Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik had deze vraag eigenlijk beter als een interpellatie ingediend, niet alleen omdat ik dan als eerste aan bod had kunnen komen in deze commissie, maar ook omdat ik denk dat het onderwerp bijzonder ernstig is, alhoewel het op het eerste gezicht misschien iet of wat technisch lijkt.
Het regeerakkoord stelt zeer duidelijk dat de Vlaamse Regering in alle vervoerregio’s streeft naar een modal shift van 40 procent duurzame verplaatsingen en maximum 60 procent autoverkeer, maar dat specifiek in de vervoerregio’s Vlaamse Rand, Antwerpen en Gent gestreefd wordt naar een modal split van 50/50, dus 50 procent duurzame verplaatsingen. Dan zou je denken dat wanneer de Vlaamse Regering of anderen komen met het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) rond de ring rond Brussel, de Ring Noord, of met het regionaal mobiliteitsplan voor de vervoerregio Vlaamse Rand, daar dan gelezen kan worden hoe men die ambitieuze modal shift in de Vlaamse Rand gaat realiseren.
Ik ben daar dus eens in gedoken. Wat lees ik, minister, op pagina 287 van het rapport ‘mobiliteit’ van het plan-milieueffectrapport (plan-MER), en ook op pagina 1 tot 3 van bijlage 4 bij het inleidende hoofdrapport? Ik citeer: “Uit een eerste analyse van Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) bleek dat het aandeel autobestuurders in de Vlaamse Rand (exclusief Brussels Gewest)” – wat is anders de Vlaamse Rand, dames en heren? – “op dit moment 73 procent bedraagt, vergelijkbaar met de regio's Aalst, Brugge, Oostende, Waasland en Leuven. Dit aandeel is echter beduidend hoger dan in de regio's Antwerpen en Gent, waar zowel het stadscentrum als de rand werd opgenomen in de evaluatie. Het is dus niet logisch om een grootstedelijke modal split van 50 procent op te leggen enkel en alleen voor de vervoerregio Vlaamse Rand. Daarom werd in het kader van dit proces voorgesteld om het ingesloten Brusselse Hoofdstedelijke Gewest mee op te nemen in de berekeningen van de modal split in de Vlaamse Rand.” Een gelijkaardige berekening komt terug in het ontwerp van het regionaal mobiliteitsplan voor de vervoerregio Vlaamse Rand.
Minister, ik weet niet of u tot op pagina 287 was geraakt, maar dit moet u dan toch ook bijzonder verbazen. Want waar er eerst werd gezegd dat er van die 73 procent naar 50 procent zou worden gegaan in de Vlaamse Rand, wordt er nu gezegd dat Brussel erbij geteld wordt om het ambitieniveau te bekijken. U moet weten, collega’s, dat er in Brussel een stevig mobiliteitsbeleid wordt gevoerd. Men slaagt er daar in om via het gewestelijk mobiliteitsplan Good Move het aantal autoverplaatsingen te beperken tot 24 procent. Als je de Vlaamse Rand, met zijn 74 procent, samenbrengt met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waar het 24 procent is, dan stel je natuurlijk vast dat de doelstelling die de Vlaamse Regering zich had gesteld, zelfs al gehaald wordt. Zo is het natuurlijk gemakkelijk, minister.
Ik kan mij vandaag dus alleen maar afvragen hoe dit mogelijk is. Bent u op de hoogte van het feit dat dat in die plannen staat? Hoe is dat daar terechtgekomen? Is dat met het fiat van u en van de Vlaamse Regering of gaan die superbelangrijke onderzoeken uit van een vertrekpositie die compleet in tegenspraak is met de doelstellingen van de Vlaamse Regering? Ik hoop dat u mij dat vandaag toch eens kunt uitleggen.
Indien u niet akkoord gaat met wat hier aan de hand is, wat gaat u dan doen met die lopende onderzoeken? Gaat u die stopzetten? Indien u wel akkoord gaat, dan hebt u nog veel meer uit te leggen. Dan zou u mij toch eens moeten uitleggen wat er dan nog overblijft van de ambitie om in de Vlaamse Rand tot een ambitieuze modal shift te komen, want ik begrijp het, op basis van wat ik hier heb gelezen, absoluut niet meer.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Bex, voor uw vragen.
Ik verduidelijk ten eerste opnieuw dat de mobiliteitsplannen door de vervoerregio’s worden gemaakt. Die hebben daar groen licht gekregen. In de vervoerregio’s zitten alle lokale besturen van die vervoerregioraad, en die geven daar al dan niet groen licht.
Een tweede punt is dat we in ons regeerakkoord inderdaad hebben opgenomen dat we kiezen voor een modal shift van 40/60: 40 procent duurzame verplaatsingen in Vlaanderen. Specifiek in onze grootste stedelijke kernen in Gent, Antwerpen en de Vlaamse Rand, kiezen we voor een ambitieuzere modal shift: 50/50.
