Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over een initiatief van het stadsbestuur van Gent, dat aankondigde dat het extra maatregelen zal nemen tegen seksuele intimidatie op straat, op het openbaar vervoer en in het uitgaansleven. Deze maatregelen zijn opgemaakt naar aanleiding van een bevraging van Plan International België, een organisatie die duizend getuigenissen van Gentse jongeren verzamelde over grensoverschrijdend gedrag. Een dergelijke bevraging is intussen ook afgerond in Antwerpen, Brussel en Charleroi.
Die bevraging gaat enerzijds over straatintimidatie en anderzijds over seksuele intimidatie. Zoals u weet, hebben beide een ernstige impact op de mentale gezondheid en het algemeen welbevinden van heel veel slachtoffers. Zo geeft bijna de helft van de slachtoffers aan dat ze na het incident plaatsen beginnen te mijden waar ze zich onveilig voelen. Ze durven het openbaar vervoer niet meer nemen, durven ’s avonds niet meer alleen over straat wandelen, allemaal ten gevolge van de incidenten en de bijkomende angst.
Uit de bevraging blijkt dat meer dan 56 procent van de gemelde incidenten op straat gebeurde, 11 procent op het openbaar vervoer en 9 procent in een bar, restaurant of concertgebouw. Meer dan 12 procent van de incidenten gebeurde op weg naar school.
Het stadsbestuur van Gent heeft nu een speciale taskforce opgericht om de seksuele intimidatie in de stad aan te pakken. Daarbij zal de stad ook met de bevraagde jongeren en Plan International België samenwerken. Ze zullen inzetten op omstaanderscampagnes omdat omstaanders volgens de bevraging nog steeds te weinig tussenkomen.
We hebben het hier al eerder over gehad in deze commissie, maar dat was in het kader van andere vragen. Ik heb u er ook al een aantal schriftelijke vragen over gesteld. In uw antwoord op die eerdere vragen gaf u aan dat lokale besturen vanaf begin dit jaar kunnen intekenen op een gepast ondersteuningsaanbod. U gaf ook al aan dat u via het Plan Samenleven omstaanderstrainingen voor personeel van bepaalde sectoren wilt aanbieden om seksuele intimidatie aan te pakken.
Minister, kunt u meer informatie geven over wat dit gepast ondersteuningsaanbod voor lokale besturen specifiek inhoudt en welke concrete acties in dit aanbod worden voorzien?
Hebt u intussen een zicht op hoeveel steden kozen voor de omstaanderstrainingen in het kader van dat Plan Samenleven en zijn deze projecten al van start gegaan? Zo niet, wanneer zouden ze van start gaan?
Op welke manier zult u extra inspanningen leveren om de steden van het Plan Samenleven te overtuigen van het maatschappelijk en noodzakelijk belang van deze trainingen zodat elke stad kiest voor deze trainingen en er door de vrijwilligheid geen verschillen tussen steden ontstaan?
Welke initiatieven neemt u om extra inspanningen te leveren om seksuele intimidatie op straat aan te pakken voor alle steden en gemeenten, niet enkel de 28 steden uit het Plan Samenleven. Met andere woorden: zult u omstaanderstrainingen voorzien voor alle lokale besturen in Vlaanderen?
Zult u naar het voorbeeld van Gent lokale besturen aansporen om ook een taskforce op te richten om seksuele intimidatie in de openbare ruimte aan te pakken en te voorkomen, aangezien dit een groot maatschappelijk probleem is en de voorbije maanden andermaal is aangetoond dat het steeds groter wordt of steeds meer aan de oppervlakte komt?
