Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het tekort aan inspecteurs in de kinderopvang
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb u op 26 mei 2021 een vraag gesteld over de inspectie in de kinderopvang. U hebt mij geantwoord dat er eigenlijk maar om de twee jaar inspectie is in de kinderopvang, dat dat in sommige regio’s zelfs klimt tot om de drie jaar, en dat er in de Brusselse gezinsopvang maar om de zes jaar wordt gecontroleerd, terwijl op de website van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) staat te lezen dat er minstens twee keer in een periode van drie jaar moet worden geïnspecteerd in de groepsopvang en de gezinsopvang.
We zitten natuurlijk in een bijzondere situatie. We zitten met een basissituatie waarbij we veel meer baby's en peuters per persoon mogen opvangen dan op andere plekken in Europa. Dat maakt de basisuitdaging al moeilijk. Dat is een omstandigheid waarin, zo geven specialisten aan, een inspecteur een coachende rol zou kunnen spelen en waarin de MeMoQ een veel belangrijkere rol zou kunnen spelen. Inspecteurs zouden, naast het controleren, ook kunnen opkomen voor de mensen in het kinderdagverblijf, als ze zien dat de omstandigheden niet worden gerespecteerd. Dat is iets waarover we ook veel signalen horen in de kinderopvang, dat zelfs de huidige normen worden overschreden, en zelfs stelselmatig worden overschreden, dat de werkdruk veel te hoog is, maar ook dat de normering de facto niet wordt gerespecteerd.
Ik zag u reageren op de persaandacht hierrond door te zeggen dat de diensten zelf de onthaalouders controleren. Sowieso maakt dat maar een deel uit van de kinderopvang. Maar dat is eigenlijk ook de omgekeerde wereld, want de onthaalouders werken al helemaal in een moeilijke context. Die hebben vanuit hun diensten geen mensen nodig die ook nog extra controleren. Die hebben daar juist hulp en ondersteuning nodig. Die werken helemaal alleen. Maar natuurlijk is het bij heel grote misstanden ook een probleem dat de inspectie zo weinig langskomt, want er kan al heel lang iets aan de hand zijn. En de inspectie moet dat dan én sneller kunnen detecteren én ook sneller en vaker controleren nadien.
Daarnaast is er natuurlijk het feit dat als men meer op misstanden controleert, de inspectie ook minder basiscontrole kan doen, zoals bij de MeMoQ, waarvan duidelijk werd dat, aan het tempo dat de MeMoQ nu wordt afgenomen, we er niet gaan komen binnen een redelijk aantal jaren.
Minister, dit geeft dus eigenlijk een probleem aan dat heel breed gaat. We staan structureel onderbemand in de kinderopvang. De mensen in de kinderopvang geven zelfs aan dat de dagen dat de inspectie komt, moeilijker zijn voor hen, omdat ze dan nog minder aandacht aan de kindjes kunnen geven. Maar in het OESO-rapport waar we het vorige week over gehad hebben, ‘Starting Strong VI’, komt ook heel duidelijk naar voren dat Vlaanderen niet zo goed scoort in opleiding en coaching en ‘learning on the job’ in de kinderopvang. Dat geeft eigenlijk een basisprobleem van respect aan voor de taken van de kinderopvang en voor de kinderopvang zelf.
Ik heb dus twee concrete vragen. Ten eerste hebt u al een paar keer gesproken over een plan dat u op tafel wilt leggen rond de kinderopvang. Ik heb u al twee keer heel concreet gevraagd wanneer dat plan er gaat komen. Ik hoop dat u daar deze keer wel concreet op antwoordt, want de vorige keren hebt u dat heel erg omzeild. Dus nu stel ik het heel expliciet en heel duidelijk.
Ten tweede vraag ik me ook af hoe u dit concrete probleem gaat aanpakken, zodat kinderopvanginitiatieven op regelmatige tijdstippen worden geïnspecteerd en ondersteund, maar ook zodat het plan om MeMoQ af te nemen bij kinderdagverblijven ook sneller kan worden opgevolgd. Als ik het goed begrijp, zal men daar aan het huidige ritme immers pas over tien jaar klaar mee zijn, en dat lijkt me toch behoorlijk onwenselijk.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we hebben in deze commissie al een aantal keren gesproken over extreme situaties van mishandeling of fraude in sommige kinderopvanginitiatieven. Minister, we hebben daarover gediscussieerd. Ik heb daar toen ook zowel vragen om uitleg als actuele vragen over ingediend, net als een aantal collega’s. Ik denk toch te mogen concluderen uit die discussies dat we het er allemaal over eens waren – minister, u ook – dat het opvolgen van de kwaliteit en zeker ook een snelle interventie bij klachten belangrijk zijn. Ik blijf het zeggen: je geeft het kostbaarste geschenk af in de kinderopvang. Ik zei dat vroeger ook tegen mijn leerlingen verzorging. Dat kindje is drie maanden of zelfs soms nog jonger, en je geeft dat met een heel klein hartje af, in de hoop dat het zich daar ontwikkelt, groeit, bloeit, zorg krijgt, iets leert en dergelijke meer. In heel, heel, heel veel initiatieven, zowel groepsopvang als gezinsopvang, is dat daadwerkelijk het geval, gebeurt dat met hart en ziel, gebeurt dat met de nodige omkadering, gebeurt dat op een zeer kwaliteitsvolle manier. Ik wil dat hier ook met zoveel woorden gezegd hebben.
