Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, recente cijfers bevestigen de trend van dalende geboortecijfers in Vlaanderen en zwangerschappen op latere leeftijd. Zo werd in 2020 het laagste aantal kinderen sinds 2003 geboren. Tegenover 2019 is er sprake van een daling van bijna 2 procent. Net als het jaar daarvoor ging het bij 3,3 procent van de geboortes om een moeder ouder dan 40 jaar. De vruchtbaarheidscijfers voor vrouwen tussen 20 en 30 jaar blijven dalen.
In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 4 december van vorig jaar zei u dat het feit dat men later aan kinderen begint, niet alleen kan worden toegeschreven aan langere studies en professionele ambities bij vrouwen, zoals vaak wordt gesteld. Internationale studies wijzen ook op een impact van de beschikbaarheid van de pil en het later aangaan van een vaste relatie, maar ook op een gebrekkige sociale ondersteuning. Door de uitgestelde kinderwens en het effect van leeftijd op de vruchtbaarheid kan een kind langer dan gepland op zich laten wachten en wordt de vooraf gewenste gezinsgrootte vaak niet meer verkregen.
Er zijn verschillende informatiekanalen die vrouwen informeren over het afnemen van hun vruchtbaarheid op latere leeftijd. Ik denk bijvoorbeeld aan websites zoals www.klaarvoorkinderen.be en www.gezondzwangerworden.be. Die leiden echter blijkbaar niet tot een daling van de leeftijd waarop vrouwen zwanger worden, maar kunnen misschien wel het bewustzijn omtrent vruchtbaarheid verhogen. Zo blijkt er immers ook een stijgende vraag naar het invriezen van eicellen te zijn, niet omdat men een kankertherapie ondergaat, maar wel om sociale redenen. De kwaliteit en de hoeveelheid van de eicellen nemen immers af met de leeftijd.
Vrouwen die op jonge leeftijd niet zwanger willen worden of nog geen partner hebben, anticiperen daar alsmaar vaker op door op jongere leeftijd eicellen te laten invriezen. Ziekenhuizen spelen dan weer in op deze vraag door hun aanbod daarop af te stemmen. Ook worden gynaecologische middelen, zoals hormoontherapie, online aangeboden.
Nog in antwoord op mijn schriftelijke vraag van december vorig jaar gaf u cijfers waaruit blijkt dat in 2019 het grootste deel van de fertiliteitsbehandelingen, namelijk 29 procent, toe te schrijven was aan mannelijke subfertiliteit. Een vierde, namelijk 24 procent, had te maken met vrouwelijke subfertiliteit, 18 procent met gecombineerde subfertiliteit en de rest met onbekende factoren.
Minister, acht u het nodig om extra in te zetten op informatie met betrekking tot de risico’s van zwangerschappen op latere leeftijd?
Gebeurt er onderzoek naar de oorzaken van de daling van het geboortecijfer? Welke elementen spelen mee in de provinciale verschillen?
Is het aangewezen om sterker in te zetten op de link tussen een gezonde levensstijl en fertiliteit, zowel voor jongens en mannen als voor meisjes en vrouwen?
Minister, hoe staat u tegenover de toenemende vraag om eicellen in te vriezen?
Is er zicht op het aantal keren dat de procedure in Vlaanderen werd toegepast en op welke leeftijd?
Is er zicht op het aantal keren dat ingevroren eicellen op een later moment werden gebruikt voor kunstmatige inseminatie en op welke leeftijd?
Ziet u gevaren in bedrijven die online gynaecologische middelen aanbieden, zoals de hormoontherapie waar ik naar verwees? Hoe kan hier desgevallend op gereageerd worden?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, 23 procent van de geboortes bij eerstbarende vrouwen tussen 35 en 39 jaar komt tot stand na een vruchtbaarheidsbehandeling. Bij vrouwen tussen 25 en 29 jaar is dat 8 procent. Die eenvoudige statistiek geeft al aan dat het zeker de moeite loont om burgers goed te informeren rond zwangerschapsplanning. De websites www.gezondzwangerworden.be en www.klaarvoorkinderen.be bieden antwoorden op het al eerder aangetoonde kennistekort rond de impact van de leeftijd op vruchtbaarheid. De sites kunnen ouders en toekomstige ouders helpen om een geïnformeerde beslissing te nemen omtrent hun kinderwens. Ik ben van plan om deze websites en dit thema in het najaar opnieuw onder de aandacht te brengen bij de zorgverleners en bij de burgers, via de landsbonden.
