Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Via een overeenkomst tussen de Vlaamse overheid en de Vlaamse provincies kunnen bovenlokale functionele fietsroutes ondersteund worden vanuit het Fietsfonds. Er kunnen op die manier subsidies worden toegekend tot wel 100 procent als het betrekking heeft op functionele verplaatsingen. Samen met de Kopenhagenmiddelen vormt dit een aanzienlijke pot voor fietsinfrastructuurprojecten. We krijgen wel het signaal vanuit enkele provincies dat de middelen, voornamelijk vanuit het Fietsfonds, ontoereikend zijn voor de projecten die uitgevoerd werden of in uitvoering zijn. De provincies prefinancieren nu heel wat projecten, maar de terugbetaling vanuit Vlaanderen blijft naar verluidt achter.
Ik heb daarbij drie vragen, minister.
Kunt u enige verduidelijking geven waarom deze bedragen open blijven staan?
Hebt u een oplossing om hierin tegemoet te komen zodat de provincies deze voorfinanciering ook in de toekomst kunnen blijven uitvoeren?
Hoe verhoudt dit tekort aan budget zich ten opzichte van de extra investeringen via het Kopenhagenfonds?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u voor uw vragen, collega Meremans.
Ik wil u nog even meenemen in de historiek van het Fietsfonds. Tot en met 2020 was het beschikbare budget voor het Fietsfonds vanuit Vlaanderen 10 miljoen euro per jaar. Tot 2019 was er altijd een onderbenutting van deze middelen, met andere woorden: dat geld werd nooit opgevraagd. In 2020 bleek de beschikbare 10 miljoen euro niet voldoende, waren de aanvragen groter dan het beschikbare budget. Daarom hebben we dan in 2021 beslist het budget met 50 procent te verhogen, en met name jaarlijks een bedrag van 15 miljoen euro ter beschikking te stellen. We zagen een heel grote discrepantie tussen de provincies, en dan hebben wij de suggestie gedaan: verdeel de koek over de vijf provincies, zodat iedereen 3 miljoen euro ter beschikking had. Dat was aan hen om dat onderling af te spreken, maar dat hebben ze onderling wel wat gehonoreerd.
De provincies blijven dan continu zeggen dat ze meer budget nodig hebben omdat ze meer willen uitvoeren. Ik ben natuurlijk blij als meer wegbeheerders willen inzetten op fietsinfrastructuur, wat we vanuit Vlaanderen ook volop doen, en waarbij we de provinciale en de lokale besturen volop mee faciliteren.
Voor alle duidelijkheid, vanuit onze entiteiten, vanuit ons Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), investeren we ook volop in fietssnelwegen. We hadden het daarnet over de jaagpaden langs onze waterwegen, maar daarnaast is er ook Leefbaar Antwerpen door Innovatie en Samenwerken (Lantis), en is er De Werkvennootschap, die ook heel veel fietssnelwegen uitrollen. Wat dat betreft wordt er volop in geïnvesteerd, en omdat de vraag alsmaar bleef komen hebben we dan tegelijkertijd ook de mogelijkheid geboden om die extra middelen via het Kopenhagenfonds, 45 miljoen euro erbovenop, ter beschikking te stellen aan de provinciale entiteiten, om ook daarvoor projecten in te dienen. Ze hebben daar voor een enorm hoog bedrag projecten ingediend, in totaal voor 136 miljoen euro. We hebben het een en ander gecheckt, heel veel is ook wel effectief nog studie, is zeker niet onmiddellijke uitvoering, en dat was wel degelijk de bedoeling van het Kopenhagenplan: zorgen dat men onmiddellijk kan overgaan tot realisatie.
Verder is er de EFRO-oproep (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling), waarbij er ook nog vanuit Europa budgetten voor fietssnelwegen kunnen worden vrijgemaakt. Ook daar kunnen de provincies op intekenen.
Om ervoor te zorgen dat we zo snel mogelijk zo veel mogelijk fietssnelwegen effectief uitgerold kunnen krijgen, zal er opnieuw met de provinciale entiteiten gaan samengezeten worden om te kijken welke prioriteiten zij hebben. Het is natuurlijk gemakkelijk om ellenlange verlanglijstjes in te dienen en daarbij zowel te focussen op verlichting, op studiekosten, en noem maar op. Onze betrachting – en ik denk van iedereen in deze commissie – is om zo snel mogelijk zo veel mogelijk van ons fietsroutenetwerk, van onze fietssnelwegennetwerk, uitgerold te krijgen. Dat moet onze prioriteit zijn, en zeker op die missing links die vandaag het een en ander hypothekeren, moeten we volop inzetten. We zullen dus zeker met de provinciale entiteiten de prioritering gaan bekijken om zodoende te zorgen dat snel een en ander uitgerold kan worden.
