Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Bex heeft het woord.
Minister, deze Vlaamse Regering had de ambitie om in de Vervoerregio Vlaamse Rand een modal shift van 50 procent te realiseren. Ze heeft dat ook aangekondigd in het regeerakkoord. Voor alle duidelijkheid, 50 procent, dat wil zeggen dat 50 procent van de verplaatsingen gebeurt met een individuele auto, en dat de rest van de verplaatsingen op een duurzame manier gebeurt.
Op 22 juni, twee weken geleden, heb ik u in deze commissie ondervraagd, omdat ik tot de bijzondere vaststelling was gekomen dat zowel in het openbaar onderzoek naar het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) voor de ring rond Brussel als in het openbaar onderzoek naar het mobiliteitsplan voor de vervoerregio Vlaamse Rand, uitgegaan wordt van een modal shift van 50 procent in de Vlaamse Rand en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest samen.
Ik heb u dan ook uitgelegd dat het grote aandeel van de auto in de Vlaamse Rand – vandaag is dat 73 procent – dus gecompenseerd wordt door het relatief lage aandeel van de auto in Brussel. Daar is de doelstelling om, met een aantal plannen en initiatieven het autogebruik nog verder terug te dringen tot 24 procent tegen 2030. Voor het hele gebied is nu de doelstelling, volgens de documenten die in openbaar onderzoek gegaan zijn, om te komen tot een aantal duurzame verplaatsingen van 53,1 procent tegen 2030. Dat moeten we afzetten tegen de 51,3 procent van vandaag, terwijl we weten dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest nog inspanningen gaat doen om zijn ratio te verbeteren. Als ik een beetje snel reken, minister, dan betekent dit dat de Vlaamse Rand nog steeds ongeveer 70 procent autoverkeer zal tellen, terwijl dit in de rest van Vlaanderen maximaal 60 procent mag zijn. In Gent en Antwerpen en ook in de Vlaamse Rand was het de ambitie van de regering om naar 50 procent te gaan.
Ik heb u daarover ondervraagd, omdat ik dacht dat u daarvoor zeker een paar goede verklaringen zou kunnen geven; u hebt daarover nagedacht, en u hebt daar een beleid rond ontwikkeld. Maar vorige week hebt u eigenlijk niet gesproken over de GRUP en over wat De Werkvennootschap daar heeft gedaan. Betreffende het mobiliteitsplan in de Vlaamse Rand hebt u gezegd dat het eigenlijk het initiatief is van die gemeenten, en dat u dat toejuicht, maar daar zelf eigenlijk niet veel over te zeggen hebt. U hebt bovendien, tot drie keer toe, gezwaaid met een positief advies van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Ik ben mij dus wat gaan informeren, minister, om te zien wat daar allemaal van aan is. Het is zo dat in de vervoerregioraad van de Vlaamse Rand tot begin van dit jaar uitgegaan werd van de modal shift van 50 procent. Dan is er, op voorstel van de vertegenwoordiger van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (Departement MOW) gezegd dat het toch beter was om dat te integreren met Brussel, en om over het geheel naar 50 procent te gaan. Als ik het goed heb kunnen nalezen in de verslagen van de Vervoerregioraad Vlaamse Rand, die nu gelukkig allemaal online terug te vinden zijn, dan is dat dus een initiatief van uw eigen departement.
Wat betreft de R0, de ring rond Brussel, heb ik kunnen achterhalen dat er eigenlijk in alle voorbereidende plannen werd uitgegaan van de ambitie die in het Vlaams regeerakkoord staat en dat Brussel Mobiliteit, de pendant van het Departement MOW, na ambtelijk overleg heeft laten weten, in een correctie bij een verslag van een vergadering van 17 oktober, dat ze ten zeerste verbaasd waren dat “de beschrijving van de AMS – dat is de ambitieuze modal split – in het plan-milieueffectrapport (plan-MER) niet overeenstemt met hoe het in de andere mobiliteitsstudies binnen het geïntegreerd planproces is opgenomen. De AMS werd correct opgenomen en beschreven in de scopingnota, maar deze beschrijving werd niet teruggevonden in het plan-MER.” Ze vragen zich af, minister, of dit een foute tekst is in het plan-MER, en of dit wordt doorvertaald in de andere mobiliteitsstudies. Ik vind het wel een zeer brede spread om vandaaruit te komen tot een positief advies van het Brussels Gewest, zoals u vorige keer tot drie keer toe hebt aangehaald.
