Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, u hebt Limburg weer eens benadeeld, foei! Ik begrijp niet dat u dat durft, maar goed. (Gelach. Opmerkingen van de voorzitter)
Mijn vraag gaat inderdaad over een subsidie die u toegekend hebt. Bij de afbakening van de referentieregio’s is Limburg gelukkig één regio gebleven. U hebt daar uiteindelijk gezond verstand gebruikt, nadat u eerst een indeling in drie regio’s wilde, tegen het advies van de gouverneur en de burgemeesters in. Wij zagen die opsplitsing inderdaad niet zitten. Bedankt daarvoor, nog altijd.
Maar nu het Regiodecreet in werking is getreden, beginnen er zich op het terrein een aantal gevolgen af te tekenen. Ondanks het feit dat u over het Regiodecreet gezegd had dat er – zeker en vast voorlopig, tot aan de overgangsfase – geen subsidieverdeling zou gebeuren op basis van de regio’s, stellen we nu vast dat het wel gebeurd is. De voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VSSG), u en ons wel bekend, signaleerde onlangs dat er al minstens één dossier is waar de toewijzing van de middelen gebeurt op basis van de regio’s, en waarbij elke regio evenveel krijgt. Het gaat om een oproep over de uitbouw van een sociaal netwerk voor nieuwkomers via onder meer buddy's of vrijwilligerswerk, een onderdeel van het nieuwe inburgeringstraject. Doordat er een maximaal budget per regio wordt voorzien, krijgt Limburg verhoudingsgewijs de minste middelen van alle regio’s. Nochtans werd de regiovorming voorgesteld als een oefening om de wildgroei van samenwerkingsverbanden tegen te gaan en werd er gezegd dat er geen nieuwe bepalingen rond financiering in opgenomen waren. Dat is ook zo.
Het precieze doel en de draagwijdte van de regiovorming lijken dus nog niet helemaal duidelijk, vermits er nu wel is opgetreden op basis van de regio’s, en de verschillende beleidsactoren lijken er een andere invulling aan te geven. Daarom heb ik een aantal vragen, minister.
Is deze gang van zaken het gevolg van het verzet tegen de opsplitsing van Limburg in meer dan één regio? Ik hoop dat u ja antwoordt, dan kunnen we nog eens een actie komen voeren in Brussel.
Acht u het wenselijk dat de regiostructuur gebruikt wordt om subsidies toe te kennen vanuit de Vlaamse Regering?
Zijn er nog andere plannen om de financiering van bepaalde projecten of de verdeling van middelen op basis van de regio-indeling te laten gebeuren? Graag duidelijkheid dus, of dit nu al dan niet gebruikt zal worden.
In de pers verklaarde u, als reactie op de persmededeling van de voorzitter van de VVSG, dat de middelen in een volgende oproep wel verdeeld worden per aantal inwoners, aantal inburgeraars en aantal lokale besturen. Dat zou voor ons natuurlijk veel voordeliger uitkomen. Waarom gebeurt het in een volgende oproep wel op een andere manier en nu niet?
Kunt u toelichting geven bij de beslissing om Antwerpen, Gent en Brussel, buiten deze verdeling per regio, nog eens extra geld te geven? Op zich geen probleem, maar dan zou Limburg daar volgens de cijfers ook recht op hebben. Het is wel voor een stuk tegengesteld aan de regio-indeling die u gebruikt hebt om die subsidie toe te kennen.
Welke mogelijkheden ziet u om scheeftrekkingen tussen regio’s te vermijden? De gemeenten van de regio Middenkust krijgen bijvoorbeeld in verhouding 5,6 keer zoveel subsidies als Limburg. Bent u bereid om rekening te houden met subregio’s voor Limburg en bijgevolg de subsidie maal drie te doen? Dat is ook het voorstel dat in de media gedaan werd door de voorzitter van de VVSG. Of bent u bereid om rekening te houden met een aantal objectieve factoren, zoals het aantal nieuwkomers? Dat heeft ongetwijfeld ook meegespeeld om Antwerpen, Gent en Brussel in ogenschouw te nemen.
Aan u om te bewijzen dat u Limburg niet benadeeld hebt.
Minister Somers heeft het woord.
Ik benadeel nooit iemand, goede collega. Maar vooraleer ik op uw vragen antwoord, geef ik voor een goed begrip een woordje uitleg bij de uitrol van de vierde pijler waar u in uw vraag naar verwijst.
