Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
We gaan een beetje op hetzelfde thema verder, namelijk de krapte op de arbeidsmarkt, niet enkel voor de lokale besturen, maar in het algemeen. U weet dat onze arbeidsmarkt met die enorme krapte kampt. We weten dat we daar verschillende wapens voor in stelling brengen: sterkere activering van werkzoekenden, we proberen inactieven naar de arbeidsmarkt te lokken en we zetten volop in – het kan altijd beter, maar goed, de ambitie is er toch – om naar een betere interregionale mobiliteit te gaan die de Waalse en Brusselse werkzoekenden die er ook nog zijn richting onze Vlaamse vacatures te krijgen. Maar ondanks dat allemaal merken we toch dat er nog altijd heel veel vacatures niet ingevuld geraken en dat er ook meer en meer vraag is om meer ruimte te bieden om mensen uit het buitenland aan het werk te krijgen in ons land, ook van buiten de Europese Unie.
Onlangs hebben de sociale partners in een recent SERV-advies (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) volop gepleit om de lijst met middengeschoolde functies waarvoor economische migratie mogelijk is, accurater te maken en meer te doen aansluiten bij de echte tekorten. Eigenlijk vragen ze een uitbreiding van die lijst. Ze vragen een uitbreiding met maar liefst 51 middengeschoolde functies, zoals chauffagist, stukadoor, wegenwerker, chef-kok en slachter.
Nu, minister, in de commissie Werk en Economie hebben we het daar al over gehad met uw collega Brouns uiteraard. Hij heeft daar laten weten dat hij zo’n uitbreiding echt wel overweegt. De nood is hoog, dus we moeten ook daarnaar kijken. Maar er werd toen ook meteen de kanttekening gemaakt dat we er natuurlijk wel voor moeten zorgen dat er een beter welkomstpakket voor deze arbeidsmigranten komt, al is het maar om hen beter te wapenen tegen mogelijke sociale misbruiken. De inhoud van zo’n pakket moest nog bepaald worden, maar het is wel duidelijk dat dit heel nauw zal aansluiten bij het inburgeringsbeleid. Dan kom ik natuurlijk ook bij u terecht, minister, zeker omdat ik ook de federale staatssecretaris voor Asiel en Migratie gehoord heb. Collega de Moor pleit zelfs voor een volwaardige verplichte inburgering voor deze arbeidsmigranten. Ik vraag me af wat u daar eigenlijk allemaal van vindt als minister van Inburgering.
Minister, hoe staat u tegenover dat voorstel van de federale staatssecretaris om arbeidsmigranten verplicht in te burgeren? Is dat inderdaad wenselijk volgens u? En, zo ja, onder welke voorwaarden?
Is er al een overleg geweest tussen u en uw collega van Werk over de invoering van dat welkomstpakket voor arbeidsmigranten? Is er al zicht op een timing voor de invoering hiervan?
Wat zou dan ook de nuttige inhoud kunnen zijn van zo’n welkomstpakket? En in welke mate zou dat aansluiten bij de bestaande inburgeringstrajecten?
Zal hier een rol weggelegd zijn voor het Agentschap Inburgering en Integratie? Zo ja, wat is de geschatte impact op hun werking?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Ongena, dank u wel voor uw heel interessante vraag. Wat betreft het idee om de lijst van beroepen die arbeidsmigratie zou faciliteren uit te breiden: ik zou persoonlijk altijd eerst proberen te kijken hoe we het potentieel dat vandaag in ons land aanwezig is, meer kunnen activeren. Want er zijn nog altijd wat mensen in ons land die vandaag op een arbeidsactieve leeftijd zijn en potentieel geactiveerd zouden kunnen worden om op de arbeidsmarkt actief te zijn. Ik wil dat niet rigide doen. Voor sommige knelpuntberoepen die hoge kwalificaties en bijzondere kwalificaties hebben, is het voor het bedrijfsleven misschien wel belangrijk om dat te doen. Maar ik denk dat we dat soms te gemakkelijk als een gemakkelijkheidsoplossing zien en onszelf soms wijsmaken dat dat voor ons economisch en maatschappelijk interessanter is dan het activeren of het beter opleiden van mensen die hier vandaag al in Vlaanderen zijn, terwijl dat soms wel eens zou kunnen tegenvallen als je naar de realiteit gaat kijken. Ik ben daar dus persoonlijk terughoudend in. Ik vind dat we daarmee vandaag ook nog eens extra concurrentie organiseren met die mensen die het al moeilijk hebben op de arbeidsmarkt.
