Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, in januari werd er een sectoraal akkoord afgesloten tussen de sociale partners van het personeel van de openbare diensten in Vlaanderen. Dat is een mooi sectoraal akkoord, denk ik, met een baremieke verhoging van de lonen, een eindejaarstoelage, een maaltijdchequeverhoging, een thuiswerkvergoeding en zo verder. Gezien de steeds hogere levensduurte is dit uiteraard ook voor mensen die voor de overheid werken een belangrijk akkoord, zeker na de verschillende crisissen van de afgelopen jaren, waarin de openbare diensten een belangrijke rol hebben gespeeld, of hadden moeten spelen. Ik zou dus zeggen dat dat sterk werk is van de vakbonden, en dat het goed is dat u dat akkoord hebt gesloten.
In dat akkoord wordt vermeld dat het van kracht zou gaan met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023, maar dat is nog niet gebeurd, want het is, voor zover ik weet, nog niet ondertekend. Dat kan uiteraard problemen geven. Denk bijvoorbeeld aan de kwestie van de maaltijdcheques, die maar drie maanden geldig is. Het is dus een beetje jammer dat een akkoord dat gesloten is, niet ondertekend raakt. Ik heb dus met een heel aantal mensen uit de vakbonden gesproken, en zij stellen zich daar toch vragen bij. Ze voelen zich toch een beetje bij de neus genomen en vragen zich af welk spel er gespeeld wordt.
Hopelijk kunt u daar verduidelijking over geven, door te antwoorden op mijn drie vragen.
Ten eerste, is het sociaal akkoord ondertussen ondertekend. Zo nee, wat zijn de belemmeringen om het te ondertekenen?
Ten tweede, kunt u een inschatting maken van het tijdstip waarop het sociaal akkoord in werking kan treden?
Ten derde, zult u maatregelen voorzien, zodat het sociaal akkoord ook retroactief werkt voor de periode van vertraging die de ondertekening van het akkoord heeft opgelopen?
Alvast bedankt voor uw antwoorden.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer D’Haese, voor uw vraagstelling. Ik zal op de drie vragen tegelijk antwoorden.
Na onderhandelingen zijn we in december met de vakorganisaties overeengekomen wat betreft het sectoraal akkoord voor de personeelsleden van de Vlaamse overheid. Voor het kerstreces heb ik dat princiepsakkoord over het sectoraal akkoord 2022 meegedeeld aan de Vlaamse Regering. Mijn administratie is onmiddellijk aan de slag gegaan met de omzetting naar regelgeving en de voorbereiding van de implementatie.
Uiteraard moeten de nodige regelgevende stappen in deze procedure gevolgd worden. Denk aan het advies van de Inspectie van Financiën, dat reeds is aangevraagd. Vervolgens komt er een begrotingsakkoord, en daarna pas kan ik de ontwerpregelgeving aan de Vlaamse Regering voorleggen ter principiële goedkeuring. Momenteel mik ik op eind maart voor die goedkeuring, uiteraard zonder vooruit te lopen op de adviezen en de beslissing van de Vlaamse Regering. Deze voorlopige timing is gisteren aan de vakorganisaties meegedeeld op Sectorcomité XVIII. Ook voor het vijfsporenbeleid volg ik, parallel, dezelfde stappen.
Ik wijs er graag op dat enkele maatregelen van het sectoraal akkoord reeds uitvoering kregen en krijgen. Zo kunnen de personeelsleden van de Vlaamse administratie daar nu al van genieten. Het gaat om de eenmalige maatregelen uit het sectoraal akkoord. In december 2022 werd een eerste schijf van 250 euro aan ecocheques uitbetaald. Eind februari – ik geloof zelfs vandaag – wordt een tweede schijf van 250 euro aan ecocheques uitbetaald en 30 euro aan sport- en cultuurcheques. Wat betreft de overige maatregelen: die proberen we zoveel mogelijk retroactief in te voeren vanaf 1 januari 2023.
