Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Europa is actief, onder andere rond de uitvoering van de Green Deal. U weet dat zeer goed, minister. Een onderdeeltje daarvan is de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD), een belangrijk onderdeel van het Fit for 55-pakket. De bedoeling van die richtlijn is uiteraard om de energieprestaties van het gebouwenpark in Europa te verbeteren. Dat is natuurlijk nodig, gelet op het feit dat de renovatiegraad van het gebouwenpark in Europa, maar zeker ook in Vlaanderen, op dit moment nog ver onder het niveau ligt dat nodig is om de Europese klimaatdoelstellingen te bereiken.
Het Europees Parlement heeft recent zijn standpunt over die richtlijn goedgekeurd, waarbij op veel vlakken verder wordt gegaan dan het voorstel van de Europese Commissie. De volgende fase zal bestaan uit onderhandelingen tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese lidstaten. Dankzij de besprekingen rond de Natuurherstelwet is iedereen wat vertrouwd met de procedures die gepaard gaan met de besluitvorming op Europees niveau. Ook hier gaan we dus richting triloog.
Het uiteindelijke akkoord zal belangrijke implicaties hebben voor het Vlaamse energie- en renovatiebeleid, in het bijzonder wat betreft de regelgeving rond het energieprestatiecertificaat (EPC) en de energieprestatie en binnenklimaat (EPB). Het is dan ook belangrijk dat er tijdig een Vlaams standpunt wordt geformuleerd, maar vooral ook dat dat standpunt effectief kan worden meegenomen in de positie van België bij de verdere bespreking.
Minister, wat is uw algemene appreciatie van het voorstel voor een herziening van deze richtlijn, zowel wat betreft het initiële voorstel van de Europese Commissie, als met betrekking tot de aanpassingen die het Europees Parlement voorstelt?
Welke positie neemt Vlaanderen in bij de coördinatie van het Belgische standpunt? Welke belangrijke beslissingsmomenten zijn er nog, en wat is de timing daarvan?
In welke mate loopt het traject van de renovatieplicht en het minimumlabel, zoals geformuleerd in de actualisatie van het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP), gelijk met deze Europese ambitie? Is er op sommige vlakken een verstrenging nodig? En waar doen we op dit moment beter dan de vooropgestelde norm vanuit Europa?
In welke mate is er in Vlaanderen richting 2050 een duidelijke defossiliseringskalender voor verwarmingstoestellen in gebouwen?
Welke initiatieven neemt u om binnen België de verschillende EPC-labels in de gewesten beter op elkaar af te stemmen? U weet dat A, B of C niet overal dezelfde lading dekt.
Bent u voorstander van een verplichting tot vaststelling van een EPC voor elke woning en appartement in Vlaanderen?
Bent u er voorstander van om de bankensector toegang geven tot de EPC-databanken, niet alleen in het geval van een kredietaanvraag of kredietaanbod, maar ook voor prudentiële en rapporteringsdoeleinden?
Minister Demir heeft het woord.
Algemeen gezien stemt de Vlaamse overheid in met de algemene verhoogde ambitie voor het gebouwenpark van het Commissievoorstel, aangezien Vlaanderen in dat opzicht al heel wat stappen heeft ondernomen en het ook aangewezen lijkt dat andere Europese landen ook die weg inslaan.
Anderzijds heeft de Vlaamse overheid voorbehoud bij bepaalde aanpassingen, onder andere aan EPC-labels en rekenmethodieken, die er net voor kunnen zorgen dat de uitvoering van de doelstellingen vertraging oploopt. Het voorstel van het Europees Parlement houdt geen rekening met de bezorgdheden van de meerderheid van de lidstaten, onder andere over het herschalen van de labels en de aanpassingen aan de rekenmethodiek, en verhoogt de ambities nog eens, waardoor de praktische uitvoering ervan zeer moeilijk wordt. Dat is dus wel een bezorgdheid.
Het Vlaamse Gewest was telkens ook aanwezig bij de verschillende overlegmomenten – de Directie-Generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE), het Energieoverleg (ENOVER) enzovoort – en heeft de Vlaamse positie daar ook altijd bewaakt.
