Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, terwijl onze leerlingen deze dagen het beste van zichzelf geven – een aantal nog ‘geven’, maar heel wat ‘gaven’ – op toetsen en examens, nadert ook voor leerkrachten het einde van het schooljaar. En net zoals vorig jaar is het opnieuw een apart schooljaar geweest, waardoor deliberaties en klassenraden niet evident zullen verlopen.
Het is onnodig om te zeggen dat er vorig jaar in 2020 vanaf eind maart de coronacrisis was, waarbij scholen wekenlang gesloten werden. Daardoor werd er mogelijk milder gedelibereerd. Er werd toen gezegd dat de leerlingen er ook niet aan konden doen. Dit schooljaar is er bijna het volledige schooljaar lesgegeven, ook al verliepen, alvast in het secundair onderwijs, heel wat lessen digitaal. Er waren ook een aantal extra afkoelingsweken, die we niet noodzakelijk vroegen, maar die wel beslist werden op andere niveaus. Leerlingen konden wegens quarantaine – ofwel van zichzelf ofwel van medeleerlingen of van de ouders – de les niet volgen en sommige lessen vielen weg door quarantaine of afwezigheid van leerkrachten. Met andere woorden, het was toch wel een grote puzzel om alles gelegd te krijgen, waarbij het toch niet allemaal hetzelfde verlopen is zoals dat in een gewoon schooljaar zou zijn.
Sommige leerkrachten wijzen de misschien wat mildere deliberatie van vorig schooljaar aan als een potentieel onderdeel van de minder goede resultaten van leerlingen dit jaar, ondanks of boven op corona. Experts geven aan dat scholen nu, mede op basis van die ervaring, potentieel minder mild zullen beoordelen dan vorig jaar en dat er ook volop zal worden ingezet op herexamens, speciale zomertrajecten en het inhalen van stages tijdens de zomervakantie, vakantietaken, enzovoort. In het regeerakkoord werd hieromtrent het volgende opgenomen: “Het evaluatiesysteem moet duidelijk en betrouwbaar zijn voor ouders en leerlingen, met minimale planlast voor leerkrachten, waardoor juridische interpretaties worden vermeden. Herexamens zijn voor een klassenraad een goed instrument om bepaalde leerlingen de kans te geven om alsnog over te gaan naar het volgende jaar of om een bepaalde studierichting, basisoptie of pakket te volgen. In het algemeen moet opnieuw meer vertrouwen gegeven worden aan de klassenraden, die met kennis van zaken leerlingen oriënteren op basis van formele evaluaties.”
Collega’s, waarom stel ik deze vraag vandaag? Uiteraard is de klassenraad autonoom. Ik wil dat hier met zoveel woorden zeggen, gezegd hebben en blijven herhalen, maar vorig jaar ervaarden zij toch enige druk om milder te delibereren, om sommige leerlingen alsnog A-attesten te geven, terwijl er links en rechts wat twijfel was. Blijkbaar zijn de klassenraden wel juist, want dit jaar stellen ze vast dat leerlingen alsnog vastlopen, met alle gevolgen van dien voor die leerling. Maar ook in het licht van remediëring: er was een extra jaar en het is toch niet gelukt.
Minister, zult u voor het einde van het schooljaar – en dat is nu ongeveer – nog een keer benadrukken dat herexamens en andere evaluatie-instrumenten in het licht van een uitgestelde beslissing, een waardige piste zijn in een evaluatiebeleid?
Zijn er bepaalde wijzigingen nodig aan de onderwijsregelgeving om bijvoorbeeld stages en dergelijke in de zomervakantie toch nog te kunnen laten doorgaan in dit coronajaar?
Welke initiatieven voorziet u om ook volgend jaar nog te kunnen werken aan potentieel opgelopen achterstand? Minister, mijn vraag was blijkbaar visionair en uw antwoord ook, want we hebben zonet in het programmadecreet die bijsprong goedgekeurd, dus dat hebben we hier al allemaal samen aangepakt.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de laatste vraag betreft, er is inderdaad de bijsprong, maar ook het lerarenplatform. Ik was dat daarstraks eigenlijk nog vergeten te zeggen, toen de heer Laeremans opmerkte dat het verleden jaar 2200 was en nu 1600 is. Ik zei dat we aan de andere zijde natuurlijk zekerheid voor 3 jaar hebben en dat het aanwendingspercentage meer in lijn wordt gebracht met de realiteit, namelijk 80 procent, maar bovendien was er in andere jaren nooit sprake van een bijsprong, die we in dezen wél realiseren. Er is dus 15 miljoen euro en 85 miljoen euro, allebei voor extra handen in de klas. Samen is dat welgeteld 100 miljoen euro extra voor die handen in de klas.