Wederom, ik kan niet vooruitlopen op het advies van de Inspectie van Financiën of het begrotingsakkoord. Daarom hebben de onderhandelingspartners samen de volgende passage toegevoegd aan het sectoraal akkoord, en ik citeer: “Indien de recurrente maatregelen niet kunnen ingaan vanaf 1 januari 2023, vloeien deze middelen in consensus terug naar het personeel.” Dat betekent dat, als de maatregelen niet retroactief ingevoerd kunnen worden, we die middelen niet verloren laten gaan. In dat geval zoeken we met de vakorganisaties hoe we alsnog de middelen kunnen inzetten ten voordele van de personeelsleden.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt minister, ik ben blij om te horen dat het loopt, maar het duurt allemaal toch redelijk lang: we zijn bijna 1 maart, voor een akkoord dat normaal gezien moest ingaan op 1 januari. Adviezen en administratie, dat moet altijd gebeuren. En zeker als we over eind maart spreken, dan spreken we over drie volle maanden, en dan riskeren er inderdaad een aantal zaken niet te kunnen doorgaan.
Er zijn inderdaad de eenmalige overeenkomsten die erin staan. Het is goed dat die alvast in kunnen gaan. Maar er zijn uiteraard ook de terugkerende maatregelen, die heel belangrijk zijn, en die ook op een goede manier moeten kunnen starten.
Ik geloof dat u zei dat u gisteren een Sectorcomité hebt gehad. Hoe is dat overleg verlopen? Is deze kwestie daar ter sprake gekomen? Zijn daar nog verdere afspraken over gemaakt? Op welke manier bent u van plan om die middelen, mochten ze niet retroactief kunnen worden toegekend, naar het personeel te laten terugvloeien?
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil heel kort tussenkomen, niet om mijn collega van de PVDA te bevestigen in zijn woorden, wel om een klein beetje aan te vullen.
Ik vind het zeer goed dat dat sectoraal akkoord er is gekomen. Het is niet allen een goede zaak voor de werknemers, het is ook zeer hoopgevend. Collega D’Haese, u hebt gelijk dat dat goed werk is van de vakbonden, maar ik wil toch ook nog even onderstrepen dat het ook goed werk is geweest van minister Somers om tot akkoorden te komen. Dat bewijst dat het kan, en ik hoop dat dat ook voor het vijfsporenbeleid op die manier kan gebeuren.
Minister Somers heeft het woord.
Ja, collega’s, gisteren is er inderdaad nog een vergadering geweest. Voor alle duidelijkheid: we hebben dat akkoord eind december bereikt en de eenmalige maatregelen zijn nu dus van kracht. Wij gaan, waar het juridisch kan, uiteraard met terugwerkende kracht vanaf 1 januari de andere maatregelen uitvoeren. De maatregelen die we dus niet retroactief kunnen invoeren, gaan we dan samen met de vakorganisaties inzetten voor het personeel, zodat die middelen niet verloren gaan. Dat is de afspraak die gemaakt is.
Gisteren is dat ook tegen de vakbonden uiteengezet. We hebben toen uitgelegd dat we die maaltijdcheques nu doen en we hebben de timing uitgelegd op basis van de stappen die we moeten zetten. De vakbonden waren daar niet tevreden mee, ze wilden dat sneller en ze zijn dan ook opgestapt, maar wij zullen tegen het volgende sectoroverleg – dat dus in maart plaatsvindt – een volgende stap gezet hebben. Hopelijk kunnen we dan dit verhaal, of dit akkoord, afronden op een bevredigende manier.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt minister, als ik hoor dat de vakbonden zijn opgestapt – en dat zijn toch mensen die de procedures en adviezen redelijk goed kennen –, dan hoop ik toch echt dat er niks anders in het spel zit.
In elk geval is het volgende week een week van acties voor de sterke openbare diensten, voor investeringen in onze openbare diensten. Ik hoop dat dat kan helpen om dit dossier er sneller door te krijgen. In elk geval al onze steun voor die acties.
De vraag om uitleg is afgehandeld.