Momenteel bevindt de EPBD zich in de triloogfase. Een eerste triloog werd georganiseerd op 6 juni, waar het Zweedse voorzitterschap met het Europees Parlement een eerste verkennende uitwisseling heeft gedaan. Het is onder het Spaanse voorzitterschap dat er naar inhoudelijke compromissen zal worden gezocht. Het is niet mogelijk om aan te geven wanneer een compromis zou kunnen worden bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement. Dat is nog een beetje afwachten, maar we zitten dus mee aan tafel en volgen dat ook op.
Een akkoord tussen het EU-voorzitterschap en de onderhandelaars van het Europees Parlement wordt bereikt in de vorm van een voorlopig akkoord, waarna er een officiële stemming plaatsvindt in de Raad en het Europees Parlement.
Aangezien er op dit moment nog geen definitieve tekst is en dus nog geen gekende Europese ambitie, kan ik op uw derde vraag nog geen antwoord geven. Het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) volgt de evoluties wel op en zal op basis van de uiteindelijke definitieve tekst evalueren welke eventuele aanpassingen of bijsturingen nodig zijn.
De geplande uitstap uit fossiele brandstoffen in Vlaanderen ziet er als volgt uit, voor zowel woongebouwen als niet-residentiële gebouwen. Sinds 2021 is er een verbod op het aansluiten op het aardgasnet voor grote bouwprojecten, zowel voor woongebouwen als voor niet-residentiële gebouwen. Sinds 2022 is de plaatsing van een stookolieketel ook niet meer toegestaan bij nieuwbouw en ingrijpende energetische renovaties. Ik denk dat dat ook logisch is. Bij bestaande gebouwen mag een stookolieketel plaatsen niet meer als er een aardgasaansluiting beschikbaar is in de straat. Sinds 1 juli 2022 wordt de werkelijke aansluitkost aangerekend voor een gasaansluiting bij nieuwbouw, in plaats van de begrensde kost. Dat komt op 1200 tot 1400 euro, in plaats van 250 euro. Dat maakt de aansluiting op alternatieven dan ook weer aantrekkelijker.
Voor omgevingsvergunningsaanvragen vanaf 2023 legt de EPB-regelgeving een hoger aandeel aan hernieuwbare energie op bij nieuwbouw en ingrijpende energetische renovaties en is verwarming op lage watertemperatuur verplicht bij nieuwbouw. Ik denk dat dat ook goed is. Vanaf 2025 zal voor elke nieuwe aardgasaansluiting de werkelijke aansluitkost aangerekend worden, in plaats van de begrensde kost. Voor omgevingsvergunningsaanvragen vanaf 2025 wordt een aardgasaansluiting algemeen verboden bij nieuwbouw.
Tot slot is het VEKA momenteel ook nog een maatregel aan het uitwerken die in het recent geactualiseerde klimaatplan als bijkomende maatregel werd beslist, waarbij vanaf 2025 zowel voor nieuwbouw als voor ingrijpende energetische renovaties niet meer kan worden verwarmd met een gascondensatieketel.
Dan kom ik bij uw vijfde vraag. De EPC-labels zijn natuurlijk een gewestelijke bevoegdheid en werden in elk van de gewesten met eigen accenten ontwikkeld. In Vlaanderen gebeurde de ontwikkeling van de labelschaal in het kader van het renovatiepact en de langetermijndoelstelling voor gebouwen, zoals opgenomen in de Vlaamse langetermijnrenovatiestrategie. Daarbij werd het label A geschaald op het bestaande gebouwenpark en de renovatiedoelstellingen, terwijl in andere lidstaten en regio’s de labelschaal ook geënt is op bijvoorbeeld nieuwbouweisen of tussenliggende ondersteuningsniveaus.
Wat betreft een eventuele afstemming, is het belangrijk te vermelden dat Vlaanderen al heel wat beleidsinstrumenten heeft gekoppeld aan het EPC-label, zoals de renovatieverplichting, de labelpremie en de rentesubsidie. Bij een afstemming zouden ook al die instrumenten moeten worden herwerkt, wat het voor de mensen weer veel ingewikkelder maakt en wat kan leiden tot afbreuk aan het draagvlak. In het Vlaamse en bij uitbreiding Belgische standpunt is daarom dan ook opgenomen dat wij, dus de drie gewesten, geen voorstander zijn van het harmoniseren van de labelschalen.