Die beslissingen van uw administratie om in de Vervoerregio Vlaamse Rand te zeggen dat ze er Brussel gaan bijtellen en dat er niets meer moet worden gedaan in de Vlaamse Rand, en van De Werkgenootschap, die toch ook onder uw toezicht staat, die ook zegt dat ze Brussel erbij zullen nemen, zijn toevallig twee bepalingen die ongeveer woordelijk met elkaar overeenkomen. Het is dus zeker geen afgezonderd advies van een of andere ambtenaar. Nee, er is over nagedacht. Hier is beleid gevoerd. En die komen allemaal hetzelfde zeggen, wat radicaal ingaat tegen het regeerakkoord. Van twee dingen één: ofwel wist u niet dat dit gebeurd was, en dan zit u met een majeur probleem. Ofwel hebt u daarmee ingestemd, en dan hebt u een afspraak gemaakt die radicaal ingaat tegen het regeerakkoord en waarvan ik me afvraag of het overlegd is met de andere leden van de regering. Ik vraag me af of bijvoorbeeld de minister van Vlaamse Rand het daarmee eens is. Daarom heb ik deze interpellatie ook aan de minister van Vlaamse Rand gericht.
Ik wil u vandaag de volgende vragen stellen.
Schaart de hele Vlaamse Regering zich achter de doelstelling om naar een 50 procent modal split te streven in een gebied dat nu plots de vervoerregio Vlaamse rand én het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest omvat?
Wanneer en hoe heeft de Vlaamse Regering beslist om de ambitie voor Vervoerregio Vlaamse Rand zo sterk te doen dalen? Kan De Werkvennootschap, indien er geen beslissing is geweest van de Vlaamse Regering of van u als minister, volgens u op eigen houtje beslissen om in een ontwerp plots die doelstellingen helemaal te veranderen? Ik heb naar het verslag verwezen.
Kunt u preciseren wat deze veranderde ambitie betekent voor de modal split die wordt nagestreefd in de Vervoerregio Vlaamse Rand, wetende dat de doelstelling in het gewestelijk mobiliteitsplan van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is om tegen 2030 nog slechts 24 procent van de verplaatsingen met de auto te doen? Welk aandeel duurzame verplaatsingsmodi wordt tegen 2030 geambieerd in de Vlaamse Rand? Ik heb in mijn inleiding gezegd dat ik dat rond de 70 procent schat. Maar ik nodig u uit om dat cijfer wat scherper te stellen. U hebt ongetwijfeld meer informatie en duidelijkere herberekeningen dan ikzelf.
Kunt u verduidelijken op welke manier het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een positief advies zou hebben gegeven om de Vlaamse ambitie voor een 50 procent modal share voor duurzame modi in vervoerregio Vlaamse Rand te verlaten? Is daar een schriftelijk bewijs van en kan ik daar een kopie van ontvangen?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, op mijn beurt, mijnheer Bex, voor uw vragen. Het zal u misschien verwonderen, maar ondanks het vele speurwerk dat u hebt verricht, blijf ik toch bij het standpunt dat ik ook vorige week heb ingenomen.
Sta me toe om eerst, voor alle duidelijkheid, nog eens te zeggen dat wij inderdaad in ons regeerakkoord een ambitieuze modal shift hebben opgenomen voor Antwerpen, Gent en de Vlaamse Rand. Waarom? Omdat dat onze meest verstedelijkte kernen zijn. De Vlaamse Rand kunt u beperken tot louter en alleen de negentien gemeenten rond Brussel. Maar hier gaat het over de vervoerregio Vlaamse Rand en dat gaat in totaal over 33 gemeenten. Men houdt daarbij rekening, zoals ik vorige week heb gezegd, met waar de verplaatsingen heengaan en waar ze vandaan komen, met name het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Hebben we daarmee eenzijdig iets veranderd? Neen, we gebruiken deze verkeersmodellen zowel vanuit het Departement Omgeving als vanuit het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. U weet waarmee er in die verkeersmodellen allemaal rekening moet worden gehouden. Alleszins zijn het instrumenten om die hele complexe verkeerswereld zo goed mogelijk na te bootsen. We willen daarmee de effecten berekenen van maatregelen die we hebben genomen of zullen nemen. Dat kunnen infrastructurele maatregelen zijn, dat kan beleid zijn, dat kan omgeving zijn. Kortom, er wordt met al die effecten rekening gehouden.
