Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, collega’s, bij vermoedens van een ontwikkelingsstoornis bij kinderen of volwassenen moet er zo snel mogelijk toegang zijn tot een multidisciplinaire diagnostische setting zodat er een diagnostisch proces kan worden doorlopen. Het zo snel mogelijk stellen van een diagnose is van belang om secundaire problemen te voorkomen en om zo vroeg mogelijk te kunnen voorzien in een aangepaste aanpak. Daarnaast zou het bij een kind ook de ouder-kindrelatie ten goede komen.
Verschillende centra zijn hiervoor door Vlaanderen gesubsidieerd, maar een tijdige toegang kan nog steeds niet worden gegarandeerd. Het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin rondde dan ook een onderzoek af naar de toegankelijkheid van multidisciplinaire diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen in Vlaanderen. Uit de analyse kwamen onder andere volgende vaststellingen naar voren.
Er is geen eenduidige visie op het concept diagnostiek door de verschillende organisaties en professionals. Er is meer inzicht nodig hoe periodes waarin ‘niets’ wordt aangeboden kunnen worden ingevuld. Het landschap van voorzieningen die diagnostiek aanbieden, is heterogeen. Er is nood aan een gedeeld beleidskader. En er is een gebrek aan capaciteit in Vlaanderen om de huidige vraag naar diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen in te vullen. Verder is er behoefte aan investeringen en regionale spreiding van capaciteit voor de diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen.
Daarnaast heeft de coronacrisis ook een impact gehad op de diagnostiek. De minister gaf in zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 12 aan dat er een toegenomen wachttijd is gerapporteerd tussen aanmelding en het eerste onderzoek. Er zou worden bekeken hoe een inhaalbeweging kan worden geïnitieerd. Zo zou een betere doorverwijzing en samenwerking al een grote rol kunnen spelen.
Minister, welke initiatieven neemt u om de verschillende organisaties op elkaar af te stemmen om de diagnostiek te optimaliseren? Hoe zal ervoor gezorgd worden dat er in alle organisaties dezelfde kennis, expertise en capaciteit aanwezig is?
Hebt u al samengezeten met de betrokken actoren om het concept diagnostiek te verduidelijken en af te bakenen? Welke stappen zijn nog nodig om dit te realiseren?
Via welke methode wordt er nagegaan hoe de periodes waarin ‘niets’ wordt aangeboden beter kunnen worden ingevuld? Wanneer zal daar zicht op zijn?
In welke regio’s moet geïnvesteerd worden in capaciteit om te zorgen voor een regionale spreiding die toegankelijke diagnostiek garandeert?
Hoe wordt momenteel ingezet op een inhaalbeweging om de wachttijden weg te werken? Binnen welke termijn zullen deze wachttijden weggewerkt zijn?
Minister Beke heeft het woord.
Binnen het departement Welzijn en Volksgezondheid loopt momenteel een beleidstraject rond diagnostiek. Samen met het Kwaliteitscentrum voor Diagnostiek wordt dit intersectoraal traject vormgegeven. Hierin worden de acties die lopen binnen de verschillende agentschappen – Zorg en Gezondheid, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en Opgroeien – opgevolgd en gestroomlijnd.
In de onderzoeken die in de vorige legislatuur zijn gevoerd over diagnostiek, hebben alle betrokken actoren geparticipeerd. Dat is ook het geval voor het lopende implementatieonderzoek. Ik kom hier dadelijk nog op terug.
In een onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel naar wachtlijsten voor multidisciplinaire diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen stellen de onderzoekers het concept brugzorg voor waarbij in de overgang tussen de verschillende fasen, waar mogelijk, ondersteunende activiteiten, zogenaamde brugzorg, kunnen starten voor het diagnostisch proces volledig afgerond is. We bekijken momenteel of en hoe dit concept een plaats kan krijgen in een diagnostisch traject.
De Vrije Universiteit Brussel voert momenteel een implementatieonderzoek naar een systeemontwerp van de organisatie van diagnostiek in Vlaanderen. Het onderzoek heeft een aantal doelstellingen. De eerste is duidelijkheid creëren over de taken, rollen en expertise van de verschillende partners in het veld. Tweede doelstelling is de zoektocht naar een organisatiemodel voor verhoogde samenwerking en afstemming tussen partners die diagnostiek aanbieden. Ten derde moet het onderzoek duidelijkheid bieden over het concept brugzorg en de implementatie hiervan.
In Vlaanderen werd eind vorig jaar een uitbreiding toegekend aan de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG), waarbij de nadruk werd gelegd op het verhogen van de capaciteit voor kinderen en jongeren. De concrete invulling van deze bijkomende middelen komt nu op gang.
Er werd ook een tijdelijke capaciteitsuitbreiding voorzien voor de centra voor ontwikkelingsstoornissen (COS). Hiermee willen we de wachttijd voor jonge kinderen die aangemeld zijn bij een COS terugbrengen naar de situatie van voor de lockdown in maart 2020.
