Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de wachttijden op een Mijn VerbouwLening en een Mijn VerbouwPremie
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, we hebben het er vorige week al over gehad. Mijn VerbouwPremie en Mijn VerbouwLening zijn heel belangrijke instrumenten voor het realiseren van onze doelstellingen om woningen en gebouwen in Vlaanderen energiezuinig te gaan maken. Ik denk dat we zeer goed werk geleverd hebben door de integratie van de premies en door ze inkomensgerelateerd te maken. Anders dan collega Aerts laat uitschijnen in de pers, bereiken we op die manier ook wel mensen met een lager inkomen en stellen we hen in staat om de renovaties door te voeren die noodzakelijk zijn voor hun woning. Bovendien hebben we voor het eerst een doorbraak bij het energiezuinig maken van huurwoningen, wat vele jaren achterwege bleef, en zien we nu dat eigenaars-verhuurders ook de stap zetten door de combinatie van verplichtingen en ondersteuning naar renovatie. Dat is allemaal een goede zaak.
We hebben heel veel hoop en vertrouwen in dat instrument, maar dan moet het natuurlijk wel goed werken. Daar wringt het schoentje een beetje, als we de getuigenissen op het terrein aanhoren. Er zijn heel wat klachten over lange wachttijden, zowel voor de energieleningen bij de energiehuizen, waar we het vorige week ook al voor een stuk over hadden, als voor de uitbetaling van de premies. Vandaar een aantal vragen, minister.
Hoeveel dossiers voor de Mijn VerbouwLening werden er ondertussen ingediend tussen januari 2023 en nu?
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van een dossier, van indiening tot beslissing? Wat is de gemiddelde doorlooptijd van een dossier sinds januari 2023?
In hoeveel dossiers wordt deze doorlooptijd niet gehaald? Wat zijn de gevolgen daarvan? Kan men in beroep gaan als de doorlooptijd niet gehaald wordt? Hoe verloopt dat?
Hoe kijkt u naar een behandeltermijn van zes maanden, zoals het in de praktijk vaak verloopt? Is er een mogelijkheid om die te gaan verkorten? Zo ja, hoe zult u dit aanpakken en wat is de vooropgestelde termijn? Op welke manier zult u de energiehuizen beter ondersteunen om sneller en de dossiers en aanvragen beter te kunnen verwerken? Zullen er meer aanwervingen gebeuren op dat niveau?
De heer Aerts heeft het woord.
Minister, de vereenvoudigingsoperatie van de renovatiepremies en -leningen voor de Mijn VerbouwLening en de Mijn VerbouwPremie verloopt niet van een leien dakje. In 2022 konden een tijdlang geen aanvragen worden ingediend, vanwege de transformatie, met als gevolg dat er dan in het najaar 2022 een stormloop plaatsvond. Dat is al een aantal keer in deze commissie besproken, omdat dat tot wachttijden leidde. Begin mei 2023 bleek bij de bespreking van het rapport van de ombudsman dat er sinds februari verschillende klachten binnen kwamen rond de behandeling van ingediende Mijn VerbouwPremies. U gaf toen aan om te streven naar een behandelingstermijn van gemiddeld vier en maximaal acht maanden om die Mijn VerbouwPremie af te ronden.
Die behandelingstermijn van acht maanden is de uiterlijke en wettelijke termijn. Wie na acht maanden geen bericht heeft ontvangen, heeft dan gedurende een maand de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen het stilzitten via het online loket. Tijdens de bespreking gaf u toen aan dat u dat verder zou opvolgen, maar dat het toen ook nog te vroeg was omdat de termijn van begin oktober op dat moment nog niet voorbij die acht maanden verlopen was.
Ondertussen bereikten ons ook berichten over de Mijn VerbouwLening, waarvoor de wachttijden oplopen. Zo communiceerde Energiehuis West-Vlaanderen (Energiehuis WVl) in Brugge begin juni nog automatisch dat de wachttijd voor een goedkeuring van een aanvraag voor een energielening zeven tot negen maanden bedroeg, wat uiteraard te lang is om op een goede manier een renovatie te gaan kunnen aanvatten. Voor die Mijn VerbouwLening gelden geen maximumtermijnen van behandeling, maar wordt de timing bepaald door het desbetreffende Energiehuis en dan is het uiteraard duidelijk dat zeven tot negen maanden lang is, of liever: te lang is.
Vandaar volgende vragen, eerst over de Mijn VerbouwPremie.
Werden de aanvragen voor de Mijn VerbouwPremie die meer dan acht maanden geleden werden aangevraagd, tijdig behandeld? Zo neen, kunt u dan een inschatting geven van het aantal premieaanvragen die niet tijdig werden behandeld en is daarbij een specifieke regionale spreiding vast te stellen?
Evolueert de behandelingstermijn van premieaanvragen richting de vooropgestelde gemiddelde behandelingstermijn van vier maanden of is er hiervoor nog bijkomende versterking van de energiehuizen noodzakelijk?
Dan kom ik bij mijn vragen wat de Mijn VerbouwLening betreft.
Is die wachttijd van zeven tot negen maanden bij het Energiehuis WVI een uitzondering? Wat zijn de wachttijden voor de Mijn VerbouwLening?
Wat is de gemiddelde doorlooptijd tussen aanvraag en goedkeuring en is dat gelijkaardig voor de verschillende energiehuizen? Is het nodig om specifieke maatregelen te nemen bij de Energiehuizen waar de wachttijden bovengemiddeld lang blijken te zijn?