De Vlaamse overheid investeert nu in de opstart van regionale organisatienetwerken, waarin lokale besturen en organisaties samen acties opzetten rond de vierde pijler van het inburgeringstraject, het zogenaamde participatie- en netwerktraject of in het kort gezegd: de buddy’s. We zetten daar netwerken voor op, om die buddy’s te vinden, hen in te zetten en te verbinden. De regionale organisatienetwerken worden geoperationaliseerd in twee projectoproepen. Via een eerste oproep voorzien we middelen om in elke regio medewerkers in te zetten die het organisatienetwerk opstarten en leiden. Per referentieregio – dat zijn er vijftien in totaal – kan een subsidie van 322.000 euro worden aangevraagd. Dat zijn AMIF-middelen (Asylum, Migration and Integration Fund). De VVSG zit mee in de organisatie waar die beslissing is genomen.
De grootsteden Antwerpen, Brussel en Gent kunnen ook apart een aanvraag indienen. De indiener staat in voor het opstarten en het leiden van het netwerk. Het gaat telkens om een gelijkaardig proces en dezelfde methodieken, om het organisatienetwerk vorm te geven, het leerproces te faciliteren en het actieplan te beheren. Om die reden is er geen differentiatie op basis van de omvang van de regio.
Via een tweede oproep maken we middelen vrij om concrete acties te financieren rond het ontsluiten van het aanbod van de participatie- en netwerktrajecten in de verschillende regionale organisatienetwerken. Ook deze oproep is gericht naar regionale besturen en samenwerkingsverbanden van lokale besturen. De oproep wordt in september 2023 gelanceerd, en gaat over niet minder dan 11,5 miljoen euro. De middelen die per regio worden vrijgemaakt, zullen worden bepaald op basis van het aantal gemeenten, het aantal inburgeraars en het aantal inwoners. Er wordt dus wel degelijk gedifferentieerd op basis van de omvang van de regio, of het aantal nieuwkomers per regio.
Collega Vandenhove, er is geen enkel verband met het verzet tegen de opdeling van Limburg in meerdere regio’s. Het zou zeer, laat ik zeggen, puberaal, flauw of onvolwassen zijn vanuit de Vlaamse overheid als wij ons daar op die manier zouden inzetten. U mag het mij niet kwalijk nemen, ik ben daar met mijn 59 jaar te oud voor geworden. We hebben die beslissing van één regio genomen, we hebben goed geluisterd. We moeten er niet flauw over doen: het is een moeilijk debat geweest. We hebben de keuze gemaakt, en eens de keuze is gemaakt bouw je op een positieve manier verder met de instrumenten die je hebt.
In de oproep waarvan sprake is, gaat het om een generiek proces. In andere oproepen, bijvoorbeeld de tweede inzake de vierde pijler, waar andere indicatoren belangrijk zijn, zoals het aantal nieuwkomers zoals u zelf hebt gezegd, of het aantal gemeenten, wordt er wel degelijk gedifferentieerd. Ik stuur er wel op aan dat de intergemeentelijke samenwerking binnen de projectoproepen die ik subsidieer, zoveel mogelijk regioconform zijn. Ik geef daaromtrent enkele voorbeelden binnen mijn bevoegdheden: projectsubsidie in het kader van preventie van gewelddadige radicalisering, extremisme, terrorisme en polarisatie, en de projectsubsidie in het kader van het Plan Samenleven.
Uw vierde vraag is of ik de beslissing kan toelichten om Antwerpen, Gent en Brussel buiten deze verdeling per regio nog eens extra geld te geven. Wel, de beide projectoproepen voorzien inderdaad in de mogelijkheid voor Antwerpen, Gent en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest om een apart projectvoorstel in te dienen, en dus een eigen regionaal organisatienetwerk op te starten en te leiden. Dat heeft te maken met het feit dat de steden Antwerpen en Gent een eigen stedelijk Agentschap Integratie en Inburgering hebben. Voor Antwerpen en Gent kunnen de stedelijke agentschappen Amal, vroeger IN-Gent, en Atlas indienen. Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kan de Vlaamse Gemeenschapscommissie een projectvoorstel indienen. Dat heeft dus te maken met het feit dat er andere integratieagentschappen bestaan, en dat is de reden waarom we ook dat natuurlijk faciliteren en mogelijk maken.
