Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Minister, recent bracht de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid een advies uit om kalveren niet af te zonderen in individuele hokken en om ze na de geboorte minstens één dag bij de moeder te laten. We hebben daar toen ook een gedachtewisseling over gehad. Op hetzelfde moment dat we die gedachtewisseling hadden, werd er ook gecommuniceerd vanuit de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn, met een advies over dierenwelzijn in de intensieve veehouderij. De Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn vraagt hierin meer aandacht voor de belangen van het dier.
Het is een redelijk algemeen advies, en men vraagt meer algemeen meer aandacht voor de belangen van het dier in de intensieve veehouderij. Ik heb al heel wat schriftelijke vragen gesteld, waarop het antwoord vaak was dat men het niet goed wist, of dat men er niet goed op kon antwoorden. Wel, in het advies staan enkele heel duidelijke cijfers. Je zou die kunnen omzetten in numerieke cijfers, en dan wordt het redelijk onthutsend. Dat heeft natuurlijk te maken met de omvang van de sector. De cijfers spreken natuurlijk over problematieken waarover we hier regelmatig van gedachten hebben gewisseld.
Zo wordt bijna 100 procent van de staarten bij varkens nog routinematig gecoupeerd, zonder verdoving, hoewel dit door Europese regelgeving verboden is. Van de levend geboren biggen blijkt dat 15 procent de speenleeftijd niet haalt. En 78 procent van de vleeskippen op Vlaamse bedrijven heeft ernstige voetzoolletsels. Bij de kalkoenen is er ook een totaal gebrek aan normering. Daar gaat het zelfs om 99 procent van de hennen en 90 procent van de hanen die last hebben van dergelijke voetzoolletsels. Een en ander heeft ook te maken met de kwetsbaarheid van heel jonge dieren, wat in de natuur niet anders is. Maar dit zijn toch cijfers die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten.
Dieren zijn geen dingen of producten die je zo efficiënt mogelijk moet verwerken. Het gaat niet alleen om winst, het gaat hier om levende en voelende wezens. Het advies van de raad geeft aan dat er heel wat marge is – dat is het positieve – om werk te maken van meer dierenwelzijn in de veehouderij, met name de intensieve veehouderij.
Minister, u zult dat advies ongetwijfeld al met aandacht hebben gelezen. Mijn vraag is op welke manier u van plan bent om daarmee om te gaan. Welke concrete maatregelen bent u van plan te nemen met betrekking tot de in het advies opgesomde problematieken? Denk aan het couperen van staarten, of het feit dat 15 procent van de levend geboren biggen de speenleeftijd niet haalt. 30 procent van het Vlaamse melkvee loopt matig of ernstig mank. Een kwart van de melkkoeien op Vlaamse melkveebedrijven maakt minstens eenmaal per jaar een geval van klinische mastitis of borstontsteking mee. 47 procent van de vleeskippen op Vlaamse bedrijven is duidelijk kreupel, 22 procent heeft ernstige hakdermatitis en 78 procent heeft ernstige voetzoollaesie. Er is het feit dat bij vleeskippen aangevoerd in Belgische slachthuizen 0,3 procent van de dieren de pre-slachtfase niet overleeft, dus dood is voor ze aankomen in het slachthuis, en 1,9 procent van de dieren een vleugelbreuk oploopt. Er is het feit dat 27,6 procent van de leghennen gehuisvest in Vlaamse volièrebedrijven voetzooldermatitis heeft en 82,5 procent een borstbeenbreuk heeft. Bij kalkoenen heeft 99 procent van de hennen en 90 procent van de hanen voetzoollaesies, en 20 procent van de hennen en 73 procent van de hanen heeft minstens één borstblaarix. Dat zijn de cijfers die alleen maar in dit advies stonden. Helaas zijn er nog wel andere problematieken waarover we het eerder al hebben gehad.
Dan heb ik nog een aanvullende vraag bij die cijfers en de eventuele acties die u plant. Aangezien dit toch ook over het departement Landbouw gaat, ga ik er ook van uit dat u reeds contact hebt gehad met uw collega, minister Brouns, over dit advies. Komt er een gezamenlijk plan van transitie, zodat u beiden de individuele boeren en de veehouders kunnen ondersteunen in de aanpak van die problematieken? Je kunt natuurlijk eenzijdig zeggen dat we dat verschrikkelijk vinden, maar het moet op het terrein wel gebeuren. Het merendeel van deze boeren wil ook echt werken aan diervriendelijke omstandigheden.
