Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Dit was een vraag voor de commissie Binnenlands Bestuur die naar hier verschoven is. Zo zie ik direct ook eens hoe een andere commissie te werk gaat, waar ik dan weer uit kan leren.
Mijn vraag gaat over de openbaarheid van bestuur in Vlaanderen, het recht dat we allemaal kennen, een recht van het publiek om toegang te hebben tot informatie van de Vlaamse overheid. Het is een fundamenteel principe van transparantie in onze democratie dat burgers in staat stelt om informatie te verkrijgen. In Vlaanderen is de openbaarheid van bestuur grondwettelijk, maar ook decretaal verankerd in het Bestuursdecreet. Dat decreet bepaalt, in het kader van de passieve openbaarheid van bestuur, dat er drie vormen van openbaarheid zijn: elke persoon heeft het recht om informatie op te vragen bij Vlaamse en lokale overheden, om daarvan een kopie te ontvangen alsook om er uitleg over te krijgen. Uiteraard zijn er ook uitzonderingen op dit principe, bijvoorbeeld als het document nog niet afgewerkt is of als het de persoonlijke levenssfeer raakt.
Op 26 mei kopte De Tijd dat de overheid onterecht informatie geheimhoudt voor burgers. De krant onderzocht samen met Apache 336 beslissingen van de Beroepsinstantie inzake de Openbaarheid van Bestuur, de federale Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten en de Raad van State. Daaruit zou blijken dat er een probleem is waarbij voor burgers veel te vaak onterecht informatie achtergehouden wordt. Apache schreef zelfs dat de overheid de beslotenheid als norm hanteert en de openbaarheid als uitzondering.
In acht op de tien gevallen concludeert de federale Commissie dat overheidsinstanties in acht op de tien gevallen onterecht informatie achterhouden. In meer dan de helft van de gevallen geeft de Vlaamse Beroepsinstantie burgers en organisaties gelijk. Als we kijken naar de gerechtelijke procedure, zien we dat bij de Raad van State de kans om een zaak te winnen in het kader van de openbaarheid van bestuur meer dan 50 procent is. Dat is toch ook niet min.
Concreet blijkt uit het onderzoek dat jaarlijks ongeveer 350 burgers, organisaties en bedrijven naar de Vlaamse Beroepsinstantie gaan. In minder dan de helft van de gevallen – 46 procent – werd het beroep volledig afgewezen, terwijl in meer dan de helft van de gevallen – 53 procent – de beroepsindieners geheel of gedeeltelijk gelijk kregen of de informatie werd vrijgegeven voordat de Beroepsinstantie een uitspraak had gedaan. In ruim een kwart van de gevallen zorgde de tussenkomst van de Beroepsinstantie ervoor dat de gevraagde documenten alsnog werden verstrekt, zonder dat de Beroepsinstantie zich erover had uitgesproken.
Over de scope van de beroepen schrijft Apache dat in 2022 meer dan de helft – 57 procent – van de dossiers betrekking heeft op weigeringen door lokale overheden, wat een sterke stijging is in vergelijking met voorgaande jaren; tussen 2016 en 2021 varieerde het aantal beroepen tegen lokale besturen tussen 46 procent en 53 procent.
Minister-president, kunt u inzicht geven in de praktijk van de Vlaamse overheidsinstanties alsook de lokale besturen als het gaat over openbaarheid van bestuur?
Merkt u zelf ook een dergelijk groot probleem zoals omschreven in De Tijd en Apache? Kunt u de cijfers bevestigen?
Vindt u het nodig om regelgevend, informerend of sensibiliserend op te treden?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Warnez, wat betreft de praktijk van de Vlaamse overheidsinstanties verwijs ik naar de jaarverslagen van de Beroepsinstantie inzake de Openbaarheid van Bestuur. Van 2004 tot 2018 vroeg de Beroepsinstantie jaarlijks de cijfers op bij de verschillende departementen en agentschappen, bij alle Vlaamse provincies en bij een selectie van vijftien Vlaamse steden en gemeenten, wat betreft de bij hen geregistreerde verzoeken. De cijfers leren ons dat slechts tussen de 4 en 6 procent van alle geregistreerde verzoeken werden geweigerd. Op het merendeel van de verzoeken werd wel degelijk ingegaan. De conclusies uit de artikels van De Tijd en Apache stroken dus niet met de bevindingen van de Beroepsinstantie. Integendeel, in het merendeel van de gevallen worden de gevraagde documenten wel degelijk openbaar gemaakt door de betrokken bestuursinstanties.
Sinds 2018 gebeurt de bevraging naar de cijfers inzake de geregistreerde openbaarheidsverzoeken niet meer vanuit de Vlaamse Beroepsinstantie, maar uit de dagelijkse ervaringen van de Beroepsinstantie blijkt echter dat slechts een kleine minderheid van de geregistreerde openbaarheidsverzoeken bij de Vlaamse overheidsdiensten en de provincies en lokale besturen in Vlaanderen wordt afgewezen.