Er komen ondertussen ook een aantal nieuwe initiatieven aan. Zo hebben enkele fertiliteitsexperten zich gegroepeerd in het ‘Belgian Fertility Education Initiative’, met als doel de brede bevolking, maar ook vooral de jongeren, te informeren rond fertiliteit. Deze groep staat in nauw contact met een organisatie van internationale experts waar ervaringen worden uitgewisseld omtrent lopende onderzoeksprojecten en goede praktijken om de bevolking te informeren. Vanaf september gaat er ook een onderzoeksproject van start aan de hogeschool VIVES, in samenwerking met het ‘Belgian Fertility Education Initiative’, met als doel om een platform op te zetten rond fertiliteit voor leerkrachten en hulpverleners met als doel om gezinsplanning actief aan te kaarten bij de bevolking. Daarnaast zullen de onderzoekers het thema vruchtbaarheid ook koppelen aan andere gezondheidsinformatie in het secundair onderwijs. De studie gebeurt in samenwerking met relevante partners in het werkveld: onderwijskoepels, eerstelijnswerkers, apothekersnetwerk en andere.
Ik beschik niet over resultaten van onderzoek naar de oorzaken van de daling van het geboortecijfer. De cijfers van het Studiecentrum voor Perinatale Neonatologie laten ons wel toe om het geboortecijfer jaar na jaar op te volgen. Ook vanuit het agentschap Opgroeien wordt de evolutie van de geboortecijfers ieder jaar geduid door onder meer te kijken naar de evolutie van het aantal vrouwen en de vruchtbaarheidscijfers. Deze vruchtbaarheidscijfers per provincie zijn online raadpleegbaar. Er zijn heel wat parameters om de provinciale verschillen te duiden: zoals werksituatie, opleiding, relatie, fertiliteit, sociaal-economische onzekerheid, gewijzigde voorkeuren qua gezinsgrootte, beschikbaarheid en de financiële situatie.
Het is zeker belangrijk om sterker in te zetten op informatie over de link tussen een gezonde levensstijl en fertiliteit. Ik verwees in dat verband al naar het onderzoeksproject van Hogeschool VIVES voor het secundair onderwijs. Gelet op de maatschappelijke evolutie over het invriezen van eicellen en op de positieve ervaring van AGE-bankers, een afkorting voor oocyte banking for anticipated gamete exhaustion, is dat zeker een optie voor sommige vrouwen. De techniek kan via de zorgverleners breder bekend worden gemaakt. Belangrijk daarbij is voldoende duiding over de redelijk beperkte slaagkansen en over de aanzienlijke kostprijs die dat met zich meebrengt.
In 2010 waren er in België 10 vrouwen die hun eicellen lieten invriezen. In 2020 waren er dat 612. Uit een studie van professor Michel De Vos van UZ Brussel uit 2020 blijkt dat vrouwen gemiddeld 35,7 jaar zijn bij de eerste keer dat men de eicellen laat invriezen. De meeste vrouwen ondergaan 2 of meerdere cycli.
Volgens professor De Vos komen 15 procent van de ‘social freezers’ terug om hun eicellen te gebruiken. Het is niet onmiddellijk duidelijk op welke leeftijd. Maar vrouwen geven aan tegen de leeftijd van gemiddeld 45 jaar de procedure afgerond te willen hebben.
Uit een andere studie van professor Dominic Stoop van UZ Gent waarin 86 vrouwen werden bevraagd die een jaar eerder hun eicellen hebben laten invriezen, blijkt dat de helft van plan is om die eicellen ook later te gebruiken. Geen enkele van de bevraagde vrouwen had spijt van de behandeling en bijna alle vrouwen gaven aan dat ze de behandeling opnieuw zouden ondergaan en ook aan anderen zouden aanraden. De meerderheid, namelijk 76 procent, gaf aan het op een jongere leeftijd te doen, mochten ze de kans krijgen.
