Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ondertussen weten we natuurlijk al meer, want een en ander is duidelijk geworden ten opzichte van het moment waarop ik mijn vraag heb ingediend een tijdje terug. De vraag is ook al een paar keer uitgesteld.
Uit de recente bevraging van Statistiek Vlaanderen blijkt dat in het najaar van 2022 iets meer dan acht op de tien volwassen inwoners van het Vlaamse Gewest deelnamen aan minstens één culturele activiteit. Maar die cultuurparticipatie ligt niet even hoog bij elke groep in onze samenleving. Zo ligt de cultuurparticipatie het laagst bij de 65-plussers, kortgeschoolden en inwoners van kleine steden en gemeenten. Men kan dus spreken van een participatiekloof in Vlaanderen, die is er nog altijd wel degelijk.
De Vlaamse Regering is stellig van plan om het Participatiedecreet, het instrument bij uitstek dat een kader uitzette om ervoor te zorgen dat alle mensen kansen krijgen om deel te nemen aan cultuur, af te schaffen. Dat hebt u in het verleden al verschillende keren gezegd en dat is nu ook gebeurd. In de beleidsnota Cultuur wordt er nog verwezen naar een optimalisatie van het decreet, maar dat gaat dus niet door. Dit doet bij ons vragen rijzen hoe cultuurparticipatie in de toekomst in Vlaanderen zal worden gestimuleerd, want dat moet toch de betrachting zijn van eenieder van ons. We moeten ervoor zorgen dat alle drempels worden weggenomen voor mensen om deel te nemen aan de samenleving en dus ook aan cultuur.
Het vroegere Participatiedecreet voorzag verschillende subsidielijnen om cultuurparticipatie op een structurele manier te ondersteunen, namelijk subsidies voor de hobbyverenigingen, verenigingen voor gedetineerden, bibliotheekwerking gedetineerden, participatieprojecten kansengroepen, lokale netwerken vrijetijdsparticipatie van personen in armoede en verenigingen met een specifieke opdracht met betrekking tot het verenigingsleven. Daarnaast vielen ook nog de gesubsidieerde participatie-instellingen, publiq en Demos, onder dat Participatiedecreet. Die zijn ondertussen verhuisd. Ik schreef in mijn voorbereiding: “Op dat moment was er nog veel onduidelijkheid.” Die duidelijkheid is er nu toch wel gekomen, maar de bezorgdheden blijven.
Daarom, minister-president, mijn volgende vragen.
Hoe wilt u, zonder een Participatiedecreet, maar ook zonder een oormerking van de lokale cultuurmiddelen, garanderen dat er in Vlaanderen nog überhaupt sprake kan zijn van een echt cultuurparticipatiedecreet en -beleid?
Twee, op welke manier zult u ervoor zorgen dat de participatiekloof in Vlaanderen niet groter wordt dan die vandaag al is? Want die is heel hardnekkig, die kloof. Welk beleid hebt u nog in het verschiet om die participatiekloof te dichten?
Drie, kunt u duidelijkheid verschaffen – en die hebben we ondertussen – of de verenigingen die subsidies ontvangen onder de verschillende subsidielijnen van het Participatiedecreet, na de afschaffing van het decreet nog op een andere manier subsidies zullen ontvangen? Onder welke decreten, binnen welk kader zullen zij dan vallen? En hoe verzekert u de toekomst van die verenigingen? En meer specifiek dan: kunt u ons iets meer verduidelijking geven over de toekomst van publiq en Demos? Maar dat hebben we ondertussen natuurlijk allemaal al gelezen in de beslissingen van de regering van vorige week.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Segers, het decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport dateert inmiddels alweer van 2008. Het is absoluut de verdienste van het Participatiedecreet dat het over de beleidsdomeinen heen expliciete aandacht voor vrijetijdsparticipatie op de agenda zette en een aantal methodieken en instrumenten ingang deed vinden.