In 2021 wordt voorzien in een uitbreidingsbeleid van 1,7 miljoen euro voor de Centra voor Ambulante Revalidatie (CAR) om de gespecialiseerde ambulante zorg en diagnostiek in de CAR's te versterken. De sector werkt hiertoe momenteel een concreet voorstel tot uitbreiding uit.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoorden. Ik had het graag nog gehad over die registratie. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er geen eenvormige rapportering is van de diagnostiek en de trajecten van kinderen of volwassenen met ontwikkelingsstoornissen over alle organisaties heen. Dit zorgt ervoor dat de problematiek niet volledig en correct in kaart kan worden gebracht. Dat is nochtans nodig voor de monitoring, evaluatie en beleidsmatige klinische en organisatorische ondersteuning. De registratie en rapportering van de verschillende types organisaties die diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen aanbieden moeten dus op elkaar worden afgestemd. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot deze afstemming? Welke initiatieven neemt u om te komen tot bruikbare en volledige registratiegegevens?
De heer Parys heeft het woord.
Collega Wouters haalde het al in haar vraag aan: de wachtlijsten groeien aan. Ik heb in het begin van dit jaar een schriftelijke vraag gesteld over de centra voor diagnosestelling. Voor de centra voor ambulante revalidatie (CAR’s), waar heel veel zorggebruikers worden geholpen in het kader van autisme, hebben we zelfs geen informatie over de wachttijden. Hetzelfde geldt voor de kinder- en jeugdpsychiatrie. Waarom zijn er daarover geen cijfers? Minister, hoe zult u dit verhelpen?
Mijn tweede vraag komt voort uit een frappant antwoord dat ik kreeg op mijn schriftelijke vraag van 18 januari 2021: dat er geen zicht is op het aantal minderjarigen die een traject lopen bij de verschillende centra. Minister, u stelde daar dat er een uitwisseling zou moeten komen tussen de verschillende registratiesystemen en dat er voor elke patiënt in een unieke code zou moeten worden voorzien om de privacy te beschermen. Dat lijkt mij toch niet zo ontzettend moeilijk. Het moet toch mogelijk zijn om op een geanonimiseerde manier over deze data te beschikken, om te weten hoeveel minderjarigen een traject lopen en hoeveel er voor eenzelfde vraag in verschillende centra zijn aangemeld. Dat lijken mij toch wel euvels die we snel moeten verhelpen, om een beter beleid te kunnen voeren.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De achterstand is zeer frustrerend voor ouders met een kind waarvan wordt gedacht dat het mogelijk een ontwikkelingsstoornis heeft. Het gebrek aan diagnose zorgt ervoor dat ouders niet goed weten hoe ze daarmee moeten omgaan, hoe ze in de noden van het kind moeten voorzien en hoe ze moeten omgaan met zijn gedrag. Het is dus heel belangrijk om snel een diagnose te hebben. De beleidsbrief had wel de ambitie geuit om de versnippering in de diagnose weg te werken. Wat is daarin de stand van zaken?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, collega Wouters, voor het op de agenda plaatsen van deze thematiek.
Minister, mijn eerste vraag sluit aan bij wat collega Parys aangeeft. Ik volg ook een aantal van die dynamieken. Het valt inderdaad op hoe weinig actuele data we hebben om een aantal dingen te stroomlijnen en op te volgen. Dit geldt niet enkel voor deze thematiek. Plant u in deze legislatuur nog een moment waarop we een omwenteling zien op het gebied van dataverzameling in onze sector, zodat we een aantal dingen beter kunnen opvolgen? Ik weet dat dit enorm uitzoomt uit de thematiek van deze vraag, maar ik wou dat toch eens aanraken.
Dan is er nog de hele capaciteitsvraag, waarop we na mijn vorige punt niet meer diep ingaan. Maar je moet de mensen ook zo ver krijgen dat ze de stap zetten om tot diagnose over te gaan en om daar mensen bij te betrekken. Ik zie in mijn eigen omgeving veel situaties en hoor getuigenissen van mensen die heel lang hebben gewacht om de nodige stappen te zetten. Niet iedereen wordt door zijn of haar huisarts of door de onderwijsomgeving daartoe getriggerd. Ziet u nog een doelgroepenbeleid mogelijk, om een aantal mensen in de samenleving mee op pad te helpen om rapper die stap te zetten? Dat is in het belang van iedereen.
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb het gevoel dat mijn microfoon bij het eerste antwoord uit stond, want ik heb daarin gezegd dat wij bezig zijn met een onderzoek naar een implementatiemodel om die zaken te stroomlijnen. Er wordt gewerkt aan een taal in verband met de diagnostiek die door al die verschillende diensten kan worden gedeeld. Ook de gedeelde kwaliteitsvereisten zullen we bekijken, samen met het Kwaliteitscentrum voor Diagnostiek. Registratie zal daaruit kunnen volgen, maar dat is niet de eerstvolgende stap in het proces.
De vraag naar diagnose betekent ook vooral dat ouders en kinderen ondersteuning vragen. Wij willen vooral heel concrete hulp en ondersteuning kunnen bieden aan deze mensen. We moeten dus aan capaciteitsversterking doen in jeugdhulp en geestelijke gezondheidszorg. Dat heb ik ook gezegd in mijn antwoord. Dat is van groot belang, net zoals onze plannen om te versterken in de rechtstreeks toegankelijke hulp in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH).
Collega Saeys, er lopen dus een aantal onderzoeken om zaken, waaronder versnippering, afstemming, taal, financiering enzovoort, in kaart te brengen. Dat gebeurde op onze vraag.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Er is nog heel wat werk aan de winkel. Het is heel belangrijk dat we juiste, volledige en bruikbare registratiegegevens hebben. Het is natuurlijk heel belangrijk dat er zo snel mogelijk een diagnose kan worden gesteld: hoe sneller er een diagnose komt, hoe sneller er een aangepaste aanpak is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.