Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, we hebben het ‘Actieplan voedselverlies en biomassa’. Dat loopt ondertussen al even en dat is hier ook al een aantal keren aan bod gekomen. Het belang van de strijd tegen voedselverlies mag niet worden onderschat. Dat kost de burger, de landbouwer en de bredere voedselketen geld. Met het reduceren van dat voedselverlies kunnen we in Vlaanderen ook heel veel CO2 uitsparen en vanuit ethisch perspectief is het verspillen van voedsel niet aanvaardbaar.
In 2022 waren drie van de elf geselecteerde projecten binnen de oproep 2022 voor steun aan investeringen in de agrovoedingssector gelinkt aan het reduceren van voedselverlies. Specifiek worden de strenge of strengere cosmetische eisen vanuit de retail genoemd als oorzaak van het retourneren van verse producten en het mogelijk voedselverlies. In mijn zoektocht naar cijfers over de impact stootte ik op een studie van 2017. Die spreekt over een gemiddeld afzetverlies van iets meer dan 10 procent. Dat is toch aanzienlijk. Nu, dat zijn niet allemaal producten die verloren gaan voor de humane consumptie. Via diverse projecten en revalorisatie vindt ongeveer een derde via een ander kanaal toch nog een weg naar de humane voedselketen. Maar dat betekent dat meer dan de helft van deze 10 procent, een 120.000 ton, uit de humane voedingsketen verdwijnt en dus voedselverlies is.
In een schriftelijke vraag waar gecoördineerd op geantwoord werd door u en uw collega-minister Demir, vroeg ik naar recentere cijfers over de impact van cosmetische eisen op voedselverlies, hoe dit werd gemonitord en welke acties er binnen het actieplan waren om deze verliezen te reduceren. Maar jammer genoeg moest ik vaststellen dat er geen cijfers waren en ook geen concrete acties binnen het actieplan.
Er blijken dus nog wat gaten in het actieplan te zitten. We spreken hier over meer dan 100.000 ton aan voedsel dat onnodig uit de humane voedselketen verdwijnt, maar we volgen het blijkbaar niet echt op. Als we dan een doelstelling hebben, algemeen inzake voedselverlies is het toch nodig dat we degelijk monitoren waar de verliezen zitten, hoe we daaraan kunnen verhelpen en wat het resultaat is van de acties.
Minister, bent u ervan op de hoogte dat deze verliesstroom niet verder wordt onderzocht en dat er ook geen acties zijn specifiek daaromtrent binnen het actieplan?
Welke mogelijkheden ziet u om deze aanzienlijke verliesstroom toch te reduceren? Gaat u hier stappen in zetten?
Hebt u al zicht op de bindende doelstellingen inzake voedselverliezen die er eind 2023 zullen komen door de Europese Commissie?
Kunt u een timing geven voor het vrijgeven van de tweejaarlijkse rapportage over het actieplan? Wanneer mogen we deze verwachten?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega, dank u wel, dat is een belangrijke vraag. Het actieplan rond voedselverlies wordt door minister Demir en mezelf getrokken. Het zijn de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en het Departement Landbouw en Visserij die de coördinatie en de opvolging verzekeren. Bij de opmaak van het plan is samen met stakeholders en experts ook gekeken naar waar we op moeten focussen. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in het huidige plan waar inderdaad geen directe acties rond de cosmetische eisen zelf in zijn opgenomen.
Daarbij is het belangrijk om te verduidelijken dat hier wel indirect op gewerkt kan worden via acties onder het actieprogramma ‘Samenwerking binnen productketens stimuleren’. Onder andere het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en Flanders’ FOOD hebben onder dit actieprogramma diverse projecten lopen rond het valoriseren van reststromen van groenten en fruit. Zo worden binnen ILVO verschillende acties ondernomen om die verliesstromen te reduceren, enerzijds binnen de onderzoeksprojecten, anderzijds worden mogelijke valorisatiepistes onderzocht in bilaterale samenwerkingen met landbouwers.