Ondertussen is dat al ruim vijftien jaar gepasseerd, en inmiddels zijn er heel wat zaken grondig veranderd. De aandacht voor ‘participatie’ is ondertussen een vast onderdeel geworden van ons regelgevend kader en onze beleidsinstrumenten, en dit zowel binnen het domein van Cultuur als Jeugd en Sport. Het illustreert dat men participatiebeleid beschouwt als een kernopdracht van de verschillende ministers en beleidsdomeinen. Ook het bestuurlijke landschap is grondig veranderd. Met de invoering van het Planlastendecreet in 2011 en de inkanteling in 2015 van zeven subsidiestromen in het Gemeentefonds, waaronder die van het lokaal cultuurbeleid, wijzigde de rol van de Vlaamse overheid tegenover de lokale besturen van een sturende en controlerende rol naar een kaderstellende, coachende en ondersteunende rol.
In de vorige en huidige regeerperiode werden al een aantal instrumenten binnen het Participatiedecreet stopgezet. Ik denk daarvoor onder andere aan de projectenlijn participatieprojecten. Daarnaast zijn tussenkomsten als de subsidielijn voor hobbyverenigingen in de loop der jaren verworden tot een weinig dynamische jaarlijkse financiële aanvulling voor vooral lokale en bovenlokale cultuurverenigingen.
Na een grondige analyse van de situatie opteerde ik er dan ook heel bewust voor om conform de gewijzigde beleidscontext een aantal subsidielijnen uit het Participatiedecreet die hun nut hebben bewezen, op te nemen binnen andere bestaande decreten of nieuwe decreten.
Ook de resterende subsidielijnen uit het decreet Lokaal Cultuurbeleid werden daarbij meegenomen. Dat betekent dat het Participatiedecreet zelf kan worden opgeheven. Verenigingen die vandaag subsidies ontvangen onder de verschillende subsidielijnen van het Participatiedecreet, zullen na de opheffing van het decreet, uiteraard voor zover ze voldoen aan de decretale voorwaarden, subsidies kunnen aanvragen via andere subsidielijnen.
De gewijzigde aanpak krijgt momenteel concreet vorm via verschillende decreetsaanpassingen of nieuwe decreten. Zo worden de netwerken vrijetijdsparticipatie van personen in armoede ondergebracht in het geoptimaliseerde Bovenlokalecultuurdecreet. De Vlaamse Regering keurde afgelopen vrijdag dat geoptimaliseerde decreet voor de eerste keer principieel goed.
Eveneens relevant in dat verband zijn het ontwerp van decreet over het gecoördineerde Vlaamse vrijwilligersbeleid, waarmee we onder andere de ondersteuning van het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk (VSVw) regelen, en het ontwerp van decreet tot structurele subsidiëring van kernorganisaties om de digitale transformatie van de cultuursector aan te sturen, waarmee we de ondersteuning van digitale kernspelers publiq, Cultuurconnect en meemoo regelen. Die ontwerpen van decreet zijn inmiddels ingediend bij het Vlaams Parlement en zijn in behandeling. Dat over het vrijwilligerswerk is eergisteren goedgekeurd in de commissie Algemeen Beleid en Financiën.
De opdrachten van Demos zullen vanaf 2025 worden ondergebracht bij publiq. Dat is een logische keuze: beide organisaties zetten in op het stimuleren van vrijetijdparticipatie en hebben een transversale werking naar cultuur, jeugd en sport. Het is ook een keuze waarvoor er draagvlak is bij de betrokken organisaties zelf. Het decreet tot structurele subsidiëring van kernorganisaties om de digitale transformatie van de cultuursector aan te sturen, zal in die zin worden gewijzigd. Nog voor de zomer leg ik daarvoor een voorontwerp van wijzigingsdecreet voor aan de Vlaamse Regering.
De reden waarom we dat op deze manier doen, en dus niet via een parlementair amendement, is dat we op die manier ook de verschillende verplichte adviezen kunnen inwinnen van onder andere de Vlaamse Toezichtcommissie (VTC), de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA), de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en de Raad van State. Per slot van rekening gaat het hier niet om louter technische aanpassingen, maar wel om fundamentele aanpassingen aan de opdrachten van een van de drie organisaties. Mochten we dat vandaag nog in het voorliggende ontwerp van decreet inbrengen, dan zouden we een adviesronde op dit ontwerp van decreet moeten starten. Maar u hebt mijn engagement dat we dat via een wijzigingsdecreet gaan oplossen en dat we dus ook een advies zullen hebben van de verschillende instanties.