Ik hoop dat ik daarmee uw bezorgdheden rond de discriminatie van Limburg volledig heb weggenomen, en dat u nu beter begrijpt dat we dit op een zeer faire manier doen, ook naar onze vrienden in Limburg toe. Er zijn trouwens genoeg ministers in de Vlaamse Regering om daarover te waken. Ik heb soms het gevoel dat Limburg daar minstens sterk aanwezig is, laat ik me voorzichtig uitdrukken.
Ik noem dat soms een aparte fractie, maar bon.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Maar minister, misschien heb ik meer vertrouwen in u dan in de Limburgse ministers. (Gelach)
Ja, hij is begonnen, voorzitter.
Bedankt voor uw antwoord, dat eigenlijk een detaillering is van de reactie die u ook in de media gegeven had. Die eerste vraag was natuurlijk grappig bedoeld, ik denk dat u dat wel had begrepen. Voor alle duidelijkheid: ik denk dat het goed is, ook voor ons in Limburg, dat er duidelijkheid komt of die regio’s effectief gebruikt gaan worden om bepaalde subsidies te verdelen, of niet. Ondertussen hadden we ook in de media al een en ander ter verduidelijking gekregen, maar ik denk dat dat wel een heel belangrijk gegeven is, dat dat dus geen nieuw instrument is om eventueel subsidies toe te kennen. Want het lijkt in dit dossier natuurlijk alsof dat zo is, en het was ook logisch dat dat de eerste reactie was. Anders zouden we de belangen van onze mooie provincie natuurlijk slecht verdedigen.
Wat Gent, Antwerpen en Brussel betreft, is er geen bezwaar. Maar als we voor een volgende legislatuur eens een echt debat willen beginnen over welke middelen waar naartoe gaan, eventueel de hervorming van het Gemeentefonds, dan denk ik dat dat toch elementen zijn waar we… Zij passeren natuurlijk – en geen probleem, ik gun hun dat – afhankelijk van waarover het gaat, elke keer opnieuw langs de kassa, vaak op basis van specifieke criteria die natuurlijk voor hen bestemd zijn. Dat is goed voor Antwerpen, dan kunnen ze in dit geval misschien een nieuw stadion bouwen, maar goed.
We blijven bij het onderwerp, het ging over Limburg.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Collega Vandenhove, het is een beleidskeuze geweest om tot die referentieregio’s te komen. Ik hoop dan ook dat Limburg op het moment van de beslissing goed de pro’s en contra’s heeft overwogen om tot één regio te komen. Dit gezegd zijnde, vind ik het normaal dat er in Vlaanderen, als het gaat over niveaus waar er uitdagingen zijn die veeleer bovenlokaal zijn of die het bovenlokale overstijgen, gebruik wordt gemaakt van de structuren en de referentieregio’s die op deze manier zijn tot stand gekomen en zijn uitgedacht. Als we dan zien dat het inderdaad per referentieregio gaat over één persoon, lijkt het me een logische keuze te zijn geweest van de minister. Als je dan ook nog eens weet dat Antwerpen en Brussel al altijd in een zeer specifieke situatie hebben gezeten, met een eigen agentschap, en gezien de enorme uitdagingen waar zij als grote steden voor staan, dan lijkt me dat niet meer dan normaal.
Minister, ik heb van u voornamelijk gehoord wat al in de projectoproep staat. Dat is daarin ook heel duidelijk weergegeven. Op dat vlak is die projectoproep goed opgesteld door de diensten.
Collega Vandenhove, ik vind het wel jammer dat uw fractie deze vierde pijler aangrijpt om te spreken over financiering van die vierde pijler, over het feit dat er dan eventueel minder middelen zouden gaan richting een bepaalde regio. Deze vierde pijler, het buddyproject, is heel belangrijk. Ons integratie-, ons inburgeringsbeleid wordt daarmee uitgebreid. Dat is een pijler die heel belangrijk is voor de nieuwkomers. Dan krijgen we vragen in plaats van een positieve en opbouwende houding ten aanzien van die vierde pijler. Wij gaan als fractie regelmatig in discussie over wat de meerwaarde daarvan is, en dergelijke meer. Dan horen wij over het nieuwe inburgeringsbeleid heel veel zaken die men als drempels beschouwt. Maar de inhoudelijke discussie over deze positieve initiatieven komt er niet. En dan krijgen we nu een vraag over het feit dat er dan maar één regio bepaalde middelen zou krijgen, en over het feit dat er dan sprake zou zijn van een bepaalde discriminatie. Ook al zegt u dat met de glimlach.
Minister, de deadline is verstreken. Heeft elke referentieregio een dossier ingediend? Wanneer zult u daarover een definitieve beslissing nemen?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Vreese en mijnheer Vandenhove, dank u wel.
