Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, onze Vlaamse sportclubs hebben het zeer moeilijk met de hoge energiekosten. De Vlaamse Sportfederatie (VSF) kwam recent met alarmerende cijfers. Maar liefst 17 procent van de sportclubs maakt vandaag structureel verlies en 30 procent spreekt zijn financiële reserves aan. De voorschotfactuur voor energie steeg bij de sportclubs gemiddeld met 137 procent.
Dat blijkt uit een bevraging van de Vlaamse Sportfederatie bij meer dan 750 sportclubs in Vlaanderen. Wanneer clubs de stijgende kosten moeten compenseren om het hoofd boven water te houden, is het lidgeld verhogen jammer genoeg het laatste redmiddel. We zien nu al dat 7 procent van de clubs het lidgeld heeft verhoogd en dat 13 procent dat overweegt. Als dat zo doorgaat, zullen veel mensen stoppen met sporten in clubverband.
In het persbericht van de VSF lezen we het volgende: “We vernemen alvast dat minister Weyts middelen vrijmaakt om sportclubs hierin te ondersteunen.” Daarnaast vraagt de VSF dat sportclubs gemakkelijk toegang kunnen krijgen tot gratis energiescans omdat ze vaak geen enkel idee hebben van wat de grootste energieverslinders op de club zijn en hoe ze die kunnen aanpakken.
Minister, welke middelen maakt u vrij om sportclubs te ondersteunen bij hun energiekosten? Over hoeveel gaat het en hoe gaat u die middelen verdelen?
Zult u gratis energiescans aanbieden aan sportclubs?
Hoe zult u vermijden dat steeds meer sportclubs hun lidgelden verhogen om zodoende de gestegen energiekosten te kunnen betalen?
Minister Weyts heeft het woord.
Met betrekking tot de ondersteuning in het kader van de oplopende kosten van energie en inflatie ben ik momenteel nog in dialoog, onder andere met de VSF. Ik ga uit van een ondersteuning op grond van een combinatie van leningen en noodsteun. Dat is dezelfde aanpak die ik ook gestalte heb gegeven in het kader van de coronacrisis. Dat is nog een beetje work in progress. Ik zou daarbij in eerste instantie met de betrokken instantie, de VSF, tot een besluit willen komen.
Wat betreft de energiescans werd in het kader van SportSpurt een samenwerking aangegaan met het Vlaams Energiebedrijf (VEB) rond drie van hun lopende raamovereenkomsten: ‘Relighting indoor’ en ‘Relighting outdoor’; de conditiestaatmeting en de energiescan.
Het VEB richt zich tot Vlaamse organisaties die gebonden zijn aan de wet op de overheidsopdrachten. Dit is onder meer, vanzelfsprekend, de Vlaamse overheid zelf, maar ook zijn het entiteiten die werkingsmiddelen, subsidies ontvangen vanuit de overheid: agentschappen, steden en gemeenten, OCMW’s, scholen, huisvestingsmaatschappijen … Sportorganisaties die voor meer dan 50 procent gefinancierd worden via publieke middelen, kunnen rechtstreeks afnemen van deze raamovereenkomst. Sportclubs die niet aan deze voorwaarde voldoen, kunnen ook participeren, maar dan wel onrechtstreeks, bijvoorbeeld via een lokaal bestuur.
Ook in onze subsidies voor de bovenlokale sportinfrastructuur wordt ingezet op langetermijnvoordelen. Energetische ingrepen en de bijbehorende investeringskosten bij de renovatie of nieuwbouw van bovenlokale sportinfrastructuur zijn subsidieerbaar binnen het decreet bovenlokale sportinfrastructuur.
Wat betreft de lidgelden heb ik in een antwoord op een eerdere parlementaire vraag aangegeven dat de sportclubs vrij zijn om hun lidgelden te bepalen. Er is een relatief groot verschil tussen de clubs. Met de steunmaatregelen die ik voorzie, willen we de clubs ondersteunen op korte en lange termijn, zodat de lidgelden niet dwangmatig moeten worden verhoogd. Indien een verhoging wel noodzakelijk blijkt om als club leefbaar te blijven of om bepaalde investeringen te kunnen doen of nieuwe keuzes te maken, zal het desgevallend wel kunnen of moeten gebeuren.