Nu kom ik tot de herexamens. Vorig jaar al heb ik, trouwens naar aanleiding van een debatje dat we hadden gevoerd in de plenaire vergadering naar aanleiding van een actuele vraag van de heer Brouns, duidelijk gemaakt dat er een decretale mogelijkheid is om daadwerkelijk herexamens te houden. Ik zal, gelet op de twijfel die daar soms nog over heerst, dat nog eens verduidelijken via een omzendbrief. Het gaat over omzendbrief SO 64 over de structuur en organisatie van het voltijds secundair onderwijs, die we uitdrukkelijk hebben aangepast en aangevuld met een passage over het nut van herexamens.
Even terzijde, die omzendbrief is het levenswerk van Chris Dockx, die zo’n beetje de nestor van de administratie is. Bij deze geef ik hem een eresaluut. De man is 42 jaar in dienst geweest bij het Departement Onderwijs en Vorming en gaat ons nu verlaten. Hij gaat met pensioen. Dat is een wandelende bibliotheek die weggaat. Bij deze wou ik hem toch eventjes in de bloemetjes zetten.
Ik keer terug naar herexamens en het nut daarvan. Ik denk dat het voor bepaalde leerlingen inderdaad zinvol kan zijn om hun een extra kans te bieden, om hun toe te laten die extra kans aan te grijpen. Sommige leerlingen moeten wel eens wakker worden geschud door dat negatieve resultaat bij het eindexamen, en krijgen een tweede kans om echt te tonen wat ze in hun mars hebben. Dat kan ongetwijfeld hun onderwijsloopbaan enkel maar ten goede komen.
Het organiseren van herexamens is dus niet verplicht, maar helemaal niet verboden, en in sommige gevallen zelfs wenselijk. De keuze is aan het schoolbestuur en de scholen. Zij organiseren de leerlingenevaluatie en de plaats van herexamens daarin. Ze kunnen dat ook duidelijk naar ouders en leerlingen communiceren via het schoolreglement. Trouwens, de pedagogische taskforce, die zoals u weet niet alleen uit onderwijskundigen is samengesteld, maar ook uit psychologen, vertegenwoordigers van de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) en de vertegenwoordigers van de onderwijsverstrekkers, heeft in april op mijn vraag enkele aanbevelingen verstrekt om te werken aan het welbevinden van leerlingen, net als maatregelen om leerachterstand en leervertraging te beperken. Daarbij hebben zij ook speciale aandacht gevraagd voor evaluatie en oriëntatie op het einde van het schooljaar. Ze hebben ons er als overheid, maar ook de onderwijsverstrekkers toe opgeroepen om duidelijk aan de scholen te communiceren over de mogelijkheid voor uitgestelde beslissingen via de organisatie van herexamens en vakantieopdrachten. Op grond daarvan hebben we naast die omzendbrief ook via Schooldirect nog eens gewezen op die aanbevelingen, inclusief het soms zinvolle effect van herexamens en vakantieopdrachten.
Wat de stages tijdens de zomervakanties betreft: dat is vandaag ook al mogelijk binnen de huidige onderwijsregelgeving. Zeker als het gaat over bijvoorbeeld horeca- of toerismeopleidingen is het evident dat die stages soms plaatsvinden in de vakantieperiode. Vanzelfsprekend zijn daar wel enkele voorwaarden aan gekoppeld. Een leerling heeft ook recht op vakantie. Daarom vragen we om in de eerste plaats een pedagogische afweging te maken met betrekking tot de noodzaak van die stage op dat moment. Als de leerplandoelstellingen werden bereikt gedurende het jaar zonder de stage, dan heeft een stage tijdens de vakantie geen directe meerwaarde.
