Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de aanpak van cyberpesten
Verslag
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, VRT NWS lanceerde op 31 mei de resultaten van een onderzoek naar cyberpesten bij kinderen en jongeren. Ik denk dat we allemaal geschrokken zijn van de toon die wordt gebruikt in zogenaamde ‘exposegroepen’ op TikTok, Instagram en andere populaire socialemediakanalen door en over onze Vlaamse jongeren. In deze exposegroepen wordt persoonlijke informatie als naaktfoto’s, andere persoonlijke beelden, adresgegevens en roddels van en over iemand verspreid zonder toestemming van de betrokkene. De berichten zijn bovendien vaak erg vrouwonvriendelijk. Dit fenomeen is helaas niet nieuw, maar opvallend is dat deze groepen kunnen worden gelinkt aan scholen over heel Vlaanderen.
Uit het tweejaarlijks onderzoek Apestaartjaren van 2022 van onder andere de Universiteit Gent en Mediawijs bleek uit de resultaten vorig jaar dat een op de vier jongeren online gepest wordt. Een op de drie kinderen werd het slachtoffer van online pesterijen, en bij een op de vijf jongeren bestond het pesten voornamelijk uit het verspreiden van roddels, iets waar deze exposegroepen dus meester in zijn.
Het onderzoek van VRT NWS geeft aan dat de lijn tussen wat onschuldig is en wat niet vaak erg dun is. Het kan heel snel, soms onbedoeld misschien, uit de hand lopen. Sommige online pesters taggen het socialemediaprofiel van hun slachtoffer waardoor anderen het slachtoffer kunnen contacteren en belagen. Dit noemen we doxing.
Minister, we weten dat scholen sterk inzetten op dit thema, maar cyberpesten is toch iets heel anders, en iets waar je als school misschien minder vat op denkt te hebben. We moeten onze scholen voldoende ondersteunen om ook gericht op cyberpesten en dergelijke exposegroepen in te zetten, want jongeren zijn erg kwetsbaar en dergelijke gebeurtenissen kunnen hen tekenen voor het leven.
Wat is uw reactie op de bevindingen uit dit onderzoek van VRT NWS?
Het thema pesten is opgenomen in het decreet inzake leerlingenbegeleiding. Dit wordt gecontroleerd door de inspectie. Heeft de inspectie deze bevindingen ook waargenomen op het terrein en gesignaleerd aan uw kabinet?
Er zijn al heel wat acties, kanalen en platformen over pesten ter beschikking ter ondersteuning van scholen, leerkrachten en ouders. Dat is uiteraard een goede zaak, maar we merken dat de tendens naar online pesten toeneemt en de acties wat achterop blijven.
Catherine Van De Heyning, expert online haatspraak, geeft aan dat scholen zich vandaag nog niet voldoende inzetten om cyberpesten aan te pakken. Welke extra beleidsacties zult u nemen om scholen te ondersteunen in het opzetten van acties specifiek rond cyberpesten?
In eerder gestelde vragen in deze commissie gaf u aan dat het kenniscentrum Leerpunt hier ook specifiek aandacht aan zal besteden. Kunt u verduidelijken hoe dit concreet zal gebeuren?
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega Yalçin, dank u wel, ik kan al een stukje van mijn inleiding laten vallen. Ik wil nog iets toevoegen over het onderzoek Apenstaartjaren. Daarin gaf een kleine 30 procent van de jongeren en iets meer dan 60 procent van de kinderen ook zelf aan dat ze nauwelijks les krijgen over cyberpesten. Scholen kiezen zelf of ze een aanpak hebben rond online pesten, maar velen reageren enkel ad hoc als er zich een echt flagrant geval van online pesten voordoet in plaats van een structureel en ook preventief beleid te gaan voeren rond smartphonegebruik, mediawijsheid en online pesten.
Maar natuurlijk kan een school niet alles oplossen. Daarnaast moeten ook de ouders hun kind op een veilige manier leren omgaan met digitale middelen en het wapenen tegen dergelijke pestgevallen. De realiteit is echter duidelijk: heel veel ouders hebben niet altijd de nodige knowhow ter zake.
Minister, hoe evalueert u deze bevindingen?