Mijn laatste vraag is waarom er geen behandelingstermijn voor de Mijn VerbouwLening voorzien werd in tegenstelling tot de Mijn VerbouwPremie en of u dat heroverweegt.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel aan de beide collega’s om de vraag te stellen. Ik moet eerlijkheidshalve meedelen dat collega Tobback ook een schriftelijke vraag had ingediend. Het is de eerste keer – hij sprak me er daarnet over aan – dat we meemaken dat ze nog niet was doorgestuurd, waarvoor onze excuses. We zullen dus tegelijkertijd ook op de vraag van collega Tobback antwoorden. Ik denk dat ze wel bezorgd zal worden, dus mijn excuses daarvoor. Dat is ons nog niet overkomen.
Ik begin misschien met de eerste vraag van collega Bothuyne: hoeveel dossiers zijn er tussen januari 2023 en nu ingediend? Tussen januari en nu waren er 3836 aanvragen voor de Mijn VerbouwLening. Wat de gemiddelde doorlooptijd van een dossier betreft, van indiening tot beslissing: als we kijken naar de geregistreerde gegevens in het kredietbeheersysteem, kan worden afgeleid dat voor alle aanvragen waarover al een beslissing werd genomen, de gemiddelde doorlooptijd 3,4 maanden bedraagt. Deze varieert natuurlijk per energiehuis, maar de gemiddelde doorlooptijd is 3,4 maanden.
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van een dossier sinds januari tot nu? We zitten aan gemiddeld 2,4 maanden doorlooptijd.
In hoeveel gevallen wordt deze doorlooptijd niet gehaald. Wat zijn de gevolgen daarvan? Of is de wachttijd van zeven tot negen maanden bij Energiehuis WVl een uitzondering?
Voor alle aanvragen die tot nu toe werden ingediend en waarover al een beslissing werd genomen, bedroeg de gemiddelde doorlooptijd, zoals ik heb gezegd, 3,4 maanden. In ongeveer 47 procent van de aanvragen werd deze doorlooptijd niet gehaald. Een wachttijd van zeven tot negen maanden, waarnaar wordt verwezen, is dus zeker niet voor elk energiehuis van toepassing. De doorlooptijd wordt niet enkel door het energiehuis bepaald, er spelen natuurlijk verschillende elementen mee. Er is ten eerste de complexere dossierbehandeling door de koppeling aan de Mijn VerbouwPremie. Het aanvragen van de Mijn VerbouwLening is een stuk complexer dan bij de vroegere energielening. Er zijn meer voorwaarden waarvoor bijkomend vaak ook meer stavingstukken opgevraagd moeten worden. Pas daarna kan het energiehuis overgaan tot analyse. Door de inkanteling vanaf midden oktober van de aanvraag van Mijn VerbouwLening in het Mijn VerbouwPremieloket zal deze complexiteit wel verdwijnen.
Daarnaast is het zo dat voor de leningsaanvragen die afkomstig zijn van particulieren die behoren tot de laagste inkomenscategorie, er ook een advies van het OCMW voorgelegd moet worden. Dat is natuurlijk een extra last. Ik begrijp ook heel goed dat OCMW’s het heel druk hebben, maar de snelheid waarmee dit advies wordt afgeleverd, varieert ook van OCMW tot OCMW en is ook afhankelijk van de interne procedures die bij zo’n OCMW worden gehanteerd. De energiehuizen hebben natuurlijk op die twee bovenstaande elementen geen impact, maar het is duidelijk dat deze wel een grote rol spelen in de behandeltermijn van een leningsaanvraag. Zoals ik heb gezegd, komen we aan het eerste tegemoet door de inkanteling van de Mijn VerbouwLening in het Mijn VerbouwPremieloket waardoor de complexiteit verdwijnt. Op het tweede element, de snelheid waarmee een OCMW te werk gaat, hebben we minder vat en het Energiehuis ook niet.
Het is ook zo natuurlijk – en dat is op zich wel goed – dat de VerbouwLening, net zoals de Mijn VerbouwPremie, een ongezien succes kent. Daarom hebben we ook de kapitaalsmachtiging voor 2023 verhoogd met 400 miljoen euro, van 172 miljoen naar 572 miljoen euro.
Kan men in beroep gaan als de doorlooptijd niet gehaald wordt? Neen, er is geen beroepmogelijkheid tegen de behandeltermijn, maar zoals ik eerder heb gezegd, ligt het niet alleen aan de energiehuizen zelf, maar spelen er andere factoren mee.
Tot aan de introductie van de Mijn VerbouwLening heeft zich nooit een probleem inzake behandeltermijn door de energiehuizen gesteld, dus bij de reglementaire uitwerking van de Mijn VerbouwLening kwam dit niet naar boven als een aandachtspunt. Behandeltermijnen van zes maanden zijn inderdaad wel te lang. Idealiter is dat maximaal drie maanden. Ondertussen is het wel zo dat de Energiehuizen meer vertrouwd geraakt zijn met de Mijn VerbouwLening, waardoor de behandeling ook sneller en vlotter gaat. Ook de instroom van nieuwe aanvragen stabiliseert zich, waardoor men er ook in slaagt om die achterstallen weg te werken.
Ik denk niet dat oplossing ligt in het opleggen van een behandeltermijn, maar wel in het ervoor zorgen dat dossieraanvragen, ten eerste, volledig zijn wanneer ze worden ingediend, dat alle stukken al aanwezig zijn zodat de analyse van de voorwaarden dan ook eenvoudig en snel kan gebeuren, want als het dossier niet volledig is, moet er worden teruggekoppeld en moeten de mensen op zoek gaan naar stavingsstukken enzovoort.