Als voorbeeld verwijzen we graag naar twee onderzoeksprojecten waarbinnen het voedselverlies wegens cosmetische eisen onderzocht en gevaloriseerd wordt. Ten eerste is er het ZeroW-project: in dit Europees onderzoeksproject dat nog loopt tot 2025 met toch meer dan veertig partners, coördineert ILVO samen met onder andere Boerenbond, de OVAM, een bedrijf uit de groente- en fruitverwerkende sector SVZ en de Belgische Federatie van Voedselbanken een ‘living lab’ waarin mobiele verwerking van groente- en fruitoverschotten wordt onderzocht als mogelijke oplossing om klasse II-producten, overproductie en reststromen van groenten en fruit te valoriseren tot langer houdbare sappen, smoothies en ingrediënten voor soepen en puree. Het gaat niet alleen om proces- en productinnovatie, ook het verdienmodel, het businessmodel, de duurzaamheid en de samenwerking tussen de verschillende spelers in de keten hierbij komen aan bod.
Het onderzoeksproject OPTIBERRY, dat liep van 2020 tot 2022, werd geïnitieerd door het Borgloons landbouwbedrijf Wilderhof. Zij telen en vermarkten aardbeien, bramen en frambozen voor de retail. Gedurende het seizoen hebben ze de volgende verliezen door de cosmetische eisen van de klanten: voor aardbeien is dat 2700 tot 7000 kilo per week, voor frambozen 1500 tot 2500 kilo per week en voor bramen 1500 tot 2500 kilo per week. Binnen het project werden verschillende valorisatieroutes richting voeding verkend, waarvan er bepaalde routes effectief worden uitgevoerd in de praktijk. Het project heeft als resultaat dat momenteel alle verliezen wegens cosmetische eisen worden verwerkt richting voeding en dus geen voedselverlies meer zijn.
Ook de subsidie-instrumenten in het kader van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) dat nu loopt, focussen op het verminderen van voedselverliezen.
Zo zet de VLIF-maatregel (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) ‘Investeringen voor duurzame verwerking en afzet van landbouwproducten’ verder in op het opwaarderen van reststromen. In het nieuwe GLB wordt de steun voor dergelijke projecten verhoogd van 30 procent naar 40 procent en wordt er meer belang gehecht aan de innovatieve aspecten bij de beoordeling van projecten.
Ook binnen de VLIF-investeringssteun voor productieve investering blijft er verhoogde steun mogelijk van 30 procent, naast de 10 procent extra voor jonge landbouwers, voor investeringen die resulteren in minder voedselverlies, zoals investeringen in oogstprotectie en bijvoorbeeld ook hydrokoeling van zacht fruit.
De interventie met steun voor EIP-samenwerkingsprojecten (European innovation partnership) opent de mogelijkheid voor een meer structurele samenwerking doorheen de keten, waarbij het verminderen van voedselverlies via samenwerking doorheen de hele keten een van de doelstellingen kan zijn en er ook een focus op de retail of zelfs consument kan komen te liggen. De enige voorwaarde in de ondersteuning van dergelijke projecten is dat landbouwers actief worden betrokken en het project ook in het belang van de landbouwsector is.
U vraagt verder naar de bindende doelstellingen. Op Europees niveau wordt er niet gewerkt aan doelstellingen rond voedselverlies, maar rond voedselafval. Dat is een belangrijke nuance, aangezien het bij voedselverliezen gaat over het eetbare gedeelte van reststromen ongeacht de bestemming, terwijl het bij voedselafval gaat over stromen die effectief een afvalbestemming hebben.
Voor een stand van zaken in dat dossier en de Europese besprekingen moet ik u doorverwijzen naar collega Demir wier administratie dit in eerste instantie opvolgt.
De voorbereidingen van de rapportage over het actieplan zitten in een finale fase. De OVAM trekt ook hier de publicatie en communicatie, in afstemming met het Departement Landbouw en Visserij. Als alles goed gaat, mag u de eerste voortgangsrapportage van dat nieuwe actieplan nog in deze eerste jaarhelft, wellicht vóór de zomer, verwachten.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u voor uw antwoord. Het bevestigt wat ik al via de schriftelijke vraag had vernomen.