Wij vragen ook om te voorzien in een compensatiemechanisme voor de vakantie. Een leerling moet minstens vier weken aaneensluitend vakantie kunnen nemen. Het spreekt ook voor zich dat er altijd een personeelslid van de school bereikbaar moet zijn tijdens deze stageperiode. Er moet altijd worden voorzien in een minimale begeleiding. De mogelijkheid is er, maar ze is geconditioneerd. Ik denk niet dat er een algemene regel kan zijn, maar de mogelijkheid is decretaal wel geboden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil starten met een hulde aan Chris Dockx. Ik heb in alle mogelijke hoedanigheden met de man samengewerkt. Op veel omzendbrieven staat bij het telefoonnummer de naam Chris Dockx. Als je iets niet vond bij ons op school, zocht je niet langer, zelfs niet op Google, maar je belde Chris Dockx, die opnam, en die dan zei: “Als ik mij niet vergis dan staat erin …”, en dan gaf hij de juiste informatie. Hij was een soort wandelende codex van het onderwijs. Hij heeft ook meegewerkt aan het verschijnen van de codex secundair onderwijs. ‘Pour la petite histoire’: als Chris op interkabinettenwerkgroepen (IKW’s) zat voor een oplossing, dan zei hij altijd: “Ja maar, als wij nu eens…”, en dan gaf hij een ganse uitleg die hij al op een papier had geschreven dat krulde van zijn geschrift. Dan kon je eigenlijk als kabinetsmedewerker alleen maar gedwee zeggen: “Oké, Chris, doe dat dan maar.” Een aantal uren later was dat dan in orde. Wij hebben in Onderwijs zeer veel goede ambtenaren, die meewerken en meezoeken, maar de persoon van Chris Dockx is dat bij uitstek. Wij mogen hem allemaal bedanken. Chris heeft met alle kleuren en gezindheden samengewerkt.
Terug naar de vraag: ik ben er hier voor alle duidelijkheid niet voor aan het pleiten dat het strenger of minder streng moet zijn. Ik wil gewoon een correcte beoordeling van de leerling in kwestie. Dat is in het belang van de leerling. Wij hebben maatregelen zoals het lerarenplatform, de bijsprong, om eventuele tekorten weg te werken. Wij moeten ervoor zorgen dat de leerlingen en leerkrachten er deze zomer echt eens volledig uit kunnen zijn. Ik wil dat benadrukken. Maar toch moeten wij proberen een goede inschatting te maken en leerlingen een kans te geven om nog stukken bij te werken ter voorbereiding van volgend schooljaar, hopelijk een niet-coronajaar.
Ik wil nog vragen, minister, of u al meer zicht hebt op zomerscholen en hoe ze in Vlaanderen zullen georganiseerd worden. Dat is ook een manier om leerlingen die het moeilijker hebben bij te spijkeren. Wat betreft die stage, denk ik dat het goed is wat u hebt aangehaald en dat u die zaken nog eens onder de aandacht hebt gebracht, net als de SO 64, waarin die zaken staan.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de positieve woorden die gezegd zijn over de heer Dockx. Ook in onze fractie geniet hij heel veel waardering, als ik de verhalen hoor van mensen, die altijd heel positief zijn. Ik hoop dat wij die wandelende encyclopedie zo nodig nog wel eens kunnen contacteren.
Onze fractie denkt dat wij altijd moeten nagaan of het billijk is dat er nog initiatieven genomen worden of zouden moeten worden om evaluaties op een andere manier mogelijk te maken. Het moet steeds in overleg zijn met de onderwijsactoren maar ook met de leerlingen zelf. We moeten dit nu niet snel-snel doen maar na diepgaande overweging. Er zijn wel degelijk heel veel mogelijkheden. Wij moeten er alles aan doen om scholen duidelijk te maken wat die mogelijkheden zijn.
Belangrijk vind ik ook – en ik vind het goed, minister, dat u daar op wees – dat er ook zoiets bestaat als leerlingenrechten. Leerlingen hebben rechten. Ze hebben inderdaad recht op vier weken vakantie. Uit de ervaring van mijn eigen schoolse leerkrachtcarrière kan ik aangeven dat sommige leerlingen – ik denk bijvoorbeeld aan leerlingen die wegens ziekte de stages niet konden doen – ook effectief voorstellen om hen dan in de vakantie twee weken stage te laten doen. Dat is iets wat moet geregeld worden tussen de school en de leerlingen zelf. Ook schoolorganisatie is daarin belangrijk.
Minister, u gaf daar zopas, in uw toelichting, een kleine voorzet over lerarenplatforms. Het is inderdaad zeer positief dat die voor drie jaar verlengd zijn. U geeft ook aan dat er natuurlijk wel Bijsprongmiddelen zijn, maar dat is enkel voor het komende jaar. Als er een positieve evaluatie komt na één jaar, kunnen we misschien nog extra middelen vinden om die lerarenplatforms dan nog extra te versterken.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Daniëls, voor uw vraag.