In een vorige vraag om uitleg omtrent de problematiek van pesten op school heb ik het belang aangehaald van voldoende preventieve en curatieve competenties bij onze leerkrachten. Maar natuurlijk kun je als individuele leraar nog zo competent zijn, als de school ter zake geen adequaat en consequent beleid voert, is dat een slag in het water. Het is belangrijk dat scholen een degelijk preventief en reactief antipestbeleid voeren, ook inzake cyberpesten. Via het toezichts- en kwaliteitskader zijn scholen verplicht in te zetten op de preventie en de aanpak van pesten. Bij een doorlichting van een school kijkt de onderwijsinspectie ook expliciet naar het beleid op het vlak van het welbevinden van leerlingen op school en de kwaliteit van het beleid op leerlingenbegeleiding. Dat wordt standaard meegenomen in de doorlichting.
Hoe wordt dat gecontroleerd? Wordt er gecontroleerd of er een antipestbeleid is of bekijkt men ook of leraren dit effectief kennen en kunnen hanteren? Want een antipestbeleid op papier is natuurlijk een eerste stap, maar als dat een document is dat gewoon in een lade stof ligt te vergaren en leraren het onvoldoende kennen en/of toepassen, ben je er ook weinig mee.
In de vorige bespreking stelde u, minister, er weinig voor te voelen om de inspectie de opdracht te geven om in hun Onderwijsspiegel pesten als aparte focus te gaan opnemen. De leerlingenbegeleiding en het decreet inzake leerlingenbegeleiding worden altijd meegenomen in de doorlichting, de aanpak van pesten is hierin ingebed en moet zo bekeken worden. Nochtans zijn verschillende spelers in het veld, maar bijvoorbeeld ook het Kinderrechtencommissariaat voorstander van de piste om bij doorlichtingen expliciet ook het antipestbeleid van een school an sich onder de loep te nemen. Moet pesten dus niet als aparte focus bekeken worden bij een doorlichting, los van andere aspecten van het welzijnsbeleid of preventiebeleid? Waarom zou dat geen goed idee zijn?
Het Kinderrechtencommissariaat stelt dat ze afgaande op klachten die bij hen binnenkomen steeds meer moet vaststellen dat te veel scholen eigenlijk geen gepast antwoord kunnen bieden richting leerlingen die slachtoffer worden van cyberpesten. Door eerdere negatieve ervaringen met de slechte aanpak van cyberpestgevallen durven slachtoffers bij nieuwe feiten dit dan ook vaak niet opnieuw te melden op school. De kinderrechtencommissaris pleitte daarom voor het instellen van een meldpunt pesten, waar leerlingen melding kunnen maken van cyberpesten indien hun school dit niet terdege aanpakt. Dit meldpunt zou ook kunnen dienen als knipperlicht richting de onderwijsinspectie. Als er bijvoorbeeld bij dat meldpunt heel wat klachten binnenkomen vanuit eenzelfde school, dan kan dit voor de inspectie een signaal zijn om de school ter zake te gaan contacteren en te verkennen waar er verbeterpunten liggen en hoe ze dat beter kunnen aanpakken.
Hoe evalueert u dit idee? Hebt u hieromtrent al overleg gepleegd met het Kinderrechtencommissariaat en/of de onderwijsvertegenwoordigers?
Wat betreft de rol van de ouders, stelde u in de vorige bespreking dat de aanpak van cyberpesten ook als aandachtspunt meegenomen wordt in het kader van de samenwerking met de ouderverenigingen. Welke concrete afspraken en engagementen zijn er ter zake opgemaakt met de ouderkoepelverenigingen? Welke concrete initiatieven worden er vanuit hun koker opgesteld?
Welke eventuele andere initiatieven zet u in om cyberpesten tegen te gaan en kinderen beter hiertegen te wapenen?
Minister Weyts heeft het woord.
Goeiemiddag, pesten en cyberpesten, dat hoeft geen betoog, hebben geen plaats binnen ons onderwijs. Helaas komt het nog steeds te vaak voor. De huidige context maakt het voor scholen echter niet eenvoudig om pesten volledig een halt toe te roepen. Al te vaak wordt pesten via sociale media verder gezet, tot ver buiten de schoolpoorten.
Ik verwijs eerst naar de cijfers van de HBSC-studie (Health Behaviour in School-aged Children) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat gezondheidsgedrag bij Vlaamse jongeren in een internationaal perspectief plaatst. Dit toont namelijk al verschillende edities op rij een significante daling in het percentage van jongeren dat gepest wordt: van 24,5 procent in 2010 naar 16,5 procent in 2018. We waren daar toen heel tevreden mee. Deze studie wordt om de vier jaar uitgevoerd. Momenteel is de WHO bezig met een nieuw onderzoek.
