Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, ik heb een vraag over het uitblijven van de onderwijsinspectie op scholen. De onderwijsinspectie staat in voor de kwaliteitscontrole van het Vlaamse onderwijs. In het kader daarvan is de onderwijsinspectie belast met de doorlichting van de scholen en centra voor leerlingenbegeleiding. Bij een doorlichting wordt gecontroleerd of de instelling voldoet aan de vooropgestelde kwaliteitscriteria. Dat gaat onder andere over de mate waarin scholen er met hun leerlingen naar streven om eindtermen en ontwikkelingsdoelen te behalen, maar evengoed over leerlingenbegeleiding.
Binnen het kader van de nieuwe doorlichtingsaanpak ‘inspectie 2.0’ ligt de nadruk bovendien op dialoog: de inspectie controleert niet enkel, maar gaat ook in dialoog met scholen om de kwaliteitszorg te verbeteren. De inspectie is, met andere woorden, een belangrijke vinger aan de pols. Wanneer er op een school problemen zijn met de kwaliteit, pikt ze vroeg signalen op, en ondersteunt ze scholen om ermee aan de slag te gaan.
Om die rol te kunnen vervullen, is het belangrijk dat de inspectie voldoende aanwezig is op scholen. Op de website van de inspectie lezen we: “We lichten elke onderwijsinstelling minstens één keer om de zes jaar door.” Uit cijfers blijkt echter dat deze doelstelling niet wordt gehaald. Volgens gegevens van de onderwijsinspectie zouden maar liefst 1810 instellingen de afgelopen 6 jaar niet doorgelicht zijn. Een aanzienlijk deel van de instellingen is zelfs in de laatste 10 jaar niet doorgelicht. Dat betekent dus dat ze zelfs bij aanvang van de coronacrisis in 2020 al 6 jaar geen doorlichting meer ontvangen hadden. Het feit dat de doorlichtingscyclus zo veel vertraging oploopt, is toch wel zorgwekkend. Het betekent dat het erg lang kan duren voor signalen opgepikt en geremedieerd kunnen worden.
Minister, hoe evalueert u deze problematiek? Wat is volgens u de oorzaak van de vertraging in doorlichtingen?
Blijft u achter het streefdoel staan dat elke instelling één keer om de zes jaar doorgelicht wordt? Zo ja, hoe zult u de onderwijsinspectie versterken, zodat ze dit engagement daadwerkelijk kunnen waarmaken?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik blijf zeker achter het doel staan om elke school één keer om de zes jaar door te lichten. De ratio hierachter is dat na zes jaar de volledige leerlingenpopulatie in het basis- en in het secundair onderwijs is vernieuwd, dus stemmen we daar de doorlichting op af.
Door de scholen frequenter te bezoeken en de vinger aan de pols te houden, wil de onderwijsinspectie de scholen aanzetten tot blijvende kwaliteitsverbetering. U stelt trouwens vast dat steeds meer scholen – en dat heeft ook te maken met de hervorming en de andere invulling die we hebben gegeven aan de onderwijsinspectie 2.0 – vragende partij zijn om vaker feedback van de onderwijsinspectie te krijgen.
Tijdens de coronacrisis heb ik inderdaad uitdrukkelijk aan de onderwijsinspectie gevraagd om scholen niet door te lichten maar een ondersteunende rol op te nemen via telefonische contacten en teamsoverlegmomenten. Fysieke momenten waren toen niet mogelijk. De onderwijsinspectie is hier op ingegaan en heeft in die tijden ten volle ingezet op haar stimulerende rol, tot tevredenheid van vele scholen. Het gebeurde trouwens ook op grond van een afspraak die ik had gemaakt bij het coronaonderwijsoverleg. Elke school is dus misschien niet doorgelicht binnen de zes jaar, maar elke school heeft wel minstens één keer contact gehad met de onderwijsinspectie sinds de coronacrisis. Hierover werd ook gerapporteerd in de Onderwijsspiegel 2022. Bijgevolg is er ook een zekere achterstand opgelopen in het behalen van de oorspronkelijke doelstelling.
Ondertussen neemt de inspectie de draad weer op en is men ook volop bezig met het gedifferentieerd doorlichten. Hiervoor worden de scholen ingedeeld volgens drie profielen: scholen die veel knipperlichten hebben en waar men dus voorrang aan geeft, scholen die eerder behoren tot de middenmoot en waar men ook sneller dan de zes jaar zal langskomen en scholen met een zeer geruststellend profiel. Momenteel maakt de onderwijsinspectie een planning voor de verdere uitrol vanaf september 2023 op. Na corona is men dus teruggevallen op het vaste ritme en de gewone doorlichting en is de draad heropgenomen. Als ik de cijfers van 2018-2019 – voor corona – bekijk, zijn er op een heel jaar zeshonderd doorlichtingen gebeurd. Tegen eind maart van dit jaar zullen het er ook al zeshonderd zijn. Het zit dus back on track.
Met dat tempo halen we ook de doelstelling.