Vandaar dat momenteel hard gewerkt wordt aan het uitbreiden van het Mijn VerbouwLoket, waardoor zowel de Mijn VerbouwPremie, als de Mijn VerbouwLening kunnen worden aangevraagd en dit vanaf midden oktober 2023. Ik denk dat dat wel een heel belangrijk element zal zijn om dat probleem te kunnen verhelpen. Het loket zal de standaardmanier zijn om een aanvraag in te dienen, en enkel aanvragen die alle noodzakelijke stukken bevatten, zullen dan ook worden aanvaard. Bij het indienen van de aanvraag zullen meteen ook alle noodzakelijke authentieke bronnen kunnen worden geconsulteerd, waardoor de beoordeling over het al dan niet voldoen aan de voorwaarden heel snel kan gebeuren. Deze werkwijze zal dan ook een zeer aanzienlijke vermindering van de werklast en dus ook tijdswinst met zich meebrengen. Dat komt eraan.
Daarnaast heeft de Vlaamse Regering ondertussen ook via het verzamelbesluit, dat op 16 juni definitief werd goedgekeurd, ingestemd met een beperktere invulling van de doelgroep waarvoor een OCMW-advies noodzakelijk is. Dat hebben we ook beperkt. Een OCMW-advies is enkel nog noodzakelijk voor doelgroep 4 in plaats van voor doelgroep 3 en 4. Dat gaat natuurlijk ook wel voor een aanzienlijk aandeel van de aanvraagdossiers tijdswinst kunnen opleveren en ook voor de OCMW’s betekent dit minder dossiers. Dus we gaan nog de strikt noodzakelijke doelgroep, die doelgroep 4, voorleggen aan de OCMW’s. Dat lijkt me wel nog noodzakelijk. Dan hopen we dat met die zaken de energiehuizen sneller kunnen beslissen.
Vanuit de Vlaamse overheid zijn extra budgetten vrijgemaakt voor versterking door externe deskundigen, die op korte termijn ook kunnen bijspringen. Vanaf het moment dat we de eerste signalen hadden van die energiehuizen, zijn we onmiddellijk gaan schakelen. Daarnaast is ook het budget dat voor de werking van de energiehuizen bestemd is, aanzienlijk verhoogd, en dit met een horizon tot 2026. Het aanvankelijk voorziene budget voor de vergoeding van de basistaken steeg in 2022 van 4,8 naar 6,4 miljoen euro. In 2023 werd het verder verhoogd tot ruim 16 miljoen euro. Bovendien is er voor bijkomende begeleidingsmaatregelen voor 2023 ook 7,7 miljoen euro voorzien. In 2024 wordt dat nog eens aangevuld met 5 miljoen euro voor de opstart van Mijn VerbouwBegeleiding, voor basis en EPC. Hierdoor zal in 2024 het budget bijna 29 miljoen euro bedragen, wat een zesvoud is van het startbudget in 2022. Ik denk dat het niet meer dan normaal is dat we die energiehuizen ook versterken, gezien de richting en de vele aanvragen die er ook zijn en komen. Het is ook wel zo – en dat hoor ik ook vanuit de energiehuizen – dat ze geconfronteerd worden met een algemeen gekend probleem om geschikt personeel te vinden dat ze op korte termijn kunnen inzetten, vandaar dat er ook in eerste instantie met externe deskundigen is gewerkt om op korte termijn zoveel mogelijk te kunnen doen.
Dan was er de vraag van collega Aerts of de Mijn VerbouwPremies die meer dan acht maanden geleden werden aangevraagd, tijdig behandeld werden. Alle dossiers van de Mijn VerbouwPremie worden inderdaad binnen een termijn van acht maanden behandeld. Voor alle aanvragen die tot nu toe al beslist zijn, bedraagt de gemiddelde doorlooptijd 4,5 maanden. Dat is al een stuk sneller dan bij de vroegere renovatiepremie, waarvoor de gemiddelde doorlooptijd 7,3 maanden bedroeg. Momenteel werd ruim 43 procent van de in totaal 106.000 ingediende aanvragen ook al beslist.
Er werden 106.000 aanvragen ingediend, goed voor ruim 2,5 keer meer dan het budget dat we hadden voorzien. Op zich is het natuurlijk wel heel goed dat men massaal aan het renoveren is. Dat is positief voor onze doelstelling inzake energiebesparing en ik zal er dan ook samen met collega Diependaele voor zorgen dat iedereen die een geldige aanvraag indient en voldoet aan de voorwaarden, zijn verbouwpremie krijgt en ontvangt. Burgers moeten dus zeker geen schrik hebben dat het budget door een lange behandeltermijn, of wat dan ook, uitgeput zou zijn.
Momenteel is het zo dat slechts 1,6 procent van de dossiers niet binnen die acht maanden behandeld wordt. Uit een steekproef kunnen we afleiden dat het overgrote deel van de dossiers die niet binnen de acht maanden werden beslist, ook nog een actie van de aanvrager zelf vereiste, zoals bijvoorbeeld antwoorden op vragen of aanleveren van bijkomende stukken. We geven de aanvrager daarvoor ook ruim de tijd en op vraag van de aanvrager kunnen we de antwoordtermijn nog verlengen.
Deze klantvriendelijkheid heeft natuurlijk ook een keerzijde en verhoogt dus het risico dat een dossier niet binnen de acht maanden kan worden behandeld, maar dat is echt wel een heel klein deel van het totaal aantal dossiers, dat is die 1,6 procent. De reden waarom we ook ruim de tijd geven aan de aanvrager om de stukken aan te leveren, is dat we natuurlijk willen dat zoveel mogelijk mensen in aanmerking komen voor die premie.