Helaas worden we nu dus geconfronteerd met een nieuwe stijging. Het rapport van de VRT is dus echt verontrustend. De coronaperiode heeft het cyberpesten doen toenemen. Door de snelle digitalisering hebben jongeren onbeperkt toegang tot informatie. Ook zijn leerlingen vaker bezig met het manipuleren van beelden en fragmenten, soms echte pranks, goede en slechte, en soms pesten.
Het allerbelangrijkste punt om pesten een halt toe te roepen, is natuurlijk het creëren van een veilig school- en klasklimaat. Elk kind moet zich op zijn of haar gemak kunnen voelen.
Ik blijf er wel bij dat pestbeleid geen alleenstaand initiatief is, maar deel uitmaakt van een geïntegreerd beleid.
De belangrijkste kaders om zo’n beleid gestalte te geven, is ten eerste het decreet op leerlingenbegeleiding, waar de CLB’s absoluut een belangrijke rol hebben. Het is een rol die ik – zeker in vergelijking met vroeger – veel sterker accentueer en waardeer. We hebben ervoor gezorgd dat er heel wat extra middelen naar de CLB’s gegaan zijn in het kader van de relance, net om het mogelijk te maken om de achterstand die ze enigszins hadden opgelopen in de coronaperiode weg te werken. Na hun totaal andere taakstelling, namelijk het contactonderzoek, konden ze zich weer richten op hun corebusiness, hun essentiële taken. Ik heb hen toen in het kader van ‘Van kwetsbaar naar weerbaar’ van middelen voorzien, zodat ze zich daar weer op konden focussen, op die leerlingenbegeleiding. Maar ik ga nu via het programmadecreet 8,6 miljoen euro structureel voorzien – dus per jaar extra –, net om nog meer te kunnen inzetten op de versterking van het psychosociaal functioneren en op blended hulpverlening, onder andere via CLB-chat, naast natuurlijk andere taken, bijvoorbeeld in het kader van de strijd tegen schooluitval. Dat is dus een eerste heel duidelijke beslissing ten voordele van de CLB’s: 8,6 miljoen euro, focus op de essentiële taken.
Ten tweede zijn er de minimumdoelen waarin dat thema ook vervat zit, met betrekking tot pesten en leerlingenbeleid. En ten derde is er het kwaliteitskader van de onderwijsinspectie. Het is eigenlijk nog maar sinds 2022 dat de onderwijsinspectie structureel bij elke doorlichting nagaat of de school effectief werk maakt van een kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding.
Om scholen beter te informeren, maar vooral te sensibiliseren, bieden we anderzijds enkele concrete handvatten aan en voorzien we ook in vorming en lesmateriaal. Wat betekent dat? Enerzijds communicatie via ons belangrijkste communicatiekanaal, zijnde Klasse en onze nieuwsbrieven, waar we regelmatig dossiers hebben rond pesten en een positief klasklimaat. Daarin verschijnen regelmatig nieuwe artikels met goede praktijken, handvatten of getuigenissen. We subsidiëren ook de Week tegen Pesten en we brengen ook het platform ‘Alles over pesten’ onder de aandacht om de slagkracht ervan te vergroten.
We hebben ook Mediawijs en het kenniscentrum Digisprong als partners bij dit thema. Het klinkt misschien wat vreemd, maar het is op onze vraag dat Mediawijs een vorming ‘Eerste hulp Bij cyperpesten’ voor onderwijspersoneel over de aanpak en preventie van cyberpesten heeft aangeboden. Het kenniscentrum Digisprong ontwikkelde ook met enkele partners een flowchart – of beter een stroomschema – voor leerkrachten en CLB-medewerkers om om te gaan met cyberpestsituaties. Ze ontwikkelden ook de ‘beleidsplanner’, een planner die scholen helpt om een ICT-beleidsplan uit te werken rond verschillende thema’s, waarvan cyberpesten er een is.
