Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s hier in de zaal en thuis, ik schets eerst even de context. In de meest recente beleids- en begrotingstoelichting (BBT) staat dat in 2022 de mogelijkheden voor een faciliterend kader, dat toelaat dat recreatieve vissers kunnen doorstromen naar de professionele visserijsector, verder zouden worden onderzocht en dat hierbij zal worden nagegaan om in de toekomst te voorzien dat een kleinschalige professionele kustvisserij geïntegreerd kan worden binnen de bestaande visserijsector.
U verduidelijkte eerder, onder meer in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 20 van 8 oktober 2020, dat uw administratie voor die aspecten van de materie waarvoor Vlaanderen bevoegd is de volgende zaken zou nagaan.
In eerste instantie zou worden onderzocht of er binnen de reglementair vastgelegde vlootcapaciteit ruimte is om bijkomende vaartuigen in de Belgische visserijvloot op te nemen. De totale vlootcapaciteit is immers vastgelegd in Europese regelgeving en mag het voorgeschreven referentieniveau niet overschrijden.
Ingeval er voldoende vrije ruimte zou zijn, zou in een tweede fase worden uitgezocht hoe en volgens welke criteria kleinschalige vaartuigen in de Belgische professionele visserij geïntegreerd kunnen worden. Dit zou erop neerkomen dat er naast de twee reeds bestaande vlootsegmenten – het groot en het klein vlootsegment – een derde, nieuw vlootsegment voor kleinschalige professionele visserij wordt gecreëerd.
Ten slotte zou ook worden nagegaan in hoeverre de kleinschalige professionele vaartuigen in het kader van de aanlandplichten en bijvangsten een deel van de vangstmogelijkheden voor de commerciële vloot ter beschikking kunnen krijgen.
Minister, kunt u verduidelijken in welke mate uw administratie reeds definitief heeft uitgeklaard dat er voldoende vrije capaciteit is in de Belgische professionele visserijvloot voor de toevoeging van extra vaartuigen van recreatieve vissers die wensen in te zetten op professionalisering? Zo ja, hebt u een idee van de grootte van deze capaciteit op basis van bruto tonnage en motorvermogen?
Hebt u zicht op de omvang van de concrete interesse bij de recreatieve vissers om door te stromen in de professionele visserijsector?
Met welke instanties en/of administraties pleegt uw administratie overleg met het oog op het in kaart brengen van alle reglementaire aanpassingen die doorgevoerd moeten worden opdat een nieuw vlootsegment kan worden opgericht? Welke rol spelen de federale en Europese overheid in dezen?
Lopen er daarnaast reeds verkennende gesprekken met de professionele visserijsector inzake een mogelijke verdeling van de bestaande vangstmogelijkheden over de drie segmenten? Ik weet dat dit een moeilijke en gevoelige zaak is.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Coudyser, de niet-ingevulde capaciteit in de Belgische visserijvloot werd berekend op datum van 31 december 2019. De vrije capaciteit bedroeg toen 5411 brutoton en 6535 kilowatt. De vrije vlootcapaciteit is een momentopname op basis van de beschikbare gegevens. Op vandaag werd reeds een deel hiervan ingevuld bij de vervanging van oude door nieuwe vaartuigen. De brutotonnenmaat werd verhoogd om het comfort voor de bemanning te verhogen. Er blijft een reserve nodig voor toekomstige vervangingsvaartuigen.
De cijfers met betrekking tot de beschikbare vlootcapaciteit houden ook geen rekening met het motorvermogen dat in het verleden toegewezen werd aan bestaande vaartuigen en dat afgebouwd werd, maar door hen in de toekomst opnieuw kan worden geactiveerd, een zogenaamde geblokkeerde capaciteit.
Op het ogenblik dat de ontwerpregelgeving wordt voorbereid, zal de vrije capaciteit opnieuw berekend worden op basis van de gegevens op 31 december 2021.
Ik ga dan over naar uw tweede vraag. Het is op vandaag onduidelijk hoe groot de effectieve structurele interesse is vanuit andere segmenten om toe te treden tot het kleinschalige professionele vlootsegment onder Belgische vlag. Het gaat enerzijds om kleinschalige professionele vaartuigen die onder Nederlandse vlag varen, maar met Belgische eigenaren met hoofdzakelijk zeebaars als doelsoort. Anderzijds zijn er ook een aantal kandidaten onder de huidige recreatieve Belgische vissersvaartuigen. Maar de voorwaarden die algemeen opgelegd worden aan een professioneel vlootsegment inzake veiligheid en arbeidsomstandigheden aan boord zijn streng en brengen bijkomende kosten met zich mee, waardoor de interesse daalt. Mijn diensten volgen dit van nabij op en nemen een regelgevend initiatief zodra aangewezen.
