Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Minister Weyts, ik heb gezien dat er een opmerkelijke reclamecampagne heeft gelopen – en nog altijd loopt, geloof ik – over ‘Varkens van bij ons’ bij de commerciële zenders. De hoofdrol in de clip is voor een meisje in een roze prinsessenjurk. Het beeld dat geschetst wordt, is er een van een varkenssector waar biggetjes in de wei rondlopen, volop toegang hebben tot stro en geslacht worden in een klein slachthuis. Dat is een ideaalbeeld. Dat is logisch bij reclames, maar dit ideaalbeeld is er wel een waarbij je de vraag moet stellen hoe hard het vandaag in contrast staat met de realiteit.
Op sociale media gaat ondertussen een VPRO-filmpje viraal van het programma ‘Plakshot’, waarin burgers werden geïnterviewd over het eten van vlees, megastallen en de dagelijkse praktijk in slachterijen. Daaruit blijkt dat mensen overtuigd tegen dierenmishandeling zijn, maar de geïnterviewden in dit filmpje – en ik ben niet naïef: dat wordt ook geselecteerd, natuurlijk – zeer weinig op de hoogte zijn over de echte praktijk op het terrein rond de kweek en slacht van dieren in de veehouderij.
Ik stel deze vraag omdat het contrast tussen het ene, geïdealiseerde, beeld en het andere, van de interviews op het terrein, bijzonder groot is. In die mate dat het een spanning oproept in hoeverre dergelijke reclames – die in dit geval van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) komen, dat ook gesubsidieerd wordt en mee gesteund wordt door de Vlaamse overheid – en de realiteit voor de overgrote meerderheid van varkens nog houdbaar zijn.
Het aantal varkens dat verplicht toegang heeft tot een wei, is een getal achter de komma: dat zijn enkel degene die in de biosector zitten. Biggetjes worden massaal onverdoofd gecastreerd. Vorige week is daar, terecht, ook een hevig debat over gevoerd. Het aantal dieren dat vroegtijdig sterft, is bijzonder hoog. Dat zijn cijfers die ik zelf bij u heb opgevraagd, en een aantal maanden geleden bijeen heb gesprokkeld. Het aantal slachthuizen is gedaald, waardoor de schaal vergroot, en het transport naar het slachthuis gemiddeld langer duurt. De druk op de overblijvende slachthuizen is alleen maar gestegen.
Naar aanleiding van dit beeld had ik enkele vragen voor u, minister.
Hoe beoordeelt u dat contrast tussen het beeld dat vaak in reclame wordt gebruikt ter promotie van onze vleessector – er is natuurlijk niks mis mee dat men zijn eigen sector in beeld brengt – en de kennis bij heel wat burgers over diezelfde sector? Ziet u een rol voor u, als minister van Dierenwelzijn, en als overheid, om beter over dierenwelzijn in de vleessector te communiceren, zodat de burger als consument een bewustere keuze kan maken? U hebt van in het begin van deze legislatuur heel wat initiatieven aangekondigd, zoals een label. We zijn daar nog altijd op aan het wachten, maar ondertussen gaan die reclames en de praktijk zoals ze zijn wel nog gewoon verder. Hoe kijkt u daarnaar?
Kunt u mij zeggen hoeveel procent van de varkens er vandaag effectief toegang heeft tot buitenruimte in Vlaanderen? Kunt u ons die gegevens bezorgen?
Hoeveel slachtfaciliteiten zijn er in Vlaanderen die effectief voldoen aan het beeld dat door VLAM in zijn filmpje werd geprojecteerd? Dat moet toch ergens op gebaseerd zijn? Hoeveel erkende slachtfaciliteiten bestaan er op de Vlaamse boerderijen vandaag nog? Hoeveel mobiele slachterijen bestaan er? Ik weet dat er een project rond loopt. Hoeveel andere kleinschalige slachtfaciliteiten, zoals bij beenhouwers, bestaan er nog in Vlaanderen? Kan er een onderscheid gemaakt worden tussen die cijfers voor varkens, runderen, en andere?
Hoe staat u tegenover het verschil van de industriële slachthuizen met kleinschalige slachtmogelijkheden op het vlak van dierenwelzijn? Hebt u daar onderzoek naar laten doen? Hebt u daar een visie op?