Eerst en vooral, mevrouw De Vreese, wil ik u bedanken voor de uitstekende verdediging van ons beleid. Dat maakt het voor mij gemakkelijker om niet veel meer te moeten toevoegen.
Wij hebben de deadline voor het indienen van de projectoproepen verlengd tot het einde van de zomer. Op dit moment kunnen we dat nog niet definitief zeggen. We geven de gemeenten, de referentieregio’s, dus nog even de tijd om daarop in te schrijven. Het gebruik van de referentieregio als een platform waarop we subsidies zullen berekenen: dat kan gebeuren om dat organisatorisch uit te bouwen. Dat is voor elke regio, of ze nu klein of groot is, dezelfde uitdaging. Dat lijkt me dan logisch. Maar het echt gaan financieren van regio’s op basis van hun aantal, dat zullen we niet doen. Ik denk dat Bart Tommelein daar in West-Vlaanderen zeer blij mee zou zijn, en dat collega De Wever daardoor wat gefrustreerd zou geraken. Ik denk dat de West-Vlamingen niets liever zouden hebben dan dat we het geld per regio zouden verdelen want zij zijn met vijf regio’s. In Limburg zou men hoogst ongelukkig zijn. In Vlaams-Brabant zou men ook niet tevreden zijn. In onze provincie, mijnheer Van Dijck, zouden wij ook niet erg gelukkig zijn. Dat is niet de bedoeling. Daarin kan ik de heer Vandenhove geruststellen.
Ik ben het wel eens met mevrouw De Vreese dat het een heel belangrijke pijler is van ons inburgeringsbeleid. Daar is ook in het buitenland veel interesse voor. Dat geeft ons een hefboom. Ik heb deze voormiddag nog in Lier een trefdag geopend, een inspiratiedag waar gemeenten samenwerken rond het plan Samenleven. Daar wordt altijd automatisch over dat buddyproject gepraat.
Ik heb gezien dat er de voorbije maanden heel veel boeiende voorstellen werden gelanceerd door de Vooruitvoorzitter, maar dat er heel wat van die boeiende voorstellen zijn gesneuveld op het congres. Tussen woord en daad staan wetten en bezwaren, maar staat blijkbaar ook het congres in de weg. Er is misschien nog wat werk om juist te weten waar men naartoe wil.
Mijnheer Vandenhove, ik weet dat u iemand bent die positief en optimistisch in het leven staat. Ik ben alleszins blij dat u daar interesse voor hebt en dat u dat goed opvolgt. Ik ben ervan overtuigd dat u in uw stad er mee voor zult pleiten om ter zake een goede buddywerking uit te werken. Dat kan onze nieuwkomers alleen maar ondersteunen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, wij zijn een zeer democratische partij. Dat wil zeggen dat het congres beslist wat er uiteindelijk in komt en wat niet. Het zou natuurlijk ook te maken kunnen hebben met een voorzitter die eerst graag in de media komt en dat het daarna wat wordt afgezwakt. Maar goed, dat is een andere zaak. (Gelach)
Collega De Vreese, ik heb de term ‘vierde pijler’ zelfs niet gebruikt. Ik heb het hier niet over de inhoud. Ik heb het wel degelijk over de regio-indeling en over in welke mate dat punt al dan niet zou kunnen worden gebruikt voor het toekennen van bepaalde subsidies. Ik ben blij dat de minister bevestigt dat dat niet de bedoeling kan zijn.
Mevrouw De Vreese, u bent, denk ik, van West-Vlaanderen. West-Vlaanderen moet Limburg daarin volgen. Ik heb er geen enkel probleem mee om in het Vlaams Parlement eens een grondig debat te voeren over hoe alle mogelijke subsidies en domeinen heen de subsidies worden verdeeld. Ik stel alleen maar vast – en dat is voor West-Vlaanderen plusminus hetzelfde als voor Limburg – dat wij er op heel wat vlakken inderdaad niet zo goed uitkomen. Afhankelijk van het domein worden vaak andere criteria of anderen elementen gebruikt. Ik ben samen met u vragende partij. Ik kan dat niet regelen, maar u wel: dat wij daar effectief eens een goed debat over zouden kunnen hebben. Dan zullen wij samen – u in West-Vlaanderen en ik in Limburg – ervoor strijden dat wij meer middelen krijgen. Voilà!
De vraag om uitleg is afgehandeld.