Op dit moment is de opmaak van een EPC verplicht bij alle overdrachten in volle eigendom, bij de vestiging van een recht van erfpacht en opstal en bij verhuur. Ook bij nieuwbouw en ingrijpende energetische renovaties wordt er een EPC-certificaat afgeleverd. Die aanpak heeft ertoe geleid dat momenteel ongeveer een derde van het woningenpark over een geldig EPC-certificaat beschikt en dat voor ongeveer de helft van het woningenpark informatie in de databank aanwezig is.
Momenteel focus ik de aandacht op de kwaliteitsborging van de opgestelde EPC’s. We moeten dat goed in de gaten houden. We hebben ook extra volk aangeworven voor die controle. Dat is op dit moment het focuspunt. Een verruiming voor de opmaak van EPC’s is voor het komende jaar waarover we nog beschikken, geen prioriteit. Ik laat dat over aan de volgende regering om daarin een keuze te maken.
Momenteel heeft de bankensector inderdaad enkel toegang tot de EPC-databank in het kader van een kredietaanvraag met onroerende bestemming of voor energiebesparende renovaties. Ondanks de ontwikkelingen die daarvoor door de Vlaamse overheid gebeurd zijn, stellen we vast dat de toegang niet wordt gebruikt. Een uitbreiding is, gelet op de algemene verordening gegevensbescherming, nog niet aan de orde, aangezien het initiële doeleinde waarvoor de EPC-gegevens worden verzameld, daar niet mee verenigbaar is.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel voor het uitgebreide antwoord, minister. Het is voor het eerst dat u zegt dat u zaken niet wilt aanpakken en ze doorschuift naar de volgende legislatuur, terwijl we nog een jaar volop moeten werken.
U zegt dat u een aantal opmerkingen hebt bij het initiële voorstel vanuit de Europese Commissie en het Europees Parlement. Dat gaat dan onder andere over de gelijkschakeling van de labels en de rekenmethodiek. Hebt u nog andere voorbeelden van opmerkingen die vanuit Vlaanderen zijn geformuleerd bij het voorstel dat vandaag op tafel ligt?
U zegt ook dat wat het Europees Parlement vraagt, en dat dus nog ambitieuzer is als het gaat over de renovatie van ons woonpatrimonium, u qua praktische uitvoering niet haalbaar lijkt. Kunt u misschien wat voorbeelden geven van waarom het niet haalbaar is en wat u heel concreet als obstakels ziet?
De kalender voor de defossilisering van onze verwarming is deze legislatuur inderdaad heel concreet geworden. Ik denk dat dat heel belangrijk is om zowel de gezinnen als de mensen uit de bouw- en renovatiesector daar duidelijkheid over te geven. Belangrijk is natuurlijk dat het alternatief voor fossiele verwarming ook een rendabel verhaal is. U gaf al aan dat door de werkelijke kostprijs van de aardgasaansluitingen aan te rekenen, u het duurder maakt om zich te verwarmen met aardgas. Maar zo wordt het ook aantrekkelijker om bijvoorbeeld voor een warmtepomp te kiezen. Belangrijk is ook dat we op dat vlak de shift maken waarbij lasten op elektriciteit verschoven worden naar vervuilender brandstoffen. Op dat vlak hebt u overleg gehad met de federale collega's om ervoor te zorgen dat daar de juiste beslissingen worden genomen in het kader van de federale hervorming die op dit moment bediscussieerd wordt. Maar ook op Vlaams niveau kunnen we allicht nog een verschuiving van die lasten organiseren. Zijn daar deze legislatuur nog beleidsintenties toe, minister? Hebt u de bedoeling om in de komende maanden het verwarmen met een warmtepomp, dat we gaan verplichten volgens de kalender die u daarnet ook hebt geciteerd, nog goedkoper en aantrekkelijker te maken voor de Vlamingen?
Ik begrijp dat u geen voorstander bent van het gelijkschakelen van de labels, op Belgisch niveau alvast. Ik denk dat het belangrijkste argument daar is dat we daar heel veel beleid aan gekoppeld hebben. Als we de inhoud van die labels gaan aanpassen, zou dat tot rechtsonzekerheid kunnen leiden. Anderzijds hebben in de Energie- en Klimaatcommissie van collega Gryffroy verschillende experten er hier toch op gewezen dat we op dat vlak misschien wel wat onduidelijkheid hebben gecreëerd. Dus misschien is er in de toekomst een stapsgewijze gelijkschakeling mogelijk, zeker naarmate we de ambities allemaal gaan verhogen. Wilt u die labels voor altijd op hetzelfde niveau houden? Of ziet u daar toch nog een bepaalde evolutie in op termijn?
