Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over de nota van de Blauwe Cluster met aanbevelingen voor de ontwikkeling van maricultuur
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ja, ook hier is er nog een lange weg, als ik zie dat die nota van De Blauwe Cluster van december 2021 dateert en we april 2023 zijn. We staan nu een stapje verder. Collega Tommelein en ikzelf hebben hier al verschillende keren vragen over gesteld. U hebt altijd gezegd dat die nota een goede basis is voor dialoog en dat daarom ook het advies zou worden gevraagd van enerzijds de Strategische Stuurgroep Aquacultuur en anderzijds de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV).
Vandaag zijn we zover: we hebben de beide adviezen. Alleen stel ik wel een beetje vast dat dit inderdaad opnieuw een aanbeveling is. Vanuit De Blauwe Cluster komen in hoofdzaak de aanbevelingen en de knelpunten die gezien worden vanuit de maricultuursector. En dan hebben we nu het advies van Landbouw en Visserij die uiteraard, gelet op zijn samenstelling, heel erg focust – en dat is ook goed – op de belangen van de visserij. We hebben nu dus twee nota’s waar toch wel diverse standpunten worden ingenomen. Ik denk dat ook hier geldt dat we nu de basisstandpunten hebben en dat de dialoog moet starten.
In het advies van de SALV gaat het ook over dat ruimtegebruik, dat hebben we zonet behandeld. Daar pleit men vooral om maricultuur in te planten binnen bestaande zones voor energiewinning, omdat dit volgens de SALV de meest efficiënte invulling biedt. De beperkt beschikbare ruimte op zee blijft dan zo veel mogelijk gevrijwaard voor de visserij. Dat is natuurlijk een legitiem standpunt vanuit de visserij bekeken. Ze geven ook wel aan dat daar wat logistieke uitdagingen bij komen kijken, maar technologische innovaties en verder wetenschappelijk onderzoek zullen daar in de toekomst wel oplossingen bieden. In de nota van De Blauwe Cluster lees ik dat er inderdaad wel wat logistieke problemen zijn. Dat is allemaal op te lossen, maar het gaat natuurlijk ook over veiligheid en over een rendabel businessmodel. Dat is natuurlijk weer andere koek. De lokale kustvisserij vrijwaren, daar hebben we het daarnet over gehad.
Mijn vraag hier is: dit advies van de SALV, specifiek op de nota van De Blauwe Cluster, hoe kijkt u daar tegenaan? Welke concrete initiatieven kunnen er worden genomen om die twee sectoren bij elkaar te zetten en te zoeken naar oplossingen, om de belangen van beide een kans te geven? Enerzijds hebben we onze visserij absoluut nodig, maar ook de aquacultuursector – een veel jongere sector – moet alle kansen krijgen. We hebben ook een nieuw strategisch plan waar wel wat doelstellingen in staan.
En dan hebben we het initiatief van de minister van de Noordzee, die al werk maakt van een gezamenlijke visie op aquacultuur in het Belgische deel van de Noordzee. Daar gaan beleidsmakers mee aan de slag, een nobel initiatief waar Vlaanderen ook in wordt betrokken. Als ik het goed begrijp, zitten we daar al in een eindfase. Daar is mijn specifieke vraag, los van hoe u naar deze adviezen kijkt: welke inbreng hebben wij daarin gehad? Hoe zijn wij daarin betrokken? En als we in de eindfase zitten – ik dacht midden april, dat is dus eerstdaags – en die visie zou bekend zijn: kan daar al een tipje van de sluier opgelicht worden? Hebben wij daar vanuit Vlaanderen onze rol in kunnen spelen? Welke kansen biedt dit naar de toekomst toe, zowel voor de aquacultuursector als de visserijsector?
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, in antwoord op mijn parlementaire vraag nummer 898, behandeld in de commissie van 21 december 2021, en op mijn parlementaire vraag nummer 1501, behandeld in de commissie van 15 februari 2023, omtrent de aanbevelingen van de Blauwe Cluster voor de ontwikkeling van maricultuur, verwees u naar de Strategische Stuurgroep Aquacultuur (SSAQ). De Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) zou een advies formuleren op hun eerstvolgende bijeenkomst van de Technische Werkcommissie Visserij. Dat is gebeurd tijdens de vergadering van 26 januari.
