Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Bij de begrotingstoelichting kondigde de minister aan om de jobbonus nog dit jaar uit te rollen. Collega’s, u weet dat in het regeerakkoord staat dat met de jobbonus mensen die voltijds werken en maximaal 1700 euro bruto per maand verdienen, een bedrag van 600 euro extra per jaar zouden krijgen. Dit bedrag wordt uitgefaseerd richting een bruto maandloon bij voltijdse prestatie van 2500 euro, om een promotieval te vermijden.
De hoogte van het bedrag is afhankelijk van het aantal gewerkte uren. De regering heeft aangegeven dat de doelstelling in de eerste plaats is om het verschil tussen werken en niet werken groter te maken, zodat meer mensen actief worden op de arbeidsmarkt en werken dus ook lonender is.
Uiteraard zien we als socialistische beweging graag dat de laagste inkomens extra koopkracht krijgen. Veel mensen, zeker in deze coronatijd, hebben het moeilijk om het einde van de maand te halen, en dan kan 50 euro extra het verschil maken. Maar de vraag is ook of de jobbonus in de vorm die wordt voorgesteld, de beste maatregel is voor andere doelstellingen zoals armoedebestrijding en activering en dus het toeleiden van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar werk.
Er zijn vragen gesteld, zowel door het maatschappelijk relancecomité als door experten van het adviescomité voor het relancebeleid, dat de Vlaamse Regering adviseert. Er zijn betere en andere financiële barrières naar werk die weggewerkt moeten worden. We hebben nog altijd de dure kinderopvang, een gebrek aan flexibele kinderopvang, mobiliteitsproblemen, de betaalbaarheid van mobiliteit, de bereikbaarheid van werkplekken. Over de effectiviteit van deze maatregelen om armoede te bestrijden hebben de experts ook grote vragen.
Tot slot zijn er ook nog technische uitdagingen. U weet, collega’s, in een vorig leven bestond in Vlaanderen de jobkorting. In 2009 is die afgeschaft, omdat er al wat juridische problemen waren en vanwege het feit dat we dreigden om door het Europese Hof in gebreke gesteld te worden. De vraag is natuurlijk hoe we al deze manco’s, de caveats, de waarschuwingen van de experts toch ondervangen.
Wat is de precieze timing voor de uitrol van de jobbonus?
Is er al meer duidelijkheid over hoe de jobbonus praktisch uitgewerkt zou worden? Wordt die eenmaal per jaar uitbetaald of gebeurt dit maandelijks? Zullen mensen die recht hebben op de jobbonus, die automatisch ontvangen of moeten ze die zelf aanvragen?
Is de categorie van werknemers en zelfstandigen die een jobbonus zullen ontvangen, al bepaald? Over hoeveel zelfstandigen en hoeveel werknemers zal het dan gaan?
Minister, welke doelstellingen probeert u allemaal te bereiken met de jobbonus en hoe zullen al deze doelstellingen gemonitord worden? Ik lijst ze nog even op: koopkrachtmaatregel, armoedebestrijding, activering. De experts maakten daar opmerkingen over. Hoe gaat u de haalbaarheid van de doelstellingen monitoren en evalueren?
Hoe gebeurt de afstemming met de federale werkbonus, zodat de Vlaamse jobbonus uiteraard niet tot een promotieval leidt?
De jobbonus creëert mogelijk situaties waarin werknemers binnen een bedrijf voor dezelfde job een ander loon zullen krijgen. Dit zorgt voor problemen met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel tussen werknemers. Europa heeft hier al eerder kritiek op gegeven. Hebt u hier in de uitwerking van de jobbonus een oplossing voor?
De jobbonus is er ook voor zelfstandigen met een laag inkomen. Hoe zult u de arbeidsprestaties van de zelfstandigen bepalen?
Dank u voor de hopelijk vele antwoorden op de vele vragen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, ik denk dat de antwoorden korter zullen zijn dan al de vragen. Het voorontwerp van decreet moet nog besproken worden binnen de Vlaamse Regering, dus ik kan daar allemaal eigenlijk nog niet op antwoorden. Het is wel al duidelijk dat inzake prestatiegegevens van werknemers de kwartaalcijfers van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) de meest stabiele informatie bevatten. Voor zelfstandigen zijn dat de fiscale gegevens uit de personenbelasting. Daar hebben we geen maandelijkse of kwartaalgegevens, dus daar wringt wel een en ander.