De heer Meremans heeft het woord.
Bedankt. De vraag is al herhaaldelijk gesteld. Nu, ik snap wel dat u zegt dat we dat hebben verhoogd. En dat is natuurlijk een goede zaak, dat er volop aan gewerkt wordt. Maar wat die fietssnelwegen betreft, heb ik ook signalen opgevangen van provincies, vooral gedeputeerden, die zeggen dat als het zo zit, zij bepaalde fietssnelwegen niet kunnen uitvoeren. Ik kan begrijpen dat u zegt dat u met hen rond de tafel gaat zitten om te komen tot een vorm van compromis of prioritering. Maar goed, het moet natuurlijk wel de bedoeling zijn dat dat versneld kan plaatsvinden.
Ik begrijp dat u zegt dat we gaan prioriteren, maar dan moet het echt wel gaan om lijnen die echt nodig zijn. Want je voelt die druk komen, en fietssnelwegen zijn nu eenmaal geschikt om snel te rijden. Dus ik hoop dat we in de toekomst toch tot een compromis kunnen komen. Want we zitten daar eigenlijk ook op te wachten in onze stad, en ook anderen zitten daarop te wachten. Dat is allemaal niet zo eenvoudig. Je moet ook hier en daar ook nog onteigenen of kijken wat er kan. Er zijn inderdaad die studie en dergelijke. Maar we gaan afwachten, en ik hoop echt dat we dan toch een ruim gedeelte toch nog kunnen realiseren.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, we hebben het al verschillende keren gehad over de verschillende subsidiestromen van de verschillende ministers. U weet dat wij er voorstander van zijn dat alle subsidies vanuit de Vlaamse Regering gecentraliseerd zouden worden bij u, en niet bij minister Somers én u. We vinden dat toch een beetje een jammerlijke zaak.
Nu, wat het budget van het Kopenhagenplan betreft, vraag ik mij af wie alles coördineert. We hebben de budgetten vanuit uw diensten, we hebben de budgetten vanuit het Kopenhagenplan. Wie coördineert alles? Ik kan mij inbeelden dat de administratie van Binnenlands Bestuur niet veel kaas heeft gegeten van fietspaden. Dus de vraag is hoe dat in elkaar zit, en hoe daar overkoepelend toch een overzicht over gehouden wordt.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, voor Vooruit zijn veilige fietspaden een echte topprioriteit. Ik was zeer blij met de vraag van de collega, want ook wij krijgen signalen van de provincies dat er echt wel een probleem is met de centen die zij moeten voorschieten. Ik weet niet of dat klopt. Het duurt blijkbaar heel lang voordat zij hun geld terugkrijgen.
Klopt dat, praten we hier over een lange duur, of overdrijven de provincies? U zegt dat u ellenlange verlanglijstjes binnen krijgt. Dat is eigenlijk heel gemakkelijk. Ik vind het eigenlijk moedig van de provincies dat ze u willen helpen om tot mooie fietspaden te komen. Dus ik denk niet dat er daar heel veel bij zitten die niet nuttig zijn. Ik spreek dan zeker voor West-Vlaanderen, want daar weet ik het.
Dan heb ik nog een vraag. We hadden een tijdje geleden die nieuwe fietsnormen van het Fietsvademecum. Neemt u in de toekomst die normen mee voor het Fietsfonds, als het gaat over het geven van centen, of hebben die daar eigenlijk niets mee te maken?
De heer Bex heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag. Ik heb drie concrete vragen of bedenkingen aan de minister.
Ten eerste, het Kopenhagenplan was een minder groot succes dan we gedacht hadden, maar het is wel een succes. Dat wil ik gerust erkennen. Maar we zien wel dat er een heel groot verschil zit tussen het bedrag dat een gemeente binnenhaalt die heel fel met fietsinfrastructuur bezig is – tot meer dan 200 euro per inwoner – ten opzichte van heel veel andere gemeenten, die 0 euro binnenhalen.
Mijn idee is dat, als je gemeenten langer de tijd geeft om zich daarop voor bereiden, en als je dat proactief aankondigt – ik spreek mij niet uit over hoe dat dan concreet vorm moet krijgen – je dan ook gemeenten zou kunnen meekrijgen die deze keer niet hebben kunnen meedoen. Minister, bent u van plan om, gelet op het succes van het Kopenhagenplan, in de toekomst het Kopenhagenplan te herhalen, en dan het liefst binnen de eigen bevoegdheden?
