Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag hoe gaat over asfaltmenginstallaties. Vlaanderen telt zeventien dergelijke sites. Dat volstaat om grotendeels in de Vlaamse asfaltvraag te voorzien.
Wat is er aan de hand? Asfaltbetoncentrales worden door de omgeving bij uitstek als hinderlijke inrichtingen ervaren. Allicht is de minister daarvan op de hoogte, omdat er vele beroepsprocedures zijn aangespannen en heel wat actiecomités actief zijn rond asfaltbetoncentrales. Naast geluidshinder en een verhoogde verkeersdruk, is het vooral de geurhinder die voor de meeste problemen zorgt, zeker bij die asfaltbetoncentrales die werken met bijmenging van gerecycleerde asfaltgranulaten.
Om de hinder die veroorzaakt wordt door deze asfaltbetoncentrales binnen de perken te houden en op een aanvaardbaar niveau voor de buurt te brengen, beschikt de vergunningverlenende overheid over een aantal instrumenten. De omgevingsvergunning moet ervoor zorgen dat deze hinderlijke activiteit voldoet aan alle milieu- en bouwvoorwaarden. Daarnaast werd er voor deze sector een studie uitgevoerd naar de best beschikbare technieken (BBT's) die de vergunningsaanvrager moet toepassen ter bescherming van mens en milieu, en dit zowel bij de keuze van behandelingsmethodes op het niveau van de emissies als bij de keuze van de bronbeperkende maatregelen, zoals aangepaste productietechnieken, productiemethoden en grondstoffenbeheersing.
In Vlaanderen vormen deze BBT's de referentie voor de vaststelling van de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden. Het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM) en de omgevingsvergunning verzekeren de vergunningverlenende overheden dat de milieuvoorwaarden van de installaties in Vlaanderen gebaseerd zijn op de BBT's, althans in theorie. Best beschikbare technieken zijn technieken die in vergelijking met alle gelijkaardige technieken het best scoren op milieugebied en betaalbaar zijn en technisch uitvoerbaar zijn. Dat is het algemene principe. Deze BBT's zijn onderhevig aan voortschrijdend inzicht en nieuwe technische evoluties, wat maakt dat BBT-studies regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgestuurd moeten worden.
Minister, de laatste versie van de BBT-studie voor asfaltcentrales dateert van 2013. In het antwoord op een vraag van mij van een jaar geleden gaf u aan dat er in 2021 een voorstudie zou worden uitgevoerd om het potentieel van een herziening te onderzoeken. In deze voorstudie zouden onder meer de regelgeving, toegepaste technieken en praktijken in andere Europese landen worden geanalyseerd. De oplevering van deze voorstudie was voorzien voor begin 2022.
Blijkbaar toonde de voorstudie aan dat er voldoende potentieel aanwezig was, want op de website van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) valt te lezen dat een volledige herziening van de BBT-studie over asfaltcentrales noodzakelijk is. Het herzieningstraject zou begin mei 2022, dus ongeveer rond deze tijd, van start gaan met een startvergadering met de leden van het begeleidingscomité. In deze BBT-studie zal er extra aandacht worden besteed aan de volgende aspecten van de asfaltproductie: circulariteit van asfaltgranulaten, emissies naar de lucht, in het bijzonder van vluchtige organische stoffen (VOS) en benzeen, en geurhinder.
Minister, de voorstudie om het potentieel van een herziening te bepalen, is ondertussen afgerond. Wat waren de belangrijkste conclusies van deze voorstudie? Welke hiaten werden er vastgesteld? Is het mogelijk om deze voorstudie te ontvangen?
De procedure om de BBT voor asfaltcentrales te herzien zou deze maand worden opgestart via een startvergadering van het begeleidingscomité. Heeft deze vergadering al plaatsgevonden? Wat is de horizon om deze BBT-studie te finaliseren?