Minister, heel wat van deze problematieken zijn ook onderdeel van het debat rond de nieuwe codex, de geactualiseerde dierenwelzijnswetgeving, waar we al even op wachten. Een aantal daarvan, of bijna allemaal, hebben wij in ons voorstel van resolutie voor een nieuwe codex opgenomen, met voorstellen om ze aan te pakken. We kijken uit naar de nieuwe Vlaamse codex, en ik vroeg mij af of u ons een voorstel kunt geven qua timing. Wanneer kan die op de agenda van de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement komen? Want veel van deze problematieken horen daar eigenlijk in thuis.
Minister Weyts heeft het woord.
De Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn doet hier, in mijn ogen volledig terecht, een breed appel aan verschillende schakels in de keten en aan alle beleidsverantwoordelijken. Zij hebben trouwens, toen ze mij dat advies overhandigd hebben, ook de boodschap overgemaakt dat dit advies een visietekst is van waaruit men verder wil werken aan een verbetering van het dierenwelzijn. Het belangrijkste advies dat men met deze boodschap wil brengen, is dat bij de bespreking over duurzaamheid en milieugevolgen van de Vlaamse veehouderij dierenwelzijn niet uit het oog mag worden verloren en mee op de agenda gezet moet worden. En ik denk dat we het daar roerend mee eens zijn.
Het advies is een leidraad voor het voeren van de verdere discussies en het uitwerken van meer specifieke, meer concrete adviezen van de raad. Men loopt daarmee wat vooruit op de voorstellen die de Europese Commissie op tafel zal leggen in het najaar. Op dit moment hebben we een werkgroep van de raad die werkt rond kalverhouderij. Daarin zetelen wetenschappers, dierenartsen en vertegenwoordigers van dierenrechten- en landbouworganisaties en van de kalversector. Daarna werd ook nog een werkgroep opgestart over de preslachtfase van pluimvee. Dat gaat over de fase van het vangen van het pluimvee, het transport, het wachten in het slachthuis tot net voor de intrede in de slachtlijn. Daar is het de bedoeling om de knelpunten te bekijken en te bekijken welke verbeteringen daar mogelijk zijn. Zo gaan we gefaseerd werken rond de concrete aanbevelingen die worden gedaan.
Wat bijvoorbeeld kreupelheid betreft, trachten we met Dierenwelzijn Vlaanderen, in samenwerking met UGent, ook de melkkoeienhouders te sensibiliseren. We hebben dat ook gedaan op de beurs AgriFlanders. Onze inspecteurs en controleurs hebben op dat vlak ook een specifieke opleiding genoten, namelijk kreupelheid bij runderen en klauwgezondheid en -verzorging.
Wat de kalkoenen betreft is er een advies uitgebracht met normen voor het houden van de dieren. Daar zijn we momenteel bezig met de concrete regelgeving. Voetzoolbeschadigingen van de kalkoenen zullen in het slachthuis gemeten worden en we zullen hier ook maatregelen aan koppelen die betrekking hebben op het bedrijf van herkomst.
Rond het couperen van varkensstaarten heb ik onze administratie de opdracht gegeven voor de uitwerking van regelgeving. Wij zijn trouwens niet alleen bezig. Dat was ook de oproep van de Raad voor Dierenwelzijn: de verantwoordelijkheid beperkt zich niet tot het dierenwelzijn, het gaat over alle schakels in de keten, en alle beleidsdomeinen en sectoren. Ook de minister van Landbouw levert inspanningen, en men is zich ook daar terdege bewust van de verbetermarge. Er is dus nog werk, maar we nemen die handschoen ook op.