Het oprichten van een kleinschalig professioneel vlootsegment vraagt een wijziging van de Vlaamse regelgeving. Hoewel dit een Vlaamse bevoegdheid is, zal er om dat grondig te organiseren ook overleg nodig zijn met de FOD Mobiliteit, de Europese Commissie – dat is het Directoraat-generaal Maritieme zaken en Visserij (DG MARE) –, de sectororganisaties en ook met Nederland. De vaartuigen uit het klein professioneel vlootsegment zullen, zoals ik al aanhaalde, ook moeten voldoen aan de federale regelgeving op het vlak van veiligheid, gezondheid en arbeidsomstandigheden aan boord.
Zijn er al verkennende gesprekken? Ja, er zijn verkennende gesprekken binnen de taskforce van het convenant ‘Op koers naar duurzaamheid’. Zodra de regelgeving vorm krijgt, zal dat overleg, dat tot nu toe constructief was, ook hernomen worden.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Dank voor het antwoord. Ik begrijp dat er eigenlijk maar weinig ruimte is wat betreft de brutotonnage die vrij is, wel dat er nog kan worden rekening gehouden met het motorvermogen indien dat nodig is. Maar ja, de interesse is een stukje gedaald. Als ik het goed begrijp is dat omdat als men in een professioneel circuit meespeelt er uiteraard moet worden rekening gehouden met veiligheid, gezondheid en arbeidsomstandigheden. Men moet aan de regelgeving voldoen. Die is streng en zal ook bijkomende investeringskosten vragen. Ik heb alle begrip daarvoor. De vraag is of, als de interesse zodanig klein is, we dan al die verdere inspanningen moeten doen. Dat zal wellicht uit die verkennende gesprekken verder duidelijk worden.
Ik had nog een bijkomende vraag. Er is, dacht ik, ook in het Visserijrapport, sprake dat de dataverzameling zou moeten worden geoptimaliseerd en dat dit op dit moment voor de recreatieve visserij gebeurt met een mobiele app die aan vernieuwing of actualisering toe is. Mijn vraag is of we dat verder opvolgen en of daar eventueel middelen kunnen worden voor vrijgemaakt zodat we over goede en de juiste data beschikken die op een heel gebruiksvriendelijke manier kunnen worden ter beschikking gesteld om dan op basis van die data voldoende gegevens te hebben om ons beleid op af stemmen. Dat is in de hele landbouw- en visserijsector toch wel een heel belangrijk item.
Minister Crevits heeft het woord.
De recreatieve vissers die informeerden om over te stappen naar een professioneel segment zijn eigenlijk garnaalvissers. De voordelen van die professionele visserij is het feit dat je kunt vermarkten. Dat zou volgens hen niet opwegen tegen de kosten om te voldoen aan alle vereisten inzake veiligheid en bemanning. Dat is eigenlijk de reden. Bij een aantal Belgische lijnvissers die onder Nederlandse vlag varen is er wel interesse om tot de Belgische professionele vloot te behoren. Dat zijn al professionele vissers, een aantal daarvan zijn Belgische ondernemers die in Nieuwpoort aanlanden. Zij vissen heel gericht op zeebaars, zoals ik al gezegd heb, en hebben hier ook rechten voor opgebouwd door hun activiteiten in Nederland. Maar dat maakt dan de overstap weer niet eenvoudig.
Wat de dataverzameling betreft zijn er nieuwe mogelijkheden in het nieuwe Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en Aquacultuur, het MFZVA – dat is de meest sexy afkorting ever. Wat de datacollectie betreft volgen het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) dat in een gezamenlijk project voor de recreatieve visserij op. Er zijn ook middelen bij het fonds en bij het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquacultuursector (FIVA) voor aanpassingen als dat nodig zou zijn.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik dank u voor de verduidelijking dat het enerzijds gaat over garnaalvissers die interesse toonden, maar uiteindelijk aangeven dat het er niet tegen zal opwegen, en dat de interesse anderzijds vooral komt van lijnvissers die onder Nederlandse vlag varen, maar Belgische eigenaars hebben en vooral op zeebaars vissen. Zij zijn al deels geprofessionaliseerd. Ze hebben die investeringen wellicht al gedaan en zijn vertrouwd met die regels van veiligheid en gezondheid en met de arbeidsomstandigheden.
Het is goed om ook met Nederland te kijken naar de verdere mogelijkheden en zaken die moeten gebeuren. Ik ben blij dat er voor die data middelen zijn voorzien uit het EFMZVA en dat het VLIZ en ILVO dat verder opvolgen. Dat is goed. In het kader van de digitalisering en de transformatie die de wereld nu meemaakt, moeten we daar verder op inzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.