Een tweede bedenking is dat het goed is dat er over die middelen die de provincies kunnen besteden, nu een prioritering gemaakt wordt. Ik merk op dat dat wel in schril contrast staat met het holderdebolderbeleid rond het Kopenhagenplan. Ik heb voor de zomer aan minister Somers gevraagd wat hij gaat doen met de middelen die hij niet uitgegeven krijgt. Hij heeft geantwoord dat hij daar niets over kan zeggen tot men in september alle aanvragen van de gemeenten heeft. In het midden van de zomer komt er dan een besluit dat de provincies de mogelijkheid geeft om snel iets in te dienen. Dat gaat dan over 45 van de 150 miljoen euro. Ik denk dat dat voor een stuk te maken heeft met de opmerking van collega Fournier, dat men daar niet zoveel kaas heeft gegeten van beleid rond fietsinfrastructuur.
Dan is er mijn derde vraag. Er is inderdaad ook die vraag naar extra ondersteuning van de provincies. Ik denk dat we het erover eens zijn dat wie die fietspaden aanlegt, minder belangrijk is dan dat er snel goede fietspaden bij komen. Dus als er mogelijkheden zijn op dat vlak, laat ons die dan alstublieft benutten. En ga inderdaad in overleg met de provincies, minister, om te zien wat zij nodig hebben.
Minister Peeters heeft het woord.
Ook op mijn beurt bedankt, collega’s, voor de bijkomende vragen.
Zo veel mogelijk fietsinfrastructuur hebben is sowieso de doelstelling, en vanuit Vlaanderen doen we dat en masse. U weet dat: een bedrag van meer dan 300 miljoen terwijl we bij aanvang van deze legislatuur maar de intentie hadden om op 300 miljoen te geraken in 2024. Dat heeft heel veel te maken met het feit dat we de juiste beleidskeuze gemaakt hebben om de relancemiddelen die we binnenkregen en die ook vastgelegd moesten worden in 2021 en 2022, en masse te gaan gebruiken voor onze fietsinfrastructuur. Wij hebben dat gedaan vanuit het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Daarnaast heeft collega Somers mee gefaciliteerd en heeft hij ervoor gezorgd dat ook lokale besturen de vlucht vooruit nemen om volop te investeren in fietsinfrastructuur door dat subsidiemechanisme van het Kopenhagenfonds uit te rollen.
Het Kopenhagenfonds werkt met trekkingsrechten: x-aantal trekkingsrechten naargelang het aantal inwoners en conform de percentages van het Gemeentefonds. Men heeft dat zo uitgerold. Daarbovenop is die 45 miljoen euro van de initiële 150 miljoen euro afgetrokken om ter beschikking te stellen aan de provincies, waardoor elk provinciebestuur ook nog eens 9 miljoen euro ter beschikking kreeg.
Er is een keuze gemaakt en men kan dan zeggen dat dat allemaal holderdebolder en si en la was, maar het zijn wel de relancemiddelen die we vanuit Europa expliciet vastgelegd moesten hebben tegen het einde van 2022. Veel keuze en veel marge hadden we daar dus niet.
Jullie zeggen dat dat beter in één hand zit. Dat is allemaal goed en wel, maar men heeft al in 2021 beslist om te kiezen voor dat trekkingsrechtensysteem. Ik heb daar ook absoluut geen probleem mee. Ik ben daarentegen wel eens te meer blij dat, toen we op een bepaald moment zagen dat er niet voldoende aanvragen waren van lokale besturen, we dan de bijkomende mogelijkheid gecreëerd hebben om het wel open te stellen voor de provinciale besturen, zodat zij daar ook een bedrag van konden krijgen. Ik kan mij daar alleen maar gelukkig mee prijzen.
Die provincies hebben nu aanvragen ingediend. Mevrouw Lambrecht, u zegt dat de vragen van West-Vlaanderen wellicht volkomen terecht zijn. Ik heb inderdaad gezien dat West-Vlaanderen 29 projecten heeft ingediend voor 58 kilometer, goed voor een bedrag van 8,7 miljoen euro. Dat betekent dat West-Vlaanderen zich inderdaad aan de spelregels heeft gehouden en dat zij weldegelijk merkten dat er een bijkomend budget van 9 miljoen euro voor hen ter beschikking kwam, en daarom verschillende projecten indienden.
