Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Beste minister, geachte Ben, 21 april 2023 was een datum die voor vele Brusselse ouders, mezelf incluis, met stip in de agenda genoteerd stond. Dat was immers de dag dat het resultaat van de aanmeldingen voor het Brusselse basisonderwijs werd bekendgemaakt.
Voor inschrijven voor het schooljaar 2023-2024 werden in totaal 5628 aanmeldingsdossiers ingediend. 68 procent van de aangemelde kinderen kon terecht in de eerste schoolkeuze, maar voor 2627 kinderen werd geen plaats gevonden. We weten dat er nog een hele carrousel van in- en uitschrijvingen volgt, waardoor het uiteindelijke aantal lager zal liggen. Maar ik was een van die ouders die een mailtje in de mailbox kreeg waarop drie keer ‘geweigerd’ stond, en ik kan u zeggen dat dat toch als een shock aankomt. Want goed, iedereen wil natuurlijk het beste voor zijn kind. Je wilt natuurlijk de zekerheid dat je een school hebt. Want laten we eerlijk zijn: in Brussel is er van vrije schoolkeuze sowieso al geen sprake meer. Je mag al van geluk spreken als je een plaats hebt in de dichtsbijzijnde school.
En ik begrijp het wel: natuurlijk is er eerst voorrang voor broertjes en zusjes, dat lijkt mij normaal. En dan moet je inderdaad gewoon geluk hebben. Er zijn voorrangsregels voor Nederlandstaligen, en vervolgens wordt er gekeken naar afstand. Als er dus meer Nederlandstaligen dichter bij de school van hun eerste keuze wonen, dan val jij gewoon uit de boot.
Er zijn veel ouders in de situatie dat ze na de eerste ronde van aanmelding geen plaats hebben en die op dat moment dus geen school hebben. In 2021 ging het volgens het lokaal overlegplatform (LOP) Brussel Basisonderwijs om 5 procent van de aangemelde leerlingen. De capaciteitsproblematiek blijft heel reëel en mag wat ons betreft niet van de politieke agenda verdwijnen.
Ook opmerkelijk is dat in vergelijking met vorig jaar het LOP een daling vaststelt van het totaal aantal aanmeldingen: 5628 tegenover 6161 vorig jaar. Wij denken dat een mogelijke oorzaak de kortere aanmeldingsperiode kan zijn die werd opgelegd in het nieuwe Inschrijvingsdecreet.
Minister, wat is uw reactie op het feit dat 2627 leerlingen geen plaats kregen toegewezen? We hebben hier al verschillende keren herhaald dat we blij mogen zijn dat het Nederlandstalige onderwijs in Brussel zo’n succes is. Dat is alleen maar goed voor het Nederlands in onze hoofdstad. Maar nog altijd heel veel kinderen – bijna de helft – krijgen geen plaats toegewezen.
Wat is volgens u de reden dat het aantal aanmeldingen gedaald is?
Hoeveel scholen hebben minder aanmeldingen voor het geboortejaar 2021 gekregen dan ze vrije plaatsen hebben?
In welke Brusselse gemeenten is het verschil tussen de vraag en het aanbod het grootst?
Welke investeringen in bijkomende capaciteit in het Brusselse basisonderwijs zijn er gepland in de nabije toekomst? Om hoeveel extra plaatsen gaat het?
Zult u ook samenzitten met de dienst Scholen van het planningsagentschap perspective.brussels, zodat zowel de Nederlandstalige als de Franse Gemeenschap kan kijken waar de noden zitten om dan een masterplan op te maken? Dat lijkt mij belangrijk. Het Nederlandstalige onderwijs, en dus de Vlaamse Gemeenschap, moet haar verantwoordelijkheid nemen, blijven nemen en misschien zelfs nog meer nemen in Brussel.
Maar het is ook een kwestie van goed af te stemmen, zodat in de wijken waar de nood het grootst is, er ook voldoende Franstalige scholen zijn. Zo kunnen we er samen voor zorgen dat elk kind in Brussel een plaats heeft en het liefst zo dicht mogelijk in de buurt, zodat ouders ’s morgens geen circustoeren moeten uithalen om hun kinderen op tijd op school te krijgen.