De omstaandersstrategie uit het Plan Samenleven is gericht op personeel van bepaalde sectoren zoals sportleerkrachten, horecapersoneel, leraren, jeugdwerkers enzovoort. Op welke manier tracht u de volledige Vlaamse bevolking te sensibiliseren en bewust te maken dat je als omstaander kan ingrijpen? Er zijn initiatieven zoals ‘Wij grijpen in’ van Sensoa. Die zouden breder bekend kunnen worden gemaakt bij de Vlamingen. Is dat een piste die u genegen bent?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, ik dank u voor uw terechte vragen. We hebben daar vorige week tijdens de plenaire vergadering ook al over gepraat. Ik denk dat dit een thema is dat ons allemaal aangrijpt. We zitten in een samenleving die op dat punt gelukkig een fundamentele omslag aan het maken is waarbij we grensoverschrijdend gedrag en seksuele intimidatie niet langer aanvaarden en daar ook komaf mee willen maken. Maar dat is natuurlijk een proces dat heel veel inspanningen vraagt en op heel veel domeinen speelt. De stad Gent toont met haar aanpak aan – en dat is ook mijn overtuiging – dat het lokale niveau daar een doorslaggevende en decisieve rol in kan spelen. Men kan dit immers niet aanpakken met één projectje, één subsidiestroompje, één affichecampagne. Men moet als een lokale cultuur, een stadscultuur als het ware, herijken en daar in de diepte verandering in aanbrengen.
Ik heb dat in 2017 zelf geprobeerd in Mechelen. We hebben toen ook een bevraging gedaan samen met de Thomas More hogeschool. We hebben toen een heel intensief actieplan opgesteld, dat naast een campagne ook een onlinemeldpunt bevatte en waarbij we politie en parket vroegen om nauwkeurig te registreren. Daarbij werden GAS-boetes ingevoerd en werd de politie op straat daar specifiek op georiënteerd. Daarnaast werd gewerkt met professionele omstaandersbegeleiding. We maakten samen met de jeugdbewegingen filmpjes, zetten in scholen gendertrajecten op, vroegen daar in de lessen maatschappelijke oriëntatie extra aandacht voor, organiseerden op de Nationale Vrouwendag een debat en een informatiebeurs, boden samen met Sensoa toneelstukken aan aan jongeren, scholen enzovoort. Er werden ‘train de trainer’-sessies aangeboden en tot slot is toen ook het project Nachtraven ontstaan, waarbij we er in cocreatie met jongeren voor zorgden dat men met smart oplossingen ook veiliger was in het uitgangsleven. Dat project won trouwens de ‘Slim in de Stad’-prijs. Ik geef dit voorbeeld om aan te tonen dat enkel een globale aanpak werkt.
Ik ben van mening dat we onze krachten moeten bundelen en niet voor elk nieuw probleem een plannetje moeten maken. We moeten proberen meer robuust te werken, op 7 prioriteiten en met 24 plannen. Van die 24 plannen zijn er 2 die ingrijpen op deze problematiek.
Het eerste project is straatintimidatie tegengaan. In dezen is straatintimidatie vaak ook seksuele intimidatie. Straat mag men hier ook breed interpreteren als de publieke ruimte. We willen de lokale besturen laten intekenen om een lokaal actieplan uit te werken en uit te rollen. De lokale besturen kunnen kiezen om zelf in te staan voor de realisatie van dit engagement of hiervoor een partnerschap aangaan. Plan International is met het ‘Safer Cities’-traject een mogelijke partner. Ik versterkte de organisatie met een subsidie van 100.000 euro in 2022 om het project kwalitatief en inhoudelijk te versterken en uit te breiden.
Daarnaast is er ook de actie rond het omstaandersprincipe. Via dit principe worden omstaanders gemobiliseerd om niet weg te kijken bij discriminerende acties of intimiderende opmerkingen en om adequaat te reageren. Via concrete vormingen wordt handelingsverlegenheid in een bepaalde situatie omgezet tot gepaste handelingsreflexen. Lokale besturen die hierop intekenen, engageren zich om zowel burgers als professionals te vormen volgens het omstaandersprincipe. U weet dat we in 24 projecten ook KPI’s (key performance indicator) hanteren. Het concrete KPI dat we hier nastreven, is duizend vormingen voor professionelen en duizend vormingen voor burgers per jaar. De mensen die een dergelijke vorming hebben gekregen, kunnen ook anderen in hun organisaties opleiden en vormen. Lokale besturen kunnen hier opnieuw kiezen om zelf in te staan voor de vormingen, maar kunnen ook een beroep doen op partners wanneer zij daar nood aan hebben.