In specifieke gevallen zal de opvolging van bepaalde beheersovereenkomsten die nu onder het Participatiedecreet vallen, verder opgenomen worden door andere entiteiten. Heel concreet geldt dat bijvoorbeeld voor de vereniging voor gedetineerden, beter bekend als De Rode Antraciet, die vanaf 2024 door mijn administratie overgedragen wordt aan de collega’s van het Agentschap Justitie en Handhaving. Ook daarvoor zijn de regelgevende aanpassingen in voorbereiding.
Tot slot wil ik ook nog benadrukken dat deze heroriëntering van het participatiebeleid geen besparingsoperatie is. Subsidielijnen worden telkens overgedragen met de corresponderende budgetten. Wel willen we de middelen efficiënter en effectiever inzetten om de vrijetijdsparticipatie verder te verbreden en te verdiepen.
Ik vat samen. Ja, het is de bedoeling om het Participatiedecreet op te heffen, maar succesvolle instrumenten en methodieken zullen we een plek geven binnen bestaande of nieuwe decreten. De kerngedachte uit het Participatiedecreet, namelijk dat cultuurparticipatie, en ruimer, vrijetijdsparticipatie van alle Vlamingen, belangrijk is, blijft een uitgangspunt van het beleid en dat vindt zijn vertaling in de verschillende decreten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, voor uw bondige antwoord.
We hebben intussen inderdaad alles kunnen lezen met betrekking tot de beslissing van de regering van afgelopen vrijdag. Heel essentieel wil ik dit daarover zeggen. Oké, het Participatiedecreet van 2008 is vijftien jaar oud en alles is altijd voor verbetering vatbaar, maar het gewoon opheffen is een waarschijnlijk vooral ideologisch ingegeven beslissing, die zo belangrijk is en die ik ongelooflijk betreur, omdat participatie aan de maatschappij, aan de samenleving, aan cultuur een ongelooflijk moeilijke zaak en een ongelooflijk ongelijk verdeelde zaak blijft. Dat is een zaak van lange termijn.
We zitten met fundamentele tweedelingen in onze samenleving. Dat u dat opheft en daarmee ook expliciet zegt dat participatie voor u niet belangrijk is, ook al zegt u dat u het allemaal wel verdeeld hebt, kunnen wij alleen maar betreuren. Wij kunnen alleen maar betreuren dat het Participatiedecreet verdwijnt, want er gebeurt nu een versnippering. De Rode Antraciet gaat nu bijvoorbeeld naar justitie. Demos – dat wil ik ook wel zeggen – hoorde niet in het decreet Bovenlokaal Cultuurbeleid en onder OP/TIL, dus het is alvast goed dat die bij publiq zitten. Maar het blijft wel een fusiebeweging, waarbij de mensen van Demos echt wel bezorgd zijn over hoe zij, vanuit hun eigen DNA en vanuit hun eigen werking, kunnen blijven werken aan het participatiebeleid in Vlaanderen en daar een motor van zijn. Die motor is nu weg. Voor Demos blijft dit, ook al zijn ze heel blij dat ze niet afgeschaft zijn en dat ze niet ook bij OP/TIL horen, maar nu bij publiq, een bittere pil om te slikken. Dat is heel essentieel.
Er is vooral ook geen evaluatie gebeurd van dat Participatiedecreet. Er is gewoon geen evaluatie gebeurd van waar het goed zit en waar niet, hoe men inhoudelijk kan verbeteren, hoe men beter kan werken aan participatie. Dat is gewoon niet gebeurd. Opnieuw, het is dus een politieke beslissing geweest. Het is geen inhoudelijk gedreven beslissing geweest om het Participatiedecreet te ontmantelen en te schrappen. Mijn vraag is dus: waarom is die inhoudelijke evaluatie in de eerste plaats niet gebeurd?