In 2020 antwoordde u op een vraag van mevrouw Joosen, uw collega van de N-VA, rond het couperen van de staarten van varkens. U verklaarde letterlijk dat er geen monitoring bestaat van het aantal varkens waarvan de staart gecoupeerd wordt en dat er daarover dan ook geen cijfers beschikbaar zijn. Dat is een antwoord dat ik nogal vaak krijg op schriftelijke en mondelinge vragen. In het advies van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn van april dit jaar wordt meteen aangegeven dat bij bijna alle varkens in Vlaanderen de staart nog wordt gecoupeerd, ondanks het Europese verbod. Op welke gegevens baseert de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn zich, als u bij schriftelijke en mondelinge vragen zegt dat u geen gegevens hebt? Worden die tellingen dan toch structureel bijgehouden, en zo ja, waar dan?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het reclamefilmpje betreft, denk ik dat ik niemand diets moet maken dat reclame niet altijd overeenstemt met de realiteit, veelal zelfs niet. Het behoort inderdaad tot de opdracht van VLAM om de land- en tuinbouwproducten te promoten. Het kan dan ook niet verbazen dat men gebruikmaakt van fraaie beelden. Vergeet ook niet dat VLAM een samenwerking is tussen het departement Landbouw en de sector. Het is deze laatste die die promotiefilmpjes financiert. Ik denk niet dat dit de eerste reclamecampagne is die de waarheid enigszins geweld aandoet. Het zal ook niet de laatste zijn.
Als Vlaams minister voor Dierenwelzijn probeer ik op een andere manier te communiceren, die meer in lijn is met de realiteit. Ik verwijs onder andere naar het initiatief dat we hebben genomen richting ons onderwijs. Zowel voor het kleuter-, lager, als in het secundair onderwijs hebben we lespakketten laten ontwikkelen rond dierenwelzijn in de klas. Met kant-en-klaar lesmateriaal worden leerlingen geïnformeerd over wat dierenwelzijn inhoudt. Dat heeft als doel dat leerlingen zich bewust worden van dierenwelzijn, maar ook van de verantwoordelijk die ze zelf kunnen nemen. Daarbij worden pijnpunten niet uit de weg gegaan. Er is ook materiaal voor discussie, om zodoende de kinderen, onder begeleiding van de leerkracht, zelf een oordeel te laten vormen over bijvoorbeeld de intensieve veehouderij of dierenproeven. Dat maakt van hen ook mondige en kritische burgers. Ik denk dat die objectiviteit belangrijk is om kinderen eigen keuzes te laten maken, en toekomstige bewuste consumenten van hen te maken, zodat ze zich niet meer zouden laten leiden door promotiefilmpjes, maar ook wel de nodige achtergrondinformatie hebben, met bijvoorbeeld de undercoverbeelden van dierenrechtenorganisaties.
Varkens die buiten worden gehouden, vormen een kleine minderheid. Ik refereer aan het aantal biologische varkensbedrijven. Zoals u zelf zegt, is dat inderdaad een getal achter de komma. Daar is de buitenloop verplicht. Dat is een klein deel van de markt, maar de consument bepaalt in dezen ook mee dat marktaandeel. Daarom is het zo dat ik zorg voor de ondersteuning en uitwerking van een centraal Vlaams dierenwelzijnslabel, waarbij we de consument de mogelijkheid bieden om zelf keuzes te maken. Momenteel werken we aan de totstandkoming van een lastenboek. In eerste instantie heeft dat betrekking op de varkenssector, later doen we hetzelfde voor de kippensector. Zodoende moet dat marktaandeel in de toekomst duurzaam kunnen groeien.
Wat het aantal varkens met of zonder staart betreft, is daar absoluut geen tegenspraak. Het is algemeen geweten dat in Vlaanderen, net zoals in de rest van de Europese Unie, het wegnemen van de staart een gangbare praktijk is. In de discussies hier heb ik ook al diets gemaakt dat we momenteel werken aan een regelgeving om dat routinematig couperen van varkensstaarten tegen te gaan. We zorgen daarbij ook voor de nodige ondersteuning van varkenshouders, gelet op de complexe problematiek. Natuurlijk is het vooral vanuit een preventieve aanpak dat men varkensstaarten coupeert, net om staartbijten te voorkomen. Dat staartbijten is een grote vrees, en heeft een impact op het dierenwelzijn.
Voor uw vraag naar het aantal kleine slachtfaciliteiten, moet ik u eigenlijk doorverwijzen naar het federale niveau, in die zin dat de bevoegdheid van de erkenning bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) ligt, vanuit de optiek van volksgezondheid. Mobiele slachteenheden bieden een diervriendelijk alternatief voor vaste slachthuizen, omdat ze het transport, en alle stress die daarbij hoort voor die dieren vermijden. Ze laten ook het slachten in een eerder vertrouwde omgeving voor het dier toe. Jammer genoeg zijn er in Vlaanderen nog geen mobiele slachteenheden operationeel. Ik tracht dat te stimuleren.
