Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik hoop, voorzitter, dat u straks ook in de repliek tussenkomt om te zeggen dat dit een terechte vraag is. (Gelach)
Minister, ik wou het vandaag met u hebben over het gebruik van andere talen door lokale besturen. In het jaarverslag van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) heb ik kunnen lezen dat er zich een tendens voordoet om almaar meer te gaan communiceren in andere talen dan het Nederlands. Ik heb daar voorbeelden in gelezen die mij toch wat zorgen baren: gemeenten die alle nieuwe inwoners een welkomstbrochure in twee talen willen bezorgen, of de provincie Oost-Vlaanderen die in recreatiedomeinen de gasten meertalig wil bedienen, of een gemeente die een simultaanvertaling wil gebruiken tijdens infoavonden. Dat zijn allemaal voorbeelden die in dat jaarverslag te lezen zijn.
Hoe evalueert u zelf de vaststellingen uit het jaarverslag van de VCT inzake de naleving van de bestuurstaalwetgeving?
Welke acties zult u nemen om de algemene kennis van de taalwetgeving in Vlaanderen te verbeteren? Op welke manier garandeert u een correcte naleving van de taalwetgeving in alle steden en gemeenten in Vlaanderen?
Welke acties zult u desgevallend nemen om de toenemende drang tot meertaligheid bij verschillende lokale besturen tegen te houden?
Hoe zult u in uw eigen beleidsdomeinen in dit kader het goede voorbeeld geven?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Sminate, voor uw interessante en belangrijke vraagstelling – nu heb ik het gedaan.
U spreekt over een toename van het aantal lokale besturen die de taalwetgeving niet naleven. Ik kan alvast meegeven dat uit een vergelijking van de laatste vier jaarverslagen van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht blijkt dat er in totaliteit geen stijging is van het aantal klachten tegen lokale besturen. Ook uit het laatste jaarverslag kan men bij ons de tendens die u heeft geschetst, niet afleiden. Ik kan uit dat jaarverslag niet concluderen dat er een toenemende tendens is dat de lokale besturen de naleving van de bestuurstaalwet in de wind slaan.
Dat doet echter geen afbreuk aan het feit dat lokale besturen de bestuurstaalwetgeving uiteraard moeten naleven. Indien ze die wetten niet naleven, kan de toezichthoudende overheid optreden. Wanneer er een klacht wordt ingediend, zal die grondig worden onderzocht. Als de klacht gegrond is, wordt de beslissing vernietigd. Dat is een uitdrukkelijk engagement van mijn kant.
In uw tweede vraag polst u naar acties die de algemene kennis van de taalwetgeving in Vlaanderen vergroten. Ik kan u hierover meegeven dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) samen met het Steunpunt Taalwetwijzer sinds 2019 een vorming aanbiedt over de taalwetgeving. Inmiddels is de vierde reeks ingepland. Hierop kunnen alle lokale besturen intekenen. Daarnaast biedt de provincie Vlaams-Brabant, waar die problematiek natuurlijk het sterkst leeft, in het najaar van dit jaar samen met het Steunpunt Taalwetwijzer een vorming aan over het klantgericht onthaal van anderstaligen. Daarenboven kunnen lokale besturen bij vragen over de toepassing van de bestuurstaalwet steeds terecht bij het Steunpunt Taalwetwijzer.
Uit het laatste activiteitenverslag van het Steunpunt Taalwetwijzer blijkt dat 39 procent van het aantal vragen ingediend door overheidsinstanties afkomstig is van onze lokale besturen. Ik denk dus dat er op dit moment een aantal goed werkende initiatieven zijn, die de problematiek volgens ons voldoende afdekken. Ik sta altijd open voor goede suggesties voor extra dingen. Dat is evident.
Bij elke gelegenheid in dit parlement argumenteer ik het belang van het Nederlands. Het Nederlands speelt een verbindende rol binnen de samenleving. Dit komt ook prominent tot uiting in mijn beleid. Ik verwacht bijvoorbeeld van verplichte inburgeraars die niet werken of studeren om het taalniveau B1 mondeling te behalen binnen de twee jaar na hun inburgeringsattest. Daarnaast heb ik samen met minister Weyts gezorgd voor zomerscholen, die dit jaar een nog groter succes zijn: 16.000 leerlingen zijn ingeschreven. Vorig jaar waren dat er 11.000. Maar ook buiten de leslokalen is het belangrijk om Nederlands te blijven oefenen. Dit stimuleer ik door lokale besturen met het Plan Samenleven onder andere te ondersteunen in de organisatie van oefenkansen Nederlands. Dit werd bij lokale besturen warm onthaald. In totaal nemen hier 92 lokale besturen aan deel, voor een totaalbudget van 3,4 miljoen euro. Dit jaar werden al 68.429 oefenkansen gerealiseerd en mensen bereikt, wat echt meer is dan een slok op de borrel. Met dank aan de lokale besturen.
