Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over de methaanuitstoot van de Vlaamse veestapel
Verslag
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, ik wil het eventjes niet over stikstof hebben, maar over een andere uitdaging: de broeikasgasuitstoot vanuit onze veehouderij, meer bepaald onze runderen.
Meer dan 70 procent van de methaanuitstoot in Vlaanderen is afkomstig van de veeteelt. Spijtig genoeg moeten we vaststellen dat die uitstoot stijgt in plaats van daalt, met bijna 11 procent tussen 2005 en 2021, hebben we kunnen lezen. We weten dat methaan anders functioneert dan CO2. Het is minder lang aanwezig in de atmosfeer, maar tijdens die aanwezigheid heeft het wel een veel sterkere werking.
Omdat de landbouw ook inspanningen moet leveren om zijn broeikasgasemissies te reduceren, werd in 2019 het Convenant Enterische Emissies Rundvee (CEER) afgesloten – we hebben het er al vaak over gehad. Maar spijtig genoeg heeft dat convenant tot nu toe niet geleid tot een daling van de emissies. Er is ook weinig geloof dat alleen dit convenant tot de nodige reducties zal leiden. Het laatste jaarverslag van het convenant voor het jaar 2022 lijkt die scepsis te bevestigen. De verschillende werkgroepen zijn niet erg actief. Slechts twee werkgroepen kwamen fysiek samen voor overleg, twee beperkten zich tot een schriftelijke procedure, en de werkgroep die de potenties van de biologische landbouw moet onderzoeken, is niet meer werkzaam omdat BioForum, toch de vertegenwoordiger van de biologische landbouw, het voorzitterschap niet langer wenst op te nemen. De maatregelen die binnen het convenant worden goedgekeurd, focussen uitsluitend – dat weet u – op technologische nieuwigheden zoals voornamelijk combinaties van voederadditieven, management enzovoort. Impact op de uitstoot is er dus tot nu toe amper, en dat vier jaar na de start van het convenant.
Minister, wij hebben ons via de Global Methane Pledge geëngageerd om tegen 2030 een reductie van 30 procent te verkrijgen. Wetenschappers zijn het erover eens dat dit niet alleen zal lukken met enkel technologische innovaties zoals die vandaag geëxploreerd worden. Zij geven aan dat er ook moet worden gekeken naar de omvang van de rundveestapel.
In het artikel lezen we ook een reactie van uw woordvoerder en die benadrukt dat de boeren de kans moeten krijgen om zich aan te passen. Dat is logisch, op zich zijn we het hiermee natuurlijk eens. Toch zullen er volgens ons bijkomende maatregelen nodig zijn – en niet alleen volgens ons, maar ook volgens de wetenschappers – om de doelstellingen te halen. Mijn vragen gaan dan ook over hoe wij vanuit Vlaanderen de boeren kunnen ondersteunen om zich voor te bereiden op die toekomst.
Hoe reageert u op de vaststelling dat sinds de oprichting van het convenant de uitstoot gestegen is in plaats van gedaald?
Het convenant voorziet pas in een evaluatie in 2025. Vindt u niet dat, gezien de huidige cijfers, een vroegere evaluatie zich opdringt?
De maatregelen die worden goedgekeurd, kunnen vrijblijvend toegepast worden door landbouwers. Op basis waarvan denkt u dat op die manier de nodige reducties kunnen worden gerealiseerd?
Welke extra maatregelen ziet u mogelijk om de methaanuitstoot in de veeteeltsector te verminderen?
In het jaarverslag van 2022 is, zoals ik reeds zei, te lezen dat de werkgroep biologische landbouw niet werkt. BioForum is dus niet meer bereid om het voorzitterschap waar te nemen. Kunt u toelichten welke de redenen zijn die BioForum heeft ingebracht om die beslissing te motiveren? Hebt u ook initiatieven genomen om met BioForum in gesprek te gaan om hen opnieuw hun rol te laten spelen?
De heer Coel heeft het woord.
Een van de doelstellingen van het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) is de reductie van methaan dat onder meer vrijkomt door pensfermentatie bij runderen. De gassen die vrijkomen bij zo’n proces zijn kortlevend, maar heel krachtig. Om het even in perspectief te plaatsen: de helft van alle vrijgekomen methaan is na twaalf jaar alweer uit de atmosfeer verdwenen, maar houdt wel meer dan tachtig keer zoveel warmte vast als CO2, waardoor het opwarmingseffect van de huidige Vlaamse emissies in de komende twintig jaar voor één vijfde te wijten is aan methaan.