Daarnaast voorzien we in extra aanwervingen. We staan op het punt om die procedure op te starten, en opnieuw aanwervingen te doen. Ik ga er dus van uit dat we er dit jaar al in slagen om back on track te zijn, en zelfs beter nog: eigenlijk heel ons doorlichtingsapparaat nog te versterken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u, minister. Blij te horen dat er toch wel een versnelling is. Corona was één zaak, en dat kan voor een deel de vertraging verklaren, maar het feit dat er ook veel scholen al tien jaar niet doorgelicht zijn, toont aan dat er ook voor corona al een probleem was. Maar nu zijn er die versnelling en die extra aanwervingen, en dat is een goede zaak.
Maar er komen ook wel extra taken bij, bij de inspectie. Ik denk aan de problematiek van het pesten, bijvoorbeeld. Die problematiek gaat ook over welzijn, waar we zeker de vinger aan de pols moeten houden. De kinderrechtencommissaris vraagt expliciet dat de inspectie ook het antipestbeleid zou nakijken en opvolgen. Veel scholen hebben antipestplannen, maar het is niet duidelijk of daar effectief iets mee gedaan wordt. Dat lijkt me een extra taak.
U hebt gisteren in de plenaire ook gezegd dat die centrale examens er komen. De bedoeling ervan is om de onderwijskwaliteit te monitoren, bloot te leggen waar de problemen zijn. Maar als er problemen zijn – en dat is de bezorgdheid ook van die centrale examens –, zullen die natuurlijk aangepakt moeten worden, en ook daar komt ongetwijfeld een extra takenlast bij voor de inspectie. Mijn vraag is: u zegt extra aanwervingen, kunt u toelichten hoeveel mensen er extra zullen bij komen, en wat eventueel de extra middelen zijn die voor de inspectie worden vrijgemaakt?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u voor de vraag. Dank voor het antwoord, minister.
Ik heb in het verleden al een paar keer verwezen, ook tijdens corona, naar het decreet dat in februari 2018 hier gestemd werd omdat ik toch wel wat opmerkingen had over de begeleidingsrol die de inspectie toen opnam. Maar ik verwijs graag naar artikel 36 in het decreet, minister, waar er gevraagd wordt, of aangegeven wordt, dat er een evaluatie zou gebeuren na twee jaar decreet. De vraag is heel concreet: is die evaluatie gebeurd? Is die voorziene evaluatie uitgevoerd, en wat zijn de bevindingen ervan? Het is ook zo dat de evaluatie besproken zou worden met de bevoegde onderhandelingscomités. Is dat gebeurd? Kunnen we daar de documenten van zien?
Rond de gedifferentieerde doorlichting: we hebben daar met de inspectie zelf al over gesproken. Daar stel ik ook de vraag: is daar een decretale basis voor nodig, als we de scholen indelen in drie categorieën, van scholen die minder en meer geëvalueerd zouden moeten worden? Is daar een decretale basis voor nodig?
De heer Daniëls heeft het woord.
De vraag, de vaststelling, is op zich terecht, maar corona heeft daar een grote rol in gespeeld. Dat is één.
Twee, we zijn ook geëvolueerd naar een nieuw doorlichtingskader. Minister, het is dus goed om te horen dat die doorlichtingen terug op tempo komen, minimum eens in de zes jaar, maar wel met die gedifferentieerde doorlichting. Collega’s, ik denk dat de Vlaamse toetsen daar toch een interessant gegeven in kunnen zijn. Want een school die weet waar haar sterktes liggen, en waar haar werkpunten liggen, en ook weet hoe ze eraan moet werken, daar maak ik me eigenlijk weinig zorgen over.
Als de resultaten van die leerlingen goed zijn, in stijgende lijn zitten, er voldoende aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt is, of op secundair onderwijs … Dat is toch wat we willen? Dat is toch wat we als beleidsvoerend vermogen willen? Ik denk dus niet dat daar enige bekommernis is, of dat we dat zelfs moeten regelen. Ik denk dat dat een goede vorm van inspectie is. Dat gebeurt trouwens ook binnen Welzijn, en daar zie ik ook geen decretale basis. Maar dit terzijde. Dat is legistiek. Als dat moet, dan zullen we dat wel maken.
Maar minister, ik had wel nog een bekommernis die ik wil meegeven, die ik nog altijd hoor van scholen, namelijk dat inspecteurs visies meegeven in mondelinge gesprekken over hoe een school werkt. Bijvoorbeeld: “Het is toch niet de bedoeling dat u herexamens geeft.” Of: “Het is toch de bedoeling dat u hier voor anderstalige leerlingen ook de thuistaal enigszins geeft op school.” Of, en dat vind ik de ergste, minister, en die wil ik echt meegeven: “U bent te ambitieus op het vlak van Frans in een school lager onderwijs.” Dat wordt gezegd, maar in het definitieve verslag staat dat niet geschreven. En dus kunnen we hier niet op terugkomen, want het is woord tegen woord. Maar die leerkrachten en directies vragen zich wel af hoe het kan dat ze te ambitieus zijn. Ik wil een oproep doen, minister, om toch nog eens mee te geven aan de inspectie dat dat soort uitlatingen niet aan hen toebehoort. Dat vind ik toch belangrijk.