Minister Weyts heeft het woord.
Goedemorgen, het Nederlandstalige onderwijs in Brussel blijft bijzonder populair. We zijn daar wat slachtoffer van ons eigen succes.
We stellen vast – en dat is een positieve nuance – dat veel van de kinderen die nu een weigering ontvingen, uiteindelijk gelukkig wel een plaats vinden in ons Nederlandstalig onderwijs.
Het heeft te maken met het grote aantal dubbele aanmeldingen, vooral in Brussel. Daar melden ouders immers ook aan voor het Franstalige onderwijs en voor het Nederlandstalige onderwijs in de Rand. Dat is een typisch fenomeen dat zich in Brussel manifesteert.
Wat ook typisch is voor Brussel, is het heel grote aandeel van schoolveranderaars. 63 procent van de leerlingen in de hogere jaren is een schoolveranderaar. Meer dan tweeduizend leerlingen hebben concreet al een plaats, maar in een andere school.
Er is ook een duidelijk positieve tendens in het aantal leerlingen dat na die eerste toewijzingsronde nog geen school heeft gevonden. Daar moet ik toch zeggen dat we in enkele jaren tijd een gevoelige verbetering hebben kunnen inzetten. Voor het schooljaar 2020 ging het nog over vierduizend kinderen, in 2021 over 3500, vorig jaar nog net geen drieduizend kinderen en dit jaar iets meer dan 2500. Het probleem is dus al met 38 procent verbeterd.
Daarnaast moeten we die hoge aantallen geweigerde leerlingen natuurlijk ook in perspectief plaatsen. Als je de schoolveranderaars mee in rekening brengt, dan ziet het plaatje er al wel wat anders uit. Zonder de dubbele aanmeldingen te verrekenen, gaan we dan al meteen van 2627 naar 556 die nog geen plaats hebben.
Er is natuurlijk ook een regionaal en lokaal effect. In het algemeen zien we dat voor zo’n 84 procent van het aantal eerste keuzes voor een school uit een bepaalde gemeente er in die gemeente ook plaats is. Als we dan specifiek inzoomen op de onthaalklas, waar u ook naar vraagt, zijn er verschillende gemeenten die nu al voldoende aanbod blijken te hebben voor alle aanmelders. Die lijst is gelukkig ook langer geworden: Anderlecht, Ganshoren, Haren, Oudergem, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe en Ukkel. En dan zijn er gemeenten waar er een duidelijk tekort is: Elsene, Etterbeek, Evere, Koekelberg, Laken, Schaarbeek, Sint-Joost-ten-Node, Vorst en Neder-Over-Heembeek. Ook binnen Brussel is het plaatje dus verschillend. Sommige scholen in bepaalde gemeenten zijn nu eenmaal ook populairder. En daarom, naast alle nuances, blijven we natuurlijk ook wel inzetten op capaciteit, zowel in Brussel als in de Rand, want daar spelen spill-overeffecten.
Bij de laatste selectie van capaciteitsprojecten voor 2022-2024 voorzie ik 23 capaciteitsprojecten, voor een bedrag van 36,5 miljoen euro. Daarmee worden nog eens 2474 extra plaatsen voorzien in het gewoon basisonderwijs, waarvan bijna zevenhonderd in onderwijszone Brussel, 436 in onderwijszone Dilbeek, 163 in zone Halle en 350 in de zone Vilvoorde. Dat komt boven op de inspanningen die elders worden geleverd, zoals die van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).
U had ook een vraag met betrekking tot perspective.brussels. Mijn administratie neemt al sinds 2015 deel aan de vergadermomenten van hun expertisecomité scholen. Op die vergadermomenten komt onder meer de monitoring van de schoolvraag en het schoolaanbod in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest aan bod als onderdeel van het Brusselse programma voor onderwijs en kinderopvang. Als men aan Franstalige zijde ook zo’n versnelling zou inzetten voor scholenbouw, dan zouden we natuurlijk al heel veel problemen hebben opgelost. Voor Nederlandstaligen – en dat is 31 procent van de aanmelders – is er per gemeente doorgaans voldoende plaats. Daar zit je enkel nog met Sint-Joost-ten-Node, Etterbeek en Elsene als probleemgemeenten.