U stelt de vraag waarom we in de Vlaamse Rand het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest mee bekijken. Een eerste punt is dat die Vlaamse Rand – ik hoop dat u dat weet – een snoer is rond Brussel zelf. Een tweede punt is het volgende. U zegt dat u het hele plan hebt gelezen. Op pagina 287 leest u het een en ander. Misschien moet u ook eens navraag doen naar wat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zelf vindt van het feit dat men in het kader van de berekening modal shift, rekening houdt met de modal shift van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zelf. Die hebben daarover een positief advies gegeven. Dat vindt u ook in dit mobiliteitsplan zelf. Ik weet dus niet goed waar u op aanstuurt, of waarom dit zo vreemd zou zijn.
Ten tweede – en dat wil ik toch ook heel duidelijk meegeven – is dat een dergelijk mobiliteitsplan – en eenieder die in een vervoerregioraad zit weet dat en zal dat bevestigen – wordt opgemaakt door een studiebureau. Dat gebeurt door technici, door experts, die een wetenschappelijke en technische onderbouwing geven aan dat mobiliteitsplan. Het zijn zij die mee voorgesteld hebben dat het logisch is dat men dat doet. Je kunt de Vlaamse Rand niet beschouwen als een snoer van gemeenten, zonder rekening te houden met de kern, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ik vind dat dus helemaal niet zo vreemd.
Zoals u het stelt, vind ik dat absoluut geen verminderde ambitie. Integendeel, ik vind het juist logisch dat je kijkt naar die drie kernen en daarvoor een ambitieuzere modal shift op tafel gaat leggen en dat je voor de rest van Vlaanderen, de meer perifere gebieden, net kiest voor een iets lagere modale shift van 40 procent duurzame verplaatsingen.
Bijkomend wil ik zeggen dat die ambitieuze modal shift wel degelijk ambitieus is, en geen verminderde modal shift. Als u tot pagina 287 bent gekomen, weet u ook dat men gekozen heeft voor scenario 3. Scenario 3 is juist het meest ambitieuze verhaal. U moet misschien eventjes terugkoppelen bij mijn collega: ook daaromtrent heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een positief advies gegeven.
Kortom, ik zie hier helemaal geen probleem. Alle gemeenten binnen de vervoerregioraad van de Vlaamse Rand gaan akkoord met dit mobiliteitsplan. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft een positief advies gegeven. U zegt dat wij ten onrechte rekening houden met de investeringen die dat gewest doet, alsof Vlaanderen zelf niets doet. Ik wil u toch even herinneren aan alle investeringen die Vlaanderen doet aan de werken aan de ring. Wij investeren meer dan 1,3 miljard euro in tal van modal-shiftmaatregelen. Daarnaast zijn we bezig met het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de R0 noord, waar we nog heel veel investeringsprojecten zijn, net om die modal shift te faciliteren, om die ambitieuze modal shift en scenario 3 effectief te behalen.
En finaal betekent het dat we straks in zaken duurzame verplaatsingen komen tot een percentage van 53,1 procent. Ik vind dat een mooi resultaat. Ik kan wat dat betreft alleen maar de vervoerregio Vlaamse Rand feliciteren met wat zij hier gepresenteerd hebben. Ik zie daar zeker geen verminderde ambitie inzake modal shift.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, uw antwoord overtuigt mij deze keer nu werkelijk eens 0,0. (Gelach)
Ik ben verbijsterd door wat u zegt. Op elk van de punten kan ik uw opmerkingen gemakkelijk doorprikken.
U zegt dat het mobiliteitsplan van de vervoerregio de verantwoordelijkheid van gemeenten is, dat u dat niet bent, maar ik heb geciteerd uit het openbaar onderzoek naar het GRUP voor de werken aan de ring. Toevallig staat in die twee bepalingen – die uit het regionaal mobiliteitsplan en die van het GRUP, dat door De Werkvennootschap werd opgericht en opgesteld, helemaal niet door de lokale besturen – hetzelfde.
U trekt hier uw paraplu open en zegt dat u daar beleidsmatig niets mee te maken hebt, dat dat de lokale besturen zijn die dat hebben gedaan. Dan vraag ik mij af wat voor mobiliteitsbeleid er nog wel wordt gevoerd door de Vlaamse Regering.
Als u zegt dat we in de Vlaamse Rand naar 50 procent gaan en de gemeenten zeggen dat ze weliswaar op 73 procent zitten, maar ze halen een truc uit door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest erbij te nemen, dan zitten we in een positie van 51,3 procent aan duurzame verplaatsingen, en we gaan naar 53,1 procent. Dat is natuurlijk heel gemakkelijk als je daar de cijfers van Brussel bijtelt.
Dat dat een studiebureau is en dat dat allemaal technisch zou zijn, daarop zeg ik dat dat niet technisch is. Dat gaat over een politieke doelstelling die u in het regeerakkoord hebt ingeschreven en die u nu verlaat.