Ook het nieuwe kenniscentrum Leerpunt gaat op dat vlak een taak verrichten, namelijk om de leraar inhoudelijk te ondersteunen om om te gaan met pesten. De inhoudelijke focus van het Leerpunt ligt natuurlijk op het ondersteunen van het didactisch handelen van leerkrachten in de klas, maar daar zit natuurlijk ook het versterken van het mentaal welzijn van leerlingen in het leerplichtonderwijs in. Van Leerpunt verwachten we onder meer dat ze de toolkit over effectief leren en lesgeven van de Education Endowment Foundation (EEF) – die Engelse stichting – zouden vertalen naar de Vlaamse context. In die toolkit wordt ook ingegaan op interventies inzake gedragsproblemen, waar ook de aanpak rond pesten een plaats krijgt. Dat krijgt een Vlaamse vertaalslag.
We ondersteunen ook verschillende organisaties die vorming aanbieden rond pesten of cyberpesten. Dat gaat dan bijvoorbeeld over vormingsavonden voor scholen en ouders rond veilig ICT-gebruik, inclusief cyberpesten of de ‘Clicksafe’-opleiding die leerkrachten wapent om rond online risicogedrag van leerlingen aan de slag te gaan in de klas.
Ook met de ouderkoepelverenigingen hebben we pesten opgenomen in de beheersovereenkomst. Op grond daarvan is er een wegwijzer ontwikkeld voor ouders rond wat te doen bij pesten. We ondersteunen ook het project van de Vlaamse Scholierenkoepel, ‘De Conflixers’. Dat hebben we al enkele keren besproken: vroeger was dat op grond van een projectmatige werking, denk ik, voor een jaar of twee jaar, nu heb ik dat structureel verankerd in de beheersovereenkomst en is dat dus voor meerdere jaren.
En dan is er de website allesoverpesten.be. Die heeft toch ook een grote meerwaarde. We volgen nieuwe initiatieven op de voet op, ondersteunen waar mogelijk en zetten uiteraard ook in op communicatie.
Tot slot is het belangrijk om mee te geven dat we de nieuwe leerkrachten beter voorbereiden op de werkelijkheid, op de klas van vandaag, inclusief cyberpesten. Ook in de lerarenopleidingen zetten we sterk in op klasmanagement ten aanzien van de klas van vandaag, in al haar diversiteit. Er is ook een project afgerond binnen de werkgroep Pesten en welbevinden van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). Daar heeft men ook een tekst ontwikkeld. Men heeft vervolgens vervolgens sterk ingezet op de verspreiding, in overleg met de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), en het organiseren van een workshop rond de plek van welbevinden in het curriculum van de lerarenopleidingen. Men heeft zich dus ook gericht tot de lerarenopleiders, om ervoor te zorgen dat de leraars van de toekomst beter gewapend zijn om aan de slag te kunnen met een beleid tegen pesten.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. U hebt een heel overzicht gegeven van een lijst aan maatregelen die eigenlijk vandaag in het veld al aanwezig zijn.
Ik denk dat we er ook niet voor mogen terugdeinzen om effectief te focussen op hetgeen er gebeurt. Het gaat over jonge mensen in, zelfs al, het lager onderwijs en in het secundair onderwijs, die geconfronteerd worden met allerlei vormen van online pesten. De impact op het leven van die kinderen en jongeren is ongelooflijk groot. Het heeft natuurlijk ook een enorme impact op hun schoolloopbaan, maar ook verder daarbuiten. Ze dragen dat dus altijd met zich mee.
Daarom denk ik dat het heel belangrijk is om ook effectief te luisteren naar die jongeren. De Vlaamse Scholierenkoepel heeft toch al van zich laten horen. Hetgeen in de VRT-studie bijvoorbeeld ook naar boven kwam, is de opvallende reactie van scholen die aangeven dat ernstige gevallen van cyberpesten maandelijks voorvallen over heel Vlaanderen en dat leerkrachten en leerlingenbegeleiders zich vaak machteloos voelen. Dat ondanks het feit dat er inderdaad al een pak instrumenten zijn die vandaag al voorhanden zijn, minister.
De meeste directies geven ook aan dat ze daarmee bekend zijn, maar dat een passend beleid rond dit thema een toch wel veelvoorkomend en ernstig probleem is. Ik denk dat we dan ook heel goed moeten luisteren naar die scholieren die zeggen dat als je pesten op school wilt aanpakken, het nodig is dat scholen elke dag van het jaar aandacht hebben voor het thema, niet gewoon tijdens de Week tegen Pesten of bij een projectmatige behandeling van het thema. Er moet alles aan gedaan worden om een veilige pestvrije omgeving te creëren voor elke scholier.