Persoonlijk ben ik daar niet gesloten over, maar wel terughoudend. Dat wil ik wel even zeggen, een beetje buiten mijn directe bevoegdheid als minister verantwoordelijk voor de inburgering, maar ik vind het wel belangrijk om die positie mee te geven. Ik denk dat men daar soms wat te lichtvaardig over spreekt en denkt en misschien kortetermijnoplossingen zoekt die langetermijneffecten hebben die men niet voldoende inschat.
In de huidige regelgeving is er geen verplichting tot inburgering voor arbeidsmigranten. Dat is een bewuste keuze omdat arbeidsmigranten hier per definitie van korte duur zijn. Het inburgeringstraject, zoals dat is uitgewerkt, is om nieuwkomers die hier permanent zullen verblijven, de nodige handvaten aan te reiken om mee te draaien in hun nieuwe samenleving.
Ik ben geen voorstander van een verplicht inburgeringstraject voor arbeidsmigranten. Ten eerste strookt dat niet met de doelstelling van het inburgeringstraject, dat heb ik u al verteld, namelijk nieuwkomers ondersteunen om hier permanent te verblijven. Maar ten tweede ben ik er ook geen voorstander van omdat arbeidsmigranten verplichten tot inburgering kan bijdragen aan een minder concurrentiële positie op het vlak van potentiële werkkrachten van België, ten aanzien van buurlanden. Neem bijvoorbeeld een Canadese scheikundige die door een farmabedrijf in Vlaanderen wordt aangezocht om hier tijdelijk een project te komen dragen. Die zal niet staan te springen om hier verplicht een inburgeringstraject te volgen wanneer hij hetzelfde kan gaan doen in Nederland, Duitsland of Frankrijk.
Ik denk dat we minstens heel goed moeten nadenken over de consequenties van zo’n verplicht inburgeringstraject ten aanzien van arbeidsmigratie. Natuurlijk kunnen arbeidsmigranten altijd als rechthebbende het inburgeringstraject volgen. En sommigen doen dat ook. Maar waar ik zelf meer op wil inzetten, is om gerichte informatiepakketten uit te werken waar de nadruk wordt gelegd op de kennis van het Nederlands – waarom wij dat in Vlaanderen zo belangrijk vinden en waarom dat ook zo belangrijk is –, en de kennis van de samenleving. Daar willen we specifiek ook focussen op de sociale rechten om arbeidsmigranten beter te bewapenen tegen sociaal misbruik. En we willen ook inzetten op netwerking, op hoe men zich kan inpassen in de Vlaamse samenleving.
We hebben het in de commissie al meermaals gehad over de proefprojecten rond inburgering in het land van herkomst. Enerzijds, in eerste instantie, ligt de focus op gezinsherenigers. Die proeftuin zal operationeel worden in het najaar. Maar daarnaast startte het Agentschap Integratie en Inburgering, op mijn initiatief, recent ook de voorbereidingen voor een tweede proefproject, gericht op arbeidsmigranten. Dat zou operationeel worden in het voorjaar van 2024.