Het begeleidingscomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de asfaltsector en entiteiten van de Vlaamse overheid. Vorig jaar hebt u mij geantwoord en toegelicht waarom buurtbewoners niet betrokken worden bij de opmaak van een BBT. Nochtans kunnen deze buurtbewoners uit eerste hand laten weten welke genomen maatregelen als effectief werden ervaren en welke maatregelen geen impact hadden omdat er af en toe geëxperimenteerd wordt met nieuwe maatregelen. Hoe zullen de bezorgdheden maar ook de nuttige ervaringen van de buurtbewoners worden meegenomen in dit proces voor de vaststelling van algemene en sectorale milieuvoorwaarden? Op welke wijze zal de impact van de getroffen maatregelen bij bestaande asfaltbetoncentrales in dit proces worden meegenomen? Zal dit op een theoretische wijze gebeuren, bijvoorbeeld de vermindering van aantal klachten, of zullen de ervaringen van de buurtbewoners in combinatie met de genomen maatregelen meegenomen worden?
Volgens de definitie zijn best beschikbare technieken de technieken die in vergelijking met soortgelijke technieken het best scoren op milieugebied en betaalbaar zijn en technisch uitvoerbaar zijn. Gezien de samenstelling van het begeleidingscomité kan worden vermoed dat de vertegenwoordigers van de sector zullen bepalen of een maatregel betaalbaar is. Wat is de definitie van ‘betaalbaar’ in een BBT-studie? Wie bepaalt wat betaalbaar is binnen zo een BBT-studie? Betaalbaar is volgens mij wat iemand ervoor wil geven. Wordt er voor de maatregelen die men overweegt in te voeren in de BBT een milieukosten-batenanalyse uitgevoerd? Indien niet, wat is hiervoor dan de reden? Welke instantie waakt erover dat de lat voor de definitie van betaalbaarheid niet te hoog wordt gelegd door de sector, waardoor vele maatregelen als onbetaalbaar bestempeld zullen worden? Welke entiteit van de Vlaamse overheid die in dat comité zit, bezit die expertise?
In Vlaanderen vormen de BBT de referentie voor de vaststelling van de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden. Wanneer de bijzondere vergunningsvoorwaarden uit de verschillende afgeleverde omgevingsvergunningen naast elkaar worden gelegd, moet men vaststellen dat deze bijzondere vergunningsvoorwaarden niet overal dezelfde zijn en niet overal even streng worden toegepast. Dat is toch wel een probleem. Hoe verklaart u de grote verschillen tussen de opgelegde bijzondere vergunningsvoorwaarden die opgenomen zijn in de afgeleverde omgevingsvergunningen? Ook de BBT die de exploitant moet toepassen, zijn niet overal dezelfde, terwijl het vaak om gelijkaardige installaties gaat. Hoe verklaart u deze vaststelling?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Danen, dank u voor de zeer uitgebreide vraag.
De voorstudie resulteerde in een aantal aanbevelingen die betrekking hebben op: verder onderzoek van de technieken, indien mogelijk ook gekoppeld aan een monitoringcampagne; een herziening van de sectorale emissiegrenswaarden; het herbekijken van de steunmogelijkheden van de Vlaamse overheid voor nieuwe en bestaande installaties; de actualisering van de huidige code van goede geurpraktijk. Deze studie kan ook worden geraadpleegd op de website van VITO.
Wat uw tweede vraag betreft: de vergadering vond plaats op 4 mei 2022. De BBT-studie heeft een looptijd van een jaar. De voltooiing is dus gepland rond 2023.
De informatie van buurtbewoners ontvangen door het agentschap Zorg en Gezondheid en de afdeling Handhaving van het Departement Omgeving wordt mee verwerkt bij de herziening van deze BBT-studie. Ook via de niet-gouvernementele organisatie die deel uitmaakt van het begeleidingscomité van de BBT-studie, in dit geval Bond Beter Leefmilieu (BBL), zal deze info worden meegenomen in dit proces.