Die korte levensduur biedt echter ook kansen. Indien we de methaanuitstoot wereldwijd drastisch kunnen terugdringen, kan dat een significante impact hebben op de verdere evolutie van de opwarming van onze planeet. We hebben in Vlaanderen een aantal maatregelen genomen om die methaanuitstoot terug te dringen. Collega Steenwegen heeft ze al toegelicht. We hebben ons ook ingeschreven in de doelstellingen van de Global Methane Pledge voor die gezamenlijke reductie van methaan met 30 procent tegen 2030. Maar uit recente cijfers blijkt dat we eerder met een stijgende trend zitten dan met een dalende, ondanks onder andere het Convenant Enterische Emissies Rundvee, waarin in 2019 een aantal maatregelen zijn afgesproken en in 2021 nog enkele nieuwe maatregelen toegevoegd zijn.
Daarnaast gaf u tijdens het actualiteitsdebat over de actualisering van het Vlaams Energie- en Klimaatplan op 17 mei jongstleden in de plenaire vergadering aan dat u inschat dat beleidsinitiatieven zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), het mestactieplan (MAP), de definitieve Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de varkenscall, ook hun effecten zullen hebben op de methaanuitstoot. Daarom heb ik een aantal vragen voor u, minister.
Welke acties werden concreet ondernomen door u en uw voorgangster om de doelstellingen rond methaanreductie door veeteelt te realiseren? Hoe evalueert u zelf de voorlopige resultaten daarvan?
Zitten we daarmee op schema om de doelstellingen tegen 2030 te halen? Zo neen, welke bijkomende maatregelen zult u nemen om de 2030-doelstellingen te kunnen behalen?
In de plenaire vergadering zei u dus dat u een effect verwacht van een aantal andere grote dossiers in het landbouwbeleid. Kunt u een inschatting geven van welk effect u verwacht van die maatregelen, zoals het PAS-akkoord, het GLB en de varkenscall?
Collega Steenwegen hintte er ook al naar: we moeten uiteraard vooral de landbouwers zelf meekrijgen in het verhaal. Hoe wilt u hen stimuleren om verdere maatregelen te nemen om methaanreductie op het terrein te realiseren?
Minister Brouns heeft het woord.
Het is voornamelijk het vervangen van dieren die enkel vleesproductie tot doel hebben, door dieren die naast hun slachtwaarde ook melk produceren maar een hogere methaanuitstoot kennen, dat heeft geleid tot die hogere emissies. Er is dus wel een algemene daling van de rundveestapel met 5 procent, maar je ziet daar een verschuiving naar melkvee. Dat heeft dan geleid tot die hogere emissies, en daarom wordt in onze maatregelen en ambities ook voornamelijk naar die rundveecategorie gekeken.
Het Convenant Enterische Emissies Rundvee heeft als doel om de verteringsemissies bij het rundvee in Vlaanderen te verlagen. De acties en maatregelen situeren zich op het vlak van bedrijfsmanagement, voedermanagement en genetische selectie. Door voederadditieven kun je inderdaad al tot 30 procent methaanreductie bereiken.
Op het vlak van bedrijfsmanagement kunnen er emissies gereduceerd worden door bijvoorbeeld de langleefbaarheid van dieren te verbeteren, maar ook veestapelmanagement is hierbij opgenomen. Dat vraagt natuurlijk wat tijd. Het is dus niet evident dat de resultaten op dat vlak nu al zichtbaar worden. Maar daar wordt wel degelijk in de praktijk aan gewerkt. Onder andere via de versnelde uitrol van de Klimrek-tool (KLImaatMaatRegelen mét Economische Kansen op het landbouwbedrijf) wordt bedrijfsmanagement in verschillende deelsectoren geoptimaliseerd. Ook het demonstratieproject ‘Metheen’ helpt aan een praktische implementatie van maatregelen op het bedrijf.
Hetzelfde geldt voor de genetische selectie. Dit proces vraagt tijd. Zeker ook omdat wij als Vlaanderen een van de enige regio’s zijn die in die mate op methaan concentreren. Dergelijke genetische aanpassingen moeten dus specifiek voor onze regio worden uitgewerkt.
Op het vlak van het voedermanagement zijn er al concrete stappen gezet. Er zijn een aantal rantsoensamenstellingen wetenschappelijk gevalideerd, en voor de toepassing daarvan geven we ook steun binnen de ecoregelingen van het GLB.
Zoals u weet, heeft de Vlaamse Regering in 2021 de actualisatie van het VEKP goedgekeurd. Daarbij zijn de ambities voor de daling in uitstoot van broeikasgassen nog aangescherpt, en ook voor de landbouwsector betekende dat een verscherping met nogmaals 10 procent. De Vlaamse landbouwsector zal dus ongeveer 30 procent minder broeikasgasuitstoot moeten kennen in 2030 ten aanzien van de situatie in 2005.