Merk ikzelf ook een dergelijk groot probleem en kan ik de cijfers bevestigen? Wat de concrete cijfers betreft aangaande de beroepschriften bij de Vlaamse Beroepsinstantie, overloop ik met u het meest recente jaarverslag 2022 van onze Beroepsinstantie. Van de 351 beroepsdossiers werden 164 dossiers integraal afgewezen wegens onontvankelijk of ongegrond. Voor de overige 187 dossiers is er geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het verzoek tot openbaarmaking: voor vijftien beroepen werd de openbaarmaking volledig ingewilligd, bij tachtig dossiers was er een gedeeltelijke openbaarmaking en bij vijftig dossiers die zonder voorwerp werden beschouwd, werd het verzoek in tussentijd alsnog ingewilligd. In 42 dossiers werd afstand van beroep gedaan.
De vaststelling dat er vaker beroep wordt genoteerd bij lokale besturen, lijkt me de normale gang van zaken. Burgers en bedrijven hebben nu eenmaal meer contact met lokale besturen dan met provinciale diensten of diensten van de Vlaamse overheid. Een hogere registratie van openbaarheidsverzoeken bij lokale besturen, geeft vanzelfsprekend procentueel meer beroepsdossiers.
De conclusie van het artikel dat de Raad van State in het merendeel van de gevallen de overheid in het ongelijk zou stellen, strookt geenszins met de cijfers. Cijfers van 2004 tot op heden illustreren namelijk dat in 67 procent van de dossiers bij de Raad van State de Beroepsinstantie in het gelijk werd gesteld.
Vind ik het nodig om regelgevend, informerend of sensibiliserend op te treden? Ik vind niet dat een aanpassing van de wetgeving inzake openbaarheid van bestuur zich opdringt. Die wetgeving werd in 2018, naar aanleiding van de opmaak van het Bestuursdecreet, nog eens grondig bekeken. Er werden toen aanpassingen met betrekking tot het begrip ‘bestuursdocument’, de eigenlijke procedure – onder andere de ontvankelijkheidsvoorwaarde, de behandelings- en uitvoeringstermijn –, en de uitzonderingsgrond rond interne communicatie ingevoegd.
Ik besluit dat er vanuit de Vlaamse overheid meer dan voldoende wordt geïnformeerd en gesensibiliseerd rond de openbaarheid van bestuur. Op www.vlaanderen.be is alle info te vinden. Er is zowel een webpagina voor burgers en bedrijven als een webpagina gericht op de bestuursinstanties in Vlaanderen die worden geconfronteerd met een openbaarheidsverzoek. Ook alle beslissingen van de Vlaamse Beroepsinstantie zijn online raadpleegbaar.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister-president, dat de cijfers in de Tijd en Apache toch wel nuanceert. Ik moet bekennen dat dat ook de reden van de vraag was, omdat ik ook wel zelf voelde dat die niet helemaal strookten met de praktijk. Ik volg die besluitvorming in de lokale besturen ook van heel dichtbij en ik had ook dat gevoel niet.
Nu, dat rechtgezet zijnde, vind ik uiteraard ook dat we moeten leren uit onze fouten. Ik had voorafgaand aan de vraag het jaarverslag even bekeken om te weten hoe dat in mekaar zit. Wat mij opvalt in dit jaarverslag, is dat dat vrij cijfermatig benaderd wordt; het zijn allemaal statistieken, ‘zoveel ingewilligd, zoveel niet’. We zien echter wel dat een aantal openbaarheidsvragen onterecht niet worden ingewilligd door de Vlaamse of lokale overheid. Dat betekent misschien dat er achterliggend toch nog vragen zijn vanuit die lokale overheden of vanuit de Vlaamse overheid en dat bepaalde dingen niet duidelijk zijn. Misschien gaan die beroepen heel vaak over hetzelfde inhoudelijke probleem – ik weet het niet, maar we kunnen dat daar niet uit distilleren.
U hebt gelijk dat de regelgeving nog maar recent is aangepast, maar na vijf jaar is het misschien het ideale moment om ook eens achteruit te kijken. Het lijkt me misschien wel een goed idee om na vijf jaar eens inhoudelijk te toetsen of we uit de besluiten van de afgelopen vijf jaar kunnen leren welke zaken al dan niet duidelijker moeten worden gesteld, regelgevend of informatief.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Warnez, een evaluatie is altijd goed, maar misschien moet deze commissie eens de Beroepsinstantie uitnodigen, om bijvoorbeeld over die inhoudelijke lijn te discussiëren of mogelijke verbeteringen te bekijken. Wij kunnen dat natuurlijk ook doen, maar als we dat samen doen, dan is dat misschien breder gedragen.
De heer Warnez heeft het woord.
In de commissie Binnenlands Bestuur of de commissie Algemeen Beleid?
Doe maar de commissie Binnenlands Bestuur.
Ik dacht het al.
De vraag om uitleg is afgehandeld.