Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Mijn vraag gaat over interregionale mobiliteit. Dat is een klassieker die regelmatig terugkomt in deze commissie.
Zoals jullie allemaal ongetwijfeld uit het hoofd weten, is het zo dat artikelen 22 tot en met 32 quater van het ministerieel besluit van 26 november 1991 over de werkloosheidsreglementering meer duiding geven over het begrip ‘passende dienstbetrekking’. Concreet gaat het over de criteria van de maximale afstand en reistijd, die moeten worden gerespecteerd bij het aanbieden van een job aan werkzoekenden. Nog concreter gaat het dan over een actieradius van 60 kilometer vanaf de woonplaats of een reistijd die per dag niet langer dan vier uur – dus twee uur heen en twee uur terug – bedraagt. We kennen die criteria, want ze zijn al lang in voege.
Er is echter een probleem. Die criteria stoppen aan de gewestgrenzen. Het was tot nu toe niet mogelijk om op basis van die artikelen iemand te verplichten om al is het maar 10 kilometer te reizen wanneer er een gewestgrens binnen die 10 kilometer ligt. Dan kun je niet verplichten om daar aan het werk te gaan of een job te gaan zoeken. Er komt een einde aan die gewestgrensstop. Men heeft op federaal niveau in het kader van de aanpassing van de federale begroting beslist om de gewestgrenzen niet meer in rekening te nemen. Je moet dus gewoon naar die vier uur en die 60 kilometer kijken. Tant pis als er een gewestgrens tussen ligt, je zult daar toch moeten gaan werken of een job zoeken.
Daarnaast werd ook de procedure voor de opvolging van het zoekgedrag aangepast. Zo zal er worden overgegaan tot een schriftelijke procedure indien de werkloze twee keer gewettigd afwezig is op een gepland evaluatiegesprek op het werkloosheidsbureau. De werkloze krijgt dan drie weken tijd om alsnog te reageren en als hij dat niet doet, kan hij gesanctioneerd worden. Men zegt ook heel duidelijk dat gewesten of regio’s dit strenger kunnen toepassen als ze dat willen.
De wettelijke basis is dus gelegd voor het aanschroeven van de activering inzake een passende dienstbetrekking en de handhaving.
Minister, heeft of zal VDAB gevolg geven aan deze nieuwe bepaling en dus ook Vlaamse werkzoekenden naar vacatures in het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest sturen indien die voldoen aan de criteria op het vlak van afstand en reisduur?
Welke concrete impact zal deze maatregel hebben op de activering van Vlaamse werkzoekenden en in hoeverre verschilt dit met de reeds gangbare praktijk?
Heeft of zal VDAB met de Service Public Wallon de l’Emploi et de la Formation Professionelle (Forem) en Actiris contact hebben naar aanleiding van deze wijziging van de toepassing van het begrip passende dienstbetrekking?
Zo ja, is het duidelijk dat de Forem en Actiris zich ten volle inschrijven in de bepaling dat de gewestgrens niet langer meer geldt als grens om hun werkzoekenden vacatures aan te bieden?
Welke impact zal deze nieuwe bepaling hebben op de samenwerkingsovereenkomsten? Moeten die nu aangepast worden of gaat men op een andere manier een aanpassing doen?
Welke concrete gevolgen zal de andere verstrenging hebben die voorziet dat werklozen die twee keer gewettigd afwezig zijn een schriftelijke uitleg moeten geven? Zal dat iets veranderen aan de praktijk die vandaag al geldt?
Overweegt VDAB in te gaan op de mogelijkheid om een strengere toepassing binnen Vlaanderen te voorzien?
Minister Brouns heeft het woord.
Uit de toelichting van de vraagstelling leid ik ook af dat deze federale afspraak nog in regelgeving dient te worden omgezet. Ik heb vernomen dat dit vanaf 2024 zijn ingang zou vinden. Aangezien dit impact heeft op onze regionale werking, ga ik ervan uit dat men vanuit het principe van de federale loyauteit ook eerst in overleg zal gaan met ons en onze administratie alvorens men deze afspraken effectief in regelgeving omzet. Hetzelfde geldt voor Actiris en de Forem.
VDAB blijft dus werken zoals men dit vandaag doet volgens de principes voor de verplaatsingsduur en afwezigheid van huis. Als niet-passend wordt beschouwd als de verplaatsing heen en terug meer dan vier uur bedraagt. Voor 50-plussers is dat meer dan twee uur. Daarnaast mag de duur van de afwezigheid van huis niet meer dan twaalf uur bedragen. Voor de 50-plussers is dat tien uur.
Indien de afstand van huis tot de tewerkstellingsplaats minder is dan 60 kilometer, wordt er geen rekening gehouden met deze afwezigheidsduur en verplaatsingsduur. Deze criteria worden ook toegepast voor werkaanbiedingen binnen België.