Scholieren verwachten ook dat de school een duidelijke visie heeft op het probleem van cyberpesten en hierover ook communiceert op school: regelmatig spreken met de scholieren over de aanpak die gevolgd wordt en hen betrekken in de acties die ondernomen worden, zodanig dat er natuurlijk ook een zeer breed gedragen visie is. Ik heb al gezegd dat het volgens mij effectief duurzaam ingebed moet worden in onze scholen, omdat projectmatig werken vaak niet het langdurige, gewenste effect heeft.
Ik heb daarnet al verwezen naar de Vlaamse Scholierenkoepel. Zo hebben zij een aantal beleidsaanbevelingen gedaan rond de aanpak van deze problematiek. Ze ijveren voor een antipestbeleid dat verplicht zou worden op elke school – dat is hun advies –, en een kenniscentrum dat hierrond zou worden opgericht. Ik zou graag willen weten wat u van die voorstellen vindt, minister, hoe u daarnaar kijkt.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw overzicht van wat er allemaal al gebeurt. Ik moet uiteraard erkennen dat er al heel wat meer wordt voorzien dan, laat ons zeggen, een aantal jaren geleden. Het is natuurlijk een fenomeen dat grotendeels recenter is, zeker dat cyberpesten. Het pesten op zich is uiteraard al zo oud als de straat.
Als ik mijn vragen nog eens even overloop, dan lijkt de vraag of dat controleren door de inspectie niet alleen op papier staat, maar daadwerkelijk door leerkrachten wordt toegepast, niet helemaal duidelijk beantwoord. Ik had het misschien ook moeten vragen bij het rapport van de onderwijsinspectie zelf, om dat toch nog eens goed te bekijken.
Als we natuurlijk geïntegreerd denken – ja, er is iets voor te zeggen om dat in een geheel te kaderen –, dan vrees ik dat de zaken daarin soms ook wel een beetje ondergesneeuwd geraken. Het Kinderrechtencommissariaat, toch ook niet de kleinste of de minste speler, vraagt om dat eens an sich onder de loep te nemen, als aparte focus. Ik vind het jammer dat dat niet overwogen wordt, al is het maar bij een deel van de scholen, zeker die waarvan klachten zouden komen.
Dan kom ik bij een meldpunt waar leerlingen terechtkunnen indien hun school het pesten niet goed aanpakt. Dat is niet altijd een verwijt gericht aan de school, want ze weten vaak niet hoe ze dat het best moeten doen. Ze hebben er nog niet genoeg ervaring in. Maar als leerlingen, omdat ze de eerste keer niet goed zijn geholpen, het daardoor de tweede keer dat het voorvalt, gewoon niet meer durven melden op school, dan zitten we wel met een probleem. Ik zou een extern meldpunt dus toch wel durven overwegen, natuurlijk in samenspraak met Digisprong, met Leerpunt en zo verder. Het is mij niet helemaal duidelijk waar leerlingen terechtkunnen die zich niet gehoord voelen door hun eigen school.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, dat pesten, en nu vooral cyberpesten, een grote impact heeft op kinderen, moeten we niet ontkennen. Dat vindt ook de N-VA-fractie. Ik verwijs ook naar onze collega's uit de vorige legislatuur, onder andere collega Vera Celis, die daar altijd sterk mee bezig is geweest. Eenieder met kinderen en kleinkinderen weet wat de impact van pesten op kinderen is: niet meer naar school willen of durven te gaan.
Maar met cyberpesten is er inderdaad een dimensie bij gekomen, namelijk dat het pesten doorgaat na de schooluren, tijdens de vakanties en de weekends, en op vele manieren: via Snapchat, via foto's, door uitgesloten te worden in WhatsAppgroepjes en messengergroepjes en parallelle groepen waarin het dan over jou gaat en waarvan er screenshots worden gemaakt. Zodra er een foto is, geraak je daar niet meer van af. Denk maar aan verschrikkelijke zaken zoals een foto die van jou wordt genomen tijdens het omkleden op school. Die foto blijft bestaan en dat heeft een onwaarschijnlijke impact op die kinderen en jongeren.