Ik zie ook andere provincies – ik ga geen namen noemen – die bedragen hebben ingediend voor 47 miljoen of voor 30 miljoen euro. Dan heb ik opnieuw een klein gevoel van vragen staat vrij: dien maar alles in, in de hoop dat je zoveel mogelijk krijgt. Allemaal goed en wel, ik ben blij dat de provincies ook volop willen investeren in fietssnelwegen. Zij mogen dat ook met eigen middelen doen; daar heb ik absoluut geen problemen mee. Maar continu zeggen: “Vlaamse overheid, geef ons geld en dan zullen wij het allemaal doen”, terwijl ik dan zie dat in die projecten ook andere aspecten staan dan effectief de ‘missing links’ uitrollen … Dan vind ik dat we prioriteiten moeten stellen. Ik zie dan dat er ook vragen zijn ingediend voor signalisatie, voor de verledding van de verlichting. Het is allemaal wenselijk, maar de noden zijn heel hoog, en dan moet men weten wat men wil.
Ten tweede maken goede afspraken goede vrienden. In het kader van het Fietsfonds heeft men 15 miljoen euro ter beschikking, en daarbovenop komt nog eens 45 miljoen euro. Dat is een bedrag van 60 miljoen euro dat nu zo snel mogelijk vastgelegd moet worden, niet voor studiekosten, maar voor effectieve realisaties. Dan weet men waar men aan toe is en dan moet men zich daar ook aan houden. Zeggen dat het allemaal makkelijk is en dat we moedig moeten zijn … We willen vooral zoveel mogelijk fietsinfrastructuur uitrollen, en dat doen we opnieuw met alle entiteiten binnen het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken, met Lantis met De Werkvennootschap, met De Vlaamse Waterweg en het Agentschap Wegen en Verkeer.
Ik ben blij dat de provincies ook een en ander willen prefinancieren, maar nu zeggen dat ze voor 47 miljoen euro geprefinancierd zouden hebben, ik heb daar wel mijn bedenkingen bij. Daarom denk ik dat vooral de boodschap is om in overleg te gaan, en te prioriteren welke projecten effectief betrekking hebben op de missing links en welke op heel korte termijn gerealiseerd kunnen worden. Dat zijn niet de projecten die nog in de studiefase zitten. Welke kunnen we snel uitrollen? Dat is de boodschap.
Mijnheer Bex, u zegt dat u een Kopenhagenplan bis wilt. Ik zou dat zeker ook wel willen hebben, maar u weet dat koken geld kost. Wij hebben heel veel noden bij de Vlaamse entiteiten. Als ik nu zou zeggen dat ik die 3 miljoen euro – die ik nu in ons ontwerp heb opgenomen om uit te trekken voor fietssnelwegen – zou overhevelen naar de provincies, zouden heel veel lokale besturen ‘not amused’ zijn. Want de fietspaden die wij aanleggen met alle vier de entiteiten van MOW, zijn allemaal fietspaden waar al die lokale besturen al kennis van hebben: langs gewestwegen, waterwegen of ‘missing links’ in fietssnelwegen van Lantis en De Werkvennootschap. Als ik die nu moet schrappen om dat gewoon te versassen naar wat provincies al dan niet geprefinancierd hebben, of aan studies geprefinancierd willen zien, dan denk ik dat dat geen goede zaak is en dat niemand daar vragende partij voor is.
300 miljoen euro daarbovenop, de noden zijn immens hoog. Kortom, hoe meer geld, hoe beter. Ik ben alleszins blij dat we allemaal onze schouders zetten onder een gedegen bijkomende fietsinfrastructuur, maar ik denk ook wel dat iedereen daar zijn of haar steentje mag aan bijdragen. Het mag niet louter ‘mijn handen staan open, just give me the money’ zijn. Neen, het is ook zorgen dat er mee gerealiseerd wordt, mee gefinancierd wordt en tegelijk ook middelen bij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) indienen, want ook daar zijn de provincies sowieso de meest gegeerde partij om daar subsidieaanvragen voor in te dienen.
De heer Meremans heeft het woord.
Zoals ik eerder heb gezegd, minister, begrijp ik u wel. Ik ken natuurlijk de budgettaire toestand van de provincies niet. Die zal wel wat verschillend zijn en misschien heeft de ene een spaarpotje en de andere veel minder – ik weet dat niet, of ik zou het moeten opzoeken. Laat ons hopen dat er ergens een compromis te vinden is en dat we toch op korte termijn een aantal van die fietssnelwegen versneld kunnen uitvoeren. Ik hoop dat de twee partijen elkaar daar ergens in tegemoet kunnen komen.
Ik begrijp u, minister, als u zegt dat u al veel geld hebt gegeven, en dat iedereen een beetje zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Langs de andere kant, als de provincies daar op zwart zaad komen, en als ze zeggen dat het prefinancieren echt moeilijk wordt, dan hoop ik – zo had ik het toch begrepen – dat er langs beide kanten ook wat goede wil is om tot een vergelijk te komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.