Het SALV-advies geeft de volgende zeven grote krachtlijnen aan. Men wil inzetten op meervoudig ruimtegebruik, de leefbaarheid van de lokale kustvisserij maximaal vrijwaren van de impact van maricultuurprojecten, en verder inzetten op pilots en praktijkonderzoeken. Men wil verder ook nagaan of private weersverzekeringen kweekrisico’s kunnen indekken en men wil de nood tot overheidsinterventie in kaart brengen, men wil de impact van het mariene ecosysteem adequaat monitoren, de bevoegdheden van de overheid duidelijk aflijnen op het vlak van concessie- en vergunningsverlening en tot slot wil men een robuust economisch weefsel rond maricultuur uitwerken, onder meer door kansen te bieden aan meerdere ondernemingen om maricultuurprojecten op te starten en voor elke maricultuurzone een overlegorgaan in te richten waarin kustvisserij- en natuuractoren een plaats krijgen.
Minister, in eerdere commissies gaf u alvast aan om na ontvangst van dit SALV-advies verdere acties te ondernemen.
Hoe schat u de haalbaarheid van de concrete aanbevelingen van het SALV-advies in?
Welke acties zult u ondernemen tot uitvoering van de verschillende adviezen en beleidsaanbevelingen?
Welke termijnen acht u realiseerbaar voor deze acties?
Hebt u ook al zicht op de nodige financiële middelen om uitvoering te geven aan de SALV-beleidsaanbevelingen?
Zijn die middelen ook al ter beschikking?
Zijn er ook adviezen die u niet zult opvolgen? Zo ja, welke en waarom?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Coudyser en collega Tommelein. Ik heb aan de SALV zelf gevraagd om een advies te maken en ik neem dat dan uiteraard met interesse door. De SALV geeft met zijn advies een vrij brede invalshoek. Ik zal uiteraard proberen om daar zo goed mogelijk mee om te gaan.
In eerste instantie wil ik aangeven dat een groot deel van de aangehaalde aanbevelingen van De Blauwe Cluster en de SALV betrekking hebben op zaken die buiten mijn bevoegdheid vallen zoals vergunningen, het bepalen van voorwaarden in de concessies, het toelaten van maricultuur in windparken, het milieubeleid in het Belgisch deel van de Noordzee. Dat zijn allemaal federale bevoegdheden. Maar door middel van de ondersteuning van het Vlaams Aquacultuurplatform bieden we de federale overheidsdiensten wel een direct klankbord aan om de aanpak van voormelde aanbevelingen af te toetsen.
Binnen mijn bevoegdheden zal ik de sector toegang geven tot financiële ondersteuning voor een ruime set van maatregelen onder het nieuwe programma van het Europees fonds voor de periode 2021-2027. Dankzij Europese en Vlaamse financiering kunnen we bijvoorbeeld onderzoek naar bepaalde technologische uitdagingen en haalbaarheidsstudies ondersteunen die rechtstreeks inspelen op de knelpunten en de aanbevelingen die in de adviezen staan.
We zullen de aanbevelingen ook bespreken in de Strategische Stuurgroep Aquacultuur waar ook iemand van De Blauwe Cluster aan deelneemt.
Voor wat betreft de acties of de knelpunten die buiten mijn bevoegdheid vallen, zal ik sowieso mijn federale collega, minister Van Quickenborne, op de hoogte brengen van het advies en vragen om de zaken aan te pakken.
Het Departement Landbouw en Visserij (DLV) heeft de initiatiefnemers gewezen op het belang om de bevindingen en de strategische doelstellingen in het plan 2021-2030 in rekening te brengen bij de ontwikkeling van een visie aquacultuur in het Belgisch deel van de Noordzee. Ook dat zal aan minister Van Quickenborne overgemaakt worden met de vraag om hier expliciet rekening mee te houden en mijn diensten ook te betrekken.
Wat betreft de haalbaarheid: dat moeten we deeltje per deeltje bekijken. Bijvoorbeeld voor het bevorderen van meervoudig ruimtegebruik en het ontwikkelen van aquacultuur in combinatie met offshore windparken hebben we de resultaten van het project Edulis, waar een onderzoek gebeurde naar de kweek van mosselen in volle zee tussen de windturbines. Ondertussen werken diverse landen aan onderzoeksprojecten in het kader van het Europese H2020 United-project voor het stimuleren van meervoudig ruimtegebruik. De onderzoekers van het Belgische United-project willen het pad effenen voor een succesvol multigebruik in de toekomst. Hierbij wordt de productie van platte oesters gecombineerd met het herstel van het oesterrif in samenwerking met een windparkoperator. Dit om aan te tonen dat we onze kennis aan het verbreden zijn om hinderpalen weg te werken.
