voltijdsequivalenten bij de VRM. Die personeelsuitbreiding had onder meer betrekking op de uitbreiding van de bevoegdheden van de VRM in het kader van de herziening van de AVMD-richtlijn, maar ook in het kader van de uitbreiding van het takenpakket door de omzetting van het Europees Wetboek voor elektronische communicatie. De VRM heeft toen twee socialmediawatchers aangeworven. Die twee socialmediawatchers hebben momenteel een uitgebreid takenpakket, maar de VRM heeft aangegeven dat een uitbreiding van de werkkrachten niet vereist is om die taken correct uit te voeren.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Heel erg bedankt voor de antwoorden, minister. Ik denk dat dit belangrijk is, want het lijkt allemaal fijn en wat experimenteel, videoboodschappen opnemen en uitzenden, maar het valt natuurlijk niet te onderschatten wat voor een enorm verdienmodel daarachter zit. Dat maakt het allemaal net iets professioneler dan hoe het ogenschijnlijk in eerste instantie overkomt.
Ik ben blij te horen dat heel wat van die kanalen ook gevat worden door die omroepactiviteiten en die redactionele verantwoordelijkheid. Dat is een goede zaak, maar ik vroeg me af hoe actief dat wordt opgevolgd. U zei dat er actie ondernomen wordt wanneer er een klacht geformuleerd wordt. Ik had het daarnet ook over de waarschuwing vanuit de VRM betreffende de commerciële activiteiten. Worden er ook buiten de scope van die commerciële activiteiten waarschuwingen gegeven, bijvoorbeeld over de redactionele verantwoordelijkheid van bepaalde van die kanalen?
Niet alleen in dit voorbeeld, maar ook met de aankomende stimuleringsregeling moeten we zeker zijn dat we organisaties die zich niet conformeren aan het Mediadecreet, kunnen aanpakken. Hoe wordt dat juist voorzien?
U gaf in antwoord op een vorige vraag ook aan dat u zinnens bent om de influencerFAQ (frequently asked questions) ook internationaal uit te dragen. Op welke manier zou dat bijdragen aan de informatie die internationaal al beschikbaar is? En zult u er, als die kans zich voordoet, ook voor zorgen dat er een zekere stok achter de deur is? Ik begrijp dat dat internationaal net iets gemakkelijker gaat liggen dan dat met de bevoegdheidsverdeling hier het geval is, maar het lijkt mij toch nog steeds zaak om een stok achter de deur te hebben om de zaken af te dwingen in plaats van alleen informatie aan te bieden. Maar u kent het standpunt van mijn partij daarover.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen, collega Perdaens. Om te beginnen rond de VRM, zij hebben natuurlijk die twee socialmediawatchers. Ik moet zeggen dat die snel van start zijn gegaan en hun job op een bijzonder goede manier invullen. Zij doen die nazichten heel intens. Momenteel hebben beslissingen van de VRM wel alleen nog maar betrekking op inbreuken van de reclameregels. Zij monitoren dagelijks Vlaamse contentcreators op socialemediadiensten op de toepassing van de mediaregelgeving, met duidelijke herkenbaarheid van commerciële communicatie. Dat gaat onder meer over die tweeduizend profielen waarover ik daarnet sprak. Dat is natuurlijk nogal arbeidsintensief.
Wat betreft de vraag rond de influencerFAQ, daar is het inderdaad zo dat wij dat hebben opgenomen in Silicon Valley, zowel met Meta als met YouTube-Google. Daar was wel heel wat interesse rond. Ik denk dat dit voor marketeers ook een opportuniteit kan zijn, om te werken met influencers die ook het belang van die influencerFAQ onderschrijven. Ik denk dat dat ook daar een toegevoegde waarde kan hebben. En effectief ook op Europees niveau: in het raadsvoorzitterschap rond Media is dit een thema dat we ook naar voren zullen schuiven.
De afdwingbaarheid, daar hebben we het al verschillende keren over gehad. Ik heb al herhaaldelijk gezegd dat dit geen nieuwe set van regels is, maar een bundeling van bestaande regels en een aantal aanbevelingen en tips en tricks. De afdwingbaarheid van dat soort zaken gaat via wetgeving, denk ik. Die wetgeving wordt het best Europees gecoördineerd. De Digital Services Act (DSA) is op dat vlak een zeer ambitieuze oefening om daarmee aan de slag te gaan, niet specifiek met die influencerFAQ, maar wel met de verplichtingen die op de platformen rusten. De DSA is de oplossing om de afdwingbaarheid voor de platformen te regelen. Voor de influencers zelf gaat het benevens de bestaande wetgeving vooral over aanbevelingen die een morele verplichting inhouden en die ook via de platformen beter verspreid kunnen worden. Voor marketeers kunnen die ook van belang zijn.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u wel, minister. Wat de Digital Services Act betreft, ben ik ervan overtuigd dat dat inderdaad een krachtige tool kan zijn voor de platformen. Tegelijkertijd zijn mijn fractie en ik ervan overtuigd dat er zeker ook enige verantwoordelijkheid rust bij de mensen die de content aanmaken en aanleveren. Zij dienen ook tot die verantwoordelijkheid te worden gehouden.
Media en mediagebruik verschuiven, daar hebben we het hier vaak genoeg over. Het is nodig om hier ook snel genoeg op in te spelen. Ik hoop dat dit ook met het voorzitterschap zo kan gebeuren en dat we – naast die platformen – ook de contentcreators kunnen houden aan de verantwoordelijkheid, en niet alleen wat commerciële activiteiten betreft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.