Uiteraard worden dossiers ook maximaal behandeld volgens het FIFO-principe (first in, first out) behandeld en zijn er geen regionale verschillen in de behandelingstermijn. Alle dossiers worden digitaal ingediend en in dezelfde applicatie behandeld door medewerkers van Wonen in Vlaanderen, het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) en Fluvius.
Sinds mei stellen we een afbouw vast in de dossierbehandeling. Het overgrote deel van de grote bulk aan aanvragen ingediend in 2022 werd ondertussen behandeld. De administraties van Wonen in Vlaanderen, het VEKA en Fluvius hebben mij bevestigd dat de behandeltermijn stilaan begint in te korten. Een behandeltermijn van minder dan vier maanden in de loop van 2024 is op basis van de prognoses zeker ook haalbaar.
Op dit moment is het nog te vroeg om te beslissen of het team van dossierbehandelaars al dan niet versterkt moet worden. Dit wordt sowieso van nabij opgevolgd door de verschillende administraties, ook samen met mijn kabinet en het kabinet van collega-minister Diependaele. We zullen dan ook dit jaar samen met collega Diependaele evalueren of het noodzakelijk is dat we die zestien tijdelijke dossierbehandelaars – want we hebben die zestien extra mensen aangeworven – gaan verlengen of niet. Dat is zeker en vast een optie, maar we gaan natuurlijk eerst een evaluatie maken in hoeverre het nodig is. Ik wil er ook nog even op wijzen dat de energiehuizen niet instaan voor de behandeling van aanvragen voor de Mijn VerbouwPremie, dat gebeurt dus door Wonen in Vlaanderen, het VEKA en Fluvius. Dat wou ik nog volledigheidshalve meegeven.
Ik heb geprobeerd om zo nauwkeurig mogelijk te zijn. En nogmaals mijn excuses aan collega Tobback.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel voor het zo volledig mogelijke antwoord, minister. Ik denk dat u alleszins oor hebt voor het probleem dat gesignaleerd wordt. Als mensen gaan verbouwen, vragen ze offertes aan. Die offertes hebben een beperkte geldigheidsduur en dan is het belangrijk om te weten of men al dan niet de nodige financiering bij elkaar krijgt, conform het bedrag dat die offertes vertegenwoordigen. Dan is een doorlooptijd van zeven of acht maanden uiteraard bijzonder moeilijk om mee te werken, zeker het voorbije jaar, waarbij we geconfronteerd werden met serieuze stijgingen zowel bij de grondstoffen als bij de loonkost voor aannemers waardoor offertes niet lang geldig waren. Dat was nogal problematisch voor wie wou bouwen of verbouwen. Ik denk dus dat uw inspanningen om die doorlooptijd in te korten, heel positief zijn.
U zegt dat er 3836 Mijn VerbouwLeningen zijn aangevraagd. Allicht zal daar wel een dalende tendens in te zien zijn de voorbije maanden? Enerzijds door de algemene economische situatie maar vooral ook door de rentes die gekoppeld worden aan de Mijn VerbouwLening. U weet dat ik al x aantal keren gepleit heb om zeker voor de laagste inkomensgroepen terug het renteloze karakter te gaan garanderen voor de Mijn VerbouwLening, zodat zij niet geconfronteerd worden met enige financieringskosten bij de renovaties die we willen gaan bewerkstelligen. Ik hoop dat u dat bij de begrotingsbespreking gaat meenemen en op die manier ook een voorstel kunt doen aan de Vlaamse Regering dat ervoor zorgt dat Mijn VerbouwLening voor de laagste inkomens effectief renteloos is en ook blijft.
Ik ben ook blij dat u werkt aan die administratieve vereenvoudiging. Ik had al het voorstel om het advies van het OCMW af te bouwen of niet meer op te vragen, maar ik heb begrepen dat dat op die manier voor een deel niet meer zal gebeuren en we op die manier snelheid kunnen gaan maken. Dat is een goede zaak.
Tot slot, 106.000 aanvragen voor Mijn VerbouwPremie wil zeggen dat de verbouwings- of renovatiemotor in Vlaanderen zeker niet stilvalt. Een paar weken geleden had u nog de honderdduizendste premie aangekondigd. Ondertussen zitten we aan 106.000, wat erop duidt dat de Vlamingen wel blijven renoveren. Vorige week had collega Aerts, ondanks het feit dat hier in de commissie andere cijfers werden meegedeeld, gezegd dat die premie voornamelijk gaat naar hogere inkomens. Uit cijfers die u vorige week gaf in deze commissie, blijkt eigenlijk het tegenovergestelde: dat we wel degelijk de lagere en middeninkomens bereiken met deze premie. We hebben het altijd over het aantal premies dat gevraagd wordt, maar de inkomensgerelateerde premie zorgt ervoor dat de premie hoger is voor lagere inkomens. Uit de cijfers van de budgettaire massa zal ook blijken dat er gewoon meer geld gaat naar lagere inkomens dan naar de hogere inkomens. Het zou misschien interessant zijn om ook die cijfers te krijgen, zodat we weten waar het belastinggeld naartoe gaat en op welke manier de lagere inkomens effectief ondersteund worden bij hun renovatieplannen.
De heer Aerts heeft het woord.
In verband met de Mijn VerbouwLening ben ik, net als collega Bothuyne, benieuwd of er een evolutie was op het moment dat het renteloze karakter ervan geschrapt werd. Collega Bothuyne zei dat hij hoopt dat ze renteloos blijft, maar ze is ondertussen niet meer renteloos. We moeten niet meer zeggen dat ze renteloos moet blijven.