Ik denk dat we met ons Vlaams dierenwelzijnsbeleid het afgelopen jaar absoluut een voortrekkersrol hebben opgenomen, waarbij we dikwijls ook economische belangen opzij hebben geschoven ten voordele van het dierenwelzijn. Ik denk aan het verbod op de pelsdierenkweek, op dwangvoeding, of aan de strafverzwaring voor inbreuken tegen de dierenwelzijnswetgeving. Maar inderdaad, andere sectoren en overheden moeten volgen, inclusief de landbouw. Ik kijk dan natuurlijk ook over de gewestgrenzen heen. Op dat vlak zou het misschien toch ook zinvol zijn dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ons pakweg zou volgen op het vlak van regelgeving inzake het verbod op onverdoofd slachten. Maar we blijven aan de kar trekken, in Vlaanderen, in België, in Europa.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Wat dat laatste betreft weet u dat wij op dezelfde lijn zitten, minister. Maar dat heeft weinig te maken met het advies zoals het net is uitgebracht. Op het moment dat ik de cijfers heb bekendgemaakt die we zelf bijeen hadden gesprokkeld, over die 3 miljoen dieren die sterven voor ze het slachthuis ooit bereiken, heeft de sector zelf gezegd dat veel afhangt van het vakmanschap dat gehanteerd wordt. Dat zijn niet mijn woorden, dat is de analyse vanuit de sector zelf: dat het vakmanschap in de veehouderij een heel belangrijke factor is in het terugdringen van veel van deze cijfers. Dat maakt dat een plan van aanpak, zoals ik ook in mijn vraag heb gesteld, hoogstnodig is. Ik ga de vraag ook stellen aan uw collega Brouns. Ik denk echt dat er een gezamenlijk plan van transitie nodig is vanuit uw beider kabinetten, ten voordele van zowel de individuele boer als het aspect dierenwelzijn.
Een aantal problematieken zijn ook echt niet nieuw. Dit advies heeft eigenlijk de verdienste dat het zwart-op-wit de cijfers weergeeft, cijfers die we heel vaak bij elkaar hebben moeten sprokkelen en zelf bijeen moesten rapen. Maar het zijn wel allemaal problematieken die al heel lang bekend zijn, en waarvoor er geen enkele reden is om langer te wachten. Daar kan ook geen excuus meer voor zijn.
Vandaag staat er in Gazet van Antwerpen een artikel over een pluimveebedrijf in Poppel, waar na jarenlang procederen omwonenden een schadevergoeding zullen krijgen. Die schadevergoeding gaan ze krijgen van de Vlaamse overheid, van de belastingbetaler, voor een problematiek van een intensieve veehouderij, waar de vergunning eigenlijk aan verleend is, maar die vergunning werd verleend op een manier waarbij er geen rekening is gehouden met de omwonenden. De Raad van State heeft die vergunning vernietigd. Had men op voorhand goed nagedacht over de manier waarop met dat bedrijf diende te worden omgegaan, dan was het niet de belastingbetaler die vandaag voor dit voorbeeld moest opdraaien.
Het is een collega van u, minister, Jeroen Tiebout van de N-VA, die daarop commentaar heeft gegeven in de pers. Het is een zaak die tien jaar heeft aangesleept. Het is iets wat we in zijn globaliteit moeten bekijken, en dus eigenlijk zelfs samen met de minister van Omgeving voor wat de vergunningen betreft, en hoe die vandaag gegeven worden.
We gaan nu een hoorzitting hebben, samen met de commissie Landbouw, over de lange-afstandstransporten. Ik denk dat het aan u is, minister, om het voortouw te nemen, en om samen met minister Brouns een plan van transitie voor te stellen.
Ik heb ook geen antwoord gekregen – helaas, alweer, voor de zoveelste keer – op de timing van de codex. U hebt wel verwezen naar wat Europa gaat doen, wat zij in het najaar aan voorstellen gaan doen. Maar wanneer komt u met uw timing van codex, waar we in de beleidsnota, helemaal in het begin van deze legislatuur, reikhalzend naar uitkeken?
Dus: wat betreft de vraag naar een transitieplan, waar u het voortouw neemt met minister Brouns, en desgewenst, wat vergunningen betreft, met minister Demir, zou ik toch graag wat concretere antwoorden willen krijgen. Anders vrees ik dat het inderdaad steeds meer gaat clashen op het terrein, dat we elke keer tien jaar aan processen gaan krijgen, en dat het de belastingbetaler is die uiteindelijk zal moeten opdraaien voor hinder die vermeden had kunnen worden. En achter deze hinder gaat ook veel dierenleed schuil.