Dat maakt echter ook dat we de uitwassen, de zaken waar het misgaat, ook effectief moeten detecteren en snel aanpakken. We hebben de twee nodig. Detecteren, dat is de inspectie. Op klachten of meldingen moet dan heel snel kunnen worden gereageerd. Minister, u was de voorstellen die we daarrond hebben gedaan, ook genegen.
Mijn verbazing was echter groot toen ik naar aanleiding van de vraag van collega Groothedde in de krant las dat er slechts 31 inspecteurs zijn voor 1926 kinderdagverblijven, 452 groepsinitiatieven, 4066 onthaalouders en 204 opvanglocaties in Brussel die onder de Vlaamse bevoegdheid vallen. Minister, als we dat extrapoleren naar Vlaanderen, dan heb ik daar natuurlijk minstens even grote vragen bij, zeker in het licht van de debatten en de discussies die we hier reeds hebben gehad.
Minister, hoeveel tijd tussen twee inspecties vindt u aanvaardbaar? Welke rol speelt MeMoQ in het opvangen van de tekorten bij de inspecteurs? Het Vlaams intersectoraal akkoord (VIA) zorgt ervoor dat het team van inspecteurs met een tiental wordt uitgebreid, wat ik alleen maar kan toejuichen. Acht u dat voldoende om het probleem van de interventietijd na klachten en meldingen op te lossen, en ook dat van die tijd tussen twee inspecties? Wat zult u naast het reeds aangehaalde nog doen om het tekort aan inspecteurs op te volgen en aan te pakken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, Zorginspectie heeft bij de start van het decreet inzake de kinderopvang van baby’s en peuters keuzes gemaakt over de methodiek en de frequenties op basis van de beschikbare inspectiecapaciteit. Om het grote aantal inspectielocaties – momenteel zijn er meer dan 6600 vergunde locaties – te inspecteren, wordt ingezet op risicosturing. Dat houdt in dat Zorginspectie meer inspecteert waar zich ook meer risico’s voordoen. Als richtnorm werd voorgesteld om kinderdagverblijven en zelfstandige onthaalouders 2 keer in een periode van 3 jaar en aangesloten onthaalouders 1 keer in een periode van 5 jaar te inspecteren. Samen met u stel ik vast dat Zorginspectie deze frequentie niet haalt. Belangrijke kanttekening daarbij is wel dat klachten en gevaarsituaties altijd prioritair en snel de nodige opvolging kregen.
Wat de capaciteit betreft, komt het erop neer dat er eind 2020 77 inspecteurs waren bij Zorginspectie, waarvan 31 voor kinderopvang. Collega Groothedde, eind mei stelde u hierover ook al een schriftelijke vraag.
Op 5 maart 2021 besliste de Vlaamse Regering op mijn initiatief om negen extra inspecteurs aan te stellen in het kader van de sociale Maribel. Deze inspecteurs zullen worden toegevoegd aan Zorginspectie en daar de prioriteiten opnemen die zich aandienen. Kinderopvang is daar uiteraard eentje van. Zelfs indien deze versterking volledig naar inspecteurs voor de kinderopvang zou gaan, dan zitten we nog aan een relatief hoge ratio van het aantal te inspecteren locaties per zorginspecteur. Ik ben dan ook tevreden dat de vraagstellers niet enkel refereren aan Zorginspectie als het gaat om de kwaliteit van de kinderopvang, maar ook de ondersteuning en de coaching noemen als belangrijke elementen voor een goede kwaliteit.