Ik kom tot het volgende deel van uw derde vraag. Een en ander hangt af van de problematiek. Voor geurhinder zal het een combinatie zijn van enerzijds het opvolgen van een aantal klachten van buurtbewoners en anderzijds het analyseren van meetgegevens van de stoffen die geurhinder veroorzaken. Voor de overige emissies naar lucht die geen aanleiding geven tot geurhinder omdat ze niet waarneembaar zijn, zullen meetgegevens worden verzameld na de genomen maatregelen.
De Vlaamse BBT-studies worden opgesteld of herzien door een onafhankelijke partij, namelijk een door de Vlaamse Regering aangewezen onderzoeksinstelling. Deze opdracht werd aan het BBT-kenniscentrum van VITO toegewezen in het kader van de referentietaken van de Vlaamse overheid. De kosteneffectiviteit van een maatregel wordt in de BBT-studie bepaald in functie van de kostprijs van de maatregel, de verwachte reductie van de milieu-impact en de socio-economische situatie van de sector van de asfaltcentrales. Voor specifieke prijzen van technieken of onderdelen kunnen eveneens leveranciers worden gecontacteerd. Deze studies komen tot stand in een participatief proces, waarbij zowel de sectorfederaties als de betreffende overheidsinstanties en ngo’s deelnemen aan de vergaderingen van het begeleidingscomité van deze studie.
Dan was er uw vierde vraag. De bijzondere milieuvoorwaarden in de vergunningen vullen de algemene en sectorale milieuvoorwaarden aan of stellen bijkomende eisen, rekening houdend met onder meer lokale omstandigheden en installatiegebonden technische aspecten. Om die reden kunnen opgelegde bijzondere milieuvoorwaarden verschillen van installatie tot installatie. Net om die evolutie van technieken te onderzoeken, had ik dan ook de opdracht gegeven om de BBT-studie asfaltcentrales te herzien. Het doel van de BBT-studie is tweeledig, namelijk aanbevelingen voor sectorale voorwaarden in VLAREM en aanbevelingen voor bijzondere milieuvoorwaarden.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Het is inderdaad een lange vraag. Het is ook een hoopgevend antwoord, moet ik zeggen, maar het is natuurlijk wel zo dat de mensen en de bedrijven die zich in de buurt van die asfaltcentrales situeren, baat hebben bij een snelle vooruitgang. U zegt te hopen over een jaar af te ronden. Ik denk ook wel dat er een jaar nodig is om te komen tot nieuwe technieken. Dan is mijn bijkomende vraag echter: wanneer zullen die dan kunnen worden geïmplementeerd op het terrein? Als die nieuwe leidraad in mei 2023 beschikbaar is, wat valt dan te verwachten? Wanneer zullen de meeste asfaltcentrales dan met die nieuwe technieken aan de slag gaan? Ik denk dat de meeste mensen die hiervan wakker liggen, een antwoord op die vraag willen kennen.
Minister Demir heeft het woord.
In principe kan het implementatietraject in VLAREM meteen na de afronding van de studie worden opgestart. Er lijkt me ook geen reden te zijn om daarmee te wachten. Als daar dus nieuwe technieken naar voren komen, wat die studie moet uitwijzen, dan kan dat traject zo snel mogelijk, denk ik.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord.
Nu is het natuurlijk wel zo dat de meeste centrales een vergunning voor een bepaalde periode hebben gekregen. Ik neem aan dat u niet zult inbreken in de vergunningsprocedures, maar ik hoop wel dat, als er reële klachten zijn, u op basis van die klachten wel zult ingrijpen en ervoor zult zorgen dat de bedrijven die mogelijk toch een langere vergunning hebben, alsnog aan de nieuwe voorwaarden voldoen. Ik denk immers dat niemand het verdient om in de buurt te wonen van een fabriek die vuile dingen uitstoot. We leven niet meer in de jaren 70 of 80. Dat is echt niet meer van deze tijd. Ik hoop dus dat u inderdaad krachtdadig zult optreden, maar ik zal het dossier alleszins ook blijven volgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.