Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
De taal is belangrijk. In april 2023 waren er van de 193.816 niet-werkende werkzoekenden 52.530 met weinig kennis van het Nederlands. Dat is 27,1 procent. Twee jaar geleden was dat nog maar 19,1 procent. Het aantal mensen dat het Nederlands onmachtig is en werkt zoekt, is fors gestegen. Van alle 218.500 jobs op de VDAB-website zijn er 167.025 waar een goede kennis van het Nederlands vereist is. Nederlands kennen is dus niet onbelangrijk, integendeel, het is zeer belangrijk.
Het gaat hier over het stokpaardje van onze voorzitter, iets waar hij al vaak op heeft gehamerd. Hulde daarvoor. VDAB heeft, op basis van de signalen uit het parlement – niet het minst van de voorzitter – , al een breed aanbod ontwikkeld voor personen met een taalachterstand. Het gaat over NODW+-opleidingen (Nederlands op de werkvloer), individuele beroepsopleiding met taaltraining (IBOT), taalcoaching. Er zijn 150 taalcoaches en tal van NT2-instructeurs (Nederlands als tweede taal) aan de slag. En er is een actieplan dat Vijf voor Taal heet en tot doel heeft de taalvaardigheid van anderstalige werkzoekenden te verbeteren. Dat plan is gebaseerd op vijf pijlers: screening, taalopleidingen, werkplekleren – u zei het ook al: de werkplek is de mooiste school van het Nederlands – coaching en nazorg. Het actieplan werd gelanceerd in april 2021 en is ondertussen meer dan twee jaar oud.
Ondanks het feit dat het plan twee jaar oud is, zien we dat het aandeel mensen in de werkzoekendenpoel die geen Nederlands of maar gebrekkig Nederlands kent, fors is gestegen. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de instroom op basis van migratiecijfers. Het heeft niet noodzakelijk puur met de performantie van het plan te maken, maar toch.
Hoe evalueert u het actieplan Vijf voor Taal? Heeft dat onze wereld veranderd en heeft dat ervoor gezorgd dat meer mensen Nederlands kennen en sneller een job krijgen, of niet?
Hoe speelt dit plan in op de kennis van het Nederlands en de taalvaardigheid van werkzoekenden?
Om het gemakkelijk te maken zal ik mijn vragen samenvatten. Er zijn twee cruciale vragen. Heeft Vijf voor Taal de wereld in positieve zin veranderd? En als iemand niet ingaat op taalondersteuning en het hele mooie aanbod, volgt daar dan een doorverwijzing naar de controledienst en een effectieve sanctionering op? De mensen van VDAB zijn altijd zo lief om, als we om cijfertjes vragen, te zeggen dat ze niet monitoren waarom iemand wordt doorgestuurd. Maar misschien hebt u daar wel een zicht op.
Minister Brouns heeft het woord.
Met het Talenplan focus ik op de volgende kernpunten, collega: aandacht voor de inschatting van de competenties van de anderstalige klant – enkel en alleen dan kun je een anderstalige goed begeleiden –; een geïntegreerd traject waarbij het volgen van een beroepsopleiding en taalopleiding gecombineerd wordt of de taal op de werkvloer aangeleerd wordt; een inclusieve werkgeversbenadering waarbij zowel de anderstalige werknemer als de Nederlandstalige collega’s ondersteuning krijgen; een aanklampende werking waarbij VDAB de anderstalige nauwgezet opvolgt. De hoofddoelstelling is natuurlijk dat de anderstalige zelfredzaam is op de werkvloer. Zo kregen in 2022 1066 anderstaligen taalcoaching tijdens een beroepsopleiding.
Wat de werkgevers betreft, blijven taalcoaching tijdens de IBO’s en job- en taalcoaching het populairst. In 2022 waren er 306 IBO’s met taalondersteuning en 1357 jobcoachings, waarvan 1203 met taalcoaching.
Voor de screening zijn in het kader van de digitale contactstrategie richtlijnen uitgewerkt voor de bemiddelaars, zodat elke bemiddelaar op een gelijkaardige manier aan de slag gaat. Ze checken eerst de informatie over taalkennis in het klantendossier, zoals de taalattesten behaald voor NT2-modules bij centra voor volwassenenonderwijs of andere. Zijn die attesten niet meer recent, of is er geen recente informatie over de taalkennis te vinden, dan levert de klant zelf informatie. De bemiddelaars kunnen de klant ook zelf inschatten op basis van een gesprek, en worden daartoe opgeleid. VDAB voorziet opleiding en online modules.
