Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Op 19 april lanceerde de Vlaamse Regering een open oproep voor nationale parken en landschapsparken. Vlaanderen heeft de ambitie om nationale parken met internationale uitstraling op te richten. Deze gebieden die op langere termijn een natuurkern van 10.000 hectare groot moeten omvatten, dienen voldoende robuust te zijn om de uitzonderlijke natuur die ze bevatten op een duurzame manier te beschermen.
Tegelijkertijd wil Vlaanderen landschapsparken oprichten. Bij de landschapsparken ligt de klemtoon op landschapskwaliteit en de verschillende functies van het gebied. In een landschapspark gaan landschapsontwikkeling, recreatie, natuur, erfgoed, landbouw, wonen, bedrijvigheid en toerisme hand in hand.
Tegen 15 september worden kandidaturen ingewacht. Tegen 2023 zouden de nationale parken en landschapsparken erkend moeten zijn. Er is een ondersteuning voorzien, zowel voor personeelsinzet als voor de inrichting en de procesbegeleiding. Ik heb in mijn schriftelijke voorbereiding het bedrag van 100.000 euro genoemd, maar ik lees ook andere budgetten in de oproep.
Minister, bij de nationale parken ligt de focus vooral op natuurontwikkeling en internationale en toeristische uitstraling. Daarin lees ik niet zo heel veel over landbouw. Welke rol ziet u in dit traject voor landbouwers?
Bij de landschapsparken ligt de klemtoon veeleer op landschapskwaliteit en multifunctionaliteit. Er zijn veel partners betrokken. Op welke manier is het departement Landbouw betrokken?
Zult u zelf extra inspanningen leveren om landbouwers te overtuigen hier actief aan mee te werken? Welke denkt u dan in de picture te zetten?
Kan dit traject een hefboom zijn voor de reconversie naar een meer agro-ecologische landbouw? Zullen de principes van agro-ecologische landbouw een uitgangspunt zijn in dit traject?
Hoeveel budget en ondersteuning is er voorzien voor de nationale parken en landschapsparken vanuit uw bevoegdheid als minister van Landbouw? Gaat dit om aparte budgetten of eerder om budgetten die voorzien zijn op de reguliere kanalen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, landbouwers zijn zeer belangrijke beheerders van de open ruimte. Het is essentieel dat zij in de gebiedscoalities die een conceptnota voor een erkenning van een nationaal park Vlaanderen indienen, een volwaardige plaats krijgen. Aangezien een nationaal park mikt op natuurontwikkeling en toeristische uitstraling liggen er voor onze boeren in het kader van verbrede landbouw ook kansen op het vlak van natuur- en landschapsbeheer en agrotoerisme.
Als er in de voorziene gebieden professionele landbouwers actief zijn, is het wel van belang dat zij als rechtstreeks betrokken stakeholders ook deel gaan uitmaken van die gebiedscoalitie. Ik merk op dat in de Vlaamse Regering is afgesproken dat aan het toekennen van de titel geen nieuwe beperkende maatregelen, onder meer op het vlak van vergunningen, verbonden zijn. De ontwikkeling zal dus gebeuren op basis van het bestaande instrumentarium.
Ik kom dan tot uw tweede vraag. Bij de landschapsparken is de primaire doelstelling ruimte geven aan recreatie, natuur, landbouw, wonen, bedrijvigheid en toerisme, vanuit een integrale visie. Het is ook daar van belang dat alle actoren, dus ook de boeren, worden betrokken bij het uitwerken van die visie. Het initiatief om een project in te dienen ligt bij de gebiedscoalitie. Voor mij moeten ook de boeren daar dus een volwaardige plaats in krijgen, naast heel veel andere organisaties. Het departement is in eerste instantie niet betrokken bij de gebiedscoalities, maar kan uiteraard altijd advies geven vanuit landbouwkundig standpunt met lokale gebiedskennis, en dat kan heel interessant zijn.
Ik kom tot de vraag over de hefboom. Een van de secundaire doelstellingen van een landschapspark is het inzetten op hulpbronnenefficiënte en klimaatbestendige landbouw. Voor boeren die betrokken zijn bij de gebiedscoalitie of bij de verdere uitwerking, kan dat mogelijk een stimulans zijn om in te zetten op een vorm van agro-ecologische landbouw. Zo komen we bij de vorige vraag. Het realiseren van Vlaamse Parken heeft op zich echter niet het ontmoedigen of stimuleren van een bepaalde vorm van landbouw als doelstelling. Persoonlijk vind ik echter dat er zowel in het ene als in het andere heel veel kansen zitten.