De opstart van het Plan Samenleven zal worden georganiseerd aan de hand van een subsidieoproep die eind februari wordt gelanceerd. Ik heb bijgevolg nu nog geen zicht op hoeveel gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zullen kiezen om specifiek in te zetten op de acties rond straatintimidatie en het omstaandersprincipe. U weet dat 32 gemeenten heel expliciet een samenwerkingsovereenkomst aangaan, goed voor twee derde van de migratie in Vlaanderen, ook de migratie van de tweede en derde graad. Maar daarnaast kunnen ook anderen daarop inschrijven, zoals intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
U vraagt hoe ik kan garanderen dat ik alle gemeenten bereik. Ik kan dat niet garanderen, omdat ik denk dat een dergelijk plan enkel werkt wanneer er een engagement is bij een lokaal bestuur. Men kan zoiets heel moeilijk opleggen. We zullen wel een inspirerende catalogus maken voor alle lokale besturen met extra toelichting bij elke actie. Deze catalogus zal binnenkort op de website van Plan Samenleven verschijnen. Hierdoor hopen we dat zoveel mogelijk lokale besturen intekenen op zoveel mogelijk acties. Dat intekenen is een vorm van engagement. Gemeenten moeten dat niet voor de show doen of omdat ze niet willen achterblijven. Ik geloof veel meer in een intensieve aanpak. Ik hoop op tien intensieve projecten per jaar, die dan inspirerend kunnen zijn voor anderen en die via het olievlekmodel anderen kunnen bevruchten en inspireren. Stel u voor dat we alle steden in Vlaanderen die cultuuromslag kunnen laten maken, dan zal het gevolg zijn dat er in heel Vlaanderen een cultuuromslag komt. Die cultuuromslag op microschaal zorgt ook voor een cultuuromslag op macroschaal.
Op die manier willen we daarmee aan de slag.
U hebt ook terecht verwezen naar Sensoa, dat waardevol werk doet in de strijd tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag in de openbare ruimte met de actie #WijGrijpenIn. Ik heb begrepen dat ze momenteel werken aan een kadermethodiek rond het omstaandersprincipe voor lokale besturen. Dat is een potentiële partner voor die lokale besturen. Ik zal de campagne alvast opnemen in de volgende gelijkekansennieuwsbrief gericht aan de lokale besturen, met een oproep deze campagne algemeen bekend te maken bij de burger.
Mevrouw Moerenhout, ik hoop dat ik daarmee een aantal concrete antwoorden heb gegeven op uw terechte vragen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik ben een beetje teleurgesteld in uw antwoord. Ik ken natuurlijk het Plan Samenleven, en ik wil mijn kritiek op dat plan loskoppelen van de bezorgdheid die ik op uw agenda wil zetten. Ik vind dit gewoon niet voldoende wanneer ik de omvang zie van de problematiek van straatintimidatie en seksuele intimidatie, en de omvang van alles wat moet gebeuren om die problematiek aan te pakken. Dat is immens.