Wat betekent dat nu? U zegt dat het anders is voor de plan-MER voor de R0 Noord dan voor het regionaal mobiliteitsplan. Bij beide gebruiken we dezelfde verkeersmodellen, waarbij we voor de berekening van de modal shift rekening houden met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gaan we bij scenario 3, in het kader van die modal shift, uit van een stijging van 54,5 procent naar 55,7 procent duurzame verplaatsingen. Voor de Vlaamse Rand gaan we van 41,5 procent naar 45,1 procent, dat houdt een stijging van 3,6 procentpunt aan duurzame verplaatsingen in. Maar aangezien het logisch is dat je rekening houdt met de stedelijke context, zoals we ook in Antwerpen en Gent doen, werd vanaf dag één duidelijk gezegd dat je de Vlaamse Rand niet apart kunt bekijken, en dat je het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest daar ook in mee moet berekenen. Die opmerkingen dateren eigenlijk al van 2020, en toen zijn er duidelijke afspraken gemaakt tussen het Departement Omgeving en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken rond de verkeersmodellen. Dan kom je in het kader van de modal shift tot een duurzaam verplaatsingsaandeel van 53,1 procent.
Scenario 3 gaat enkel en alleen met maatregelen die wel op het Vlaamse niveau worden genomen. Ik wil dat heel duidelijk benadrukken. Het is niet zo dat wij maatregelen meerekenen die het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in het kader van ‘Good Move’ plant. Dat klopt niet. Het is gewoon zo dat we op een stijging van 1,8 procent komen door de maatregelen die met het mobiliteitsplan mee worden opgenomen. Je zou eigenlijk zelfs kunnen zeggen dat de stijging voor de Vlaamse Rand kleiner is dan wanneer we Brussel erbij nemen. Want in zijn geheel is dat dan een stijging van 1,8 procent. Als we alleen naar de Vlaamse Rand zouden kijken, dan is het een stijging van 3,6 procent.
Hebben wij daar iets anders mee gedaan? Neen, het omgekeerde doen, namelijk geen rekening houden met Brussel, zou juist een heel vreemde situatie inhouden, want dan ga je uit van een context dat iedereen zich binnen de Vlaamse Rand verplaatst. Maar daar wonen juist veel mensen die hun verplaatsingen richting het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest doen, en dan zou je juist van foutieve voorstellingen uitgaan. Dat is net wat we niet willen doen. Dat is wat in de verkeersmodellen ook altijd is gehanteerd. Je moet rekening houden met de volledige context en met alle verkeersstromen. Die verkeersstromen moeten zo realistisch mogelijk worden benaderd. Daarom zeg ik heel duidelijk dat we naar een stijging van 1,8 procent gaan in scenario 3, en dat is het meest ambitieuze scenario dat men heeft opgesteld. De ambitie als dusdanig is dus niet aangepast. We houden vast aan de plannen. Zowel aan de plannen rond de R0, alsook voor het regionaal mobiliteitsplan.
U vraagt ook waaruit blijkt dat men daarmee vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest akkoord mee is gegaan. De administratie Brussel Mobiliteit heeft in een advies op 19 oktober 2022 het volgende gesteld: “Daarnaast stellen wij met tevredenheid vast dat de in de synthesenota beschreven mobiliteitsvisie meer gestructureerd en coherent wordt dan in de vorige versies. In dat verband kunnen we onder meer het volgende opmerken: de nauwkeurigheid van de modal shiftdoelstellingen, en de modulatie van de mobiliteitsuitdaging volgens een typologie van het grondgebied op drie niveaus naargelang van de woningdichtheid, de nabijheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, en de modalshiftdoelstelling, is het belangrijkst voor de gemeenten die aan Brussel grenzen. Ook de toepassing van een tweeschalig MaaS-concept (Mobility as a Service), lokaal en gewestelijk, ziet er veelbelovend uit.”