In dat verband kan ik aangeven dat elke organisator gebruik kan maken van het informatie- en ondersteuningsaanbod van Opgroeien. En er is heel wat ondersteunend materiaal via de website. Elke organisator in de kinderopvang kan ook terecht bij Mentes of bij de pools gezinsopvang, gesubsidieerd door Opgroeien, met vragen voor ondersteuning. Voor organisatoren die tot een prioritaire doelgroep behoren, is deze ondersteuning bovendien kosteloos. Daarbij wordt prioritair ingezet op het versterken van het beleidsvoerend vermogen van de organisatoren. En we hadden het al eerder over de versterking met 174 extra vte’s voor de coaching op de werkvloer vanuit VIA 6.
Ik denk dat we wat de kinderopvang betreft moeten durven na te denken over een kwaliteitsbewakingssysteem dat inzet op meerdere dimensies, waarvan de inspectie er zeker eentje is, maar zeker niet de belangrijkste. Dat we onze inspecties inzetten wanneer er zich crisissituaties voordoen of er klachten komen, is evident. Maar in het toekomstplan voor de kinderopvang moet er ruimte zijn om in te zetten op de andere dimensies van kwaliteit: kwaliteitsvol en goed opgeleid personeel, coaching en ondersteuning op de werkvloer en het verhogen van het beleidsvoerend vermogen, om er maar enkele te noemen. U weet dat daar binnen Opgroeien een traject voor is ingezet.
De pedagogische inspecties in het kader van MeMoQ, een afkorting voor meten en monitoren van pedagogische kwaliteit, vragen op de manier waarop dat vandaag georganiseerd is gemiddeld meer tijd dan andere inspectiebezoeken. Op korte termijn biedt dit dus geen soelaas voor de tekorten bij de inspecteurs.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik ga het nu nog eens veel dringender zeggen. U hebt heel duidelijk gehoord dat ik heel expliciet gevraagd heb wanneer het toekomstplan er komt. Ik heb u die vraag al herhaaldelijk gesteld in vragen om uitleg. Ik heb nu heel aandachtig naar uw antwoord geluisterd. Ofwel heb ik erover geluisterd en dan vraag ik u beleefd om het nog eens te herhalen. Ofwel hebt u het weer niet aangehaald. Dat is dan al een derde keer bij een vraag om uitleg dat u er niet op antwoordt. Dan wil ik alstublieft dat u in tweede instantie eindelijk die vraag wel beantwoordt. Dit is echt belangrijk, want anders blijft het een belofte en daar hebben we niks aan. Daar heeft kinderopvang ook niks aan. Dus alstublieft antwoordt u nu ‘eindelijk’ – dat durf ik toch wel zeggen – op die vraag.
Wat de tweede vraag betreft: daar bent u op ingegaan, maar daar is wel wat contradictie. U zegt dat de inspecteurs nu op urgentie moeten werken. Ik hoor dat dat bevestigd wordt op het terrein. Dat zorgt ervoor dat die 31 mensen, waar er nu, och god, een paar bij komen – u zegt zelf dat als ze zelfs allemaal naar de kinderopvang gaan, ze nog altijd zwaar onderbemand zijn – moeten springen op urgentie. Dat zorgt ervoor dat er dus met te weinig inspecteurs nog minder systematische coaching is van de kinderopvang, want ze moeten naar de urgentie kijken.
En wat het ondersteunen betreft, zegt u dat de kinderopvang een beroep kan doen op Mentes en op het ondersteuningsaanbod van Kind en Gezin. Maar dat is het probleem niet. Het probleem is dat er nu geen plaats wordt gemaakt door het beleid voor coaching op de vloer, voor ‘learning on the job’. Binnen de huidige normen is daar geen plaats voor. Dat is een probleem. Er wordt door de Vlaamse Regering heel vaak gepraat over welzijn op het werk, burn-outs, enzovoort, maar de kinderopvang is aan het leegstromen. Mensen beginnen niet meer aan de opleiding. Dit hier zou tenminste al een verschil maken, al was het maar omdat u daarmee aan de kinderopvang aangeeft: 'Wij appreciëren u wel, wij respecteren u wel.' U weet heel goed dat dat systematisch rondgaat in de kinderopvang dat er gebrek is aan respect vanuit de Vlaamse Regering. Daar kunt u concrete keuzes maken.
MeMoQ gaat misschien de inspectie wat meer belasten, maar dat zorgt er tenminste voor dat er wel een systematische opvolging is van de kinderopvang. Daar heb ik dus een derde vraag. Gaat u daar, buiten het toekomstplan, buiten ‘learning on the job’, systematisch plaats voor maken, niet aanbod geven? Want als er geen plaats is, doet dat aanbod er niet toe. Gaat u ervoor zorgen dat er een versnelling plaatsvindt? Want op dit moment zijn er nog maar 22 procent – uit het hoofd even, maar het zit in die grootteorde – van de kinderopvanginitiatieven gescreend en ging het – nogmaals uit het hoofd – tot tien jaar duren om al die opvanginitiatieven te screenen. Dan zijn we niet goed bezig. Dan hebben we misschien een goed meetinstrument, maar als het niet wordt toegepast, wat zijn de mensen op het terrein er dan mee? Gaat u daar dus een versnelling invoeren en op welke manier?