Het Convenant Enterische Emissies Rundvee is daarbij opgenomen als een beleidsmaatregel om die methaanemissies ook te kunnen reduceren. Bij die actualisatie is voorzien in een evaluatie van het convenant, die in 2024 al zal starten, wat vroeg is. Je moet natuurlijk wel de kans krijgen om die maatregelen uit te werken voordat er een impact kan worden waargenomen. Die evaluatie zal ervoor zorgen dat er een bijsturing kan komen samen met de partners van het convenant, zodat de sector de vooropgestelde doelstelling kan halen.
De maatregelen binnen de convenant zijn twee jaar geleden opgestart, en dat was toch een moeilijke periode, dat waren moeilijke omstandigheden. Er is stikstof, het GLB, de energiecrisis. Die verschillende maatregelen hebben technisch potentieel. De rundveehouders moeten de komende jaren worden overtuigd om de maatregelen maximaal op te nemen, hierin door het beleid en de keten gesteund. Ten slotte zullen ook de andere beleidskaders zoals het MAP of de PAS, en de natuurlijke evolutie van de land- en tuinbouwpopulatie, een positieve impact hebben.
Wat de afbouw van de varkensstapel in het kader van de PAS betreft, is het zo dat een reductie van de varkensstapel van 30 procent resulteert in … Er is ook de uitbreiding die afgelopen vrijdag is goedgekeurd. Er was tot nu sprake van 0,5 procent impactscore, en die is gezakt tot 0,025 procent, waardoor we van 870 naar drieduizend bedrijven gaan die in de scope komen, wat een veel groter potentieel is. Dat gaat dan over 75 tot 80 procent van het aantal varkenshouders in Vlaanderen die nu kunnen intekenen. Dat maakt dat die 30 procent wel heel realistisch wordt als we nu al op 18 procent zitten.
Het is zo dat dat een reductie van de varkensstapel van 30 procent resulteert in 0,1 megaton CO2 minder aan enterische emissies en 0,2 megaton CO2 minder aan emissies uit mestopslag. Wat de andere maatregelen betreft die in het stikstofakkoord zijn voorzien, ga ik ervan uit dat dit ook tot een daling van het aantal dieren zal leiden.
BioForum heeft na een constructief overleg met het Departement Landbouw en Visserij beslist om uit het Convenant Enterische Emissies Rundvee te stappen. Ik betreur het dat de samenwerking in het kader van het convenant wordt stopgezet, maar ik respecteer uiteraard hun beslissing. Ik hoop dat er in de toekomst ook buiten het convenant verder met BioForum kan worden gewerkt. Bepaalde maatregelen passen immers zowel binnen de context van de biologische als de meer gangbare landbouw.
Ondertussen is er ook een nieuwe voorzitter voor de werkgroep biologische landbouw, zodat de werking van die werkgroep kan worden verdergezet.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Dank u wel, minister.
U herhaalt eigenlijk wat er in het convenant staat, en we weten wat er in het convenant staat, maar er is hier al verwezen naar de actualisatie van het VEKP. Er is een commissie in dit parlement die ondertussen, als ik mij niet vergis, 130 of 140 hoorzittingen heeft gedaan, of mensen heeft gehoord in opeenvolgende hoorzittingen. U bent daar ook aanwezig geweest om toelichting te komen geven over wat er rond landbouw moet gebeuren.
Als ik dan zie wat de experten daarover hebben gezegd, dan zijn die het er eigenlijk unisono mee eens dat dat niet volstaat. Ik verwijs naar de hoorzitting met professor Avermaete. Zij zei dat het met de huidige maatregelen niet mogelijk is om de CO2-emissies van de Vlaamse landbouw voldoende te reduceren, laat staan een vermindering met 30 procent. Het is onmogelijk om die doelstelling te halen.
U blijft vasthouden aan die technologische maatregelen. U zegt dat die additieven tot een vermindering van 30 procent kunnen leiden, maar dat is een beetje zoals die luchtwassers, dat is allemaal zo in theorie. Dat is zo op laboschaal. Dat kost geld voor veehouders.
In de praktijk wordt dat nog heel weinig gebruikt. Dus ik zou zeggen dat het goed is dat de evaluatie een jaartje vroeger gebeurt, maar dan nog is dat vijf jaar na de start, en dat is halfweg de periode dat er een eerste evaluatie gebeurt in een context waarbij de uitstoot stijgt, stijgt, in plaats van dat die daalt.