Over alle andere praktische modaliteiten kan ik u nog niks zeggen, omdat we ook technisch nog een aantal zaken aan het uitwerken zijn. Met de jobbonus – dat weet u – willen we bijdragen om het verschil tussen werken en niet werken groter te maken en op die manier ook mensen met een heel laag loon aan te moedigen om aan de slag te gaan of aan de slag te blijven.
Het is heel belangrijk dat het bereik wordt gemonitord en opgevolgd en dat de maatregelen worden geëvalueerd op efficiëntie en effectiviteit. Bereiken we wie we moeten bereiken en maken we met de jobbonus een significant verschil?
Mevrouw Gennez, ik heb ook uw opmerkingen gehoord. Een aantal daarvan zijn voor mij ook kritieke succesfactoren. Wanneer men een jobbonus in het leven roept en men creëert een promotieval, dan begint men er beter niet aan. We moeten dus heel waakzaam zijn op al die vlakken.
Ik zal de komende dagen ook de arbeidsmarktexperten nog eens horen over hun bezorgdheden. Ik heb ook al een uitgebreid overleg gehad met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) omdat we de neuzen allemaal in dezelfde richting willen krijgen.
De jobbonus is een premie vanuit de Vlaamse overheid, die wordt toegekend aan personen op basis van hun inkomen uit beroepsactiviteiten, als werknemer of als zelfstandige. Het is niet de bedoeling dat de jobbonus deel uitmaakt van het loon.
Binnen een bedrijf kunnen verschillen in loon voor eenzelfde job om verschillende redenen gemotiveerd worden. De Vlaamse overheid komt daar niet in tussen.
Mijn excuses voor het korte antwoord maar als er nog geen decreet is dat voor de eerste keer is goedgekeurd, dan kan men nog niet te praktisch worden.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dat is inderdaad een bijzonder kort antwoord. Ik heb dan ook een korte vraag extra: wat is de timing voor dat decreet? Misschien kunt u daar iets over zeggen?
U weet dat we ook hoorzittingen hebben in het kader van de voorbereiding van institutionele hervormingen. Al vele maandagnamiddagen houden wij ons onledig met het horen van experten. Het thema arbeidsmarkt is op dit moment aan de orde. Hans Maertens van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) gaf kortgeleden aan dat hij het bijzonder belangrijk vindt dat de sociale partners maximaal worden betrokken bij het uitwerken van die jobbonus. Er zijn immers een aantal doelstellingen die de experten belangrijk vinden. Het gaat dan over de drie sporen: armoedebestrijding, koopkrachtcreatie en activering van langdurig werkzoekenden of mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Die drie sporen moeten maximaal worden bereikt. Het is belangrijk om de mensen op het terrein daar maximaal bij te betrekken zodat er geen kaduke maatregelen worden genomen met heel veel geld van de Vlaamse belastingbetaler.
Bij de conculega’s van de werknemersorganisaties die we deze week hoorden, viel me op dat het ACV eigenlijk pleit voor het organiseren van die werkbonus via de regionale opcentiemen. Zelf hebben wij altijd eerder een voorkeur gehad voor het doelgericht inzetten van de middelen die zijn voorzien voor de jobbonus binnen het beleidsdomein Werk. Wij vinden het immers heel belangrijk dat er inderdaad een werkgelegenheids- en werkzaamheidsdoelstelling wordt gediend met die, denk ik, 350 miljoen euro. Het bedrag is misschien niet helemaal correct. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat de mensen in die inkomensgroepen automatisch worden bereikt en niet zelf die eventuele premie of compensatie, die 50 euro, moeten aanvragen en dat die maatregel maximaal wordt gemonitord en geëvalueerd zodat alle doelstellingen, armoedebestrijding, koopkracht en activering, maximaal worden bereikt.