Voor een interne doorverwijzing of advies over het traject van de klant, ontwikkelde VDAB een toolbox taalscreening om het taalniveau van de klant vast te stellen. Elke bemiddelaar van VDAB kan die service aanvragen. De bemiddelaar houdt de taalkennis van de klant up-to-date in het dossier. De taalinstructeurs van VDAB kunnen de taalkennis van de klant nog specifieker screenen en aparte scores toekennen aan de taalvaardigheden die nodig zijn voor een specifiek jobdoelwit.
Ik kan dus op die manier aangeven dat taalinschatting een belangrijke mijlpaal is in de realisatie van het taalplan Vijf voor Taal, in het traject naar werk van elke anderstalige klant van VDAB. Ik denk dat het belangrijk is om ook anderstaligen snel aan de slag te krijgen, maar ook om wel rekening te houden met hun competenties. Bijvoorbeeld door een hooggeschoolde die dat wenst, te laten instromen in een job die aansluit bij zijn of haar diploma.
De absolute prioriteit is het invullen van knelpuntvacatures. Werkgevers kunnen de hulp van VDAB inschakelen om in te schatten welk taalniveau ze moeten opgeven voor een bepaalde vacature, hoe je een anderstalige het best laat solliciteren en dergelijke meer. Op die manier kan een werkgever garanderen dat zijn werkvloer blijft draaien. Er worden geen te hoge taalvereisten gesteld waardoor de vacature niet ingevuld geraakt, maar ook geen te lage waardoor collega’s niet met elkaar kunnen communiceren.
Uw vijfde en laatste vraag, daar hebben we het al eerder over gehad: een werkzoekende met een taalachterstand die wordt gevraagd om Nederlands te leren. Deze vraag kan voorkomen op een afsprakenblad, en ik vind het ook heel belangrijk dat dat gebeurt. Als de werkzoekende deze afspraak niet naleeft dan kan die gesanctioneerd worden. Ik heb ook aan VDAB gevraagd om daar in de toekomst cijfers over aan te leveren.
De heer Ronse heeft het woord.
Vooral over dat laatste vind ik dat er hier zo veel mogelijkheden en kansen bestaan tot taalondersteuning. Als iemand geen job vindt doordat die de taal niet kent, dan vind ik dat dat hier echt wel aan die persoon zelf ligt.
Dan verwijt ik het VDAB toch zeer fors dat zelfs u als minister niet gewapend en voorbereid wordt met cijfers over hoe VDAB ook effectief – als men weigerachtig is of niet voldoende meewerkt aan taalopleiding – inzet op die sancties. Ik vind dat eigenlijk echt niet oké van VDAB.
Dus ik hoop dat ten gevolge van deze commissie de raad van bestuur van VDAB ook op de vingers getikt zal worden en dat dit parlement eindelijk, eindelijk een keer deftige cijfers daarover krijgt van VDAB. Ik denk dat de voorzitter het al heeft gevraagd, ik vraag het nu, en vorige legislatuur hebben we het ook al vaak gevraagd. Want week na week is dat iedere keer hetzelfde, of we het nu over taal hebben of andere dingen: dat zijn pertinente cijfers.
We krijgen dan wel iedere keer cijfers over hoeveel mensen hebben deelgenomen aan bepaalde activiteiten of sessies. Dat interesseert me eigenlijk niet. Wat ons interesseert zijn outputindicatoren. Daar gaan ze toch dringend, dringend werk van moeten maken, of ik denk dat het parlement een beetje boos zal worden.
Ik ga er straks op terugkomen, maar we hebben straks de vraag over de achterstelling van een aantal groepen op onze arbeidsmarkt, waarbij dit element ook wel aan bod komt.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik neem uw beetje boosheid mee. Die vraag is ook al gesteld aan de raad van bestuur, denk ik. Dus we zullen daar nog eens achter zitten en er nog eens op wijzen dat we het allemaal belangrijk vinden om die cijfers te kennen en die monitoring daarrond te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.