Dus de doelstelling, de kloof tussen de doelstelling, is toegenomen in plaats van afgenomen. Dan zou ik toch verwachten van het beleid dat men korter op de bal speelt in een context van klimaatverandering, die toch enige sense of urgency met zich zou moeten meebrengen.
Over het stoppen van BioForum zegt u dat er overleg is geweest met het departement, maar kunt u nu eens zeggen wat de argumenten waren van BioForum om niet verder te doen? Ik kan me toch voorstellen dat zij daar graag zijn. Ik heb begrepen dat zij gestopt zijn omdat zij geen enkel heil zagen in dat convenant en vonden dat dat een praatbarak was waar onvoldoende uitkwam, en dat dat de reden is dat ze gestopt zijn.
Dus ik wil graag toch nog eens toelichting over wat de argumenten zijn die BioForum heeft gebracht om te stoppen. U zegt dat er een nieuwe voorzitter is, kunt u ook eens zeggen wie dan voorzitter is van die werkgroep en in hoeverre dat die dan de biosector in Vlaanderen vertegenwoordigt?
De heer Coel heeft het woord.
Bedankt, minister.
Ik moet zeggen dat ik toch ook wel bezorgd ben of we wel op het goede spoor zitten. Ik wil gerust meegaan in uw argumentatie dat heel wat van die maatregelen tijd vragen om daar effect van te zien, bijvoorbeeld rond die voederadditieven, rond genetica, rond de lange levensduur of langere levensloop van de koe. Ik geloof dat het een tijdje vraagt voor je daar effect van ziet op het terrein, maar we vertrekken natuurlijk met een handicap doordat het sinds we de doelstellingen hadden afgesproken nog is toegenomen. Dat komt door die shift naar een groter aandeel van de melkveestapel.
Ik zat in diezelfde hoorzitting als collega Steenwegen, dus ik kan niet anders dan bijtreden dat de experten die we daar hebben gehoord eigenlijk allemaal hebben gezegd dat ze de kans toch vrij klein inschatten dat we de doelstellingen gaan halen met het pakket dat nu voorligt.
In die zin had ik toch wel gehoopt dat u vandaag zou hebben aangegeven dat u nog een aantal extra maatregelen aan het voorbereiden bent, maar ik begrijp dat we gaan wachten tot de evaluatie van 2024-2025, vooraleer we gaan bijsturen. Dat maakt het natuurlijk wel kort dag, want als we de bijsturingen dan gaan doen, dan zullen dat maatregelen zijn die ook weer enige tijd nodig hebben voor we daar effect van zien. Voor je het weet zijn we 2030 en dan zal blijken of we de doelstelling hebben gehaald of niet, maar ondertussen op het terrein moeten onze landbouwers wel verder.
Veel van die maatregelen vergen ook investeringen of kosten geld. Als je inzet op iets, dan is het jammer als je de doelstellingen niet bereikt en je achteraf nog met extra kosten wordt geconfronteerd, omdat er dus nog bijkomende engagementen nodig zullen zijn.
Tot slot wil ik misschien ook nog even terugkomen op het feit dat we in dit dossier een aantal dingen vragen van de landbouwer. Je hebt daarnaast dan heel de stikstofkwestie, maar die twee zijn niet altijd heel compatibel. Denk bijvoorbeeld specifiek aan dat veevoederadditief. Dat zou ervoor moeten zorgen dat we die reducties realiseren, maar dat vereist eigenlijk een soort van gesloten setting waarbij we het voederrantsoen heel gecontroleerd houden, zodat de juiste dosis van het voederadditief ervoor zorgt dat je dat effect van methaanreductie realiseert.
Anderzijds willen we voor stikstof meer weidegang om de ammoniakreductie te realiseren. Hoe dat dan compatibel is met elkaar, of wat we dan concreet van onze melkveehouders verwachten, is denk ik op het terrein niet altijd even goed combineerbaar. Dus ik denk dat we voor onze landbouwers op het terrein, om het te kunnen realiseren, goed de samenhang van alle dossiers voor ogen moeten houden, zodat het ook voor hen nog werkbaar blijft.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik zal ingaan op een aantal zaken.
Het wordt wel degelijk doorgerekend in alle maatregelen van het Vlaams Energie- en Klimaatplan. Het is bijkomend verstrengd in 2021. Die 10 procent is erbij gekomen. (Opmerkingen)
Ja, dat is wél waar.