In het parlement is wel heel duidelijk verkondigd in de plenaire vergadering – ik herinner het me nog zo – dat het een renteloze lening zou zijn, maar het is dus geen renteloze lening. Ik ben inderdaad ook wel benieuwd of dat een push teweeggebracht heeft op het moment dat het renteloze karakter ging worden geschrapt en of er nadien een terugval geweest is in het aantal leningen. Ik denk dat dat belangrijk is, want niet iedereen kan er een lening bij nemen, maar als ze dan ook nog eens niet meer renteloos is, vallen er nog meer mensen uit de boot.
Het is goed dat de groep die een OCMW-advies nodig heeft, kleiner wordt gemaakt, zodat dat minder bepalend is. Ik begrijp dat er ook vertrouwdheid bij die energiehuizen is, waardoor het vlotter gaat. Dat is evident, maar dat zijn allemaal zaken die geen oplossing zijn voor wat begin juni door het West-Vlaamse energiehuis – ik heb alleen dat voorbeeld – gecommuniceerd is in verband met de wachttijd van zeven tot negen maanden. Dat gaat niet over hoe complex uw dossier is, over hoe volledig het is, dat is gewoon een standaard out-of-officebericht, bij wijze van spreken: ‘Het gaat zeven tot negen maanden duren.’ U hebt naar de gemiddelde termijnen verwezen. Hebt u signalen gekregen van andere energiehuizen waar iets gelijkaardigs speelt of is daar vandaag geen zicht op en wordt er vooral naar die gemiddelden verwezen?
In verband met de Mijn VerbouwPremie – ik was inderdaad vorige week niet in de commissie, ik heb wel nadien het verslag kunnen lezen – heb ik een heel aantal berekeningen moeten uitvoeren met de beschikbare informatie om te komen tot die conclusie. Ik ben niet over een nacht ijs gegaan. Ik voelde aan dat er iets niet klopte in de cijfers, ik voelde aan dat er iets niet klopte in de bewering dat er zoveel premies gaan naar de mensen die het het moeilijkst hebben.
Wat is een eerste vaststelling daarbij? De doelgroep 3, die van de zogezegd laagste inkomens, gaat over 70 procent van de bevolking. Collega Tobback heeft in zijn schriftelijke vraag ook meer concreet gevraagd naar het inkomenskwintiel, naar wie van de aanvragers van de renovatiepremie in welke groep zit en hij heeft het antwoord gekregen dat die informatie niet beschikbaar is.
Ik ben dan een stap verder gegaan. Ik dacht het dan misschien zelf te berekenen, want het inkomenskwintiel moet je niet aanduiden op het aanvraagformulier. Wat moet je dan wel aanduiden? Je moet aanduiden wat je gezinssituatie en je inkomen is. Ik dacht die vraag schriftelijk te stellen, zodat we dan nadien zelf kunnen reconstrueren op basis van de aangevraagde dossiers en zelfs de toegekende subsidiebedragen. Ik heb inderdaad niet alleen een vraag gesteld naar het aantal aanvragers maar ook naar de subsidiebedragen. Ik heb dan een maand gewacht, maar ik heb mijn antwoord wel tijdig gekregen. Ik had op de laatste dag het antwoord dat ik die informatie op de website kon vinden. Die website geeft dan alleen maar de informatie tot 31 december van vorig jaar en is dus hopeloos verouderd – er staan zelfs nog heel veel premies niet op – en geeft niet die informatie over de gezinssamenstelling.
Met andere woorden, u zegt wel dat meer dan de helft van de premies terechtkomt bij de mensen die het het meest nodig hebben, maar u kijkt dan alleen naar de doelgroep, die een heel ruime groep is. Op basis van mijn gegevens, waarbij ik de combinatie maak van de samenstelling van de gezinnen en hun inkomen en de prognoses die de Klimaatcommissie heeft gelanceerd tijdens een gedachtewisseling, kom ik erop uit dat meer dan de helft van de premies voor energiebesparende maatregelen bij de 30 procent rijksten terechtkomt. Dat is mijn vaststelling bij de informatie die ik krijg. Onze job is om dat te controleren. Het is duidelijk dat er een heel grote wil is om dat te controleren, maar dan hebben we wel die informatie nodig.
Bij je aanvraag moet je aangeven wat je gezinssamenstelling is, bij je aanvraag moet je ook aangeven wat je inkomen is, dus begrijp ik niet dat wij als parlementsleden die informatie niet kunnen krijgen om nadien ook effectief te controleren of uw beweringen wel effectief kloppen. Volgens mijn berekeningen kloppen ze tot hier toe niet, maar ik zou ze heel graag berekenen op basis van de gegevens die er vandaag zijn. Ik reken eigenlijk nog altijd op antwoorden op die schriftelijke vraag. Ik heb ook bij de parlementsvoorzitter aangekaart dat ik reken op die antwoorden, want die informatie is er en die moet ons ook in staat stellen om te controleren of uw stelling klopt, namelijk dat de minste begoede mensen er hun voordeel bij hebben, of dat mijn stelling klopt dat het niet zo is en dat er vooral heel veel mattheuseffecten aan het spelen zijn.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, het is inderdaad logisch dat het parlement nu uitzoekt of probeert samen met u in de gaten te houden of die Mijn VerbouwPremie en -Lening ook het beoogde effect behalen. Het heeft geen zin om overheidsgeld uit te geven aan een doelstelling die we dan niet kunnen halen, maar vooralsnog lijkt het daar niet op en is de bijsturing die gebeurd is wel degelijk succesvol in meerdere of mindere mate, afhankelijk van wie er naar kijkt.
Dan kom ik bij de laatste vraag van collega Aerts. Er is natuurlijk een verschil tussen het aantal premies dat uitgekeerd wordt en de hoogte van het bedrag, met andere woorden, het totale budget met de bedragen die aan de verschillende categorieën gespendeerd wordt.