Minister Weyts heeft het woord.
Ja, ik wil enkele puntjes aanbrengen wat betreft die indeling in drie. Ik denk dat dat gewoon een operationalisering is om zo goed en efficiënt mogelijk te kunnen werken. Het is niet alsof die scholen in kwestie gelabeld worden. Het is gewoon om zo efficiënt mogelijk een werklastverdeling te verkrijgen, denk ik, en om ervoor te zorgen dat beschikbare mensen zo efficiënt mogelijk worden ingezet.
Wat betreft de extra taken, zoals leerlingenbegeleiding: als je spreekt over antipestbeleid en dergelijke, dat maakt deel uit van de doelstellingen omtrent leerlingenbegeleiding. Waar wij dan zelfs effectief gesprekken voeren met leerlingen, dat is nu al een tijdje dat we dat hebben lopen. Dus het toont ook wel dat aanwervingen zinvol zijn.
De toetsen en al de informatie die die toetsen kunnen opleveren, maken natuurlijk deel uit van het kwaliteitskader en kunnen de job net een beetje makkelijker maken voor de onderwijsinspectie. Dat is tenminste al een goede eerste graadmeter. Het is wel zo dat die toetsen mogelijk extra werk met zich zouden kunnen meebrengen, als het dan gaat over de begeleiding van die scholen die stelselmatig ondermaats presteren, en welke begeleiding zij daarvoor moeten voorzien. Maar ik denk dat het ene effect misschien het andere kan vereffenen. Dus ik denk sowieso dat de resultaten van de toetsen voor de onderwijsinspectie echt een goed instrument zijn, en een van de indicatoren – niet de enige vanzelfsprekend – die men kan hanteren.
De evaluatie heeft vanzelfsprekend natuurlijk ook te maken met corona. Omdat we tijdens corona die evaluatie niet konden starten, en daarenboven omdat je terug een gewoon werkritme moet bereiken wat betreft werkzaamheden van onderwijsinspectie om terdege te kunnen evalueren. Vandaar dat een en ander zou worden opgeleverd tegen medio volgend jaar, en dus dit jaar wel zal starten.
Het is waar. Ik krijg ook regelmatig signalen van sommige onderwijsinspecteurs dat men getuigt dat de ene zou zeggen: “Het zijn eindtermen, dus daar stopt het. Men mag niet te ambitieus zijn.” Daarover heb ik ook regelmatig gesprekken met de leidend ambtenaar, om er toch effectief voor te zorgen dat zulke boodschappen niet worden meegegeven aan de scholen door de inspecteurs.
Ook met betrekking tot taal is er soms wel wat discussie waarbij er soms wordt gezegd dat thuistaal op de speelplaats ook moet kunnen. Dat is ook niet bepaald het signaal dat we met deze Vlaamse Regering willen geven, en trouwens ook de vorige Vlaamse Regering niet, en die daarvoor ook niet. Dus op dat vlak is het natuurlijk een vrij ruim korps, met soms ook een lange traditie. En ik begrijp wel dat ook de 2.0-versie van onderwijsinspectie wel wat aanpassing vergt, soms ook heel persoonlijke aanpassing. Maar ik blijf daar wel de vinger aan de pols houden. Ook op grond van nauwe contacten met de leidend ambtenaar.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik denk dat het belang van de inspectie buiten kijf staat. Onderwijskwaliteit – en het feit dat dat die dalend is en dat we dat absoluut willen tegengaan – is een thema waar we het hier al heel vaak en heel veel over gehad hebben. En ik denk dat de inspectie daarbij een cruciale rol speelt op vlak van onderwijskwaliteit. Ook op het vlak van welbevinden. Ze hebben heel expliciet ook die taak toegewezen gekregen om te kijken of alles daar wel goed gaat, naar aanleiding van het incident op die school in Ninove waar – of het nu al dan niet humoristisch bedoeld was – toch sprake is van een weinig pedagogische aanpak van een aantal kinderen. De inspecteur-generaal heeft zelf heel toch wel een duidelijke noodkreet geslaakt, en gezegd: “Kijk, wij slagen er op dit moment niet in, we hebben niet de capaciteit om te doen wat we moeten doen.”
U hebt nog niet op mijn vraag geantwoord, minister, hoeveel extra aanwervingen er komen. Welke budgetten staan daartegenover? Hoe wilt u die pestproblematiek ook laten monitoren? Dus minister, ik denk dat er wel werk aan de winkel is. Ik hoop inderdaad dat de evaluatie zal kunnen uitwijzen of er voldoende capaciteit is en of we niet meer moeten investeren in die inspectie, die toch wel een heel cruciale rol heeft in ons onderwijs.
De vraag om uitleg is afgehandeld.