Nog een laatste opmerking die Vooruit belangrijk vindt, is dat die koopkrachtverhoging er meteen komt, en dus niet na een jaar of na een fiscale afrekening. Hopelijk kunt u rekening houden met onze opmerkingen en insteken die eigenlijk gebaseerd zijn op wat we de voorbije weken bij de sociale partners hebben gehoord in de Werkgroep Institutionele Zaken.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Gennez, ik dank u voor de interessante vraag. U weet dat de jobbonus onze fractie zeer na aan het hart ligt. Wij geloven dat het een instrument is, niet het enige instrument voor alle duidelijkheid, om mensen die vandaag niet aan het werk zijn vandaag toch te motiveren om dat wel te doen. Dat is ook waarom we focussen op de laagste inkomens. Ik denk dat dat de groep is waar we ons op moeten richten. Ik begrijp dat sommige experten daar vragen bij hebben, anderen hebben daar minder vragen bij. Wij zijn daar voorstander van. De meningen daarover zijn dus wat verdeeld. De sociale partners hebben het zelf mee opgenomen in hun eigen akkoord ‘Iedereen aan boord’. Ik denk dat er dus wel wat steun is voor die maatregel.
Ik sluit me aan bij uw laatste opmerking dat het cruciaal is dat mensen het meteen voelen. Het mag niet te complex worden. Ze moeten effectief de beloning krijgen die hen is voorgespiegeld door opnieuw aan het werk te gaan.
En dan kom ik bij mijn bijkomende vraag die daar een beetje bij aansluit maar die gaat over een ander aspect uit het regeerakkoord waar ik in het verleden ook al naar heb verwezen. Ik heb het dan over de vraag om de sociale voordelen die we vandaag nog vaak toekennen op basis van statuut te heroriënteren richting inkomen. Uit het antwoord op een aantal schriftelijke vragen blijkt dat twee van de drie sociale voordelen die vandaag worden toegekend zoals premies, kortingen enzovoort, gekoppeld zijn aan dat statuut. Het grote gevaar is dat mensen die dat statuut verlaten, bijvoorbeeld omdat ze aan het werk gaan, dat verliezen. En dat is natuurlijk ook een werkloosheidsval die we samen met die jobbonus goed moeten bewaken.
Ik had aan de minister-president gevraagd of hij daar de lead in wilde nemen en dat wilde coördineren om die hervormingen gestalte te geven. Hij hield de boot af en rekende erop dat zijn ministers het werk zouden doen. Daarom vraag ik u, minister, want als minister van Werk bent u toch de eerste belanghebbende, of u er mee over wilt waken dat dit wel degelijk wordt uitgevoerd. Ik heb zo het gevoel dat dit niet bovenaan het prioriteitenlijstje staat. Het zou toch wel jammer zijn om aan het eind van de legislatuur te moeten vaststellen dat deze belangrijke ambitie niet gerealiseerd is. Nu kunnen we nog ingrijpen. U hebt zelf niet zo veel van die premies, maar wilt u voor de andere ministers mee aan de kar trekken zodat dit effectief wordt uitgevoerd?
De heer Ronse heeft het woord.
De weg naar de jobbonus is bezaaid met boobytraps. We zullen een mijnenveld moeten doorkruisen. Enerzijds is er de promotieval die hier al is genoemd. Anderzijds is er het recente akkoord rond de welvaartsenvelop waar een aantal lage uitkeringen worden opgetrokken. Daardoor is het vandaag zeer onduidelijk wat nu effectief het arbeidsmarkteffect zal zijn van de jobbonus. Het gaat inderdaad over 350 miljoen euro, zoals mevrouw Gennez opmerkte. Dat is een heel substantieel bedrag waar we op een heel slimme manier mee moeten omgaan.
Ik heb ook de heel boeiende Werkgroep Institutionele Zaken gevolgd. Maandag staat er opnieuw een sessie gepland waar ik de jobbonus zeker ter sprake zal brengen want dan komen de professoren.
Wat mij echter is opgevallen, is dat er onder die sociale partners absoluut geen unanimiteit bestaat over de finaliteit van de jobbonus, over de manier waarop die jobbonus wordt uitgewerkt en over de jobbonus als geheel. Wanneer men met de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) praat, krijgt men een heel ander verhaal dan wanneer met Voka praat. Het Algemeen Christelijk Werknemersverbond (ACW) raadt aan dat te doen binnen de eigen fiscaliteit, via de opcentiemen. De andere vakbonden vragen eerst duidelijkheid over wat men daarmee wil bereiken en vragen om daar geen passe-partout van te maken.