Er is echter in de vraagstelling nog een element dat ik mis. We merken op het terrein toch ook dat de termijn tussen aanvragen en terugbetaling – of realisatie van terugbetaling, maar die termijn valt wel mee –, dat de termijn vanaf de opstart van een project tot de terugbetaling een grote periode is en niet iedereen kan dat bedrag voorfinancieren. Dus is mijn vraag, minister, niet naar meer cijfers, maar meer een beleidsmatige vraag. Is het mogelijk om een systeem van voorfinanciering of derdebetalerssyteem te overwegen, zodat ook die kloof tussen wie kan voorfinancieren en wie niet, nog meer gedicht wordt? Ik denk dat op die manier ook het succes bij de laagste inkomenscategorieën nog spectaculair kan stijgen.
De heer Tobback heeft het woord.
Dank u wel aan collega Schiltz voor het feit dat de geesten blijkbaar beginnen te rijpen en ze vaststellen dat voorfinanciering inderdaad nodig is voor een heel grote groep die op dit moment helemaal niet in staat is om dit soort modellen te gebruiken.
Ik ging de minister bedanken voor het antwoord, maar ik hoop natuurlijk dat het antwoord dat ik krijg, nog grondiger en vollediger zal zijn, want de vraag was ook iets uitgebreider. Ik ga positief beginnen. Het is logisch dat er een aantal kinderziektes zijn bij het invoeren van een nieuw systeem. Het is logisch dat men op een moment dat er grote actuele belangstelling is voor renovatie en een grote druk, wat moet bijsturen. Ik vind het een goede zaak dat men dat onder ogen ziet, maar in ieder geval zullen we in de volgende maanden kijken wat de evolutie van die behandelingstermijnen is.
Het gaat er hem natuurlijk niet alleen over om zo snel mogelijk uit te geven en zoveel mogelijk uit te geven. Het gaat het er hem ook over om te evalueren en zowel mijn vragen als die van collega Aerts zijn erop gericht om te evalueren wat nu de echte impact is van die leningen. Als de Vlaamse overheid leningen moet subsidiëren aan mensen die ook zonder die lening zouden hebben verbouwd, zijn we ons geld niet per se nuttig aan het besteden. Dan kunnen we misschien beter proberen een instrument te vinden zodat het terechtkomt bij de mensen die niet uit zichzelf zouden renoveren. Ik denk dus dat het belangrijk is dat we in de komende periode gaan bekijken bij wie het nu effectief allemaal terechtkomt, dat we een beleidsevaluatie doen naar de echte impact hiervan, dat we bijvoorbeeld ook eens kijken naar de versnelling van de renovatiegraad, want als er geen versnelling van de renovatiegraad is, zijn we inderdaad geld aan het uitgeven om geen effect te hebben. Ik denk dus dat dat belangrijk is.
Mijn schriftelijke vraag was misschien wel een aanvullende vraag. Ik ben inderdaad nogal benieuwd naar de evolutie van die aanvragen, niet alleen op het moment dat het niet meer renteloos wordt, maar ook globaal genomen. Wat is de evolutie van die aanvragen in de voorbije maanden en weken, desnoods week na week, van die verbouwleningen? Wat is de inschatting daarvan? Wat projecteert men naar de toekomst zelf bij de Vlaamse overheid? Waar zijn de bijkomende instrumenten die we kunnen vinden om die renovatiegraad echt gevoelig op te trekken? Ik denk dat het nogal evident is dat dat echt nodig is. De lessen die we hieruit trekken, moeten daarvoor dienen, want dat is natuurlijk de bedoeling van beleidsevaluatie
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, we hebben bij de ad-hoccommissie Energie- en Klimaatplan gehoord dat de subsidiëring van energieslechte woningen, eigenlijk een oversubsidiëring is.
We hebben daar ook gehoord – we hebben dat al aangegeven – dat de renteloze lening maar voor een deel van de inwoners is, omdat een heel deel mensen gewoon niet in aanmerking komt om überhaupt een lening vast te krijgen, of ze nu renteloos is of niet. Want ja, zoals al is gezegd, ze is niet renteloos. Er is een variatie van 2 procent. Dus, hoe hoger de rentes tegenwoordig worden, hoe hoger ook de rentes gaan zijn bij de renteloze leningen.
Wordt er geëvalueerd dat de meeste renovaties gebeuren aan de huizen die het meest energierenovatie nodig zouden hebben? In welke mate hebt u daar vat op? Het gaat over berekende besparingen. In de bewuste commissie, waar ik daarnet over sprak, is ook al aangegeven dat de renovatie wel wordt doorgevoerd, maar dat de besparing aan energie meestal in redelijk wat gevallen gelijk blijft als voordien. Het is alleen de ruimte die wordt vergroot. Dus, de besparing op zich is niet aan de orde, wel het comfort van de woningen. Dat kan ook alleen maar bij personen of mensen die een voldoende groot inkomen hebben.
Nogmaals, hoe wordt er geëvalueerd omtrent de woningen die renovatie het meest nodig hebben? Welke cijfers hebt u daarvan? Wordt dat opgevolgd?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik ben altijd voorstander geweest van meten is weten. Op basis daarvan ga je beleid maken en beleid bijsturen.
De vragen op zich zijn uiteraard interessant, van alle vraagstellers, maar ik denk niet dat we moeten verwachten dat we nu plots alle resultaten en alle gegevens hebben, want die moeten van onderuit komen. Er moet dus een stroom naar boven komen, dan moet dat worden verwerkt, enzovoort. Als je dan bovendien een trend wilt bekijken, dan moeten we toch een zeker aantal maanden kunnen hebben.