Minister, ik heb recent in het kader van de energielabeling een dossier bij me gehad van een jongedame die in 2019 een appartement heeft gekocht dat in 2018 volledig gerenoveerd is, op het vlak van isolatie en wat dan ook. Het was een ouder gebouw, van rond de jaren 80, maar in 2018 dus wel volledig gerenoveerd. De dame in kwestie heeft het appartement gekocht met een EPC-label B en verkoopt het nu opnieuw. Ze heeft iemand laten komen en krijgt nu een energielabel D op haar appartement gekleefd. Dat is een grandioos verschil, waar ik me persoonlijk toch heel wat vragen bij stel. Ik wil dat gewoon aanhalen als casus, omdat er effectief wel een problematiek is. Wat er nu natuurlijk gaat gebeuren, is dat die eerste energiedeskundige opnieuw zal worden gecontacteerd om te kijken of die een nieuw certificaat kan opmaken. Dat is natuurlijk ook weer een extra kost voor de verkoper. Ik denk dat er wat dat betreft dus nog wel wat werk aan de winkel is om dat bij te schroeven.
Minister Demir heeft het woord.
In het najaar ga ik wat beslist is in het Vlaams Energie- en Klimaatplan, en zeker in de update die we gedaan hebben, nog implementeren in de energieregelgeving, zoals een minimaal rendement van verwarmingen. Alles wat daar nog in beslist is, ga ik uiteraard uitvoeren het komende jaar, vandaar dat ik heel voorzichtig ben met de kwestie van het al dan niet uitbreiden van de labels. Ik denk dat we daar echt wel voorzichtig in moeten zijn. Daar moet eens goed over nagedacht worden, dus ik ga dat niet een-twee-drie invoeren, vandaar dat ik zei dat het iets is voor de volgende regering. Maar het is niet dat we geen werk hebben, want we hebben nog maar pas een update gedaan van ons klimaatplan. We gaan die dingen het komende jaar dus nog volle bak moeten uitvoeren.
Wat de onderhandelingen rond de EPBD-richtlijn betreft, hebben wij vooral zorgen rond de voorliggende rekenmethodiek, zoals u terecht aangeeft. Daar willen we echt nog op kunnen wegen.
Collega De Vroe, uw verhaal is niet de eerste case die ik hoor. We moeten dan ook tegen de burgers zeggen dat ze echt een klacht moeten indienen bij het VEKA. We hebben daar ook acht extra mensen voor aangeworven, net vanwege het feit dat we die verhalen meer en meer horen. Met de renovatieverplichting die er is, wil ik gewoon de cowboys uit die sector. We hebben daar ook sancties aan gekoppeld. Van degenen die hun werk niet goed doen of die frauderen, zullen we zelfs de erkenning intrekken. Ik doe dus echt een warme oproep, ook aan de burgers, om effectief klacht in te dienen bij het VEKA, want we gaan sowieso ook extra controleren met die acht extra mensen die we hebben aangeworven.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik begrijp dus dat we als Vlaanderen – en dus wellicht ook als België, omdat het standpunt gecoördineerd is – niet akkoord kunnen gaan met wat op dit moment voorligt vanuit de Europese Commissie en het Europees Parlement en dat we bij een eventuele stemming dus tegen zullen stemmen of ons zullen onthouden?
Minister Demir heeft het woord.
Dat is nog wat te vroeg. De onderhandelingen lopen. En we willen natuurlijk zo fel mogelijk kunnen doorwegen. Op dit moment is er dus geen positie-inname.
De heer Bothuyne heeft het woord.
U geeft de onderhandelingen alle kansen, wat op zich natuurlijk goed is, want ik denk dat we ook op dit vlak de doelstelling delen om naar een energiezuinig gebouwenpatrimonium te gaan in Europa, maar het moet uiteraard haalbaar zijn en tegelijk ook voldoende ambitieus. We gaan het samen met u verder opvolgen. Ik denk dat de taxshift – daar bent u niet op ingegaan – ook wel een belangrijk onderdeel is om ervoor te zorgen dat de keuze die we maken voor het klimaat, ook een keuze is voor de portemonnee, zodat we de verplichting om naar warmtepompen over te schakelen, ook als een rendabele zaak kunnen beschouwen voor gezinnen. Daar komen we zeker later nog op terug.
De vraag om uitleg is afgehandeld.