Vandaar mijn extra vragen. Minister, deze problematiek langer laten liggen is geen optie. Ik zou graag van u een concrete timing hebben over hoe we met deze elementen omgaan, over wanneer die codex er komt, en hoe concreet u met uw collega Brouns, en graag ook uw collega Demir, hierrond zult werken, met welk plan van transitie, en binnen welke timing.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Er zijn de voorbije jaren heel wat inspanningen gebeurd op het vlak van dierenwelzijn in de veehouderij, en ook de handhaving is heel erg aangescherpt. De sector heeft meer aandacht voor dierenwelzijn, en ook de consument is natuurlijk meer gevoelig voor alle aspecten van dierenwelzijn bij het overwegen van zijn of haar aankopen. Maar het klopt ook dat er nog bijkomende stappen nodig zijn, en dat is volgens mij ook heel erg haalbaar. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de twee onderwerpen die we hier de voorbije weken nog besproken hebben: de kooihuisvesting bij kippen en de aanbevelingen inzake kalveren.
Ik wil wel de kanttekening maken dat we moeten opletten met de discussie waarbij we een verband gaan leggen tussen de schaal van een bedrijf en dierenwelzijn. Er zijn veel meer aspecten die daarbij belangrijk zijn: het soort huisvesting, de tijdsbesteding, goede voeding, de veehouder zelf. Dat is een kanttekening die ik wel wil maken.
En we moeten dit thema natuurlijk ook zien binnen een ruimere Europese context, dat is een realiteit. Tijdens het EU-voorzitterschap van België in de eerste helft van 2024 denk ik dat er ook een mogelijkheid moet zijn om dat debat breder te voeren rond het welzijn van landbouwdieren. Informatie en opleiding zijn absoluut belangrijk voor onze veehouders. Als zij niet over de juiste informatie, over de juiste handelingen beschikken, dan wordt het voor hen natuurlijk heel erg moeilijk. En dan denk ik dat daar ook een actieve rol is weggelegd voor onze minister van Landbouw. Ik zal hem daar ook over bevragen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik wil u ook bedanken voor uw antwoord. Ik denk inderdaad dat er een aantal werkpunten zijn. Ik ben ook heel blij dat u duidelijk erkent om daar samen met de sector stappen voorwaarts in te zetten, minister, en daarover in overleg te gaan. Het is ook belangrijk dat alle kansen gegeven worden aan innovatieve oplossingen. Ik weet dat dat voor sommigen vaak iets is dat ver weggeduwd wordt. En ik betreur dat, want ik ben er echt van overtuigd dat innovatie, ook op het vlak van dierenwelzijn, heel veel kansen geeft om tot oplossingen te kunnen komen, en de welvaart van onze dieren te versterken.
Ik vind het bijzonder om te moeten vaststellen dat er soms linken worden gelegd tussen de grootte van bedrijven en het dierenwelzijn. Zoals daarnet ook werd aangegeven, is het management een heel belangrijk issue, over hoe wordt omgegaan met stalsystemen en dergelijke, en hoe werken opgevolgd worden. Dat management is hier veel belangrijker. En soms wordt zelfs aangetoond dat in grote bedrijven extra investeringen mogelijk zijn die het dierenwelzijn net ten goede komen. Het debat gaat dus veel ruimer. Daarom kan ik enkel toejuichen, minister, dat u werkgroepen organiseert waar alle partijen samen rond de tafel zitten, en tot concrete, haalbare oplossingen willen komen, die op het terrein ook invoegbaar zijn.
Wat de link naar vergunningen betreft: daar heb ik mij in het verleden al over uitgesproken. Specifiek rond het dossier dat vandaag in de krant staat: ik heb daar nog geen uitspraken van gezien als dat dit ook gelinkt zou zijn aan dierenwelzijnsregelgeving. Ik denk dat we moeten opletten hoe we ons vergunningenbeleid uitbouwen en welke oordelen, parameters of criteria we daar hanteren. Maar dat debat hebben we in het verleden ook al gevoerd.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij uw eerste bemerking, dat vakmanschap belangrijk is. Het is ook net daarom dat we inzetten op sensibilisering, en zelfs op cursussen, richting de melkkoeienhouders, waarbij we samen hebben opgetreden met onze dienst Dierenwelzijn en de UGent, met grote expertise daaromtrent.