Minister, mijn suggestie is dus om vooraleer u aan de slag gaat met het voorontwerp, eventjes de pauzeknop in te duwen, de sociale partners en professoren te horen en eens heel aandachtig te luisteren op welke manier zij naar de besteding van dat toch wel zeer substantiële bedrag willen kijken. Bent u bereid om die ronde nog eens te doen samen met uw collega, minister Diependaele?
Minister, wilt u nog een ronde doen? We willen u graag helpen. In de commissie Werk zijn we het gewend om sociale partners en experten te horen.
Horen jullie mij? Zien jullie mij?
Ja, we zijn blij dat u uit de tunnel bent.
Ik zie mezelf nu niet meer. Ik ben nog niet helemaal waar ik moet zijn, maar het is aan het verbeteren. Dat is al iets.
Bedankt voor de aanvullende opmerkingen. Ik kan niet op alles praktisch antwoorden. Er zijn ook veel zaken die ik gewoon als opmerking meeneem. Het klopt dat we afgesproken hebben om het te doen, maar … (De verbinding valt weg.)
De verbinding was even verbroken, maar we kunnen nu de commissievergadering hervatten.
Minister Crevits heeft nog steeds het woord voor het antwoord op de bijkomende vragen.
Ik was dus aan het zeggen dat ik een aantal opmerkingen ook wel begrijp. Eerst en vooral is er de opmerking van collega Ronse, die zegt dat de sociale partners in de uitwerking ook niet helemaal op één lijn zitten. Dat klopt, absoluut. Maar dat heeft veel te maken met de doelstellingen die we willen realiseren. We willen, zoals collega Ongena zegt, dat het iets substantieels is, zodat mensen, als ze beginnen te werken, onmiddellijk het gevoel hebben dat dat een bonus is die ze krijgen. Maar dan is natuurlijk het moment waarop je voor de eerste keer uitbetaalt, van belang. Ik heb jullie gezegd dat je dat bij zelfstandigen pas ziet bij de aangifte. Dat is dus eigenlijk een jaar later. Er zijn dus echt een aantal praktische problemen waar ik nog oplossingen voor zoek, om net datgene te bereiken wat we willen, namelijk iets substantieels. Voor mij hoeft dat niet elke maand betaald te worden. Dat kan per kwartaal of per jaar zijn, maar je moet het op tijd kunnen geven, zodat je geen jaar moet wachten totdat je het kunt geven. En het moet ook correct zijn. Want stel je voor dat je uitbetaalt en dat je dan iets moet terugvorderen van mensen, omdat het niet helemaal correct is.
Al die zaken moeten dus wel beantwoord zijn. En dat maakt dat er in de uitwerking wel wat discussie is en dat ik dus inderdaad samen met collega Diependaele heel omzichtig werk, om zeker te zijn dat het correct is wat we doen. Want het gaat, zoals sommige collega's gezegd hebben, over heel veel geld, waarmee we wel het juiste effect willen bereiken, vandaar dat er toch wel wat zorgen zijn, ook bij mezelf, om dit goed geïmplementeerd te krijgen.
Collega Gennez vroeg: wanneer? Voor mij is dat asap, maar niet ondoordacht. We moeten zeker zijn dat we het effect dat we beogen, ook zullen bereiken. We werken daar echt heel veel aan door. Ik vind het een heel mooi dossier, als idee. Maar het is voor mij van heel de legislatuur een van de moeilijkste dossiers om effectief operationeel te krijgen. Want wat we de mensen te bieden hebben, moet substantieel zijn.
Wat ik nog niet in mijn eerste antwoord had aangehaald, is de beslissing rond de welvaartsenveloppe. We willen zeer goed monitoren wat daarin zit en of wat wij willen doen niet weer tot ongewenste effecten zal leiden.
Er ligt dus nog heel veel werk op de plank, niet om te vertragen, maar om het zeker correct te implementeren. We wisten dat het een moeilijke weg was die we kozen, maar we willen op het einde van de afgelegde weg ook absoluut de eindmeet bereiken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Wordt vervolgd. We houden het in het oog.
De vraag om uitleg is afgehandeld.