Vorig jaar heb ik een studie uitbesteed aan BioForum om de haalbaarheid na te gaan voor het gebruik van een mobiele dodingseenheid voor runderen, varkens, schapen en paarden. Volgens mijn informatie wordt momenteel de laatste hand gelegd aan dat rapport. Die studie loopt door BioForum, in samenwerking met de hogeschool Odisee. Die laatste tracht dat te bestuderen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Daarnaast heb je natuurlijk ook de economische haalbaarheid. Als je wilt dat dat duurzaam kan worden uitgerold, dan is de economische haalbaarheid natuurlijk ook een factor, net zoals de haalbaarheid vanuit het oogpunt van voedselveiligheid, want ook daar zijn we onderhevig aan heel strenge federale normen. Daar heb ik alle begrip voor, maar we moeten dan ook te rade gaan bij het FAVV. Er is ook een operationele mobiele dodingseenheid in Duitsland die we hebben bezocht. Op korte termijn zal ik het definitieve rapport en de conclusies aan u ter beschikking kunnen stellen.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Dank u wel, minister. Uiteraard maakt reclame de wereld wat mooier, dat heb ik zelf ook gezegd. Het is de bedoeling om mensen te verleiden. Maar tussen wat mooier is en wet volstrekt haaks staat op de realiteit, is er wel een groot verschil. Hier wordt een beeld geschetst dat een volstrekte uitzondering is de realiteit. Dat begint te wringen. Ik weet niet of u het artikel van mevrouw Mulders hebt gelezen dat in diezelfde teneur gaat, en eigenlijk aangeeft dat er achter dat beeld een model schuilgaat dat echt problematisch is op het vlak van dierenwelzijn.
Ik ben het met u eens dat u als minister met die lespakketten aan de slag moet gaan. Maar als op dit moment 0,5 procent van het aantal biggen effectief in de wei zit en in de buitenlucht komt, dan moet er ergens een plan komen om te zien hoe we het ideaalbeeld zoals het geschetst wordt en dat vandaag niet op de realiteit geschoeid is, dichter bij het wensbeeld kunnen krijgen. Eigenlijk is men reclame aan het maken met een wensbeeld. Ik denk dat er dan een grote rol is weggelegd voor u als minister van Dierenwelzijn.
Ik moet heel eerlijk zeggen dat het dierenwelzijnslabel nu al jaren wordt aangekondigd, maar consumenten weten eigenlijk hun weg niet meer. U zegt dat jullie nu bezig zijn met een lastenboek, en dat het zal beginnen met de varkenssector. Heb ik dat goed gehoord? U zegt dus dat jullie nu het meest concreet aan een lastenboek rond een dierenwelzijnslabel voor die varkenssector aan het werken zijn. Betekent dat dat het dierenwelzijnslabel in eerste instantie in een beperkte setting begint, en dan wordt uitgebreid? Binnen welke termijn ziet u dat? Ondertussen zijn we alweer jaren verder sinds de aankondiging.
Het routinematig couperen is in strijd met de wet. Ik wil dat hier toch wel nog eens zeggen. We zijn hier over zaken aan het praten die op Europees niveau verboden zijn, maar gewoon blijven gebeuren, en we leggen ons erbij neer dat dat het geval is. Hetzelfde geldt voor onverdoofde castratie. Staartbijten begint een beetje een vicieuze cirkel te worden. Men doet het omdat er in staarten wordt gebeten, maar het staartbijten is natuurlijk ook het gevolg van bepaalde stressfactoren.
Mevrouw Almaci, kunt u alstublieft uw vraag stellen.
Ik heb mijn vraag al gesteld met betrekking tot het dierenwelzijn. Ik heb nog twee vragen, voorzitter.
Met betrekking tot de economische haalbaarheid en de voedselveiligheid, hebt u gelijk dat het FAVV de erkenning doet, minister. Maar kunt mij gewoon het aantal geven van de kleine slachtfaciliteiten zoals ze nu bestaan in Vlaanderen, of hebt u dat ook niet? (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Oké, dan heb ik dat niet geregistreerd, en hoor ik het graag opnieuw van u, minister.
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Ik wil aansluiten bij collega Almaci, vooral in verband met het keurmerk. Minister, u bent sinds 2019 al bezig met de oprichting van dat keurmerk. In Nederland is dat er al lang, en ging die procedure veel sneller. Waarom duurt het in Vlaanderen zo lang voordat dit wordt opgericht? Wanneer gaan we eindelijk een keurmerk hebben in Vlaanderen?
Minister Weyts heeft het woord.