U zegt ook dat het een essentieel onderdeel en een kernopdracht van deze Vlaamse Regering is om te werken aan participatie, maar hoe gaat u dat nog kunnen realiseren, met de versnippering waar we vandaag voor staan?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Collega Segers, dank u wel voor de vraag. Minister-president, dank u wel voor uw duidelijke antwoord, een antwoord dat mij ook heel tevreden stemt. De cd&v-fractie is altijd een voorstander geweest van een sterk participatiebeleid. Hoeft dat daarom via een apart Participatiedecreet, het decreet uit 2008? Wat ons betreft niet. Dat zeiden we eigenlijk al die jaren al. Wij vinden het heel belangrijk dat er echt op participatie wordt ingezet als beleidskeuze, maar wat ik nu een goede zaak vind, is dat dat een doelstelling zal zijn in elk decreet, en niet alleen een doelstelling, maar echt een kerntaak. Ik denk dat we daarmee toch een belangrijke stap vooruit zetten, dat dat op alle domeinen als belangrijk wordt meegenomen.
Wat de inkanteling van Demos in publiq betreft: dat lijkt mij ook de meest logische keuze. Dat was de weg die wij met cd&v al de hele tijd wilden bewandelen, vooral gezien de transversale werking van Demos, die nu ook in publiq zal worden verdergezet, zowel op het vlak vak cultuur als jeugd, sport en toerisme. Wat wel heel belangrijk is, is dat al die middelen en die expertise mee overgaan, en dan heb ik het uiteraard ook over het personeel dat daar zit en dat die expertise allemaal heeft. Het is heel goed dat dat behouden blijft, zij het dan wel in publiq. Minister-president, ook ik heb heel tevreden reacties mogen horen bij de betrokken organisaties zelf. Ik ben dus heel tevreden met dit resultaat.
De heer Meremans heeft het woord.
Het Participatiedecreet bestaat al sinds 2008. Het is dus al meer dan een decennium, vijftien jaar, dat dit van kracht is. Als Statistiek Vlaanderen zegt dat er na al die jaren nog steeds een participatiekloof is, dan moet je jezelf misschien afvragen of het decreet op dit ogenblik wel voldoende goed werkt. Dan moet je bekijken of we dat niet op een andere wijze kunnen toepassen. Daarover gaat het hier. Het is niet omdat het Participatiedecreet in iets anders opgaat of verdwijnt, dat er plotseling geen participatie meer zou zijn. Ik heb in 2017 samen met mevrouw Coudyser en mevrouw Van Werde een conceptnota over de hervorming van de culturele bovenbouw ingediend. Ik ben blij te zien dat een aantal elementen ervan nu ook door de Vlaamse Regering zijn verwerkt. Dat stemt ons vreugdevol. We stellen geenszins de organisaties in vraag die de schouders zetten onder het participatiebeleid, wel de decretale mogelijkheden waarover zij beschikken. Dat is meteen het doel van de hervorming die we voor ogen hebben, namelijk participatieverenigingen mogelijkheden geven om die kloof nog beter te dichten. Zoals de heer Van de Wauwer zegt, is dat een transversaal gegeven. Dat is niet enkel de taak van specifiek daartoe gemandateerde organisaties, maar vooral van alle organisaties die worden gesubsidieerd. Zij hebben tegelijk de taak om qua participatie aan het werk te gaan. Het is niet het afschaffen van beleid, wel het optimaliseren van de architectuur van de bovenbouw, die volgens mij toch wat duidelijker en efficiënter moet worden toegepast en wat slanker moet zijn, maar slanker wil niet zeggen dat men daardoor met minder middelen of minder efficiënt zou kunnen werken.
Ten slotte wil ik nog toevoegen dat participatie van kansengroepen altijd lokaal start, hoe je het ook draait of keert. Je mag nog zoveel organisaties hebben, de voornaamste actoren zijn de lokale organisaties die werken rond armoede, samen in een sociaal huis. In Dendermonde hebben we bijvoorbeeld een samenwerking tussen de gevangenis en Cultuur, met onze bibliotheek. Het zijn die elementen die de participatiedrempel kunnen verlagen en die kloof kunnen dichten.
Ik ga zelf even aansluiten, collega’s.
We hebben vorige week al een stukje dit debat gevoerd. Ik ben tevreden met wat er toen is gezegd, dat er wordt gewerkt aan een oplossing en dat we vandaag een oplossing zien. Maar ik deel toch wel de bezorgdheid van collega Segers, dat zal u ook niet verbazen. Ik geloof in heldere structuren die goed werken, die ontstaan op basis van degelijke evaluaties van waar men hoe moet bijsturen. Maar collega Meremans, het debat speelt zich in principe af tussen een parlementslid en de minister-president, in dit geval de minister van Cultuur.