Collega's, stap één is dat we jongeren in mediawijsheid moeten leren daarover te spreken, want ze kunnen dat zelf niet oplossen. Ze kunnen wel aangeven dat ze het niet fijn vinden, maar het moet op het niveau van de school en ook de ouders worden getrokken. De N-VA-fractie heeft het regelmatig over de ouderlijke verantwoordelijkheid. Ook daarover moeten de ouders bezig zijn. De school kan het niet alleen.
Een tweede element is de relatie met de aanbieders van sociale media. Minister, ik heb dat ook al op andere fora aangehaald. Facebook en andere zijn daar wel altijd met een opgeheven vingertje als het gaat over iets dat een inbreuk zou zijn op een of ander mensenrecht, maar als minderjarige een foto of een bericht verwijderd krijgen, duurt langer dan iemand die een wokebericht veroordeelt in de ban slaan.
Minister, ik wil u vragen om ervoor te zorgen dat er, via de Vlaamse minister van Justitie, via de verbindingsofficier, door de politie sneller kan worden geageerd.
Minister, ten slotte, als er dergelijke zware cases zijn, hebben de CLB’s de beste rechtstreekse lijn om die te melden aan de sociale dienst van de politie, die dan contact kunnen opnemen met de sociale media om dat dan alvast af te blokken. Want het tweede deel is dan het pedagogische aspect, dat het op school al dan niet met de pester, als die al op dezelfde school zit, moet worden aangepakt.
Ik sluit af met een oproep die ik al heel vaak heb gedaan. Alstublieft, scholen en ouders, zet je aan de kant van het slachtoffer. Want soms ervaren leerlingen bij allerlei nieuwe methodes om pesten aan te pakken dat het pesten niet wordt veroordeeld, en dat men aangeeft dat de pester ook slachtoffer is. Geef alstublieft duidelijk aan dat dat niet kan.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, collega’s, een jaar of twee geleden kwamen er een aantal scholieren naar de commissie, wellicht van de Vlaamse Scholierenkoepel, naar aanleiding van een bepaalde verjaardag van hun organisatie. Er zijn mij toen een paar dingen bijgebleven, maar een daarvan zal ik toch niet snel vergeten. We hadden in de commissie de vraag gesteld naar problemen op hun school, naar wat er slecht werd aangepakt. Niemand van die ongeveer twintig scholieren vond dat pesten op hun school goed werd aangepakt. Dat is natuurlijk maar een anekdote, maar als twintig scholieren van verschillende scholen hier aangeven dat dat niet goed wordt aangepakt, vermoed ik toch dat heel wat scholen niet weten hoe ze daarmee moeten omgaan.
Het is inderdaad van belang dat mensen die worden gepest weten dat ze niet alleen staan en dat pesters weten dat ze daar niet zomaar mee wegkomen. Die twee zaken zijn heel belangrijk. Maar het is vooral belangrijk dat iemand die wordt gepest, weet dat hij of zij een slachtoffer is, dat het niet zijn of haar fout is en dat die ergens terechtkan.
Volgens de Vlaamse Scholierenkoepel weten scholieren niet altijd waar ze terechtkunnen. Formeel kunnen er wel meldpunten bestaan, zoals CLB’s of aanspreekpunten op school, maar in de feiten blijkt toch dat scholieren niet weten waar ze terechtkunnen. U kunt als minister natuurlijk niet in elke school iemand gaan aanduiden, dat is uw rol niet. Maar het is belangrijk om erover na te denken hoe we goede werkplekken kunnen laten doorsijpelen in ons onderwijs. Ik heb dat ook al eens vermeld in een vorige vraagstelling. Ik heb het antwoord ook niet, maar ik stel vast dat er veel materiaal is. Minister, u hebt aangehaald dat er materiaal is van allerhande organisaties, allerhande kanten, maar toch stel ik vast dat veel scholen daar niet mee aan de slag gaan. Hoe komt dat en hoe kunnen we dat verbeteren? Want scholen kiezen vandaag zelf of ze een aanpak hebben rond online pesten en ik stel vast dat veel scholen ervoor kiezen om daarrond geen aanpak uit te rollen of niet weten hoe ze daarmee aan de slag willen. Hoe kunnen we dat laten doorsijpelen?
Verder heb ik een vraag over expertiseopbouw, waar ook collega Yalçin naar verwees. We moeten ervoor zorgen dat leerkrachten in het kader van levenslang leren expert kunnen worden in een antipestbeleid. Dat hoeven niet alle leerkrachten zijn, maar wel een aantal, zodat leerlingen en studenten weten dat ze bij hen terechtkunnen en dat ze daar goed worden geholpen.