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt, minister, dat die negen inspecteurs er extra zijn. Maar zoals ik het had begrepen, zijn dat er twee voor kinderopvang en zeven voor de jeugdhulp. Kunt u dat nog even bevestigen?
U hebt toen bij die vraag om uitleg ook aangehaald dat binnen het kader van het herdenken van de inspectie, namelijk het project ‘Zorginspectie 3.0’, er ook wordt ingezet op een organisatie die nog sterker risicogestuurd, competentiegedreven en effectief is. U hebt dat hier net nog eens herhaald, die risicosturing. Maar wat houdt die risicosturing nu net in? Is dat enkel de anciënniteit? Wat zijn de parameters? Wat is de datamining die ertoe leidt dat het op die manier sterker gestuurd wordt? Daar ben ik nog niet volledig in mee.
Dat er sneller wordt opgetreden bij klachten, ja, ik mag het hopen. Dat was een van de eerste issues die we hier hebben aangehaald deze legislatuur in deze commissie. Toen was er wel heel veel tijd verstreken tussen de meldingen en de effectieve ingreep. Ik ben dus blij te horen dat dat nu veel korter op de bal zit.
U hebt ook aangehaald dat we sneller zullen gaan bij ernstige incidenten. Wil dat dan zeggen dat er een apart team is dat daarvoor ter beschikking staat?
Een laatste zaak die ik u wilde vragen, heb ik ook al een paar keer opgeworpen, zijnde het openbaar maken van de inspectieverslagen. Dat zou naar transparantie toe, ook naar ouders, toch al een belangrijke stap zijn. Hoe ver staan we daarmee?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
We vinden het natuurlijk ook ontzettend belangrijk dat de kwaliteit in alle kinderopvanginitiatieven wel degelijk gegarandeerd is. Zoals de minister zei, zijn ondersteuning en coaching daarbij natuurlijk heel erg nodig en kunnen al die kinderopvanginitiatieven vanzelfsprekend op een heel positieve en motiverende manier helpen. Maar zorginspectie, en inspectie ‘as such’, is vanzelfsprekend het sluitstuk voor de initiatieven waar het niet altijd goed loopt.
Minister, op 23 maart heb ik een vraag om uitleg gesteld naar aanleiding van het bericht over de bijkomende inspecteurs bij de zorginspectie in het kader van de sociale Maribel. U hebt toen gesteld dat er inderdaad negen extra voltijdsequivalenten (vte’s) zouden bij komen en dat de secretaris-generaal zou zorgen voor de verdere implementatie. Hoever staat het met die implementatie? Hebben we zicht op het tijdspad?
In de plenaire vergadering hebben we eind vorig jaar een debat gehad naar aanleiding van berichten over grensoverschrijdend gedrag in bepaalde kinderopvanginitiatieven. U hebt toen een expertenteam aangekondigd dat losstaat van de zorginspectie, maar dat dan die gevallen van ernstige tekortkoming zou moeten onderzoeken. Wat is de stand van zaken daarin?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is natuurlijk heel belangrijk dat we kinderopvanginitiatieven controleren op hun kwaliteit. Ik ben ervan overtuigd dat de meerderheid van de kinderopvang dat ook heel goed doet. Maar je hebt altijd een minderheid die toch wel over de schreef gaat en die we strenger moeten aanpakken. Die kelderen natuurlijk ook het vertrouwen in kinderopvang. Die moeten we er echt kunnen uit halen.
Er moeten voldoende inspecteurs zijn. In artikel 15 staat dat de Vlaamse Regering toezichthouders kan aanwijzen naast Zorginspectie. Kunt u daarover meer toelichting geven? Zijn er nog verdere mogelijkheden?
We hebben vorig jaar de discussie over de kindermishandeling in de kinderopvang gehad. Er waren toen een aantal incidenten vastgesteld. Hoever staat het met de remediëring op dat vlak?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Groothedde, u vraagt me om een timing en ook om geen loze belofte te doen, dus ik zal geen loze belofte doen. We zitten met Opgroeien in een verkennende fase om het toekomstplan voor de kinderopvang vorm te geven. We hebben daarnet een hele gedachtewisseling over het toekomstinvesteringsplan voor de zorg gehad. Ook daar is er hard aan gewerkt en nu komen we tot het volgende, namelijk de toekomst voor de kinderopvang. Dat is een breed onderzoek, dus ik zal u vandaag niet kunnen zeggen wanneer dat afgerond zal zijn. We zijn samen met Opgroeien nog de scope en het proces van het project aan het bepalen. De bedoeling is om die visie duidelijk te hebben en daarmee ook in de volgende legislatuur aan de slag te kunnen gaan. Ik zal daar nu niet te veel op vooruitlopen. Dat is niet de bedoeling.