De vraag kan zich ook stellen of het Participatiedecreet dan niet meer tanden had moeten krijgen? Hadden we het niet op een andere manier moeten bijsturen dan het op te heffen? Wat is de reden dat de kloof zo blijft? Vandaag kunnen we op die vragen niet antwoorden, want er is geen degelijk onderzoek naar gebeurd en er is geen deftige evaluatie van gebeurd. Ik ben absoluut voorstander van transversaal beleid, maar als er geen hiërarchie is en geen motor is, kan het effectief de vraag zijn of het niet alles of niets gaat worden. Ofwel is iedereen daar zwaar van doordesemd en komt het overal terug, maar er is wel een actor nodig die dat voortdurend onder de aandacht kan brengen. Als die actor niet die hoedanigheid of mogelijkheid heeft om dat met gewicht aan te brengen – ook in het kader van andere decreten of organisaties die uitvoering geven aan die decreten –, dan zou transversaal beleid weleens kunnen betekenen dat er gewoon minder aandacht voor is, en dan zal de kloof vergroten.
Vanuit die bedenking vrees ik wel dat het opknippen van doelstellingen en de aanpak rond de participatie van kansengroepen ten koste zal gaan van die kwetsbare mensen, zeker omdat dat net groepen zijn die niet op de makkelijkste manier hun weg vinden in de samenleving en heel vaak te maken hebben met mattheuseffecten. We weten dat het werken aan participatie van mensen in kwetsbare situaties, de meeste impact heeft wanneer die vertrekt vanuit die doelgroep. Dus lokaal en transversaal, ja, als er een heel duidelijke motor is, ofwel binnen elk decreet, ofwel vanuit één organisatie die de anderen met haar instrumentarium kan meetrekken. Dat geldt ook voor het ondersteunen van die lokale, participatieve activiteiten bottom-up. Daar ben ik het wel mee eens. De vraag is natuurlijk hoe je daar dan uitvoering aan geeft in de manier waarop je je instrumentarium maakt. Ik maak mij wel zorgen over de manier waarop hier uitvoering aan is gegeven.
Ik vind het goed dat er een antwoord is gegeven op de integratie van Demos binnen publiq – we zullen het daar straks nog wel over hebben –, maar de taakstelling is niet decretaal verankerd. Minister-president, ik hoor u nu zeggen – en dat is de vraag die ik u eigenlijk wilde stellen –, dat u dat niet gaat doen met een amendement, maar met een bijsturing. Oké, maar ik ga er dan van uit dat die naar de commissie komt … (Opmerkingen van minister-president Jambon)
… zodat we dan het debat effectief kunnen voeren. Als de taakstelling niet decretaal verankerd is, stelt zich de vraag naar de garantie op financiële middelen voor die taak. Dat is wel een belangrijke vraag. Het was ook de aanleiding waarom ik vorige week zei dat ik een beetje in dubio zat over de vraag of ik het decreet rond digitalisering ging amenderen specifiek op dat stuk. Dat ging expliciet hierover, natuurlijk.
Ik kan me alleen maar aansluiten bij het memorandum van Netwerk tegen Armoede. Volgend jaar zullen wij veel memoranda krijgen. Het Netwerk tegen Armoede pleit er heel duidelijk voor dat een structureel deel van de subsidies van het Bovenlokaalcultuurdecreet besteed wordt aan initiatieven die de vrijetijdsparticipatie mogelijk maken voor mensen in armoede, van onderuit, van de organisaties die bezig zijn met mensen die in kansarmoede zitten. Er wordt echt wel een heel duidelijk signaal gegeven richting dit parlement, een signaal dat ik hier graag mee te berde wil brengen, omdat ik wil waarschuwen voor het gevaar dat transversaliteit verwatering en verdwijning betekent. Ik geloof in een sterke motor, dus die oproep en die vraag wil ik stellen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Van de Wauwer en mijnheer Meremans, bedankt voor de steun.