Ik vind dat een positief advies over de gehanteerde methodologie, een positief advies van de administratie Brussel Mobiliteit als opmerking op de synthesenota die voorafging aan het finale mobiliteitsplan. Ik wil u ook nog meegeven dat onze administratie vorige week een toelichting heeft gegeven aan Brussel Mobiliteit. Tot op heden heb ik daar geen enkel negatief element over gehoord. Ik neem aan dat Brussel Mobiliteit vasthoudt aan de bevindingen die ze in oktober 2022 hebben meegegeven.
Ik moet dus herhalen wat ik de vorige keer heb gezegd: alle lokale besturen binnen de vervoerregioraden die dit hebben goedgekeurd, hebben kennis van deze gehanteerde modal shift. In die zin zie ik dus niet het probleem dat u hier nu van meent te maken. Het is eerder omgekeerd. Als je zou zeggen dat we de Vlaamse Rand zouden moeten beperken tot louter de gemeenten rond Brussel, en met het geografisch gegeven geen rekening zouden moeten houden – namelijk dat die verstedelijkte kern in Brussel zit – dan denk ik dat men deze beslissing niet zou hebben genomen, want dan krijg je een heel ander beeld tussen de Vlaamse Rand enerzijds en Antwerpen of Gent anderzijds. Men heeft juist de volledige kerntekst genomen, zoals altijd gebeurt in de verkeersmodellen. In die zin zie ik geen wijziging in datgene wat in het regeerakkoord is opgenomen.
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, ik heb hier wel wat bijkomende vragen bij.
Minister, dit is natuurlijk materie die zo technisch is dat er waarschijnlijk op dit moment niemand meer aan het luisteren is. Dat was waarschijnlijk al het geval na mijn vraag, voor alle duidelijkheid; het ligt niet aan u. Maar ik vind toch dat de verklaringen waarmee u hier komt, flinterdun zijn. U haalt er nu die verkeersmodellen bij, die er eigenlijk niets mee te maken hebben. U verklaart: “Als we naar de Vlaamse Rand kijken, dan moeten we ook kijken naar Brussel, want er is veel verkeer tussen de Vlaamse Rand en Brussel”. Dat geldt toch voor elke vervoerregio? Dat geldt toch ook voor de vervoerregio Antwerpen of de vervoerregio Gent? Je kunt toch ook alleen maar de mobiliteit in zijn geheel in die vervoerregio bekijken als je rekening houdt met wat er uit de vervoerregio’s daarrond komt? En als de Vlaamse Regering dus in 2019 een scherpere ambitie vooropstelt voor de vervoerregio Vlaamse Rand, Antwerpen en Gent dan voor die andere vervoerregio’s, dan kunt u vandaag echt niet afkomen met de uitleg: “We nemen er nu Brussel bij, want we hadden er niet aan gedacht dat de Rand eigenlijk rond Brussel ligt."
Ten tweede geeft u een aantal cijfers. U zegt: “In Brussel gaat het aantal duurzame verplaatsingen volgens onze berekeningen van 54,5 naar 55,7 procent terwijl het in de Vlaamse Rand zal gaan van 41,5 naar 45,1.” Ik heb u nochtans vorige week uitgelegd dat in de documenten van uw eigen administratie vandaag gesproken wordt van een autogebruik in de modal shift van 73 procent. Nu komt u hier vandaag af met het verhaal dat het minder dan 60 procent zou zijn. Dat is toch totaal niet overtuigend? Ik denk dat uw cijfers van vorige week helaas juister zijn dan de cijfers die u vandaag hebt gegeven. Maar als de modal shift vandaag in de Vlaamse Rand al zo goed was, dan denk ik dat u hier vandaag met een heel andere uitleg kon komen. Dan kon u inderdaad zeggen dat u tenminste nog in de buurt komt van de doelstellingen van het Vlaamse Regeerakkoord. Maar de realiteit is dat u er volgens mij mijlenver vanaf staat. Op een gegeven moment moet een van al die mensen die met dit dossier bezig geweest zijn toch gezegd hebben: “Oké, de 50/50 in de Vlaamse Rand halen we niet, we gaan er Brussel bijnemen.” Maar wat is dan de reële doelstelling voor de Vlaamse Rand? Ik heb nergens kunnen terugvinden dat we gaan naar een modal shift van 45 procent duurzame verplaatsingen in de Vlaamse Rand, wat u hier vandaag nochtans beweert. Ik kijk ernaar uit om die cijfers op een of andere manier bevestigd te krijgen, misschien nog in uw repliek.