Uit de studie van professor De Vos blijkt ook dat 68 procent van de vrouwen meer cycli zouden willen ondergaan als het financieel haalbaar zou zijn. Ondanks het feit dat onze gezondheidszorg heel toegankelijk is, zien we toch dat we ook vanuit Vlaanderen online fertiliteitstesten kunnen bestellen. Daarom is het van belang om mensen bewust te maken over gynaecologische middelen die online worden aangeboden. De onlineplatformen die ik al eerder noemde en het onderzoeksproject van Hogeschool VIVES zetten in op de informatie voor het brede publiek en de vorming van hulpverleners over het thema. Net zoals bij andere zelftesten moet er daarbij gewezen worden op het feit dat niet alle testen gevalideerd zijn en dat er professioneel advies nodig is om resultaten te kunnen interpreteren.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitvoerig antwoord met heel interessante cijfers die ik in detail zal bekijken als het verslag beschikbaar is. De evolutie die we al langer zien, is dat mensen almaar later aan kinderen beginnen. U hebt in het begin van uw antwoord daarover cijfers gegeven, maar ook de vruchtbaarheidsbehandelingen die in de verschillende leeftijdscategorieën worden uitgevoerd om aan die kinderwens te voldoen, zijn heel duidelijk. U hebt gewezen op de website die al langer bestaat en zal worden geüpdatet en ook op andere campagnes. Die zijn absoluut nodig, ook al op jongere leeftijd. Vanzelfsprekend moeten mensen klaar zijn om aan kinderen te beginnen, en daarin kun je niet interveniëren of in de plaats van iemand beslissen. Laat me heel duidelijk zijn. Maar het is nodig dat we mensen meegeven wat de risico’s van zwangerschappen op latere leeftijd zijn, welke vruchtbaarheidsproblemen de kop op kunnen steken enzovoort. Het is goed dat u verder inzet op de website, maar ook samen met experten op nieuwe campagnes, ook al in het onderwijs, waar u naar hebt verwezen.
Ik las vorige week dat uit een bevraging is gebleken – en dat is nog niet opgenomen in de persartikels waarop mijn vraag was gebaseerd – dat ook de pandemie een impact heeft en dat heel wat vrouwen of koppels daarom hun kinderwens uitstellen. Ik zou u dus willen vragen om ook dat element zeker mee te nemen in de campagne.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik denk dat het goed is dat het onderwerp wordt aangesneden. Ik verwijs naar een campagne als ‘Een slimme meid krijgt haar kind op tijd’, die we als gynaecologen zelf nog hebben gedaan. Ik zou echter toch willen nuanceren. Er is de hele problematiek van de gezinsplanning. Er is inderdaad laattijdigheid, we kennen de risico’s, en informatie is inderdaad belangrijk, maar dit gaat over alle aspecten van vruchtbaarheid. Er is de kinderwens, maar er is ook de anticonceptie en zelfs de noodzaak van abortus in bepaalde situaties. Mijn oproep is toch om dat allemaal samen te behandelen.
Ik heb dus geen specifieke vraag, tenzij over uw plan voor de geïntegreerde gezinstrajecten, maar gewoon een oproep. In een bepaalde periode werd in de politiek over de ‘saucissonering’ op het federale niveau gesproken. Ik roep ertoe op dat wij dat hier niet zouden doen.