We moeten daarbij vanuit de overheid wel blijven inzetten op het toepassen en promoten van sociale correctiesystemen zoals bijvoorbeeld de UiTPAS die we kennen, met het kansentarief.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik hoor welwillendheid maar ik krijg heel weinig concrete zaken waarmee we de clubs zouden kunnen geruststellen. U hebt het over een eventuele combinatie van leningen en ondersteuning. Wanneer zullen we daar informatie over krijgen? De rekeningen en de voorschotfacturen beginnen nu te komen. Veel clubs zijn in paniek. Ze willen weten waarop ze een beroep kunnen doen, zodat ze kunnen weten of ze al of niet de lidgelden zullen moeten verhogen.
Dan is er de samenwerking met het VEB voor die energiescans. U zegt dat de sportorganisaties die voor meer dan 50 procent worden gefinancierd met overheidsmiddelen daar een beroep op kunnen doen. Waarom breidt u dat niet uit? Als dat niet kan, over hoeveel clubs gaat dat dan? Is dat het merendeel, of drie vierde van de clubs? Of is dat maar een klein deel?
Het is heel belangrijk om de invloed van de hogere energiekosten op de uitgaven te meten. Hoe zult u dat monitoren? Welke periode neemt u in beschouwing?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Het zijn niet alleen de sportclubs die voor grote uitdagingen staan. Ik denk dat de meeste clubs op dit moment zeer bewust bekijken wat kan, wat niet meer kan, waar ze aanpassingen moeten doen. Het heeft ook vaak met investeringen te maken. Bijvoorbeeld als men andere verlichting installeert, die veel minder energie verbruikt.
Minister, ik denk dat er wél heel wat inspanningen gebeuren. Ik wil wel een onderscheid maken. Er zijn sportclubs die eigen infrastructuur hebben, maar er zijn ook sportclubs die huren, die van een gemeentelijke of private sporthal gebruikmaken. Daar is het ook nog een beetje afwachten wat men zal doen met de verhuurgelden. Ik krijg die vraag ook in mijn gemeente. We zijn dat niet direct van plan. Maar het zorgt wel voor extra kosten voor de uitbater.
Ik heb ook een concrete vraag – en hij zat al wat in de tussenkomst van mijn collega. Hij gaat over dat onderscheid tussen publieke en andere middelen. Minister, bedoelen we met publieke middelen puur alleen de subsidies? Wat verstaan we onder publieke middelen?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft: dat gaat over werkingsmiddelen, subsidies, welke vorm dan ook. Financiële stromen van overheidswege. Vandaar dat er wel een brede ‘range’ is. De lokale besturen vallen daaronder, maar evengoed de zorgsector, huisvestingsmaatschappijen, scholen.
Wanneer sportverenigingen voor meer dan 50 procent afhankelijk zijn van overheidsmiddelen … Ik kan niet meteen zeggen welk aandeel daaronder ressorteert. Wel dat er altijd een bypass is. Via het lokale bestuur kan men aanspraak maken of gebruikmaken van dat raamcontract.
Veel clubs maken gebruik van de lokale infrastructuur. Daarom is het goed dat we met de Vlaamse Regering hebben besloten om heel veel extra financiële middelen te geven aan de lokale besturen, op grond van de lokale begrotingsbespreking. Zelfs met een evolutief pad van 2022 tot 2025, en met oplopende extra financiële injectie. Ik ga er ook wel van uit dat dat onrechtstreeks ten goede komt aan het verenigingsleven en dus aan onze sportclubs in kwestie.
De timing van het steunpakket zal de komende weken wel duidelijk worden. Ik kan daar nu geen timing op zetten. Maar het zal niet lang meer duren, ik zal u niet lang op uw honger laten zitten.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, het is belangrijk dat u mee helpt monitoren hoe het gaat met die energiekosten bij de sportclubs, dat u hen daarin enige ondersteuning aanbiedt. Mijn collega zei het ook: gelukkig is er gemeentelijke ondersteuning. Maar sport is ook een Vlaamse bevoegdheid. Alles wordt duurder in het leven. Wij vinden het niet evident dat ook lidgelden bij sportclubs duurder worden want – en u weet het net zo goed als ik – minder mensen die sporten, dat heeft een zeer slechte invloed, niet alleen op de gezondheid maar zeker ook op de samenhorigheid in de maatschappij. Wij zullen daar in andere vragen op terugkomen. Via de sportclubs zouden we daar veel meer moeten kunnen betekenen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.