Dan was er de vraag over het budget. Dit is een initiatief van collega Demir. Dit is heel populair vandaag in mijn commissie. Vanuit mijn bevoegdheid Landbouw wordt niet in specifieke budgetten voor het parkenbeleid voorzien, maar uiteraard kunnen onze boeren rekenen op VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds), bijvoorbeeld voor niet-productieve investeringen als ze dat willen doen als flankerende maatregel.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik onthoud daaruit dat u betrokken wilt zijn, dat u niet meebetaalt en dat alles mogelijk blijft zoals het nu mogelijk is. Ik begrijp uw uitgangspunt natuurlijk, maar als we in Vlaanderen echt werk willen maken van nationale parken en landschapsparken die die naam waardig zijn, dan hebben we iedereen daarbij nodig. Ik wil toch ook het pleidooi versterken dat al de hele commissievergadering weerklinkt om ook die landbouwers een volwaardige rol te laten spelen, om hen dus te erkennen in hun rol, maar daar ook wel extra inspanningen tegenover te stellen, net om de ecologische kwaliteiten die worden verlangd van die grote gebieden, te kunnen realiseren. Zonder die inspanningen zullen die doelstellingen immers niet kunnen worden gerealiseerd. Ik denk dus dat alle partners nodig zijn in dit verhaal. Ik wil er nog eens op hameren om te proberen daar extra inspanningen vanuit deze commissie, vanuit deze sector tegenover te stellen, zodat die doelstellingen worden gerealiseerd. Zoals we weten, is de landbouwer een voedselvoorziener. Dat is een heel belangrijke rol, maar men moet toch ook stilletjesaan steeds meer evolueren naar de landbouwer als landschapsbouwer, en deze projecten lijken mij de ideale hefboom om ook die rol volwaardig uit te laten rollen in deze gebieden en daar ook de nodige budgetten tegenover te zetten. Ik betreur dus een beetje dat er geen extra budgetten vanuit Landbouw worden ingezet om die rol specifiek in deze gebieden uit te rollen.
Ik heb geen extra vragen. Ik wou eigenlijk gewoon die grote bedenking maken.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, dank u voor de vraag. Ik vrees dat ik de consensus die in de andere dossiers bestond, niet zal kunnen doortrekken in dit dossier. Ik ben eigenlijk overtuigd van het tegenovergestelde. Je hebt enerzijds het regelgevend kader en alle thema’s waarover we al hebben gesproken, een kader dat vaak nu al voor heel wat problemen zorgt op landbouwvlak in die regio’s waar men nu mogelijk die landschapsparken en nationale parken gaat realiseren. Ik denk bijvoorbeeld aan mijn eigen streek, de Vlaamse Ardennen. Daar heb je de erosieproblematiek, heb je de PAS-problematiek (Programmatische Aanpak Stikstof) die net door de morfologie van dat landschap, die eigenschappen, die wisselwerking tussen natuur en landbouw heel sterk speelt.
Daar nu nog eens een extra laag aan toevoegen, gekoppeld aan de erkenning van de landschapsparken, dan vrees ik dat je net het tegenovergestelde gaat bereiken, dat je net de polarisering opzoekt. Heel veel landbouwers voelen zich nu al bedreigd door de notie van de landschapsparken. Ik denk dat dat onnodig is, maar we moeten heel duidelijk durven stellen dat dit geen extra laag is van verplichtingen of beperkingen zoals de minister zei, maar dat het een kans is, dat het een uniek platform wordt waarin we kunnen nadenken over kansen en ambities, over agro-ecologie enzovoort, en dat het zal zijn op basis van vrijwilligheid binnen het bestaande kader. We moeten dit zien als een opportuniteit en zeker niet voorstellen als een zoveelste bedreiging voor de landbouwsector. Mijn standpunt is totaal tegenovergesteld aan dat van u.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, ik wil me graag bij u aansluiten. Ik heb daarstraks een vraag gesteld aan minister Demir over de ontwikkeling van het platteland. We moeten de opportuniteit bekijken wat de voorstellen die nu voorliggen voor nationale parken of landschapsparken, kunnen betekenen voor het platteland. Ik hoop alleen dat we daar ook de economische voordelen van bekijken. Aan degenen die daaraan twijfelen, stel ik voor om de cijfers te bekijken van het Nationaal Park in Limburg. Economisch kan dat een bepaald effect hebben.