Minister Weyts heeft het woord.
Men kan niet ontkennen dat we het antipestbeleid een structurele verankering hebben gegeven in de regelgeving. We controleren dat via de onderwijsinspectie, waarbij men nog maar aan de slag is sinds vorig jaar. Er was in het kader van de hervorming naar een onderwijsinspectie 2.0 de nieuwe aanpak waarbij de leerlingenbegeleiding – waar het antipestbeleid onder valt – altijd wordt doorgelicht. Dat is steevast een element van de doorlichting. We kunnen dat aan het eind van dit schooljaar evalueren en data verzamelen. Wat heeft de inspectie daaruit geleerd in anderhalf schooljaar?
We moeten opletten voor een inflatie aan kenniscentra. We hebben nog maar net een nieuw platform met diverse partners. Niet voor niets heet dat allesoverpesten.be. We moeten daar niet nog eens een kenniscentrum bovenop gooien. De diverse partners zijn Mediawijsheid, Netwerk tegen Armoede, Çavaria, Gezinsbond, de scholenkoepels, het Centrum Ethiek in de Sport. Dat is vrij ruim, dat zit wel goed.
Welke mogelijkheden hebben scholieren als hun school niet afdoende werk maakt van een antipestbeleid? In eerste instantie kunnen ze zich richten tot de directie. Vervolgens is er het schoolbestuur. Daarnaast hebben we de onderwijsinspectie, en er is de kinderrechtencommissaris. Vanaf september komt er dat algemeen extern meldpunt dat zo laagdrempelig en breed mogelijk zal werken. Het wordt een soort frontoffice voor alle grensoverschrijdend gedrag. Ook leerlingen en scholieren kunnen daar terecht. In de backoffice zal er worden doorverwezen. Ook hier willen we afstappen van meldpuntjes allerhande, we willen één loket met één frontoffice en doorverwijzing.
Waar we ook heel sterk op inzetten in het kader van het versterken van leerkrachten is de basiszorg. Via het leerpunt hebben we 6 miljoen euro vrijgemaakt met de opdracht om leerkrachten op dat punt te versterken met basiszorg, dat is deel van het antipestbeleid. De pedagogische begeleidingsdiensten hebben ook nog eens 3,5 miljoen euro uitgetrokken om werk te maken van de basiszorg en de verhoogde zorg.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Dank voor uw bijkomend antwoord, minister. We kunnen hier allemaal benadrukken dat elk geval van pesten en cyberpesten er een te veel is. De impact op het leven van die jongere is enorm groot.
U hebt het al gezegd, er zijn enorm veel instrumenten en richtlijnen vandaag. Daar is de afgelopen jaren heel veel op ingezet. Het zal altijd belangrijk blijven om scholen te begeleiden in hun omgang met cyberpesten, juist in dit specifieke geval, omdat het pesten zich niet binnen de school voordoet. Er is een speciale benadering nodig. De toenemende digitalisering en het belang van sociale media bij jongeren maakt dat we meer aandacht moeten hebben voor pesten en scholen concrete handvatten moeten aanreiken waar ze specifiek voor hun eigen school mee aan de slag kunnen.
We zullen dit blijven opvolgen. Ik hoop dat er meer bruggen kunnen worden geslagen tussen het materiaal dat er vandaag al ligt en het omzetten in de dagelijkse praktijk op school.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomend antwoord. Dit pestgedrag staat nog maar in zijn kinderschoenen. We zullen dit de volgende jaren nog sterk zien toenemen. We zijn aangewezen op samenwerking van alle mogelijke kenniscentra, pedagogen, politie en Welzijn. We moeten goed samenwerken, dat mogen geen eilandjes zijn maar het moet één efficiënt systeem worden.
U zegt dat er vanaf september een algemeen extern meldpunt komt voor grensoverschrijdend gedrag. Cyberpesten zal daar worden opgenomen. Dat is mooi maar de website kan nog efficiënter en directer, alsof een slachtoffer daar een soort noodknop kan indrukken.
Minister, ik hoop dat dit ook bruikbaar is bij geweld op school. Ook dat zie ik in de toekomst als problematisch. Kijk maar naar Duitsland en wat daar allemaal gebeurt op de scholen. Het zal noodzakelijk zijn om daar op onze hoede te zijn en alle krachten te bundelen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.