De basis is dat we inderdaad hebben gekozen voor systemen als energiepremies of energieleningen. Daardoor zijn de mensen inderdaad aan het renoveren. Ik ga me niet uitspreken of het er nu veel of weinig zijn, maar ze zijn aan het renoveren. Ze vragen premies aan, de energiehuizen worden overstelpt, enzovoort, enzovoort. Ik vind dat een goede start. Want daar doen we het voor. Gaat dat effect hebben op de globale uitstoot van de woningen? Voldoen we daarmee aan de renovatiegraad? Ik denk dat het nog iets te vroeg is om dat te zien. Maar uiteraard, de cijfers zijn wel superbelangrijk om dat achteraf te gaan evalueren. Als we inderdaad zien dat we, als ik het zo mag uitdrukken, een miljard euro hebben uitgegeven en dat de renovatiegraad niet is versneld en de uitstoot voor woningbouw niet is verminderd, ja, dan moet het beleid gaan bijsturen.
Ik ben echter niet akkoord met direct te focussen op het feit dat het geld verkeerd zou zijn toegekomen bij die groepen die het niet nodig hebben of dat die mensen het niet doen omwille van energiebesparing maar als een vorm van comfort. Ik ben er niet mee akkoord om nu al deze stelling te poneren. De groepen zijn duidelijk gedefinieerd. De mensen die het echt niet nodig hebben, komen niet in aanmerking. De mensen die het echt niet nodig hebben, hebben, denk ik, ook het geduld niet om de procedure te doorlopen. Ze zeggen gewoon dat ze het doen, omdat ze dat willen. In die context ben ik nog vrij gerust.
Het is ook zoals collega Schiltz zegt, dat je niet enkel moet kijken naar het aantal dossiers, maar dat je er ook rekening mee moet houden dat iedereen die in de laagste inkomensgroep zit, beduidend meer kan krijgen als premie. Het is de eerste keer dat we premies invoeren rond energierenovatie die inkomensgerelateerd zijn. Zo was het vroeger niet. Vroeger was het voor iedereen gelijk, als ik het zo mag uitdrukken, maar nu is het echt voor een stuk inkomensgerelateerd. Ook de andere maatregelen zijn dat. Ik vind dat een goede stap.
Liggen die inkomensgrenzen juist? Moeten ze aangepast of verbeterd worden? Dat is het meten en weten. Dat is het beleid dat je moet voeren op basis van de gegevens die je binnen x aantal tijd gaat binnenkrijgen. Maar om dan te concluderen, zoals collega Pieters zegt, dat het waarschijnlijk meestal terecht zal komen bij mensen die het niet nodig hebben en die het dan eerder aanwenden voor comfort, daar twijfel ik heel sterk aan.
Minister Demir heeft het woord.
Er zijn opnieuw heel wat vragen. Ik zal beginnen met collega Aerts. De stormloop bij de Mijn VerbouwLening is niet het gevolg van een tijdelijke stop in de zomer van 2022, maar is er omdat deze lening veel voordeliger is en iedereen liever een Mijn VerbouwLening wilde aanvragen. Tussen september en eind januari waren er gemiddeld 2500 leningen per maand. Sinds 1 februari is er een rente van 2,25 procent en is het gemiddelde 1400 per maand.
De rentekost van de lening zal worden besproken bij de begrotingsopmaak in de Vlaamse Regering. Het was inderdaad renteloos, zolang die wettelijke rente onder de 4 procent bleef. De wettelijke rente is gestegen naar 5,25 procent. Daarom is er nu een rentekorting van 3 procent.
Collega Bothuyne stelde een schriftelijke vraag op 26 mei. Daarin hebben we per energiehuis de gemiddelde doorlooptijd meegegeven. Het is bezorgd aan het Vlaams Parlement. Collega Aerts kan daarnaar kijken en vergelijken.
Tot en met april 2023 werden er meer dan 100.000 premieaanvragen ingediend. We verwachten er tegen eind dit jaar zo’n 200.000. We zien dat deze premie terechtkomt bij de mensen die dat het meest nodig hebben, daar blijf ik bij. We zien in de goedgekeurde dossiers dat doelgroep 3 60 procent van het premiebudget ontvangt. We denken dat dit nog zal verhogen omdat we nog een inhaalbeweging moeten maken. De dossiers van doelgroepen 1 en 2 waren iets vollediger of compacter dan die van doelgroep 3. Maar als we vandaag kijken naar het totale budget, zien we dat 60 procent naar doelgroep 3 gaat.
Mijnheer Aerts, u doet alsof de andere doelgroepen uit rijke mensen bestaan. Maar meestal gaat dat over tweeverdieners, gezinnen waarvan beide partners werken. U moet opletten met uw communicatie. Ik heb die communicatie gezien. Ik heb daarover veel mails ontvangen van gezinnen waarvan beide partners uit werken gaan en onder doelgroep 1 of 2 vallen. Aangezien we rekening houden met een bepaald loon gaat het vaak om gezinnen waarin beide partners gaan werken. En ja, ik vind het inderdaad niet meer dan normaal dat we ook die mensen ondersteunen. Voor hen is het ook moeilijk om te renoveren.
Als we kijken naar het totale aandeel van de premies, zien we dat doelgroep 3 op dit moment 60 procent van het premiebudget ontvangt. We denken dat dat alleen nog maar kan verhogen omdat we daar met een aantal complexere dossiers zitten die nog moeten worden bijgewerkt. Tot die twee andere doelgroepen behoren niet Willy Naessens of de heer Huts, maar wel gezinnen waarvan beide partners werken en waar er dus twee inkomens zijn. Het gaat dus niet over de rijke mensen. Dat was echter wel de teneur van uw persbericht en ik denk dat heel wat mensen daar ‘not amused’ mee waren, want we hebben daar wel wat reacties op gekregen. Ik zou daar dan ook mee opletten.