Er zijn onderzoeksprojecten en dat is goed. Het is belangrijk dat er onderzoek gebeurt en dat er wordt gepoogd om mogelijkheden te vinden voor de verwerking. Wij blijven het echter moeilijk hebben met de cosmetische eisen, die eigenlijk niets te maken hebben met de echte kwaliteit van producten, maar louter een vorm zijn van het weren van producten uit de retail, van het niet aanvaarden van die producten. Ik blijf dat moeilijk vinden. Er zijn natuurlijk grenzen aan, maar als een product kwalitatief goed is en beantwoordt aan alle vereisten en normen, moet daarop worden ingezet. Dat is de eerste stap. We moeten proberen dat voedselverlies zoveel mogelijk te beperken. We hebben al verhalen gehoord van mensen die enorme hoeveelheden voedsel weggooien. Het laatste verhaal dat ik daarover hoorde, was een boer die te kleine pompoenen gewoon weer op het veld gooide. Die pompoenen worden dus niet gebruikt.
Ik vind dat ethisch moeilijk te verantwoorden. Enerzijds is er heel veel armoede en komt gezond voedsel, zoals groenten en fruit, niet terecht bij sommige mensen omdat ze het niet kunnen betalen. Anderzijds legt de retail normen op die ervoor zorgen dat veel producten moeten worden vernietigd.
Ik blijf dan ook met de vraag naar monitoring zitten. Er is geen echt beleid. U zegt dat er geen directe actie is, maar dat die indirect is. Op welke manier wilt u druk zetten, bijvoorbeeld op de retail? Of monitort u algemeen wat de resultaten zijn? Het is immers niet op basis van een paar onderzoeksresultaten dat we weten welke vooruitgang er algemeen in de sector op dat vlak wordt geboekt. We spreken hier over meer dan 100.000 ton, dat is toch de moeite om echt structureel op te volgen en op die manier de vinger aan de pols te houden.
We wachten de rapportage van het plan af. Het is belangrijk dat we op basis van die eerste rapportage kunnen zien hoe het verder verloopt met de acties.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Collega, dank u wel voor het stellen van de vraag. Dit is een thema dat me na aan het hart ligt. De regering maakt ook effectief werk van dat actieplan tegen voedselverspilling en voedselverlies. Dat is een heel goede zaak, denk ik. Legitiem is wel de vraag hoe we met het actieplan daadwerkelijk heel snel het verschil kunnen maken op het terrein, en dan is de discussie rond de cosmetische eisen voor groenten en fruit wel een belangrijke discussie. Daar liggen mogelijk nog wel een aantal goede pistes. Daar zijn mogelijk nog wel een aantal quick wins te maken. Het is absoluut zonde dat kwalitatieve en veilige voedingsproducten verloren gaan omdat ze niet beantwoorden aan een ideaalbeeld. Ik treed de collega bij in dezen: er moeten ook nog mogelijkheden worden gezocht in de eerste fases van de productieketen. Er zijn misschien nog mogelijkheden om die producten toch in te zetten. De vraag bij de voedselbanken is ook enorm groot. Ik denk dus dat dat toch nog eens moet worden bekeken.
Minister, inzake het nadien reduceren van de verliesstromen verwees u naar de heel goede onderzoeksprojecten van ILVO. Die ondersteunen we absoluut. De studie naar de impact van de cosmetische kwaliteitseisen op voedselverlies is niet herhaald. Meten is weten, vind ik. Het was ook een kritiek van het Rekenhof dat er te weinig monitoring is van het probleem. Goede data zijn heel belangrijk, denk ik, om het beleid daarop af te stemmen. Hoe moet het actieplan tegemoetkomen aan de opmerking van het Rekenhof over het inzetten op meer monitoring?
De heer Pieters heeft het woord.
Voorzitter, het punt dat de collega heeft aangehaald, is inderdaad heel interessant. Ik steun alle dingen die hier zijn gezegd daarover. Ik wil daar iets aan toevoegen. In welke mate gaat u de mensen daarover ook sensibiliseren? Als mensen verse groenten of fruit hebben gekocht in de winkel, dan is de eerste stap uiteraard al gezet, maar ik merk heel veel dat, als die groente of dat fruit een dag of twee oud is en een bruin plekje of een donker puntje heeft, men dat dan zelfs niet meer wegsnijdt. Dan gooit men dat gewoon helemaal weg. Ik denk dus dat het interessant is om bij de sensibilisering ook iets in te zetten dat mensen ervan overtuigt dat die groenten of dat fruit evenzeer nog kunnen worden gebruikt en geconsumeerd.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Minister, bedankt voor het antwoord. Ik heb twee bedenkingen. Ten eerste, in september komt de Europese Commissie ook met een duurzame voedselstrategie. Daar zullen ook heel concrete doelstellingen rond het tegengaan van voedselverlies in zitten. Dat is dus ook iets waarop we ons zullen moeten richten en waarmee we actiever aan de slag zullen moeten gaan.