Op 30 juni is er een overleg over de inhoud van de pakketten maatschappelijke oriëntatie (MO) voor gezinsherenigers en arbeidsmigranten. Op dit overleg zijn naast het Agentschap ook het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), Fedasil en VDAB aanwezig. De pakketten MO voor gezinsherenigers worden deze zomer gemaakt, deze voor arbeidsmigranten in het najaar. Op die manier proberen we ook eens een proeftuin uit te bouwen om die mensen, die in het kader van arbeidsmigratie naar Vlaanderen komen, een aantal essentiële hefbomen mee te geven wanneer ze in Vlaanderen worden tewerkgesteld.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u, minister, voor de toelichting. Het is volledig juist. We moeten er eerst alles aan doen om het potentieel dat hier vandaag al is, ten volle te benutten. We weten dat we nog heel veel mensen hebben die inactief zijn. Daar ligt absoluut de eerste prioriteit. Met een beter activeringsbeleid zouden we heel veel van die knelpuntvacatures kunnen invullen.
Ik ben ook akkoord om geen verplichte inburgering te gaan doen voor arbeidsmigranten. Dat zou zijn zoals met een kanon op een mug schieten. We gaan daar te veel energie en tijd in steken en het, zoals u zelf aangeeft, vooral alleen maar moeilijker maken om specifieke functies die we op korte termijn nodig hebben, naar ons land te lokken.
Ik heb begrepen dat u gerichte informatiepakketten gaat maken. Als ik luister naar de inhoud – dat is Nederlands leren, kennis van de samenleving en netwerking –, dan zijn dat de drie pijlers die in een klassiek inburgeringstraject zitten. Er zit natuurlijk heel wat overlap in. Hoe kunt u dat voldoende gescheiden houden? Hoe ziet u de inschakeling van de arbeidsmigranten, rekening houdend met het feit dat die mensen aan de slag zijn overdag? Hoe zal dat in zijn werk gaan? Gaat het Agentschap Inburgering dan eigenlijk twee trajecten hebben, langs de ene kant voor de klassieke, en dan voor de aangepaste? Kunt u daarover nog iets meer zeggen?
En dan, ten slotte, is het, denk ik, een heel goede zaak om in het land van herkomst te starten. Want we weten dat een van de grote problemen voor mensen die naar hier komen, de Borealiszaak indachtig, is dat zij soms stoten op mensen die het niet zo goed met hen voor hebben. Collega De Vreese, in de Commissie Werk hebben we het er al regelmatig over gehad. Ze kunnen slachtoffer worden van uitbuiting. De sociale rechten worden daarbij in de wind geslagen. Daarom vind ik dat het goed is dat die mensen, voor ze naar hier komen, op dat vlak worden geïnformeerd. Mijn vraag is om ook aandacht te geven aan sociale wetgeving, specifiek tegen misbruiken. U hebt het over maatschappelijke oriëntatie, maar misschien moeten we die maatschappelijke oriëntatie ook echt goed oriënteren op de situatie waarin ze terecht gaan komen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Voorzitter, minister, u gaf een heel interessant antwoord. Een aantal jaren geleden schreef ik een opiniestuk ‘Arbeidsmigratie mag geen gemakkelijkheidsoplossing zijn’. Tot voor kort werd er nauwelijks over arbeidsmigratie gesproken, maar nu is het door de arbeidsmarktkrapte een thema geworden dat in verschillende commissies regelmatig opduikt, ook in de commissie Economie en hier. Ik heb heel hard gepleit om inburgering in het land van herkomst mogelijk te maken. U bent gestart met proefprojecten rond gezinshereniging. Toen heb ik u gevraagd of dat niet mogelijk was inzake arbeidsmigranten. We hadden al projecten in de zorg, waarbij men al Nederlandse taal geeft en ook de opleiding. Maatschappelijke oriëntatie daaraan toevoegen, zal zeker en vast een meerwaarde zijn.