Ten slotte mag u mij de documenten overhandigen waarnaar u verwijst, dat verslag met dat zogezegde positieve advies, dat helemaal niet leek te gaan over die modal shift maar over een heel aantal andere aspecten. Ik heb hier de correcties bij het verslag bij waarin staat dat wat u schrijft over die modal shift totaal tegengesteld is aan wat er in de scopingnota staat. Ik vraag mij trouwens af in hoeverre al die procedures niet in het gedrang komen met een plotse wijziging in de modal shift die men hanteert van de scopingnota over het GRUP nu. In hoeverre dat bepaalde procedures kaduuk maakt, zal ik met plezier laten onderzoeken. Tenzij u in uw repliek – en dat is dan uw vierde kans in een week tijd – met overtuigendere informatie komt, vind ik uw antwoorden totaal onvoldoende. Ik snap ook niet dat u dat blijkbaar ondergaat terwijl u ernaar staat te kijken en dat men op een bepaald moment niet bij u is moeten komen, waarop u dan een beslissing hebt genomen. Waarom bent u anders de minister van Mobiliteit?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Bex, voor uw bijkomende vragen. U stelt dat ik nu afkom met die verkeersmodellen. Vorige keer hebt u gezegd dat u het hele regionaal mobiliteitsplan hebt nagelezen, maar we gaan altijd uit van die verkeersmodellen. Ook bij de hele opmaak van het plan, het GRUP R0, is er juist – en zeker vanuit uw fractie – altijd gesproken over die verkeersmodellen. Mijn collega Elke Van den Brandt vroeg zelfs telkens om die verkeersmodellen aan te passen.
Dat is maar om te zeggen dat wanneer je berekeningen maakt om een modal shift te berekenen, je juist gebruikmaakt van die verkeersmodellen. Bij die verkeersmodellen gebruik je wat er allemaal inzit. Ik denk dat we opnieuw de suggestie moeten aanreiken om hier de mensen die die verkeersmodellen allemaal maken en genereren, uit te nodigen, zodat je eens een heel grondige uiteenzetting krijgt over hoe dat wordt berekend.
Alle studiebureaus gaan telkens uit van de verkeersmodellen om de impact van maatregelen, van het beleid dat je voert, te berekenen. Wat heeft men hier nu gedaan? Men heeft enerzijds voor de maatregelen van de mobiliteitsplannen, maar anderzijds ook voor de maatregelen voor het GRUP R0, berekend welke effecten dat heeft op de modal shift. Die berekeningen zijn absoluut geen nattevingerwerk, dat zijn berekeningen conform de verkeersmodellen. Die worden altijd gebruikt.
Dus ik vind het een beetje vreemd dat u zegt dat ik die er plots zou hebben bijgehaald. Die zitten er voor zowel het GRUP R0 als voor het verhaal van het plan-MER, voor het mobiliteitsplan sowieso altijd bij.
Dus we verlagen ook onze ambities niet. Ik weet niet waar u dat haalt. Ik heb u zeer duidelijk de cijfers gegeven voor het scenario 3. Het scenario dat in het mobiliteitsplan van de Vlaamse Rand is weerhouden. Daar kom je finaal tot een aandeel van duurzame verplaatsingen van 53,1 procent, wat zodoende voldoet aan de modal shift. Dat is natuurlijk de blik naar 2030.
De gegevens van verkeersmodellen zijn op basis van de vooruitblik op alles wat in het Planbureau staat, de mogelijke verplaatsingen en dergelijke zijn daar allemaal mee in opgenomen, dus ik snap echt niet waarom u daar een groot probleem in ziet.
Het is conform met wat er in het regeerakkoord is opgenomen. We houden vast aan die ambitieuze doelstellingen rond de modal shift voor Antwerpen, Gent en de Vlaamse Rand. We moeten natuurlijk wel alles in zijn totaliteit en context bekijken en die verkeersmodellen die daarvoor worden gehanteerd, ook geografisch hanteren.