Als we de ontwikkeling van het platteland willen bekijken, is de landbouw natuurlijk belangrijk – dat is duidelijk –, maar ook andere initiatieven zijn belangrijk en die kunnen een perfecte aanvulling vormen. Wat dat betreft, is dit een mooi voorbeeld. Daarom vraag ik dat men niet a priori negatief staat tegenover het voorstel. Uiteraard moet er rekening worden gehouden met de landbouw en moet er overleg zijn. Ik ondersteun volledig de vraag en de visie van mevrouw Schauvliege.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik bekijk dit een beetje met een dubbele bril, ten eerste als lid van de commissie Landbouw. Die parken bieden inderdaad kansen, ook inzake agro-ecologie waar ik het daarnet over had. We moeten wel omzichtig zijn en dat beaamt de minister ook. De impact op de landbouw is er en die moeten we goed in de gaten houden. Landbouwers moeten dus zeker een volwaardige partner kunnen zijn. Ik hoor dat het departement daar vandaag nog niet mee aan tafel zit, maar dat moet zo snel mogelijk gebeuren op de een of andere manier.
Sommigen zeggen dat de teeltvrijheid onder druk komt, maar dat is niet evident. Men kan niet zomaar aan iemand zeggen dat men dit of dat niet meer mag telen. Dan moet er compensatie zijn of men moet kunnen switchen en dat duurt lang. Dat is allemaal niet evident en dus zullen daar financiële compensaties tegenover moeten staan. Dat is mijn eerste behoedzaamheid.
Ten tweede spreek ik ook als burgemeester en als lid van een regio waar er veel groen is. Bij ons is 87 procent groen en er is ook een vraag naar zo'n park. Ik kreeg de melding dat het een label is waar geen restricties aan verbonden zijn. Dit is niet direct iets voor u, minister, om te beantwoorden, maar ik heb daar toch wat schrik voor. Dat is niet alleen voor onze bestaande landbouwbedrijven inzake hun vergunningen in de toekomst, want er zijn ook nog legislaturen na deze, waar er andere bijkomende voorwaarden zouden kunnen worden opgelegd, maar ook algemeen voor de industrie en de infrastructuur. Die impact zou wel eens verder kunnen gaan dan nu wordt geponeerd. Ik bekijk dit dus met een zekere behoedzaamheid, ongeacht het feit dat er heel wat opportuniteiten zijn om hiermee aan de slag te gaan.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik wil me aansluiten bij enkele bezorgdheden en vooral minder bij het dwingende karakter van mevrouw Schauvliege voor mogelijke terreinpartners. Ik heb een aantal juridische vragen die ik aan minister Demir wil stellen.
Maar ik begrijp heel duidelijk en denk ook dat parken op zich een kans kunnen zijn op het terrein. Maar heel belangrijk daarbij is dat het kader dan zeer duidelijk is. Er moet vooral ook duidelijkheid zijn over de juridische gevolgen.
Minister, ik ben heel blij dat u heel duidelijk aangeeft dat dit geen rechtstreekse impact heeft op de vergunningen. Anderzijds moeten we wel vaststellen dat er gevraagd wordt aan die gebiedscoalities om visies uit te werken. De doelstellingen die in de conceptnota opgenomen werden, zijn zeer duidelijk, bijvoorbeeld op het vlak van natuurvorming, nationale parken en natuurkernen. Als het gaat over het openruimtegebied, is de kans reëel dat bepaalde landbouwgebieden in het vizier komen en/of eventueel toch aan de rand komen te liggen. Het is dus inderdaad zeer belangrijk om de gevolgen voor deze partners in beeld te hebben. Als er na de gebiedsontwikkelingen de nodige ruimtelijke instrumenten ingezet worden om effectief tot omvormingen over te gaan, dan heeft dat natuurlijk wel een impact.