Ik wil aansluiten met het volgende: het is allicht bekend dat er in januari heel wat leerlingen overschakelden van aso naar tso, en ook meer leerlingen dan anders van tso naar bso. Op zich hoeft dat natuurlijk geen probleem te zijn, dat kan een goede zaak zijn. Maar dan stel ik wel vast dat in de meer praktijkgerichte richtingen bepaalde lessen en bepaalde stages niet zijn kunnen doorgaan. Ik heb goed naar u geluisterd, minister, naar wat u zegt in uw antwoord op de vraag van de heer Daniëls over hoe er billijk geëvalueerd kan worden, en wat de mogelijkheden zijn om hen bij te spijkeren. Maar ik denk dat voor die specifieke groepen – en dat blijkt toch over grote aantallen leerlingen te gaan – er zich toch wel een groter probleem stelt.
Hoe kunnen we voorkomen dat die leerlingen automatisch, of heel snel, naar een C-attest zouden gaan? Daar maak ik me wel wat zorgen over, omdat ze bepaalde zaken niet hebben kunnen oefenen, en omdat de vakantie weinig mogelijkheden biedt. Dat is één vraag.
Twee, ik erken natuurlijk absoluut de rol van de klassenraden en hun autonomie, maar het zou wel eens kunnen dat de klassenraden zelf zeggen dat ze ook niet bij machte geweest zijn om hun leerlingen bij te spijkeren, en dat ze wat milder zullen zijn. Hoe zult u in uw omzendbrief omgaan met dat soort overwegingen?
Minister Weyts heeft het woord.
Misschien in aansluiting op dat laatste: ik roep gewoon, voor zover nodig, alle klassenraden op om billijk te zijn, om rekening te houden met de omstandigheden van het afgelopen jaar. Voor het basisonderwijs is dat iéts eenvoudiger, denk ik, want daar is 100 procent contactonderwijs mogelijk gemaakt. Voor het secundair onderwijs ligt dat mogelijk anders, maar ik ga er echt wel van uit dat men niemand een plezier doet door gewoon maar een A-attest te geven, als men daar eigenlijk geen aanspraak op kan maken. Dan ga je het probleem gewoon overhevelen naar het volgende schooljaar. Daar bewijs je niemand een dienst mee. Maar billijkheid is belangrijk, denk ik. Het is in dezen toch ook zinvol om nog eens te wijzen op de mogelijkheid van herexamens. Die bestaat wel degelijk. Ik denk dat dat dikwijls in het voordeel kan werken van leerlingen, die misschien anders een ander attest toebedeeld zouden krijgen.
Er is een en ander geregeld in die SO 64. Ik wou ook nog meegeven dat we de regeling met betrekking tot stages geregeld hebben in een omzendbrief. Ik citeer: “Leerlingenstages, observatieactiviteiten en praktijklessen op verplaatsing in het voltijds gewoon secundair onderwijs en BuSO OV4”. Dat is een omzendbrief van 2015. Ook daar staat alles in detail geregeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel. Ik denk dat ik kan besluiten dat iedereen het erover eens is dat billijkheid belangrijk is, in alle richtingen: zowel voor de leerlingen in kwestie, als voor de ouders, en voor de leerkrachten – de leerkrachten van dit jaar, maar ook de leerkrachten die volgen. Ik denk dat het belangrijk is om de mogelijkheden die er zijn – in die omzendbrief, en datgene wat u met Schooldirect nog hebt laten bezorgen – ook te benutten. Ik ben op dat vlak een groot pleitbezorger, niet alleen van herexamens, maar ook van andere instrumenten, in de strijd tegen de juridisering, collega’s.
Je kan op het einde van het jaar natuurlijk beslissen om alsnog een B- of C-attest te geven, maar dan hebben de ouders en de leerling vaak het gevoel dat dat te weinig is, dat ze niet alle kansen gekregen hebben. Mijn ervaring is dat als je dan nog een kans geeft, een herexamen, en die leerling slaagt, je alleen maar blije gezichten krijgt. De leerling heeft de inhoud verworven, belangrijk voor het jaar nadien. De leerling heeft getoond dat hij het kan en krijgt een opsteker. De leerkrachten kunnen eindelijk zeggen: ‘Zie je wel, je kon het, je hebt het beheerst, voorkom dat je zomervakantie de komende jaren zo kort is.’ Dan is er geen kwestie meer van aanvechten. Maar als je in juni voor een B- of C-attest kiest, is de kans op een juridische procedure groter. Of, als je aan iemand met duidelijke tekorten alsnog een A-attest geeft, dan zeg je: ‘Het maakt eigenlijk niet uit.’ Zoiets verspreidt zich als een lopend vuurtje. Daar is de billijkheid en professionaliteit die de minister aanhaalt en die we kunnen onderscheiden, in het belang van de leerling en de leerkrachten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.