Het is natuurlijk zo dat het Nederlandstalige onderwijs in Brussel bekendstaat om zijn kwaliteit en een sterk merk is. Ouders willen, terecht, het beste onderwijs voor hun kinderen en komen daarom ook uit bij ons Nederlandstalige onderwijs. Dat is absoluut onze sterkte. Dat is ook een zegen voor het Nederlandstalige karakter van onze hoofdstad, maar het brengt ook extra inspanningen met zich mee. Dat maakt dat we, als je alles wel beschouwt, in Brussel en in de Vlaamse Rand ook extra investeren als je het vergelijkt met de rest van Vlaanderen. Maar dat heeft natuurlijk ook zijn positieve consequenties.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Enerzijds kan ik als parlementslid natuurlijk alleen maar blij zijn dat we inderdaad vaststellen dat er een positieve tendens zit in het aantal ouders dat uiteindelijk toch met hun kindje terechtkan in een Nederlandstalige school. 84 procent heeft een plaats van eerste keuze. Dat is natuurlijk niet slecht. Maar ik denk dat het nog altijd beter moet, want daarnaast is er natuurlijk een hele groep ouders die wel een plaats vindt nu bij vrije inschrijving, maar dat is dan soms in een heel andere gemeente van Brussel. Ik hoorde van een gezin dat ingeschreven heeft in Anderlecht, terwijl ze in Schaarbeek wonen. Het is natuurlijk waanzin om daar ’s morgens te geraken. Dat kun je absoluut niet ideaal noemen. Bovendien zijn er nog altijd 565 kinderen die uiteindelijk geen plaats vinden, ook niet na alle verschuivingen. Bon, u zei het zelf, een plaats vinden voor een kind en het liefst in een school die je zelf wilt, is voor ouders zeer belangrijk. Geen plaats vinden is voor mensen op individueel niveau ook een ramp.
Ik kan alleen maar zeggen – en misschien kunt u mij daar nog een gedetailleerder antwoord over geven, ik heb het misschien niet goed verstaan – dat we toch moeten blijven investeren in capaciteit. We zitten op dit moment aan een aanbod voor ongeveer 20 procent van de Brusselse kinderen. De Brusselnorm is 30 procent, een positieve aanmoediging om zeker te blijven investeren in extra capaciteit. De gemeenten moeten daar zeker ook hun verantwoordelijkheid in nemen, net zoals de onderwijsverstrekkers. Weet dat u daar in onze schepenen altijd een partner zult hebben.
We moeten het misschien ook nog eens over de voorrangsregels hebben. Er zijn voorrangsregels die heel logisch zijn, zoals de voorrang voor broertjes en zusjes, uiteraard. Je wilt ook niet beginnen naar twee scholen te fietsen omdat je kinderen naar andere scholen gaan. U weet dat wij voorstander zijn van voorrang voor Nederlandstaligen, maar ik wil nog eens herhalen dat het optrekken van de voorrangsregel naar 65 procent voor ons een valse oplossing is, omdat je natuurlijk populaire en minder populaire scholen hebt. Nederlandstaligen willen hun kinderen vaak inschrijven in scholen waar ook nog andere Nederlandstaligen zitten, omdat je niet in een situatie wilt verzeilen waarbij je kindje het enige kindje in de klas is dat Nederlands als thuistaal heeft. Die 65 procent heeft er nu net meer voor gezorgd dat bepaalde scholen wel een grote kritische massa van Nederlandstaligen hebben en andere scholen helemaal niet. Ik vind dat een negatieve evolutie. Je moet net zorgen voor meer spreiding. Dat geef ik als opmerking.