Met betrekking tot alles wat met gezinsplanning te maken heeft, mogen we vrouwen zeker niet in een schuldpositie steken en zeker niet zeggen dat qua gezinsplanning alles sowieso slecht is. Na een jammerlijk negatief geval komt dan de contraceptie in een negatief daglicht. Dit moet me van het hart. Ik hoop echt dat we naar geïntegreerde gezinstrajecten gaan en dat we alle informatie duidelijk kunnen geven, op een zeer gestructureerde manier, dus zowel de pro’s als de contra’s van een laattijdige kinderwens. De stimulans, de wens om vroeger kinderen te krijgen, is sowieso niet meer mogelijk, ook door de emancipatie van de vrouw in deze maatschappij. Ik weet het, als arts moet ik oproepen om vroeg kinderen te krijgen, gezien de gezondheidsrisico’s, maar anderzijds vind ik het maatschappelijke aspect van vrouwenemancipatie als het gaat over kinderen en gezinnen toch ook belangrijk.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik kan collega Sleurs eigenlijk alleen maar bijtreden. Ik heb ook altijd geleerd dat een slimme meid haar kind op tijd krijgt. Iedereen die in mijn jaar studeerde, heeft vrij laat kinderen gekregen. Waarom? Omdat wij gewoon lang hebben gestudeerd, omdat we een partner hebben. Steeds meer vrouwen krijgen gewoon veel later kinderen. Ik merk ook in mijn omgeving dat het invriezen van eicellen steeds meer gebeurt, gewoon omdat er niet altijd een partner is op het moment dat het misschien beter is om kinderen te krijgen, of wegens carrièremogelijkheden, studiemogelijkheden, noem maar op. Ik denk niet dat we die evolutie op zich kunnen tegenhouden. Het is inderdaad zo dat dit meer risico’s met zich meebrengt, maar net als collega Sleurs pleit ik ervoor dat we echt niet zouden vervallen in versnippering. Het is belangrijk om vrouwen te informeren, maar hen zeker niet te stigmatiseren.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, het onderzoek van het expertisecentrum zorginnovatie van de VIVES-hogeschool waarover u het net had, wijst toch ook op een gebrek aan kennis over het effect van de leeftijd op de vruchtbaarheid. De perceptie leeft dat je op elk moment in het leven nog kan beginnen aan kinderen. Dat zegt mevrouw Delbaere, doctor in de medische wetenschappen en docente vroedkunde. Uit een bevraging bij studenten, mensen met kinderen en mensen zonder kinderen blijkt dat niet iedereen de risico’s juist weet in te schatten.
Minister, de collega’s hebben al heel wat vragen gesteld. Ik heb geen extra vragen meer, maar ik steun ten volle de vraag van collega Schryvers. Ook ik denk dat het vooral heel belangrijk is om extra in te zetten op informatie, niet alleen over de afnemende vruchtbaarheid, maar vooral ook over de bijkomende risico’s die een zwangerschap op latere leeftijd met zich kan meebrengen. En ik ben dan ook heel tevreden dat hierrond nieuwe initiatieven komen en dat u, minister, gaat inzetten op meer informatie en campagnes.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Collega’s, ik ben eigenlijk blij dat er een beetje kanttekeningen werden gezet bij de vraag, want ik begrijp de vraag en de bezorgdheid. Collega Schryvers, neem mijn opmerkingen alstublieft niet persoonlijk. Die zijn zeker niet naar u gericht. Er is inderdaad onlangs ophef geweest naar aanleiding van de artikels over de bevalling van Cath Luyten. In biologische termen is ze inderdaad een oudere mama. Maar het is wel een mama die gelukkiger is, die financiële zekerheid heeft en daardoor haar kind misschien eindelijk kan geven wat het nodig heeft. Daar is een groot maatschappelijk debat over geweest. Er is ook een heel grote backlash over geweest onder vrouwen. Er waren ook discussies onder vrouwen, want heel veel vrouwen horen dit constant. Ik ben het er tot op zekere hoogte echt oneens mee dat dat niet geweten zou zijn. Al op school wordt er zelfs bij jonge meisjes ingedramd dat hun vruchtbaarheid vermindert, dat hun eicellen vanaf de geboorte al achteruitgaan, eerlijk gezegd tot op het punt dat ze zich ongemakkelijk en onzeker over hun eigen lichamen voelen en schrik krijgen. Dat is ook niet bepaald goed voor de vruchtbaarheid en nog veel andere dingen. Die vrouwen zijn zich – want dat is ook een deel waar de wrevel vandaan komt – daar niet enkel bewust van, maar ze mankeren ook een heel stuk in het debat. Wat ik mis in het maatschappelijk debat, mis ik ook in deze vraag en een beetje in het antwoord.