Die voederadditieven hebben wel degelijk een impact tot 30 procent. U gelooft misschien minder in vooruitgang of technologie dan ik. Ze zijn pas vorig jaar goedgekeurd door Europa. Wij zijn momenteel de enigen die daarin een voorsprong nemen. Dat toont nogmaals aan dat wij in Vlaanderen toonaangevend zijn, dat we voorloper zijn op alle mogelijke vormen die op de trein van de duurzaamheid zitten. Ik herhaal dat ik wél geloof in alles wat wij doen om de sector de kans te geven om verder te verduurzamen. Maar je moet hen wel de kans, de ruimte en de tijd daartoe geven. Dat moet op een realistische wijze gebeuren, ze moeten ondertussen wel zélf nog kunnen leven, ook daarover gaat het.
Onze universiteit werkt momenteel rond de innovatie, de luchtwassers en de gesloten stalsystemen. We staan echt aan de vooravond van een gesloten stalsysteem dat stikstofneutraal is en waar je zelfs met plasmareactoren de ammoniak die vrijkomt, kunt omzetten in kunstmest. Het moet gevalideerd en vergunbaar zijn, daarmee ben ik het allemaal eens, maar we moeten daar wel in geloven en het kansen geven. En als uit onderzoek en controle blijkt dat het onvoldoende effectief is, moeten we daaraan sleuren. Ik heb het hier al een paar keer gezegd: innovatie gebeurt met vallen en opstaan, het is proberen, en dan kun je innoveren, maar je moet het wel een kans geven.
Ik kom tot uw vraag over methaan. Ik heb dat bedrijf zelf mogen bezoeken. De additieven worden toegevoegd in een gewoon open stalsysteem. Dat is geen enkel probleem.
De nieuwe voorzitter die werd aangeduid is Jan Valckx, onderzoeker bij de Universiteit Gent. Ik wil u in alle openheid alle argumenten die werden aangeleverd, bezorgen. Ik ken ze niet uit het hoofd. Dat is een volledig vrijwillig verhaal, dat spreekt voor zich. Het kan zeker worden overgemaakt indien daar vraag naar is.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende antwoorden. Ik hoor niet graag dat u zegt dat ik misschien niet in innovatie geloof. Ik geloof wél in innovatie, maar je moet opletten met blind geloof. Je moet ook naar de cijfers kijken en die zeggen wat ze zeggen. U hebt gelijk dat we vooruitgaan, maar terwijl we technologische vooruitgang boeken, is er economisch een enorme groei van die melkveestapel die dat volledig tenietdoet. Blijkbaar hebt u daar geen impact op, niemand, en is dat gewoon zo. Maar daardoor gaan we natuurlijk niet vooruit en blijft die uitstoot verder gaan. Meer koeien, meer melk per koe, dus een enorme stijging van die methaanuitstoot. En die wordt dan voor een klein deel gecompenseerd door de maatregelen die worden voorzien.
U zegt dat we moeten geloven in de wetenschap, maar de wetenschappers zeggen dat het niet zal volstaan. Dat zeggen de wetenschappers. U ontkent dus eigenlijk de wetenschap in dezen. Ik vind dat spijtig.
Het is een en-enverhaal, dat weten we allemaal: het is een verhaal van technologische vernieuwing, maar ook van wat we moeten doen met de veehouderij: wat kan er aan veehouderij in Vlaanderen en wat kan niet? Het ene én het andere zijn nodig. Ik vind het spijtig dat u het ene wel ter harte neemt en daar heel sterk in gelooft, maar dat het andere eigenlijk een debat is dat moeilijk kan worden gevoerd. Dat leidt dan waarschijnlijk ook weer tot verschuivingen van de problematiek. We zouden het eens globaal moeten bekijken.
Ook dit debat wordt voortgezet.
De heer Coel heeft het woord.
Minister, ik wil gerust meegaan in uw voluntarisme dat we met techniek en innovatie een heel stuk op weg zijn om die Vlaamse landbouw die al zeer duurzaam werkt op wereldperspectief nog duurzamer te maken. Maar de twee kunnen tegelijk waar zijn. We kunnen per liter melk het duurzaamst aan het produceren zijn, maar met meer melkvee onze methaanuitstoot zien stijgen. Het ene kan samen met het andere. En dan zijn we wel goed bezig op het vlak van per liter melk, maar dat zijn we onze doelstellingen rond methaanreductie niet aan het realiseren. We moeten in de toekomst samen verder bekijken hoe we de andere doelstelling kunnen realiseren. Naast van onze landbouw de meest performante en duurzame landbouw van de wereld te maken en te laten blijven, moeten we ook onze doelstelling op het vlak van klimaat realiseren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.