Mijn heel concrete vraag, minister, is of u of de Vlaamse Regering ooit op een of andere manier de politieke keuze heeft gemaakt om te zeggen dat we niet kijken naar 50 procent in de Vlaamse Rand, maar dat we kijken naar 50 procent in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Vlaamse Rand? Hebt u die politieke keuze ooit zelf gemaakt of bevestigd?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Bex, ten eerste vind ik het heel goed dat in de ambitienota van De Werkvennootschap hetzelfde principe wordt gehanteerd als dat van het mobiliteitsplan van de vervoerregioraad Vlaamse Rand. Ik vind dat niet meer dan logisch.
Ik heb daarstraks al gezegd: het zijn mobiliteitsexperts, het zijn technici, het zijn wetenschappers die die plannen mee ondersteunen, ook bij de opmaak van de plan-MER’s (milieueffectrapport) en dergelijke. Het is dus maar goed dat dat met elkaar in overeenstemming is. Ik zou het vreemd vinden mocht dat niet zo zijn.
Ten tweede, kijk naar de vervoerregioraad Antwerpen. Wat is de vervoerregioraad Antwerpen? Dat is de stad Antwerpen met daarrond heel wat lokale besturen. Zij leggen een ambitieuze modal shift op tafel met hun mobiliteitsplan, conform datgene wat is opgenomen in het regeerakkoord.
Een soortgelijk verhaal is er ook voor Gent. Gent heeft een zeer dichte kern, met heel veel inwoners en daarrond een aantal kleinere lokale besturen, waar ook zij met een gezamenlijk plan voor die ambitieuze modal shift gaan.
In het regeerakkoord hebben we dat ook expliciet opgenomen. Specifiek voor de Vlaamse Rand, voor Gent, Voor Antwerpen, is er een modal shift die ambitieuzer is dan de andere met 40 procent duurzame verplaatsingen. Dat is logisch, daar heeft ook niemand bezwaar tegen. Dat stond in het regeerakkoord en dat wordt meegenomen.
Dat je dan natuurlijk rekening houdt met die dichte stadskern, daar zie ik echt het probleem niet van in. Meer nog, die dichte stadskern zelf, met name Brussel, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, geeft daarover opnieuw positief advies. Ik zie dus echt niet waar u het vandaan haalt dat wij hier iets willen verbloemen, of iets anders doen.
Dan zeg ik opnieuw dat wij wel degelijk een mobiliteitsbeleid voeren, maar we hebben ook wel heel duidelijk gezegd dat wat betreft de mobiliteitsplannen, men daar uiteraard rekening houdt met onze Mobiliteitsvisie 2040, die wij als Vlaamse overheid hebben vastgeklikt. Daar wordt rekening mee gehouden. Maar het is wel aan de lokale besturen in de vervoerregioraden om bottom-up mee het mobiliteitsbeleid te bepalen. Ik sta daar volkomen achter, en ik denk dat we dat ook moeten blijven doen.
Ik zie dus echt niet wat voor problemen u maakt. Ik ben alleszins tevreden met het plan dat de vervoerregioraad Vlaamse Rand voorlegt. Ik ben ook blij dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest daaromtrent een positief advies heeft gegeven.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, de ambitie in het regeerakkoord was om in de Vlaamse Rand van 73 procent verplaatsingen die met de auto gebeuren, naar 50 procent te gaan. Door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest nu mee te tellen in die doelstellingen, gaat de reële ambitie van circa 73 procent, naar 68 of 69 procent in het meest ambitieuze scenario.
De Vlaamse Rand zal dus, als de ambitie van de Vlaamse Regering in alle vervoerregio’s in Vlaanderen gerealiseerd wordt, de enige vervoerregio zijn die niet 60 procent heeft, zoals in de meeste vervoerregio’s, niet 50 procent zoals in Gent en Antwerpen, maar 68 procent.
Met dat verhaal stapt u naar de Brusselse Regering en zegt u dat we op de ring rond Brussel van drie naar vier rijstroken gaan omdat dat nodig is om het verkeer vlotter te laten verlopen. Ik kan geloven dat het nodig is om dat te doen, want u haalt uw ambitie van geen kanten. In plaats van 50 procent autoverkeer, is er 68 procent autoverkeer. Ik denk dat het super belangrijk is voor de Brusselse Regering om dit mee in ogenschouw te nemen wanneer ze verder uitgenodigd worden om met u te overleggen over wat er met de ring moet gebeuren.
Ik hoop dat de Brusselse Regering en alle partners in de Brussels Regering er ook voor zullen zorgen dat Vlaanderen ambitieuzer wordt in de Vlaamse Rand, want 68 procent verplaatsingen met autoverkeer is niet wat u hebt beloofd, dat is niet wat we willen en dat is niet de mobiliteit van de toekomst die we nodig hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.