Ten eerste: de maatschappij. Als we het hebben over preventie, dan gaat het ook over een maatschappij die werk en leven werkbaar maakt voor vrouwen. Dat gaat ook over het verdelen van de werklast. Ik hoop dat wij, toch zeker in onze stiel, daar enig inlevingsvermogen over kunnen hebben. Wij willen blijkbaar heel graag in ons parlement dat iedereen geactiveerd wordt, maar we weten ook dat de kinderopvang steeds prangender wordt, dat mensen onder steeds zwaardere druk staan en dat er een recordaantal burn-outs is. Dat is wel een context die meegenomen moet worden hierin. Onze maatschappij is zelf ook veranderd. Oma’s die vroeger de opvang deden, werken vandaag zelf. Mijn eigen moeder is nog altijd aan het werk en de kinderen zijn allang de leeftijd van de kinderopvang voorbij. Wij hebben het gewoon zelf moeten doen. Een aantal partijen willen die mensen ook nog langer laten werken, waar ik tot zekere hoogte ook de motivatie bij begrijp. Maar dan moet er ook de mogelijkheid zijn om de kindjes te krijgen in die veranderde situatie. Of er moet worden gezegd: ‘Oké, wij hebben vrede met de dalende fertiliteit. Dat is dan maar zo. Dit is hoe het is.’
Ten tweede mis ik de mannen. Er wordt hier terecht gepraat over waar fertiliteitsproblemen vandaan komen. Collega Schryvers heeft het er terecht over in haar vraag. Bij het grootste deel van de fertiliteitsbehandelingen zijn de problemen – en ik wil daar niet stigmatiseren of de zwartepiet doorspelen – toe te schrijven aan mannelijke subfertiliteit. En toch zitten we hier steeds weer te praten over de vrouwen. Dat stoort mij eerlijk gezegd wel een beetje.
Minister, het is heel goed dat er onderzoek wordt verricht – want dat hebt u ook aangehaald – over de link tussen de socio-economische situatie en de financiële situatie. Want internationaal zien we dat daar een ontzettend grote link is, dat vrouwen internationaal voor minder kindjes kiezen wanneer hun situatie onzekerder is en wanneer zij de toekomst onzeker inschatten. Eerlijk gezegd, denk ik dat dat een menselijke, verstandelijk heel normale en zelfs verstandige reflex is. Dat is wat mensen ervan weerhoudt om kindjes te krijgen en de stap te zetten en trouwens ook om gezonder te leven, want daar heeft men ook de middelen voor nodig. Minister, in welke mate gaat u de nadruk leggen op ‘uw eicellen gaan achteruit’, om het schetsmatig te stellen? In welke mate gaat u de nadruk leggen op welke manier de socio-economische situatie hier invloed op heeft? Kunnen we er structureel voor zorgen dat onze maatschappij het mogelijk maakt dat vrouwen vroeger kinderen krijgen?
Minister Beke heeft het woord.
Ik denk niet dat er veel bijkomende vragen zijn gesteld, maar dat er vooral bijkomende stellingen zijn geponeerd, waar ik als man met grote terughoudendheid over wil spreken. Maar die zijn wel een bijzonder ernstige reflectie vanuit verschillende kanten op dit thema.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik verwijs naar wat ik in mijn repliek heb gezegd, namelijk dat het allerbelangrijkste is dat mensen klaar moeten zijn voor een zwangerschap. Je moet je daar als koppel of alleen ook klaar voor voelen. Dat betekent voor veel mensen dat studies afgerond moeten zijn, dat ze een stabiele job en een stabiele relatie hebben enzovoort. Dat is ontzettend belangrijk.
In die zin, collega Groothedde, voel ik me helemaal niet aangesproken als u stelt dat mijn vraag eenzijdig gericht zou zijn en dat de enige informatie die we zouden moeten geven, is om er op tijd aan te beginnen. Neen, het is een genuanceerd verhaal en informatiecampagnes moeten de globaliteit bevatten. Ik kan daar volledig achter staan. Ik heb trouwens ook, collega Groothedde, in mijn vraag verwezen naar mannelijke subfertiliteit, dus ook op dat vlak ging het zeker niet alleen over vrouwen.
Maar in globo denk ik dat er veel eensgezindheid is dat we alles geïntegreerd moeten bekijken en dat informatie vanuit de verschillende hoeken, zowel over anticonceptie als over fertiliteit, heel belangrijk is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.