Ik heb nog een laatste vraag. We moeten het toch ook even hebben over het secundair onderwijs, want daar zijn de cijfers ook over vrijgegeven. Van de 3261 kinderen die zich aangemeld hebben voor het eerste jaar secundair A, waren er 543 die geen plekje toegewezen kregen. En ook over de B-stroom maak ik me grote zorgen. Er waren in heel Brussel 313 vrije plaatsen, met een totaal aantal aanmeldingen van 519. 60 procent heeft dus een plaats gekregen, maar 206 op een groep van 519 werden geweigerd. In alle scholen is 1B dus volzet en zijn er wachtlijsten in Brussel. Wat met die 206 die geweigerd werden? Dat is echt een drama. Er is in heel Vlaanderen een probleem, en ze kunnen dus ook buiten Brussel niet terecht. Minister, wat is daar uw plan?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Collega Goeman, dank u wel voor de relevante vraag. Want het is inderdaad een jaarlijks terugkerend probleem. Gelukkig is er een positieve tendens te bemerken. Maar natuurlijk, elk kind dat geen plekje heeft is er een te veel, en dat brengt heel veel stress met zich mee, niet enkel voor de kinderen, maar ook voor de ouders. Het is heel belangrijk dat we dat hier vandaag bespreken.
Ouders willen natuurlijk het beste voor hun kinderen. En wat doen ze dan in Brussel? Ze wensen de kinderen naar een Vlaamse school te sturen. Dat is natuurlijk positief, want dat is goed voor het Nederlandstalige karakter van onze hoofdstad, maar dat heeft natuurlijk ook gevolgen. Ondanks de forse capaciteit, de investeringen en de inspanningen overstijgt de vraag nog altijd het aanbod. Minister, u wees er al op: een budget van 36,5 miljoen euro voor Brussel en de Vlaamse Rand is niet niets. Dat is goed voor ongeveer zevenhonderd plaatsen in Brussel. Dat is mooi. Wij gaan ook altijd blijven oproepen om die capaciteitsinspanningen te blijven doen.
Gelukkig is er nuance te bemerken. Minister, u wees ook naar de dubbele aanmeldingen die blijkbaar hoog zijn, alsook het aandeel schoolveranderaars. Het plaatje is toch iets rooskleuriger, wat uiteraard positief is. Wat ik ook wens te benoemen – ik heb het al meermaals gedaan – is dat onderwijs in Brussel een gedeelde verantwoordelijkheid is. Niet enkel Vlaanderen moet daar een verantwoordelijkheid opnemen. We hebben daar ook het Franstalige onderwijs en de gemeenten. Ik kan enkel en alleen maar vaststellen dat die inspanningen niet evenredig zijn en dat er ook in veel gemeenten nog altijd geen Nederlandstalige school is. Het is heel terecht dat we dat vandaag hier in de commissie bespreken. Mevrouw Goeman, ik ben heel blij met deze vraag, maar laat ons ook hetzelfde aankaarten in onze gemeenten, om daar ook oog te hebben voor Nederlandstalig onderwijs.
De heer Laeremans heeft het woord.
Mevrouw Goeman, ik dank u voor de meer dan terechte vraag.
Ik heb hier een bedenking bij. Ik hoor dat de cijfers aan het dalen zijn: van meer dan vierduizend naar ongeveer 2600.
Het lijkt me heel belangrijk om een grondige evaluatie te maken van het Inschrijvingsdecreet, met de cijfers erbij, met mensen van het LOP die kunnen vertellen wat er is veranderd, en dat niet alleen voor Brussel, maar ook voor de Vlaamse Rand. Minister, u hebt ongetwijfeld het voorbeeld gelezen van de jongen uit Kapelle-op-den-Bos in het eerste middelbaar die naar zijn school wil aan de overkant van de straat, waar ik zelf nog heb lesgegeven. Die jongen komt van de lagere school van die school – zij hebben daar het vijfde en zesde leerjaar, als ik mij niet vergis – en geraakt daar niet binnen. Hij staat dan – ik zeg maar wat – zestigste op de wachtlijst en zou dan naar Mechelen of zo naar school moeten. En dan komen er kinderen uit Mechelen met de trein naar Kapelle-op-den-Bos. Dat is eigenlijk knettergek.
Ik weet dat voor middelbare scholen de afstand niet meteen een criterium is, want niet elke gemeente heeft een middelbare school. Maar het is toch belangrijk dat we zulke gevallen oplossen. Is het mogelijk dat de school dat gewoon zelf oplost? Hoe ziet u dat, minister? Komt er ook een evaluatie van?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga in op een aantal elementen.