Is een verplichte inburgering wenselijk voor alle arbeidsmigranten? Daarop zeg ik resoluut: neen. Er zijn heel wat mensen die naar hier komen voor een heel korte periode. De lijn die de Vlaamse Regering daarbij volgt, is dat een tijdelijke migratie geen volledige inburgering vereist. Als mensen hier komen om hier langdurig te verblijven, en dat is zeker zo bij knelpuntberoepen, dan is taal ontzettend belangrijk, bijvoorbeeld in de zorg. Dan moeten we wel degelijk kijken richting verplichte inburgering in het land van herkomst. Maak in de volgende legislatuur zo’n inburgering verplicht om een visum te verkrijgen. Daarmee sluit je een heel aantal zaken uit, kijk maar naar Borealis, en bepaalde fraudegevoeligheden zoals de Turkse visa. Dan hebben we meer controle over die zaken. Ik ben benieuwd wat de proefprojecten gaan opleveren.
Ik heb nog een laatste punt. Activeer toch eerst de mensen hier. Neem dat toch eens in handen. Daar is Vivaldi en de federale overheid zo belangrijk in, maar we zien geen stappen vooruit. Dat is een enorm grote frustratie bij mijn fractie, zeker bij collega Ronse, omdat we ter plaatse blijven trappelen. Ik hoop dat u daar federaal aan de kar trekt.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, met dat laatste punt van mevrouw De Vreese ben ik het uiteraard volmondig eens. Minister Somers, u verwijst naar een Canadese chemicus. Ik ben het er uiteraard onmiddellijk mee eens dat een verplicht inburgeringstraject niet wenselijk is, maar met iemand van buiten de EU, die een fundamenteel verschillend waardekader heeft en hier arbeid komt verrichten – bijvoorbeeld iemand uit Afghanistan, Pakistan of Somalië – lijkt me dat toch een ander verhaal.
Dit gezegd zijnde, minister Somers, was ik blij verrast om uw inleiding te horen. Ik heb hier genoteerd dat het inderdaad te vaak als een gemakkelijkheidsoplossing boven wordt gehaald; dat we zeer terughoudend moeten zijn tegenover arbeidsmigratie. In het verleden is dat gebeurd met de gastarbeiders en vandaag gebeurt dat nog altijd. Men denkt aan de kortetermijneffecten die misschien wel positief kunnen zijn, maar niet aan de langetermijneffecten. Ik ben het volledig met u eens. Als u dat meent, ziet u daar ook de lijn van dokter Jan van de Beek met zijn rapport ‘Grenzeloze verzorgingsstaat. De gevolgen van immigratie voor de overheidsfinanciën’. Hij zegt daar – in fellere bewoordingen dan u, minister Somers, minder omfloerst, en dat is geen aanname, dat heeft hij aangetoond – dat men nooit mag luisteren naar werkgevers inzake arbeidsmigratie, zij profiteren van de lusten maar wentelen de lasten af op de samenleving.
Dat gold voor de gastarbeiders en dat geldt vandaag voor arbeidsmigratie uit onder andere het Midden-Oosten en Oost-Europese landen. Hij citeert daarbij – en dat is niet van de minste – de directeur van het Nederlandse Centraal Planbureau, Pieter Hasekamp. Die zegt letterlijk dat arbeidsmigratie niet bijdraagt aan het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt. Hij noemt het letterlijk een schijnoplossing, want ook migranten consumeren, hebben woningen nodig, scholen voor hun kinderen en gezondheidszorg. Zo leidt de komst van migranten tot nieuwe krapte. Het probleem wordt groter gemaakt en in de tijd verschoven.
Ik ben blij dat u dat ook lijkt in te zien, minister Somers, dat de arbeidsmigratie een schijnoplossing is en dat we daar op zijn minst zeer terughoudend mee moeten omspringen.
Minister Somers heeft het woord.