U hebt opgesomd wat er in Mechelen is gebeurd en dat is redelijk analoog met wat er in Gent aan het gebeuren is, en dat is heel wat. U zegt dat u dit niet wilt opleggen maar de lokale besturen wilt voorstellen daarop in te tekenen, en dat is iets helemaal anders dan wat ik u wil horen zeggen, namelijk om dit actief en proactief aan te bieden. Ik vind dat ontzettend jammer. Slechts 2 van de 24 projecten van het Plan Samenleven gaan daarover, en het Plan Samenleven gaat maar over 28 steden. Met alle respect, maar als men dan de omvang van het probleem ziet, het aantal slachtoffers en de ingrijpende gevolgen van dergelijke incidenten, dan moet er toch veel meer gebeuren. Ik heb al gezegd dat 40 procent van de slachtoffers achteraf niet meer vrij durft te bewegen. Vrijheid is toch ongelooflijk belangrijk, zeker voor uw partij. Wat mij betreft, is dat momenteel absoluut een onvoldoende antwoord op deze problematiek, die overigens de volgende jaren alleen maar meer aandacht zal genereren. Ik zie er dan ook alleen maar kansen in voor u als minister om daar actiever mee aan de slag te gaan. Ik zou u toch willen oproepen om die taskforce zoals in Gent en alles wat u inzake Mechelen hebt opgesomd aan te bieden aan andere steden.
U zegt dat u eind februari de oproep zult doen voor de omstaanderstraining. Zelfs wanneer daar maar één stad op intekent, wordt dat toch allemaal uitgewerkt. Het gaat over nuttige informatie en broodnodige vormingen. Ik wil u dan ook vragen om dat op een breder vlak uit te rollen.
Minister, ik zal u daar blijven over ondervragen. Ik vind uw antwoord vandaag helaas niet afdoende voor de situatie die zich vandaag aan het ontrollen is.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, ofwel heb ik me verkeerd uitgedrukt, ofwel begrijpt u verkeerd wat wij doen. Voor mij is dit een heel belangrijke problematiek en het is evident dat ik die maximaal wil uitrollen. Dus in plaats van versnipperde kleine programmaatjes aan te bieden waarbij er twee omstaanders worden opgeleid in stad A en drie in een andere, hebben wij de onwaarschijnlijke ambitie om duizend vormingen voor professionelen en duizend vormingen voor burgers per jaar aan te bieden. Dat is veel meer dan het aantal dat de afgelopen jaren in totaal is opgeleid. Dit is dus een massief project, een massief programma.
2 van de 24 sporen gaan hierover, maar het is niet zo dat elke stad een spoor kiest. Uit gesprekken met de meeste steden blijkt dat zij bereid zijn het overgrote deel van de projecten uit te rollen. Op die manier kunnen ze ook van elkaar leren hoe ze dat moeten doen. Ik zou dus even wachten met uw kritiek dat het te weinig is nog voor de oproepen zijn gelanceerd en de inschrijvingen zijn gebeurd. Ik ben ervan overtuigd dat een belangrijk deel, misschien wel het overgrote deel van de steden, daar actief en op eigen verantwoordelijkheid zal op inschrijven en dat er daarnaast nog conglomeraten van andere gemeenten zullen zijn die eveneens de handen in elkaar zullen slaan omdat te doen. En als het alleen maar de 28 steden zijn, dan bereiken we een derde van de Vlamingen, en dat in een context waarin straatintimidatie of seksuele intimidatie in de publieke ruimte het sterkst aanwezig is. Het is spijtig genoeg sterker aanwezig in Mechelen dan in Bonheiden. En het is spijtig genoeg sterker aanwezig in Gent dan in Sint-Martens-Latem. Het probleem bestaat daar ongetwijfeld ook maar wanneer de mensen uit Sint-Martens-Latem willen genieten van een avondje uit, zullen ze gemakkelijker naar Gent gaan waar die problematiek zich misschien wellicht scherper zal stellen, zal dat ook eerder het geval zal zijn in Antwerpen dan in kleinere gemeenten. Maar ook kleinere gemeenten kunnen erop inschrijven.