De overheid speelt hierin zelf ook een voorbeeldrol. Daar hebt u gelijk in. In mijn beleidsdomeinen waak ik erover dat de taalwetgeving wordt gerespecteerd.
Kortom, kennis van het Nederlands is cruciaal. In Vlaanderen is het Nederlands de voertaal en contacttaal. Lokale besturen moeten zich houden aan de bestuurstaalwetgeving. We voorzien ondersteuning en vormingen om hen te helpen bij de interpretatie van die wetgeving. We zorgen dus al voor sensibilisering. En in het geval ze die taalwetgeving niet naleven, kan de toezichthoudende overheid optreden, en dat verwacht ik ook.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik heb niet gezegd dat er een toename is in het aantal klachten, maar wel in het aantal vragen tot advies over meertalig communiceren van lokale besturen. Uiteraard is het goed dat er advies wordt gevraagd, maar de intenties die ze soms hebben, gaan voor mij veel te ver, zoals in de voorbeelden die ik heb aangehaald. Ik vind dat een lokaal bestuur zelfs niet zou mogen overwegen om dat uit te voeren.
Daarnaast ben ik blij dat u ook het belang onderstreept – via de verschillende opleidingen die u hebt vernoemd enzovoort – van een degelijke kennis van het Nederlands en ook de voorbeeldfunctie die lokale besturen hierin dragen.
Ik denk dat het belangrijk is dat u die boodschap niet alleen vandaag tot mij en de collega’s hier richt, maar dat het misschien ook niet slecht zou zijn om die boodschap eens naar de lokale besturen te richten, dat meertalig communiceren echt een uitzondering moet zijn en dat dat goed moet worden onderbouwd, zodat die uitzonderingen niet zomaar de regel worden.
Dat was dan mijn suggestie naar u toe, dat u dat nog eens duidelijk zou communiceren, maar u doet daarmee wat u wilt natuurlijk.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik denk dat het goed is dat we inderdaad vaststellen dat er geen stijging is van de klachten. Ik denk dat we ook wel zien dat ze meer advies vragen. Ik denk dat het ook goed is om vast te stellen dat de Vaste Commissie ook heel vaak negatief adviseert. Dat betekent gewoon dat die commissie haar werk doet.
Ik wil een kleine nuance maken, uiteraard zonder het belang van het Nederlands daarmee weg te schrijven. Ik denk dat we ook niet altijd beseffen wat een overheidscommunicatie is, en wat niet.
Ik zal een voorbeeld geven. Ik was dit weekend bij de burgemeester van Poperinge. Daar was er een school en die school had zo’n mannetje gekregen – je kent dat wel – waar je normaal gezien ‘graag traag’ op schrijft, maar zij hadden een mannetje gekregen waar ‘slow’ op stond. Wat hadden zij gedaan? Zij hadden dat mannetje voor de schoolpoort gezet op de enige plaats waar dat een beetje verkeersveilig kon. Dat stond met één beentje op het openbaar domein. De gemeente heeft daar dan een klacht voor gekregen omdat daar geen ‘graag traag’, maar ‘slow’ op stond. Het gevolg was dat dat mannetje daar weg moest. Ik denk dat we soms moeten nuanceren, wat er ook gebeurt op het terrein. Maar ik vind het ook belangrijk om vast te stellen dat er vooral heel vaak negatief wordt geadviseerd en dat is ook de rol die de commissie moet opnemen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk dat het belangrijk is dat we daar een goede en heldere lijn in houden. Ik probeer die ook heel goed te bewaken. Ik vind het niet noodzakelijk negatief dat er veel adviesvragen worden gesteld. Dat wijst erop dat men alert is, dat men daar aandacht voor heeft. De bestuurstaalwetgeving is complex en we bieden hulp aan, dus het is goed dat die wordt gebruikt.
De uitzonderingen op de eentalige Nederlandstalige communicatie worden duidelijk gecommuniceerd op de website van de Taalwetwijzer, maar ik ben graag bereid om uw suggestie mee te nemen. Op een juist moment, in de juiste context, wil ik die communicatie zeker nog eens heel helder doen.
We hebben dat bijvoorbeeld ook bij het Plan Samenleven heel helder gedaan. Daar is een van de belangrijkste sporen het Nederlands leren en het nog eens duidelijk maken dat de communicatie die de overheid in Vlaanderen voert met haar burgers eigenlijk een eentalige Nederlandstalige communicatie is, dat de uitzonderingen daarop – denk toeristisch en dergelijke meer – heel goed omlijnd en beperkt zijn, en dat men altijd terecht kan bij het Steunpunt Taalwetwijzer en bij het advies als men twijfelt.
Ik denk dat dat een zinvolle boodschap kan zijn. Ik neem die suggestie dus graag ter harte, mevrouw Sminate.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Waarvoor dank.
De vraag om uitleg is afgehandeld.