We hebben voldoende aandacht voor die moeilijke doelgroep. Van het totaal aantal premies gaat vandaag 60 procent naar hen en wellicht zal dat nog verhogen. Gelieve toch wel op te letten met de teneur van de berichtgeving. De tweeverdieners zijn de uitgeperste citroenen van onze samenleving. Ik zie ze elke ochtend aan de schoolpoort staan. Het is ongelooflijk. Tweeverdieners moeten zich haasten, de kinderen op school afzetten, dan gaan werken en weer thuiskomen. Ook voor hen is het leven heel duur. Meestal hebben zij recht op heel weinig kortingen. Ik vind het heel terecht dat deze regering die mensen de nodige ondersteuning geeft.
Ik betreur wel de standaardmails waarnaar u verwijst van de energiehuizen die al een doorlooptijd van zeven tot negen maanden hebben. Dat is jammer. Ook voor de dienstverlening is dat moeilijk. We zien dat die zeven maanden betrekking hebben op toch zeer complexe dossiers.
De werkelijke energiebesparing volgen we op het algemene niveau, collega Pieters. Op individueel niveau is dat privacygewijs niet simpel, daarom is dat op algemeen niveau. Er gaat wel altijd een energiebesparing mee gepaard. Soms worden er inderdaad meerdere ruimtes verwarmd, hoewel we de laatste jaren zien dat mensen heel slim en spaarzaam omgaan met energie.
Ik ben het er wel niet mee eens wanneer u zegt dat renoveren geen energiebesparing oplevert. Dat is namelijk wel het geval. Isoleren, het plaatsen van dubbel glas is de basis, het abc dat moet gebeuren. We hebben veel oude woningen, ik vind het dan ook normaal dat we dat massaal ondersteunen.
De schriftelijke vraag was zeer uitgebreid, mijnheer Tobback. Het antwoord komt eraan. Bij dezen bied ik mijn verontschuldigen aan. Het is de eerste keer dat we het meemaken. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben nu al benieuwd naar de gegevens van collega Tobback, om verder te kunnen gaan in de discussie en uit te kunnen klaren of we effectief de juiste doelgroepen bereiken op de juiste manier. (Opmerkingen)
We mogen het niet onderschatten. Dat eigenaar-verhuurders premies aanvragen is uiteraard ook goed voor wie huurt en dat zijn vaak mensen met een lager inkomen. Het is niet omdat een premie naar een eigenaar-verhuurder gaat, dat de baat van de energiebesparing niet naar iemand met een lager inkomen kan gaan. Ook daar zit wel nog wat vertekening op het beeld.
De vraag ging in eerste instantie over de doorlooptijden en de wachttijden. Ik ben blij met de initiatieven die de minister neemt om die zo kort mogelijk te maken, zowel voor de lening als voor de premie, waarvoor dank. Het is positief dat er goed wordt samengewerkt met zowel de energiehuizen, Fluvius als het VEKA. Het is belangrijk om de doorlooptijden daar zo kort mogelijk te maken en er blijvend op in te zetten.
Hopelijk kunnen we op termijn voor de energielening het renteloze karakter weer garanderen voor die lagere inkomensgroepen. Allicht zou een meer fijnmazige inkomensgroepverdeling ook nuttig kunnen zijn om nog gerichter te kunnen steunen met de Mijn VerbouwPremie. Allicht wordt dat voer voor discussie in de komende maanden.
De heer Aerts heeft het woord.
Collega Gryffroy zegt dat meten weten is. Misschien is het nu echter nog te vroeg. Er zijn nu 106.000 premies uitgereikt. We zijn negen maanden ver. Het is tijd om te gaan evalueren.
Die gegevens moeten gewoon beschikbaar worden gemaakt. Minister, u zegt dat 60 procent van het budget naar doelgroep 3 gaat, maar die doelgroep 3 omvat wel 70 procent van de bevolking. Daar zit een vertekening op.
Een aantal collega’s hebben mij gezegd dat ik niet naar het aantal premies moet kijken, maar naar de bedragen. Wel, ik heb op basis van de prognoses naar de bedragen gekeken, niet naar de aantallen, maar naar de bedragen. En dan kan ik, op basis van uw eigen prognoses, niet anders dan vaststellen dat meer dan 50 procent van de premies voor energiebesparende maatregelen terechtkomt bij 30 procent van de bevolking.
En dan mag u zeggen dat we niet alles bij iedereen moeten afpakken. Nee, maar ik verwacht wel dat deze regering zich erop focust renovaties te stimuleren bij wie het vandaag niet kan betalen. En daar is een renteloze lening absoluut een belangrijk middel in, maar ook die premies zijn daarin belangrijk. Maar laat ons dan wel in de eerste plaats en vooral focussen op de mensen die het anders niet rondkrijgen en dat zijn niet die 30 procent rijkste gezinnen van Vlaanderen.
Ik hoop echt dat we meer gegevens krijgen, zodat we die evaluatie kunnen maken, want op deze manier blijft het voor ons gissen op welke cijfers u zich baseert. Het lijkt absoluut niet te kloppen en dat lijkt ook in overeenstemming te zijn met al het wetenschappelijke onderzoek dat in het verleden is gebeurd. Met de renovatiepremies zijn er vooral mattheuseffecten: ze komen niet terecht bij wie ze het meest nodig heeft. We zullen dat blijven onderzoeken. (Opmerkingen)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.