Ik zal dan ook aan minister Demir vragen hoe ze wil garanderen dat hiervoor een draagvlak is bij de landbouw, als die in het vizier komt van zo’n gebiedsontwikkeling. Ik stel namelijk vast dat hiervoor geen garanties zijn, terwijl ik denk dat, als het landbouwgebied in het vizier komt van een van de gebiedscoalities, het toch cruciaal is dat er gepolst wordt naar het draagvlak en dat de landbouwers hierop hun visie kunnen geven.
Ik wil nog even ingaan op het verhaal rond het landschapsbeer, waarnaar collega Schauvliege zonet en ook in voorgaande vragen verwees. Ik denk dat landbouwers die ook landschapsbouwers zijn inderdaad een meerwaarde kunnen vormen, maar ik ben er niet van overtuigd dat dat gekoppeld moet worden aan een park. Ik zie vandaag heel veel inspanningen van onderuit, waarbij landbouwers mee een rol opnemen inzake landschapsbeheer. Ik heb in een eerdere vraag aan minister Demir ook al heel duidelijk gesteld dat ik denk dat er meer mogelijkheden zijn op dat vlak, dat we daarvoor een verdienmodel moeten uitwerken. Ik ben er echt niet van overtuigd dat dat gekoppeld moet worden aan het parkenbeleid. Dat is een heel ander verhaal, dat daar los van staat.
Ik denk dus dat die lokale dynamiek en ook het juridische kader, die rechtszekerheid voor alle economische partners, heel belangrijke issues zijn die we verder in de discussie moeten bespreken.
Collega Schauvliege, ik wil u bedanken om deze vraag te stellen in deze commissie Landbouw en Plattelandsbeleid. U bent ook actief in diverse andere commissies. Spijtig genoeg was u er niet bij tijdens het begin van de vergadering, bij de vragen van collega Vandenhove en collega Sintobin. Dat is geen verwijt. Het ging daarbij over het instappen van de jonge landbouwers in de sector en over de acties die jonge landbouwers de voorbije weken voerden. De minister antwoordde daarop dat drie dingen belangrijk zijn: grond, perspectief en rechtszekerheid. De toegang tot grond is een belangrijk element. Ik heb daaraan toegevoegd dat ook de manier waarop de grond gebruikt kan worden een belangrijk element is. Dat is ook een element van rechtszekerheid en een element van respect voor landbouwers en gebruikers van gronden.
Ik begrijp dat er inderdaad wel een aantal vragen zijn vanuit de maatschappij om een aantal dingen te doen. U zegt dat een dergelijk park een economische meerwaarde heeft. We moeten echter wel opletten dat de lusten en de lasten bij dezelfde mensen terechtkomen. Dikwijls komen de lusten terecht bij mensen uit de omgeving, terwijl de lasten soms bij de landbouwers gelegd worden. Dat is natuurlijk de zorg die een landbouwer individueel voor zijn bedrijf heeft. Als hij plotseling geconfronteerd wordt met bijkomende lagen, zoals collega Nachtergaele terecht zegt, dan is er wel een probleem, want dan kan die landbouwer plotseling een deel van zijn grond niet meer gebruiken op de manier die past in zijn businessmodel, in zijn systeem van bedrijfsvoering, waarop ook zijn investeringen en afschrijvingen gebaseerd zijn. Dat is soms een probleem. Ik denk dat inderdaad die uitdaging voor die parken die men nu voor ogen heeft, heel groot is. Het kan misschien een lakmoesproef zijn voor de Vlaamse Regering, de mate waarin ze erin slaagt om vertrouwenwekkend te zijn ten aanzien van de landbouwers en als ze geen systeem uitwerkt dat op verzet stuit van landbouwers en waarin men mensen ongerust maakt en finaal ook mensen treft, namelijk diegenen die de lasten zullen moeten dragen en niet de lusten hebben van het systeem.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik hoef eigenlijk niet veel meer te zeggen want u hebt mijn repliek perfect samengevat. Ik ga toch nog drie dingen zeggen, want ik zou niet willen dat de notulen blank blijven bij de repliek op zo’n belangrijke vraag. Ik wil eerst ingaan op iets wat collega Nachtergaele zei en wat ook herhaald werd door de voorzitter en door collega Rombouts. Ik wil benadrukken dat die landschapsparken geen bijkomende beperkingen opleggen. We moeten hier uitgaan van een bottom-up benadering, die vrijwilligheid inhoudt. Dat is net de meerwaarde van dit concept. Vertrouwen kan enkel ontstaan als je er alle partners bij betrekt. Die gebiedscoalities hebben er dus alle belang bij om, als er boeren actief zijn in die zone, hen hierbij te betrekken. Die landbouwers hebben ook een zakeninstinct. Als een landbouwer denkt dat er voor hem veel in zit, bijvoorbeeld naast zijn groot bedrijf en zijn hoevewinkel, kan hij beslissen om daaraan mee te doen. Maar het is dan wel van belang dat er, in het kader van de rechtszekerheid, geen onzekerheid geschapen wordt over de toekomst van het bedrijf door het instappen in een van die concepten. Dat is voor mij van belang.