Ten eerste, mevrouw Goeman, u zegt dat er na verschillende verschuivingen uiteindelijk nog vijfhonderd overblijven. Dat is niet waar, want de dubbele aanmeldingen zitten daar nog in. Het gaat enkel over diegenen die nu al een plaats hebben en dan kom je tot vijfhonderd. Maar dan heb je nog de dubbele aanmeldingen en die zijn, gelukkig, in dezen legio. Dat kunnen we pas weten na verloop van tijd.
Ten tweede, de voorrangsregels maken natuurlijk wel dat Nederlandstaligen veel meer hun eerste keuze krijgen toegewezen.
Ten derde, ik heb de vraag enkel gekregen op grond van het basisonderwijs. Het secundair onderwijs moeten we dan maar op een ander moment bekijken.
Ten vierde, vanuit Vlaanderen hebben we de afgelopen jaren ongelooflijke inspanningen gedaan op het vlak van capaciteit. Ik maak opnieuw de vergelijking met de Franstaligen. Ik heb het dan enkel over het basisonderwijs. In de periode 2010-2025 hebben we met ons beide 3253 plaatsen gecreëerd in het basisonderwijs: aan Nederlandstalige zijde 1844 en aan Franstalige zijde 1400. In tegenstelling tot de realiteit op het veld hebben wij een veel grotere inspanning gedaan voor het Nederlandstalige onderwijs dan dat men aan Franstalige zijde heeft gedaan.
Laten we even vooruitkijken, naar de geprogrammeerde plaatsen tussen 2025 en 2030. Voor die periode worden er aan Franstalige zijde 2845 plaatsen voorzien en aan Nederlandstalige zijde 2714. Dat is bijna fiftyfifty. We doen daar echt wel ons deel, en veel meer dan dat. Dat belet niet dat het zeker een aandachtspunt blijft.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Als het goed is, wil ik dat ook altijd zeggen. Niemand zal ontkennen dat er in de voorbije legislaturen een inspanning is geleverd om de capaciteit van het Nederlandstalige basisonderwijs in Brussel te vergroten.
Laten we daar alstublieft geen communautair verhaal van maken. Elke gemeenschap moet haar verantwoordelijkheid nemen. Ik ben zeer blij dat de Vlaamse Gemeenschap dat in dezen doet. Ik herhaal dat we in vele gemeenten waar we mee aan zet zijn, grote inspanningen hebben geleverd om het Nederlandstalige onderwijs te doen groeien: Molenbeek, Anderlecht, Brussel-Stad. Daar is er een zeer groot aanbod. Ik herhaal dat wij altijd partner zullen zijn om dat te blijven doen, want de vraag is er.
Maar ik blijf toch met een aantal vragen zitten. Ik snap dat u niet meteen kunt antwoorden op mijn vragen over het secundair onderwijs. Daarover zal ik dan een aparte vraag over stellen.
Maar ik vroeg u ook hoe het komt dat het aantal aanmeldingen in het Nederlandstalige onderwijs daalt en of we ons daar zorgen over moeten maken. Op welke scholen zijn er na aanmelding nog vrije plaatsen? Op welke plaatsen is dat? Wat is daarvoor de reden? Is dat omdat er in die bepaalde gemeenten toch een serieuze uitbreiding is geweest van het Nederlandstalige basisonderwijs? We hebben die cijfers echt nodig om vanuit de Vlaamse Gemeenschap een gericht beleid te kunnen voeren daar waar er nog noden zijn en waar er extra moet worden geïnvesteerd, het liefst in afstemming met de Franse Gemeenschap.
Een evaluatie van het aanmeldingsbeleid vind ik dan ook een zeer goed idee. Dan kunnen we nagaan hoe dat precies zit met die voorrangsregels en welke impact dat precies heeft. Dat moet niet onmiddellijk, collega’s. Maar ik stel voor dat we na de zomer het LOP uitnodigen om een grondige evaluatie te maken van de evoluties in aanmeldingen en inschrijvingen in Brussel, zodat we goed weten hoe we het in de toekomst nog beter kunnen maken. Want er zijn nog altijd ouders die geen plaats vinden, en dat vind ik een ongelooflijk gemiste kans voor die kinderen en voor het Nederlands in Brussel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.