Als u dan verwijst naar de casuïstiek: die vergunning en die schadevergoedingen hebben bij mijn weten natuurlijk niets met dierenwelzijn te maken. Die vergunning wordt trouwens verleend door de gemeente of de provincie, dus dan moet je daar verhaal gaan halen. Maar maak niet de fout om altijd de relatie te leggen tussen schaal en dierenwelzijn. In sommige gevallen moet ik erkennen dat die grotere schaal, bijvoorbeeld met betrekking tot controle, het voor dierenwelzijn net iets gemakkelijker maakt, eerder dan dat we heel versnipperd op veel verschillende plaatsen moeten gaan inspecteren.
Wat de hele discussie betreft: alle elementen die hier worden aangehaald komen inderdaad ter sprake in de Codex Dierenwelzijn. Daarmee wil ik, zoals gezegd, nog voor het reces naar de regering gaan. Daarin zitten inderdaad heel wat discussies vervat omtrent landbouwdieren, ook als het gaat over biggen, runderen, kalkoenen. Dat zijn allemaal thematieken die daarin aan bod komen, en dat zal absoluut geen gemakkelijke discussie zijn. Maar opnieuw, de horizont is daar het boeken van vooruitgang op het vlak van dierenwelzijn.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik hoop dat het effectief zover komt dat er voor het reces een ontwerp van codex naar de regering gaat. Ik kijk er in ieder geval reikhalzend naar uit. Maar dit is de eerste degelijke timing die ik sinds heel lang heb gehoord.
Ik moet aangeven dat ik een beetje op mijn honger blijf zitten wat betreft samenwerking. Het is dan blijkbaar een initiatief van uzelf dat naar de regering gaat, maar er is geen plan van transitie, samen met uw collega Brouns, over een advies. Het gaat hier nochtans echt over het snijpunt van dierenwelzijn met intensieve veehouderij. En daarmee wil ik aansluiten op een aantal van de toch wel interessante opmerkingen van de collega’s. Die zeggen dat je het niet allemaal moet linken aan de intensieve veehouderij. Collega’s, Dit is net een advies van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn over het dierenwelzijn in de intensieve veehouderij. Dat is de rechtstreekse aanleiding voor mijn vraag. U kunt mij moeilijk kwalijk nemen dat ik een vraag stel over een advies dat men heeft gegeven over de intensieve veehouderij. Het wordt toch al te gek als we beginnen te zeggen dat de inhoud daarvan, die heel specifiek over een bepaalde sector gaat, niet over die sector mag gaan? Dat is letterlijk de titel van het advies.
In dat advies staat letterlijk, en ik citeer: “Ondanks de geleverde inspanningen en toegenomen aandacht, kan en moet het dierenwelzijn in de intensieve veeteelt nog beter.” Zij stellen vast dat er nog grote problemen bestaan, en die cijfers zijn van een massiviteit dat je er niet naast kunt kijken. Betekent dat dat er buiten de intensieve veehouderij niet nog problemen zijn die aangepakt moeten worden? Helaas, dat betekent het niet, want het zou echt heel goed zijn mochten we daarbuiten niet nog een aantal heel grote uitdagingen hebben. Die zijn er helaas wel. Maar dit advies gaat specifiek over die intensieve veehouderij.
En daar zijn toch een aantal quick wins, minister. We hebben daar verschillende voorstellen rond neergelegd, die vaak wel gewoon zijn weggestemd. Ik denk nog maar aan het vernietigen van eendagshaantjes, waarbij andere regio’s ons nog altijd aan het voorbijsteken zijn. Want we kunnen veel naar de andere regio’s wijzen, maar op dit vlak zijn we bij de meest conservatieve regio’s van Europa. Dat is ook gewoon een vaststelling.
Ik kijk dus uit naar de codex, en ik hoop dat de codex doet wat er in het advies van de raad staat, namelijk rekening houden met het natuurlijk gedrag van dieren. En dat, collega’s, is een uitgangspunt waar je anno 2023 niet meer aan voorbij kunt. Ik eindig met het citaat van de raad: “Dierenwelzijn moet hoog op de agenda staan in het debat over de toekomst van de landbouw, naast de socio-economische belangen en de impact op het milieu.” Vaak is het dat middelste, de socio-economische belangen, dat de andere verdringt. Laat ons nu tonen dat in ieder geval winst en snelheid niet de enige of de belangrijkste maatstaven zijn. Dat kunt u bewijzen met die codex. Ik kijk er in ieder geval naar uit. Ik zal blijven vragen naar een plan van aanpak en transitie, samen met uw collega Brouns, aan wie ik dezelfde vraag zal stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.