Naast de afstand en verplaatsingsduur, wordt er onder andere ook rekening gehouden met de geschiktheid, competenties en vaardigheden van de werkzoekende voor het passend werkaanbod.
Dat is de regelgeving zoals ze nu is.
Op zich zie ik dus wel heil in een dergelijke maatregel om Waalse werkzoekenden naar de Vlaamse arbeidsmarkt toe te leiden. Uiteraard moeten we ook rekening houden met bepaalde randvoorwaarden. We stellen daarbij de klassieke drempels vast, zoals het openbaar vervoer.
Ik zie dit dus als een opportuniteit om de behoeften op onze krappe arbeidsmarkt te lenigen. We volgen dat zeker verder op.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik was misschien wat te snel met de vraag maar ik stel ze liever te snel en te vroeg dan te laat.
Het moet nog omgezet worden. Wacht nu niet tot 1 januari 2024 om te gaan kijken hoe we dat gaan doen. We weten dat die regelgeving eraan komt. De principes zijn goedgekeurd. Ik denk dat dit een heel belangrijke maatregel is of kan zijn om effectief aan die interregionale mobiliteit iets te doen. We weten dat er ook meer nodig is. De samenwerkingsakkoorden zijn belangrijk maar ook handhaving en sanctionering zijn dat. Dat aspect is natuurlijk het sluitstuk. Het is een goede zaak dat men die afstandsregels aanpast en dat men zegt dat de gewestgrens geen muur meer is. De muur wordt afgebroken, men moet ook in andere gewesten naar een job zoeken. Maar als de handhaving niet volgt, als er geen uitwisseling is over hoe werkzoekenden al dan niet voldoende inspanningen leveren en er ook geen afspraken worden gemaakt over hoe de bevoegde andere instantie effectief een sanctie oplegt, dan vrees ik dat het allemaal dode letter blijft.
Nogmaals, gebruik deze periode om dat nu al allemaal goed voor te bereiden om niet hetzelfde voor te hebben als met het verhaal van de sociale huurders. Dat is al sinds 1 januari bezig maar men moet er eigenlijk nog volop mee beginnen. Doe nu al het nodige om dat in kaart te brengen en voor te bereiden.
De heer Ronse heeft het woord.
Mijn vriend Tom Ongena heeft het zeer goed geschetst. (Opmerkingen)
Nee, ik mag zeggen ‘mijn vriend’. Hij heeft het uitstekend geschetst.
Dit is zeer belangrijke materie. We hebben hier, op basis van de conceptnota van onze achtbare voorzitter collega Bothuyne, een hoorzitting gehad over interregionale arbeidsmobiliteit met Actiris, Forem en VDAB. Dat was niet in deze zaal, het was in de Jan Van Eyckzaal. Ik moet zeggen dat ik nu wel compleet, maar dan ook compleet in de war ben. Want ik heb toen de vraag gesteld of zij vandaag al de hefboom hebben om, als ze iemand gewestoverschrijdend een job aanbieden en die komt daarvoor in aanmerking, die persoon te sanctioneren als die daar niet op zou ingaan. Zij hebben toen ‘ja’ geantwoord. Ik begrijp dus niet zo goed wat dan nu het verschil zou zijn met de wetgeving. Want zoals ik het begrijp zal dat in de hervorming die vriend Ongena heeft toegelicht, voortaan passend zijn. Maar toen zeiden ze ook al dat het zo zou zijn. Ik zou willen weten wat effectief het verschil is, of waren zij toen fout in hun antwoord?
Het volgende choqueerde mij ook. Ik vroeg aan Forem, Actiris en VDAB of ze cijfers hebben, bijvoorbeeld bij Actiris over het aantal Brusselaars aan wie zij een passende job hebben voorgesteld die daar niet zijn op ingegaan en of zij dan werden gesanctioneerd. De mensen van Actiris hebben toen geantwoord dat ze een holistisch beleid hanteren en dat ze dat niet zomaar op basis van één vacature waar iemand niet op ingaat, doen. Zij hanteren een holistische aanpak, dus vrij vertaald komt dat erop neer dat ze dat totaal niet monitoren en wellicht stelt het ook niet zoveel voor. Het trekt op niets. Dat vond ik alleszins een probleem.