Mijnheer Tommelein, ik heb begrepen dat u volgende week een interessante conferentie hebt, maar ik ben daar niet op uitgenodigd. Ik vind dat een beetje een gemiste kans, dat als het gaat over de toekomst van de Noordzee de minister van Vis niet uitgenodigd is. (Opmerkingen van Bart Tommelein en Ludwig Vandenhove. Gelach)
Het lag al een tijdje te sudderen, ik wilde toch eens in de commissie zeggen dat ik dat niet fijn vind.
Dan kom ik aan de laatste vragen. Voor het verlenen van steun voor onderzoek en innovatie en haalbaarheidsstudies zullen we dit jaar het Belgisch programma voor het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) operationeel maken. Dan kunnen de stakeholders ook steun aanvragen. Voor wat betreft het Vlaams Aquacultuurplatform als klankbord voor de federale overheidsdiensten, is dit continu mogelijk. Ook onze federale collega’s zijn hiervan op de hoogte. Voor wat betreft financiële middelen voor elementen die federale bevoegdheid zijn, verwijs ik graag door naar de federale collega’s.
Collega Tommelein, ik weet dat het volgende week vooral over energie gaat, maar ik heb vernomen dat de collega’s uit Noorwegen aanwezig zullen zijn. Vermits Noorwegen zijn wateren aan het sluiten is voor onze vissers, lijkt het me ook opportuun dat er ergens een mogelijkheid gecreëerd wordt om daarover toch onze zorgen nog een keer te uiten, vandaar.
(Opmerkingen van Bart Tommelein)
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik kan de minister alleen maar bijtreden. Het zou goed zijn dat ze daar aanwezig is. Alle gekheid op een stokje. Op dat vlak zitten er natuurlijk wel wat bevoegdheden op het federale niveau en zijn we vanuit Vlaanderen toch altijd bereid om zo goed mogelijk onze input te geven. Het is nog maar de vraag of men daar dan op dat federale niveau evenveel rekening mee houdt. Dat is natuurlijk het gevolg van onze complexe staatshervorming maar daar gaan we het nu niet over hebben.
Ik begrijp wel dat we vanuit onze Vlaamse bevoegdheden het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) voor die verdere financiële ondersteuning van de aquacultuursector zullen gebruiken en dat we ook zo breed mogelijk verder inzetten op onderzoek. U hebt Edulis en SYMAPA aangegeven. Ik kan ook nog verwijzen naar een recent bericht van een professor die aangeeft dat er zich in de windmolenparken op een natuurlijke manier kunstmatige riffen vormen en dat dat ideale voedingsbodems zijn voor bijvoorbeeld pladijs. Dat zijn ook zaken waarmee we rekening moeten houden.
Zoals ik al aangegeven heb, denk ik dat er moet worden samengewerkt, dat er mogelijkheden zijn om samen met de visserijsector, met de aquacultuursector en met de energiesector zo goed mogelijk met die beperkte ruimte om te gaan. Wij moeten dat verderzetten maar ook onderzoeken of oesters kweken mogelijk is, of er riffen zijn die vissen aantrekken en of er zo mogelijkheden geopend kunnen worden. Dat is allemaal belangrijk en een basis die we moeten kennen maar het gaat natuurlijk over meer dan dat.
Het gaat over op welke locatie we nu het beste ons ding doen met een economisch rendabel businessmodel. Maar als er logistieke problemen rijzen – ik hoor dat er ook vaak verzekeringsproblemen rijzen, specifiek dan voor de aquacultuursector –, moeten we daar toch in het geheel naar kijken en ook proberen om binnen onze bevoegdheden of anders binnen de bevoegdheden op het federale niveau die hinderpalen weg te werken. Ik zou het nog altijd een goede oefening vinden om eens te kijken waar die hinderpalen nu echt zitten en hoe we daarvoor oplossingen kunnen vinden. Want we hebben inderdaad ons Nationaal Strategisch Plan Aquacultuur (NSPA) tot 2030 en ik lees daarin bijvoorbeeld dat we “onze productiecapaciteit zouden willen omhoog krijgen tot 425 ton”. We zitten nu aan 40 ton, dat is meer dan maal tien tegen 2030.