Het is inderdaad een heel interessant debat waar een aantal interessante insteken zijn gegeven, waar ik iedereen voor wil bedanken. Ik behandel eerst de vragen van collega Ongena. Als wij spreken over een infopakket en of het op de drie logische pijlers van een inburgeringsbeleid werkt – talenkennis, inzicht in de maatschappelijke realiteit en, in dit geval, netwerken, omdat arbeidsmarkt hier niet aan de orde is – dan is het de bedoeling dat die infopakketten meer gebald zullen zijn. Het is dus niet echt een inburgeringstraject naast de bestaande inburgeringstrajecten, maar het is bedoeld om mensen te informeren en hen uit te leggen waarom dat inburgeringstraject, dat zij als rechthebbende kunnen volgen, voor hen interessant zou kunnen zijn. Wat de maatschappelijke oriëntatie betreft, hebben wij het voornemen om dat te concentreren op de arbeidsrechtelijke situaties, zowel sociaal als fiscaalrechtelijk, omdat we weten dat er vaak misbruik wordt gemaakt van mensen in die situaties.
Het is dus niet de bedoeling om een totaal ander traject te maken, maar wel vooral om mensen te faciliteren richting het traject dat ze als rechthebbende kunnen volgen en basisinformatie te geven met betrekking tot hun sociaal-rechterlijke situatie.
Mevrouw De Vreese, ik zou zeggen ‘great minds think alike’. Ik wist niet van uw opiniestuk. Of ik heb het misschien gelezen, maar ben het vergeten, wat mogelijk nog erger is. Mijn punt is niet het wat uitvergrote zwart-witverhaal van mijnheer Van Rooy. Ik wil daarover genuanceerd spreken en voorzichtig zijn. Ik denk dat we daar een zekere terughoudendheid aan de dag moeten leggen.
Is arbeidsmigratie altijd problematisch? Absoluut niet. Ik denk dat er heel wat bedrijven en multinationals in Vlaanderen heel veel problemen zouden kennen mochten we vandaag een algemene inburgeringsverplichting opleggen aan iedereen die hier als arbeidsmigrant aan de slag wil gaan. Ik ken ook niet zoveel Somaliërs die hier als arbeidsmigrant werken. Ik ken wel wat Indiërs, mensen die bijvoorbeeld in Telenet ICT-posten bekleden. Ik ken ook een belangrijke Indische CEO die bij Janssen Pharmaceutica werkt. Ik denk dat we daar heel goed moeten nadenken over wat we doen en niet doen, maar dat we mensen daarin faciliteren en ondersteunen, en met proefprojecten bekijken wat we kunnen betekenen door het al aan te reiken in het land van herkomst.
In een aantal professionele omgevingen is de kennis van het Nederlands dusdanig onontbeerlijk, indien je ervoor kiest om daar te werken en om die taak in te vullen. Ik denk dat dat een belangrijk en interessant debat kan zijn, maar ik vind dat we dat debat ook moeten bekijken binnen onze competitieve positie als Vlaanderen. We zijn een regio die heel exportgericht is en economisch heel internationaal is. We moeten opletten dat we geen maatregelen nemen die die economische positie van Vlaanderen zouden kunnen benadelen. Dus een zekere doordachtheid en genuanceerdheid is in het debat zeker op zijn plaats.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik voel een grote consensus over alle partijen heen dat de economische migratie een soort ultimum remedium moet zijn en dat we wel kijken naar die bepaalde vacatures die we niet ingevuld krijgen en die echt wel nodig zijn en vaak gespecialiseerd zijn, maar ook dat we vooral naar onszelf blijven kijken, naar alle overheden in dit land. VDAB, en ervoor zorgen dat VDAB beter presteert, is ook een belangrijke actor. Maar er zijn ook de lokale besturen, die ook een belangrijke opdracht hebben in het activeren van leefloners. Het is belangrijk dat iedereen zich bewust is van zijn of haar taak en van de nood om daarin een extra stap te zetten.
Minister, ik kijk met spanning uit naar uw plan om een infopakket te voorzien. Ik denk dat het goed is dat u die mensen probeert te overtuigen om als vrijwilliger aan inburgeringstrajecten deel te nemen. Ik denk dat het ook interessant is om mensen die mogelijk het slachtoffer kunnen zijn van sociale fraude, al in hun land van herkomst beter te wapenen vooraleer ze naar hier komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.