Ik vind wel, minister, dat in de samenwerkingsakkoorden die VDAB aangaat met Actiris en Forem naar aanleiding van die nieuwe regelgeving, minstens moet worden opgenomen dat aan VDAB feedback moet worden gegeven over aan hoeveel mensen passende betrekkingen worden voorgesteld, en als ze er niet op ingaan, wat dan de sanctie is. We moeten dat monitoren, zodat we dat weten. Met alle respect, ik krijg het op mijn heupen van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) dat in West-Vlaanderen constant aan ons zit te zeggen dat we voor meer arbeidsmigratie moeten gaan, meer mensen van buiten Europa binnenhalen voor onze laaggeschoolde jobs. En als ik dan in Mons of Doornik rondrijd en ik zie daar dat er duizenden jonge gasten werkloos thuis zitten met een uitkering, dan vraag ik me af waarom we buiten Europa moeten gaan kijken. Laat ons effectief Forem en Actiris die mensen laten aansturen. En dat gebeurt niet, dat wordt niet gemonitord, dat trekt op niets. Ik vraag om in de voorbereiding serieus rekening te houden met monitoring en dat op te nemen in de samenwerking met Forem en Actiris en anders, minister, stel ik voor om die samenwerkingen gewoon stop te zetten en niet meer met Forem en Actiris samen te werken. Want anders blijft dat gewoon dode letter.
U hebt niet geantwoord, denk ik, op de tweede grote vraag van vriend Ongena, namelijk het verhaal van het zoekgedrag en de wetgeving die toelaat om daar nauwer op te gaan controleren. Dat gaat over de eerste en de tweede keer dat ze wettelijk afwezig mogen zijn en de schriftelijke procedure. Dat interesseert mij ook.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega. Ik denk dat we niet moeten wachten om het voor te bereiden op Vlaamse niveau. We zullen inderdaad ook de federale collega’s vragen om er zo snel mogelijk mee aan de slag te gaan. Wat betreft het sanctioneren kunnen we natuurlijk vanuit VDAB, diegenen die er geen gevolg aan geven en die niet naar Wallonië willen gaan in het kader van die passende dienstbetrekking, opvolgen en sanctioneren. Maar andersom niet. We kunnen niet iemand die van Forem naar hier komt vragen om hem te straffen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. VDAB kan die voor hen niet straffen.
Sorry, het is juist dat Forem daarvoor bevoegd is, maar als je een samenwerkingsovereenkomst sluit kun je minstens eisen dat er transparantie is en dat Forem …
Absoluut, dat is deel van die samenwerkingsovereenkomst. Dat is wat wij vragen, dat is het maximale wat we kunnen doen. Elk gewest sanctioneert op zijn eigen territorium en grondgebied. Akkoord dat we vragen om informatie uit te wisselen en dit proberen op te nemen in die samenwerkingsovereenkomst, maar ik geef u al mee dat uit de gesprekken die ik al gehad heb met de collega’s blijkt dat dit een zeer gevoelig punt is. Collega Clarinval en anderen zijn daar ook heel duidelijk in, ze weten dat we daar anders naar kijken. De cijfers zijn sprekend als je gaat kijken naar het sanctioneringsbeleid en het verschil tussen de gewesten. Wat dat betreft volg ik u. We doen wat we kunnen, we doen wat binnen onze mogelijkheden ligt en het is een item binnen de samenwerkingsovereenkomst, maar elk grondgebied zijn verantwoordelijkheid.
De heer Ongena heeft het woord.
Men doet nu een belangrijke aanpassing, men neemt een belangrijke drempel weg en men schept heel veel duidelijkheid. Een gewestgrens telt namelijk niet meer mee. Als je binnen die passende dienstbetrekking valt, zul je daar inspanningen voor moeten leveren. Maar het is natuurlijk niet voldoende om die definitie aan te passen als er voor de rest weinig mee gebeurt.
We zijn afhankelijk van Actiris en Forem, maar we hebben zelf ook een belangrijke opdracht. VDAB moet dit goed voorbereiden, met Actiris en Forem. Misschien dat u, minister, met uw collega’s van de andere gewesten, daar eens over moet samenzitten. Hoe gaan we dit concreet realiseren? Hoe gaan we ervoor zorgen dat dit geen gewone aanpassing aan een definitie is, maar men effectief op het terrein ook resultaat boekt? Handhaving en sanctionering, ik heb het in het verleden ook al gezegd en collega Ronse heeft het ook terecht aangehaald, is daar een noodzakelijk sluitstuk van. Als een Waalse werkzoekende, gestuurd door Forem, naar VDAB komt en VDAB steekt daar heel veel moeite en tijd in om hem naar een Vlaamse vacature in West-Vlaanderen of waar dan ook te begeleiden, maar als puntje bij paaltje komt en de Waalse werkzoekende zegt uiteindelijk dat je de boom in kunt, dan moet die Waalse werkzoekende daarvoor gesanctioneerd worden. Uiteindelijk wordt hij wel betaald door federaal sociaalzekerheidsgeld.
Gebruik nu deze aanpassing, minister, u zult toch moeten samenzitten en de samenwerkingsovereenkomst moeten aanpassen als gevolg van deze nieuwe definitie. Leg het op tafel, minister. Ik weet dat u afhankelijk bent van de andere twee, maar ik denk dat we dat punt echt grondig moeten maken, anders kunnen we definities blijven aanpassen die dode letter blijven en dat zou echt niet mogen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.