Ik denk dat we er alles moeten aan doen om de kans te geven aan die aquacultuursector. We geven in het regeerakkoord en op alle Vlaamse niveaus aan dat dit naar de toekomst toe een belangrijke sector is in de voedselstrategie. Ten eerste moeten we, zoals ik bij de vorige vraag al gezegd heb, die dialoog op gang brengen, de onderzoeken verder zetten maar ook die pilootprojecten. En dan moeten we er binnen het marien ruimtelijk plan (MRP) zeker voor zorgen dat we de juiste locaties aanbrengen om de juiste zaken zo efficiënt mogelijk op zee te gaan doen zodat iedereen aan dat rendabel businessmodel kan geraken.
De heer Tommelein heeft het woord.
Ik ben benieuwd.
Naar mijn repliek of naar … ? (Opmerkingen van de voorzitter)
Minister, u verwijst in uw antwoord naar de nieuwe projectoproep in het kader van het EFMZV. Dat kan uiteraard een heel belangrijke steun en relance betekenen voor de sector. Daar gaat het om meer dan 6 miljoen euro ondersteuning. Dat hebben we in een van de vorige commissievergaderingen begrepen. Wanneer acht u het mogelijk dat deze nieuwe projectoproepen worden gelanceerd? En in welke mate zullen deze dan rekening houden met de aanbevelingen van de SALV?
Wat de North Sea Summit betreft, minister, ben ik ook lijdend voorwerp. Ik ben natuurlijk bijzonder opgetogen dat die Noordzeetop in mijn stad, of onze stad, plaatsvindt, maar helaas ben ik niet de organisator die uitnodigt, maar ik ben altijd bereid om voor u ombudsman te spelen en te vragen aan onze ministers die daar wel vertegenwoordigd zijn om de vragen te stellen aan de collega’s uit Noorwegen. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Of misschien heb ik de gelegenheid om bij de ontvangst van de Noorse regeringsleider ook een vraag te stellen. In het slechtste geval, of net het beste geval, gaat mijn medewerker sowieso naar de economische bijeenkomst die daaraan gepaard gaat, in mijn plaats, aangezien ik die dag voor de veiligheid moet instaan als burgemeester.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de aanvullende opmerkingen.
Collega Coudyser, de middelen uit het EFMZVA, het Europees fonds, kunnen inderdaad ingezet worden voor verder onderzoek, maar ook voor pilootprojecten en voor investeringen is dat mogelijk. Het samenwerken met diverse partners is absoluut cruciaal om in de toekomst economisch rendabele aquacultuur te hebben. Vandaar dat ik eigenlijk wel blij ben dat binnen de onderzoeksprojecten naast het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en de universiteiten ook private partners deelnemen.
Die productie omhoog krijgen, is natuurlijk belangrijk, maar de cijfers die je aanhaalt, die komen uit het Belgisch programma, wat dus betekent dat de cijfers uit Wallonië, als ik het goed begrepen heb, er ook bij zitten. (Opmerkingen van Cathy Coudyser)
Toch wel, blijkbaar. Blijkbaar is dat ook niet te versmaden.
Dat is het enige wat ze hebben.
Ze hebben geen zeevis. Ze hebben alleen aquacultuur.
Het is ook belangrijk om de juiste locaties uit te zoeken voor elke activiteit, maar dialoog – zoals ik al zei – blijft even belangrijk. Sommige locaties zijn voor veel actoren interessant. Zelfs als het gaat over energie op zee, collega’s, en we willen daar de aquacultuur een kans geven, is het belangrijk dat je samenwerkt, dat er dialoog is.
De aanbevelingen van de SALV, collega Tommelein, zijn ook bezorgd aan alle stakeholders. We nemen dat absoluut op binnen het Convenant voor Duurzame Visserij.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ja, er zit een en ander in de pijplijn. Omdat je het daarnet aangeeft: dit zijn inderdaad de cijfers van het Belgisch plan. Is er een opsplitsing van cijfers tussen Vlaanderen en de rest? Kunt u dat nog eens bezorgen? Voor de rest volgen we dat verder op.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.