Mevrouw Segers, mevrouw Almaci, ik begrijp het ideologische van de zaak eerlijk gezegd niet. Ik denk dat wij de plicht tot inzet op de participatie op een hoger niveau brengen, namelijk als kernopdracht van de verschillende werksoorten in Cultuur: bij de kunst, bij sociaal-cultureel werk, bij erfgoed wordt het een kernopdracht om nog subsidies te krijgen. U zegt dat u naar een motor zoekt. Dat is de subsidiërende overheid, degene die de controle moet doen, degene die moet zien waar de centen aan worden besteed. Die gaat kijken of een van de kernopdrachten, namelijk participatie, wel voldoende body krijgt. Ik denk dat je niet directer kunt aansturen op participatie.
Als je dat niet in de organisaties zelf verankert, zal het altijd een aanbod zijn, een vrijblijvendheid. Ik zie het ideologische van dit debat dus totaal niet in. Maar ik merk wel dat er heel wat conservatieve krachten zijn. Als je na vijftien jaar iets verandert, komen er een aantal conservatieve krachten naar boven die zeggen: “Het liefst niets veranderen, laat het allemaal maar zoals het is.” Ik denk dat wij de zaak hier meer benadrukken. En de subsidiepot blijft dezelfde, zij het dat het nu op andere lijnen ingeschreven wordt.
Het klopt dat er geen globale evaluatie gebeurd is. Ik zou een onnozel grapje kunnen maken met ‘consultancy’ in de zin, maar dat ga ik niet doen. (Opmerkingen van de voorzitter. Gelach)
We zijn met de administratie wel lijn per lijn door het decreet gegaan, om te kijken waar dit het best kan worden ondergebracht, zodat het nog slagkrachtiger is.
Wordt de taakstelling verankerd? Ja, ik heb me daartoe geëngageerd. Het wijzigingsdecreet komt zeker en vast hier naar de commissie. Ik zal dat voor de zomer nog op de tafel van de regering leggen en dan kan het hier naar de commissie komen. Ik heb u net de reden gegeven waarom we deze methodologie kiezen, om toch op tijd met beheersovereenkomsten met de verschillende organisaties te kunnen beginnen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Er is veel gezegd en er is eigenlijk nog veel te zeggen. Minister-president, in het antwoord dat ik gaf, is er totaal geen sprake van conservatieve krachten. Integendeel, dit is echt niet ingegeven door een zin voor behoud, maar wel door een zin voor de urgentie dat participatie wezenlijk is en dat het een o zo moeilijke job is om dat te realiseren en om die kloof – de digitale kloof, de participatiekloof – te dichten.
Collega Meremans, u zegt dat het decreet dan misschien niet gewerkt heeft, als we geen vooruitgang zien. Jawel, we zien wel vooruitgang. De laatste participatiesurvey van 2022 toont dat 80 procent van de Vlamingen deelneemt aan minstens één culturele activiteit per jaar. De amateurkunsten blijven heel stabiel. Dat zijn muizenstapjes die we vooruit zetten, maar tegelijkertijd zien we dat de ongelijkheid in cultuur- en sportparticipatie en participatie tout court onverminderd blijft. De kloof tussen de rijke en middenklasse en een grote groep van mensen die niet deelnemen aan de samenleving, blijft. En dat is een democratisch deficit. Daarom zouden wij vanuit Vooruit ervoor gekozen hebben om dat decreet, dat vijftien jaar bestaat, eens grondig onder de loep te nemen en eens een evaluatie te doen, en dan te kijken of we het moeten verbeteren, of we het niet hoger op de agenda moeten zetten.
Minister-president, u zegt dat het nu een kernopdracht voor organisaties is. Dat zijn allemaal kleine motortjes. Dat is goed. Dat zijn allemaal kleine motortjes voor die aandacht voor participatie. Maar door het afschaffen van dat decreet is er geen zichtbaarheid meer, geen aansturing voor de focus op het bredere verhaal. Wij vrezen dus dat we een beetje het kind met het badwater weggooien.
We gaan ook moeten zien hoe de fusie van Demos en publiq zich ontwikkelt. Zeer te hopen valt dat Demos zijn eigenheid, zijn eigen expertise en zijn eigen DNA kan blijven behouden. Ik ga ervan uit, minister-president, dat dat ook uw intentie is. We zullen dat zeker moeten opvolgen.
Onze vrees is dus die versnippering. En we vrezen dat participatie hiermee van de agenda is gehaald. We gaan moeten zien hoe de situatie de komende jaren evolueert.
De vraag om uitleg is afgehandeld.