We beginnen de volgende weken met de vraag wie meedoet, en we promoten dat. We zijn met al die steden al gaan praten en er is een grote bereidheid om daarop in te schrijven. Dus voor u zegt dat het te weinig is, wil ik u vragen om even te wachten tot we weten wie er allemaal meedoet. En nogmaals, steden moeten niet op 1 of 2 projecten inschrijven, ze kunnen op alle 24 projecten inschrijven. En verschillende steden, zeker de grote steden, zullen dat ongetwijfeld doen. Welke zin heeft het om elkaar wijs te maken dat een stad op zoiets inschrijft maar daar dan verder niets mee doet? We kennen al die projecten toch, mevrouw Moerenhout, die op het terrein niets hebben veranderd, die misschien een mooie nota zijn, waar misschien een mooi verslag van geschreven is maar waarmee op straat niets is gewijzigd. Ik heb het meegemaakt in mijn stad. We hebben daar gedurende twee jaar intensief aan gewerkt, dat vraagt een enorme krachtinspanning en een enorme focus van een hele organisatie om daarmee bezig te zijn. En ik ben ervan overtuigd dat we dat over een aantal jaar opnieuw zullen moeten doen, omdat die cultuuromslag natuurlijk nooit helemaal verworven is. We zullen daar dus opnieuw moeten op inzetten.
Wanneer wij steden verplichten om dat te doen zonder dat er de bereidheid is om daar echt aan mee te werken, dan wordt dat een maat voor niets. Het zijn net de voorbeelden van Gent, Mechelen en ongetwijfeld nog andere Vlaamse steden die we moeten uitrollen en opschalen. Dat is de kern van het idee van het Plan Samenleven. We moeten goede projecten op het terrein uitwerken en die dan uitrollen over de rest van Vlaanderen. Ik ben het niet eens met u dat dit te weinig is, ik denk dat dit heel ambitieus is, veel ambitieuzer dan in het verleden. Elke gemeente die dat wil, kan zich daarop inschrijven. Zij moeten zich organiseren, dat kan vandaag ook samen met een hele regio, en kunnen dan evenzeer van dat project genieten. Trouwens, niets houdt een gemeente of een stad tegen om dat vandaag te doen, alleen zorgen wij er nu voor dat er professionele organisaties zijn die we extra hebben gesubsidieerd en die klaarstaan om die steden en gemeenten te helpen die zich willen inschrijven in dat plan.
U mag het me niet kwalijk nemen, maar ik ga niet akkoord met uw kritiek en vind die alleszins voorbarig. Ik denk dat we beter wachten tot we weten wie heeft ingeschreven. Dat zullen we over anderhalve maand weten. Ik denk dat we dan nog eens met elkaar moeten praten om te zien of hoever we staan.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord
Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
U zegt dat het meer is dan in het verleden. Dat klopt, en dat zal ik uiteraard niet betwisten. U bent deze legislatuur begonnen als minister van samenleven en ik, en naar ik vermoed heel veel mensen met mij, verwachten dan ook heel veel van u.
Het is in die zin dat mijn vragen ook zijn opgesteld. Voor mij ligt de lat voor u als minister van Samenleven hoog, u moet meer doen dan gewoon beter dan in het verleden.
Twee, wat u zegt over de omstaandersvorming voor duizend professionelen en duizend burgers, klopt: het is … (onverstaanbaar) … project. Dat wil ik niet tegenspreken, dat project is heel waardevol. Mijn bezorgdheid of kritiek – eventueel voorbarig – gaat erover dat het knooppunt of de hefboom bij de lokale besturen zit. Als er een verandering of een ommekeer, een bewustwording, moet komen in de samenleving, op ontzettend veel domeinen, dan zijn die lokale besturen ‘the place to be’.
Ik zal positief afsluiten. U hebt me hoop gegeven. Ik hoor u zeggen dat er steden zijn die inschrijven op alle 24 projecten. Dat ligt dan wat mij betreft boven de verwachtingen. Ik volg u dus en ik zal u het voordeel van de twijfel geven. Ook het Plan Samenleven geef ik het voordeel van de twijfel. We kunnen het debat dan binnen een aantal weken of maanden opnieuw opnemen. Daar kijk ik naar uit, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.