Verder is MemoQ een good practice. Dat is een manier om ermee te kunnen omgaan. Daarin zit zowel de zelfevaluatie als het inspectie-instrument voor Zorginspectie zodat die pedagogische observaties kan doen. Dat is heel belangrijk, maar ook tijdrovend. Het is niet de bedoeling om dat instrument af te bouwen.
Ik heb de suggestie van collega Saeys gehoord en we zullen die ook meenemen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik vroeg niet of u MemoQ zou afbouwen, maar op welke manier u voor versnelling zou zorgen zodat we niet vele jaren moeten wachten tot eindelijk alle kinderopvanginitiatieven zijn geëvalueerd via MemoQ. Er is een goed instrument, maar er moet een fameuze versnelling worden doorgevoerd zodat we een algemene evaluatie hebben. Hoe relevant is een evaluatie die over tien jaar wordt genomen? Dat was mijn punt en niet of het zou worden afgebouwd.
Ik wil nog even benadrukken dat er hier soms een beetje naast de kwestie wordt gepraat. Er is inspectie nodig wanneer het gaat om mensen die uit de bocht gaan. In elke sector en in elk beroep zullen er altijd mensen zijn die iets uit slechte wil of uit onwil niet goed aanpakken. Daarvoor dient een inspectie. Maar het probleem hier is dat het niet meer gaat om mensen, maar om een sector die in een collectieve burn-out aan het belanden is. We zitten hier echt met een grote crisis. Er stoppen ontzettend veel mensen. Er belanden zo ontzettend weinig mensen in het beroep dat het niet genoeg is om er een knelpuntberoep van te maken en gewoon maar promotie te voeren. Er moet structureel iets gebeuren zodat die mensen die vanuit passie en overtuiging in het beroep stappen, in het beroep willen blijven, maar er ook in kunnen terechtkomen.
Het enige wat zij op dit moment kunnen doen, en dat is niet uit onwil, is negatieve reclame voor hun eigen beroep voeren. De veranderingen die moeten gebeuren zullen moeten gebeuren voor hun welzijn, maar ook in het voordeel van de baby’s en peuters. Want op dit moment is het echt zo dat die mensen heel vaak vanuit liefde voor de job erin stappen, maar dat ze zien dat de normen ook slecht zijn voor de baby’s en de peuters, en dat zij zelf dag in, dag uit moeten tekortschieten. Op dat moment zit je niet met rotte appels, dan zit je met een normering, met een situatie, met een kader dat niet in orde is. Ik hoop dat uw toekomstplan er heel snel komt, en ik hoop dat het een echt antwoord biedt aan deze sector.
Voor die bachelors Pedagogie van het Jonge Kind die u nu op de vloer brengt, hoop ik dat u die nu ook echt samen met de mensen op de vloer laat werken. Want dat is echt op de vloer de dingen veranderen, in plaats van dat je iemand in een kamertje laat werken en af en toe laat aangeven hoe iemand het moet doen die wel op de vloer staat.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt, minister. In uw antwoord was u wel wat verwarrend over MemoQ, moet ik in alle eerlijkheid toegeven. MemoQ is natuurlijk een zelfevaluatie-instrument; het is geen directe trigger naar die risico’s. Dat is waar ik naar vroeg: waar zitten nu die risico’s? Ik kan mij inbeelden dat een opvanginitiatief dat zelf vindt dat het niet allemaal zo geweldig loopt, daar ook niet mee te koop loopt, en dat men dat ook niet zelf gaat laten weten aan de Zorginspectie. Dat zou wat raar overkomen.
Daar ben ik toch nog altijd op zoek naar die datamining, zoals ik zei. Welke risicofactoren gaan inderdaad de trigger zijn om daar langs te gaan, zonder dat we effectief al klachten hebben en dat er situaties zijn die niet door de beugel kunnen? Want dat is natuurlijk hetgeen we met inspectie net willen vermijden. Daar blijf ik toch nog een beetje op mijn honger zitten, minister. Maar we volgen dat in elk geval verder op, want ik heb begrepen dat u wel die risicoanalyse verder wilt uitwerken, alsook dat handhavingsbeleid, net als het openbaar maken van de inspectieverslagen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.