Als het over EU-regelgeving gaat, wil ik voor alle duidelijkheid vermelden dat die regelgeving het routinematig couperen verbiedt. Daarbij moeten er voorafgaand altijd andere maatregelen worden toegepast, zoals verrijking in de stallen, om ervoor te zorgen dat er geen stress is, die vervolgens aanleiding kan geven tot staartbijten. Heel wat varkenshouders passen dat toch toe, vanuit een preventief oogpunt. We zijn daarom ook bezig met nieuwe regelgeving, om ervoor te zorgen dat er altijd eerst initiatieven zoals verrijking worden genomen.
Wat het dierenwelzijnslabel betreft, is het misschien wel allemaal gemakkelijk gezegd, maar het is moeilijker gedaan. Neen, in Nederland is dat niet met een vingerknip gerealiseerd, absoluut niet. Men heeft daar ook jaren over gedaan. Tot op heden zijn we erin geslaagd om de sector mee te krijgen. Dat vergde enige discussie. Ondertussen hebben we ook een vzw opgericht, want je kunt dat niet van overheidswege doen. Daar moet er een privaat initiatief voor worden genomen. Dat is opgericht, en de statuten zijn opgenomen in de publicatie van het Staatsblad.
Momenteel is men bezig met de uitwerking van een lastenboek, want er moeten nog verschillende andere stappen worden genomen. Ik heb wel gevraagd of we dat lastenboek dit jaar zouden kunnen afronden. Dat was ook geen eenvoudige discussie. Want dat wil zeggen dat je moet aanduiden welke stappen je allemaal moet nemen om in aanmerking te komen voor het dierenwelzijnslabel. Vervolgens heb je daar nog gradaties in. We werken natuurlijk ook met classificatie, een onderscheid met een sterrensysteem waarbij je drie niveaus hebt van dierenwelzijnsaspecten. Vervolgens is het inderdaad mijn ambitie om in eerste instantie met de varkens te starten, en dat vervolgens ook voor pluimvee te doen. Daarmee hebben we eigenlijk al een heel groot deel van de productie en van het aanbod in Vlaanderen gedekt.
Over de mobiele slachteenheden heb ik gezegd dat er vandaag geen zijn. Ik heb al verschillende keren een uitnodiging gelanceerd, en middelen vrijgemaakt om mobiele slachteenheden financieel te kunnen ondersteunen, maar dat is nooit van de grond gekomen. Dat was natuurlijk vanwege de normen die gelden inzake voedselveiligheid, en de economische rendabiliteit. Ik heb daar getracht om zelfs een impulsondersteuning te geven, vanuit de wetenschap dat dat nog niet onmiddellijk economisch rendabel zou zijn. Maar ook daarop heeft men vanuit de sector nog niet echt gereageerd. Daarom heb ik die studie in samenwerking met BioForum laten uitrollen, om de haalbaarheid na te gaan van het gebruik van mobiele dodingseenheden voor de verschillende diersoorten zoals schapen, paarden, runderen en varkens, die momenteel wordt afgewerkt in samenwerking met de hogeschool Odisee.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik moet het wel eens zijn met mijn collega. Ik wilde het er nog aan toevoegen in mijn slotrepliek dat er in het buitenland wel al voorbeelden van keurmerken bestaan. Meer nog, op dit moment staan er heel wat keurmerken op vleesproducten in onze supermarkten. De mensen zien door de bomen het bos niet meer. Het is dan heel bizar dat het Beter Leven keurmerk nog altijd zo’n weg moet gaan. Er zijn dus heel wat producenten die een label op hun product plakken, omdat ze weten dat heel wat consumenten daar vragende partij voor zijn.
U hebt gelijk dat er heel wat hordes moeten worden genomen, maar ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat sommigen gebaat zijn bij het laten aanslepen, werkelijk waar. Er is wat meer doortastendheid nodig vanuit uw kant. Ik reken daar ook op, want dit begint stilaan een legislatuur te worden van altijd maar redenen waarom uitstel na uitstel nodig is, terwijl er in de regio’s en landen rond ons stappen vooruit worden gezet. Dat is mijn eerste vaststelling. Het Belplume-label, Label Rouge, u hoeft het maar te noemen. Dat is al alleen maar voor kippen. Er zijn er dus genoeg.
Als dit niet routinematig is, een uitspraak van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn met betrekking tot het couperen van staarten, wat dan wel? Bijna alle varkens? Welke definitie van routinematig zijn we dan eigenlijk nog aan het volgen? Bijna alle varkens? Dat is de realiteit gewoon ontkennen. Als u zegt dat het alleen maar verboden is als het routinematig is … Het is duidelijk routinematig, het is dus verboden en u moet dus ingrijpen.
Ik verwacht een beetje meer actie van u, minister, wat deze problematieken betreft, want anders gaan we blijven dweilen met de kraan open.
De vraag om uitleg is afgehandeld.