Wat de budgetten betreft: via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) en een aantal projectoproepen zetten wij middelen in om in de sector een actieve rol op te nemen in bijvoorbeeld landschapsbeheer en biodiversiteit. Ik denk dat ook de juiste beleidskeuze is om dat actief te ondersteunen, niet alleen in die parken maar overal. ‘Boeren als landschapsbouwer’: ik vind dat eigenlijk een heel mooie verwoording. Gisteren maakte ik een wandeling door de velden in mijn regio. Ik vind het prachtig om langs die omgeploegde velden te wandelen, ik zie dat graag, ik ruik dat graag. Het ruikt niet altijd even aangenaam, maar gisteren wel – u weet wel wat ik bedoel. Dat maakt deel uit van ons Vlaamse landschap. Daarom zie ik wel, in tegenstelling tot sommigen, potentialiteiten in die twee systemen. Maar ik heb ook een aantal rode lijnen en harde randvoorwaarden die voor de boeren van belang zijn. Ik denk onder andere aan de zekerheid dat er geen nieuwe laag van regeltjes bij komt waaraan men moet voldoen. Dat is net niet de bedoeling. Dat is ook duidelijk zo afgesproken met collega Demir.
Ik vind dit ook een mooi beeld om Vlaanderen op de kaart te zetten. Daar maakt de boer en zijn erf onlosmakelijk deel van uit. Maar nogmaals: het gebeurt bottom-up. Er zullen ook inspanningen gedaan moeten worden om echte coalities te vormen. Maar ik vertrouw er wel op dat dat kan lukken. We zullen nadien zien of dat terecht was of niet. Maar ik vind het beeld wel mooi.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Hartelijk dank, collega’s en minister, voor jullie aanvullingen. Maar ik ben eerlijk gezegd helemaal niet gerustgesteld. Wat ik onthoud uit heel deze discussie, is dat minister Demir haar speeltuin gekregen heeft en dat jullie daarnaar kijken. Ik ben daar echt niet gerust in. Wij vragen geen extra strenge regels, maar we denken wel dat deze parken net een kans zijn om die landbouwers mee te krijgen. Ze moeten dan natuurlijk wel vergoed worden voor de inspanningen die ze daarvoor leveren, want dat zullen geen winstgevende elementen zijn, dat zullen net opdrachten zijn die ze moeten uitvoeren om in dat nationaal park of in dat landschapspark een rol te kunnen vervullen. Het kan bijna niet dat daar grote opbrengsten uit zullen voortvloeien. Dus als jullie daar geen middelen tegenover willen zetten, vanuit de landbouwsector, dan vrees ik dat die landschapsparken niet meer zullen zijn dan een groene strik rond een gebied, waarvan de landbouw geen wezenlijk onderdeel zal uitmaken. Dat zou toch een onwaarschijnlijk gemiste kans zijn. Ik wil dus toch nog eens oproepen om daar heel hard mee jullie schouders onder te zetten en te proberen die landbouwers ervan te overtuigen om actief mee te werken en om hen ook te belonen voor de inspanningen die ze leveren. Ik denk dat het kan lukken als de lusten en de lasten samen in één pakket zitten, niet het ene of het andere. Collega Dochy, ik ben ervan overtuigd dat het niet zal lukken als we dat niet proberen te doen. Ik vrees echter dat dat wel het resultaat zal zijn van wat hier wordt voorgesteld. Ik hoop dus dat ik ongelijk heb en dat jullie gelijk hebben. We zullen zien waar we zullen landen. We zullen dit zeker nauwgezet verder opvolgen.
We komen daar ongetwijfeld op terug.
De vraag om uitleg is afgehandeld.