Ten tweede, er zijn actieplannen rond voedselverlies, maar er is natuurlijk ook de Vlaamse voedseltop geweest, en alles wat daarmee samenhangt. Misschien zijn er kansen om dat daar wat meer in te integreren en daarmee aan de slag te gaan. Kan dit dus ook mee deel uitmaken van de Vlaamse voedselstrategie en de Vlaamse voedseltop die we hebben gehad?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, dank u wel, ook voor het aansluiten bij de vraag van collega Steenwegen. Dit is een belangrijk thema, zoveel is duidelijk. Voor mij is het heel klaar. Collega Steenwegen, ik heb het er even moeilijk mee als u dat kwaliteitsvol voedsel dat er wat raar uitziet niet zou mogen worden aangeboden, of dat men dat niet of onvoldoende zou aanbieden. Dat is nu een van de mooie voorbeelden van de korte keten. Ik was afgelopen week nog op een boerderij waar de ‘vreemde’ aardbeien voor een veel lagere prijs werden aangeboden. Ik vind het heel belangrijk dat we zowel de consument als de retail meer dan dat vandaag het geval is daarop aanspreken en daarover sensibiliseren. Ook in de toekomst zal ik die verantwoordelijkheid nemen bij het opmaken van plannen en de monitoring daarvan, om daar toch meer aandacht aan te schenken dan vandaag het geval is. Ik zie ook wel een potentieel voor die producten voor de verwerkende sector. Ik denk dat we alles moeten durven te bekijken en bespreken om het verlies an sich van kwaliteitsvol voedsel, van groenten en fruit maximaal tegen te gaan. Ik denk dat daarover geen discussie bestaat. Dit is inderdaad ook een thema binnen de voedselstrategie die we in Vlaanderen hebben ontwikkeld om daar ook projectmatig meer aandacht aan te geven.
Ik denk echter dat dit iets breed maatschappelijks is. Op een bepaald ogenblik merken we iets op bij een bepaald product dat we niet gewoon zijn, en als het niet blinkt, als het ware, dan lusten we het niet. Dat heeft voor een stukje ook met opvoeding te maken, denk ik. Sensibilisering is dus wel belangrijk. Om de retail wat dit betreft mee in bad te trekken, moeten we het gesprek met Comeos durven aan te gaan. Vanuit een aantal confronterende vaststellingen, die we hebben gekwantificeerd, wil ik dit zeker verder opnemen.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, dank u wel. Collega’s, dank u wel voor het aansluiten. Ik denk dat iedereen de bekommernis deelt en dat er werk van moet worden gemaakt. Minister, we zullen het straks nog hebben over de biolandbouw. Ik denk dat de retail een enorm belangrijke speler is in dezen, die zeer bepalend is, en dat we dus echt met zijn allen in gesprek moeten gaan met de retail en daar druk op moeten zetten. Daar ligt het kalf immers gebonden, volgens mij. Natuurlijk zijn er overal in de keten voedselverliezen, maar het is toch vooral de retail die ons die ideale producten voorschotelt. Dat ideale, dat is dan volgens de normen die zij hanteren. Dat gaat immers niet alleen over wat de consument wil, maar ook over hoe zij hun producten in het schap kunnen leggen, over de hanteerbaarheid voor hen in de distributie en zo verder. Dat gaat dus echt over wat voor hen het meest ideale is. Dat mag in de rekken liggen. Dat heeft niks meer te maken met de kwaliteit van producten of wat de consument wil. Ik denk dus dat we de retail echt op haar verantwoordelijkheid moeten wijzen en er druk op moeten zetten omdat we dat als maatschappij niet aanvaarden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.