Wat de vergelijking met Antwerpen betreft: de vervoerregio Antwerpen bestaat uit de stad Antwerpen, met daarrond ook heel wat omliggende gemeenten, maar dat is juist het specifieke kenmerk van de stad Antwerpen. Hetzelfde kan ook worden gezegd voor de stad Gent. De vervoerregio heeft een veel diffuser beeld dan alleen die stedelijke context. Dat is ook zo voor Brussel. Dus is het ook logisch dat je het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest daarin meeneemt.
Wat dat betreft, denk ik dat we eerst de verkeersmodellen laten toelichten. Dan hebt u een grondige uiteenzetting van waarom, hoe of wat er daar allemaal in zit, welke criteria men allemaal gebruikt om bepaalde berekeningen te maken. Alleszins wijken wij wat dat betreft niet af van wat er in het regeerakkoord is opgenomen.
U vraagt naar de mening van andere collega’s in de Vlaamse Regering. Het Departement Omgeving heeft het ook mee opgenomen. Daarmee zit het ook in het GRUP R0 Noord. Ik geef het mee omdat u het ook specifiek hebt gevraagd aan collega Weyts. Ik weet alleszins dat de gemeente van collega Weyts hier ook goedkeuring aan heeft gegeven.
De heer Bex heeft het woord, voor een korte slotrepliek.
Ik doe mijn best, voorzitter.
Als er evenveel mist zou zijn op de ring rond Brussel, dan reden alle auto’s op elkaar en hadden we een verschrikkelijke ochtendspits.
Natuurlijk is het niet nodig, om deze discussie te kunnen voeren, dat we eerst de hele verkeersmodellen grondig analyseren. Je hebt verkeersmodellen, je ziet wat die geven qua verplaatsingen. De vraag die zich vandaag stelt is: ga je binnen die verkeersmodellen zoeken naar 50 procent duurzame verplaatsingen in de Vlaamse Rand, of trek je er het hele Brusselse Gewest bij en ga je daar naar 50 procent? Dat is de vraag. Over de verkeersmodellen is er geen enkele discussie, en die zijn in dezen zelfs irrelevant.
Over het feit dat een minister in de Vlaamse Regering mee beslist als zijn gemeente in zijn vervoerregioraad een goedkeuring geeft: dan zijn we echt wel op een bijzondere manier aan politieke besluitvorming aan het doen. Ik blijf in het ongewisse over de concrete modalshiftdoelstelling die onder uw bewind wordt nagestreefd in de Vervoerregio Vlaamse Rand. Ik heb het u tot vier keer toe gevraagd, en u hebt er geen antwoord op gegeven. Ik denk dat u het gewoonweg niet weet. Maar het zal eerder in de richting van de 70 procent zitten, en dat vind ik echt bedroevend. Dat wil dus zeggen dat de Vlaamse Rand met al zijn uitdagingen nog veel, veel minder kan rekenen op de modal shift dan eender welke andere vervoerregio in Vlaanderen. Dat is wel een gebied waar u de verbreding van de ring rond Brussel wilt doorjagen, en waar u vandaag moet toegeven dat de alternatieven rond openbaar vervoer en fietsen er absoluut niet toe zullen leiden dat er een betere modal shift komt.
Voorzitter, collega's, ik zal een motie indienen in de plenaire vergadering. Daarin zal ik een heel simpele vraag stellen: zal deze Vlaamse Regering het regeerakkoord respecteren wat betreft de modal shift-ambities van 50 procent voor de Vlaamse Rand? Ik ben benieuwd of we op dat moment wel een parlementair debat zullen hebben, of de collega’s wel zullen zeggen waarom ze wel of niet vinden dat die ambitie gehanteerd moet worden. Ik moet eerlijk zeggen dat we hier bij de minste opwinding in de krant een paar vragen hebben. Dit is een fundamentele discussie over beleid.
Ik betreur dat er hierover niet wat meer parlementair debat is. Maar dat geheel terzijde, want dat is zeker niet de fout van de minister.
Dank u wel, collega Bex. We zien die motie wel komen.
De interpellatie is afgehandeld.